Staatsrecht

Inleidend Wie iets zinvols wil zeggen over wat een goede overheid is en hoe ze haar eigen rol in onze tijd zou moeten begrijpen en invullen, moet beginnen met een analyse van de situatie waarin die overheid zich bevindt en tot handelen moet komen. Die analyse kan vanuit twee verschillende perspectieven vertrekken: vanuit de samenleving en vanuit de overheid. Omdat samenleving en overheid wederkerig op elkaar betrokken zijn, wil ik vanuit beide perspectieven een aantal opmerkingen maken. Dat komt aanvankelijk misschien wat abstract of theoretisch over, maar richting het einde wordt concreter wat die analyse voor de opstelling van de overheid betekent en welke verantwoordelijkheid de ambtenaar daarin heeft. De schaduwzijde van een 'autonome' samenleving: gebrek aan acceptabel (overheids)gezag Om te begrijpen wat onze hedendaagse samenleving kenmerkt en wat dat voor de overheid betekent, wil ik vooral aansluiting zoeken bij de analyse van de Franse historicus en filosoof Marcel Gauchet. Als weinig anderen heeft hij de schaduwzijde van onze door autonomie getekende samenleving onder woorden gebracht en tevens onderzocht welke consequenties onze worsteling met die 'autonome' orde heeft voor de staat. Centraal in zijn onderzoek staat de manier waarop het individu zich tot zichzelf en de samenleving verhoudt. Twee ogenschijnlijk tegenstrijdige maar onlosmakelijk met elkaar

Mit Urteil vom 31. Oktober 2023 hat der Zweite Senat des Bundesverfassungsgerichts die Vorschrift des § 362 Nr. 5 der Strafprozessordnung (StPO) für nichtig erklärt, die  eine Wiederaufnahme des Verfahrens zuungunsten eines wegen Mordes Freigesprochenen gestattete. Die Entscheidung wird in der Literatur als ein "rechtstaatlicher Meilenstein" angesehen und überwiegend positiv bewertet. Dabei hätte das Gericht durchaus anders entscheiden können.

heden. De vernictigingen bij de Raad van State zijn dan ook slechts ccn kwestic van tijd. Tweede voorbecld: m de genoemde VBA's is een verbod opgenomcn tot uitvoer van afval uit de provmcie, behoudens ontheffing. Dat dit laatste in strijd is mct EGrecht, hceft Jans ecn tijd geleden ook al opgemerkt. Conclusie: decentralisatic is een onmisbaar elemcnt in het Nedcrlandsc bestuur. Het is echter geen wondcrmiddel. Het lecnt zieh goed voor rechtsgebiedcn die cn omvangrijk zijn, cn al voor een belangrijk dccl zijn uitgekristalliseerd, waardoor er een duidelijkc basis voor de verdere uitwerkmg is, en waar regionale differentiatic vanuit die basis een noodzaak is. Op rechtsgebieden die de facto op relatief weinig pcrsonen van toepassing zijn, die relatief nicuw zijn en/of zijn aangcstuurd vanuit EG-regelgeving, waar ecn hoge mate van specifieke deskundigheid is vereist en die regionaal nauwelijks tot differentiatie nopen, moet niet worden gedecentraliseerd. Dat leidt tot een onnodige ve...

Impfstoff- und Spike-Detox-Guide - Wissenschaft und Forschung

Greening Deserts Gründer hat viele Jahre wichtige globale Entwicklungen
dokumentiert und überlebenswichtige Informationen geteilt.

https://twitter.com/trilliontreesin
https://flccc.net/protocols

detox, guide, health, healing, spike detox, scientific, research, vaccine detox, vax detox, Trillion Trees Initiative

#detox #guide #health #healing #spikedetox #scientific #research #vaccinedetox #vaxdetox #TrillionTreesInitiative

Dit onderzoek dient duidelijk te maken hoe de nationale crisisbeheersingsorganisatie heeft gefunctioneerd na de ramp met vlucht MH17 en in hoeverre dat heeft bijgedragen aan het beheersen van de crisis. Daarnaast dient het onderzoek in kaart te brengen hoe de communicatie is verlopen van de Rijksoverheid met nabestaanden, samenleving, Tweede Kamer en media. De evaluatie bestaat uit drie deelonderzoeken. In de eerste plaats is gekeken naar de interdepartementale crisisbeheersing. Hierin is de rol van de verschillende actoren onderzocht en hun onderlinge samenwerking. Ook is gekeken in hoeverre de internationale politieke dynamiek van het Oekraineconflict de besluitvorming en het functioneren van de crisisorganisatie heeft beinvloed. Het tweede deelonderzoek gaat nader in op de communicatie met en nazorg aan nabestaanden. Het derde deelonderzoek gaat over de vraag hoe de informatievoorziening is verlopen richting de Tweede Kamer, de media en de samenleving als geheel. De uitkomsten va...

La Grande-Duchesse Marie-Adélaïde de Luxembourg (1894-1924) est décédée il y a un siècle, le 24 janvier 1924, au château de Hohenburg en Bavière. Son règne (1912-1919) durant une époque difficile de l’histoire européenne et luxembourgeoise a été abondamment analysé et commenté. Il nous semble cependant que la question du non-respect éventuel de la constitution luxembourgeoise par la Grande-Duchesse n’a pas trouvé de réponse. Est-ce que Marie-Adélaïde a régné en se conformant à la loi fondamentale en vigueur depuis 1868 ? A-t-elle violé le serment prêté devant la Chambre des Députés le 18 juin 1912 ? Nous allons donner notre avis, en résumant d’abord de façon très succincte les différentes crises politiques, puis en les analysant en référence au texte et à l’esprit du droit constitutionnel luxembourgeois en vigueur à l’époque du règne de Marie-Adélaïde. Nous nous limitons à des considérations purement juridiques, sans aucune appréciation politique.

Grundrechtsdogmatik im Schatten der Vergangenheit zugleich zum Wunsiedel-Beschluß des BVerfG 1 Die Schrecken der nationalsozialistischen Terrorherrschaft beeinflussen auch solche Gerichtsverfahren, die nicht selbst in die Zeit des Nationalsozialismus zurückreichen und die dort verübten Verbrechen aufarbeiten, gleichwohl aber thematische Bezüge hierzu aufweisen. Als Argumentationstopos mutiert die Vergangenheitsbewältigung dann zum Bestandteil der (Grund-) Rechtsdogmatik. Am Beispiel der Rechtsprechung des BVerfG zur Meinungsfreiheit läßt sich diese Ausgangsthese näher erläutern.

In his work The Laws, Plato stated that it is necessary for man to establish law and to obey it, as otherwise he could become similar to a savage animal, and not a human being. This truth was taken to heart in the 18 th century by the bourgeoisie of the Western world and by the end of the Enlightenment it had become the centre of attention among the politically engaged public and also the public opinion at large. This led to the emergence of a modern idea of constitution qua fundamental law. As Ducancel wrote in 1814, the Romance-speaking countries started the constitution fever which later spread all over Europe (Schmale, 1988). The notion of constitution became one of the main subjects of the political controversy all through the 19 th century, which is not only considered the century of steam and electricity, but also the century of constitution, law and legislature. From that perspective it can be said that just as after the Reformation, and the religious wars that it had caused, between the then feuding sides there emerged the so-called third one (the sovereign) who, due to the power he had, built a state which ensured peace, law and order, and security (Forsthoff, 1971), so after the Revolution, in France for example, the sides of the conflict, without the participation of the third one and after the long period of exhausting wars, eventually had to, on their own, come to an agreement which was put down in writing as a document in the form of a constitution. Neither of the parties could acquire absolute superiority. On the other hand, absolute power was no longer their main goal and it did not constitute the solution to the problem, as was prompted by the just acquired historical experience. Values such as freedom or law and order, which were advocated by both sides, were also no longer treated as mutually exclusive alternatives. The constitution became the remedy for the problem of political competition which earlier would have been found by having a sovereign, supposedly above the fray of day to day politics. The constitution became the thing which two opposing parties, the movement for change party and the party opposing that movement, could accept as something neutral, superordinate, and objective. It also meant that even though the parties accepted it, neither of them felt as the defeated party. That said, the passing of a

djbZ 2/2010 Intern | Der djb gratuliert Barbara Wurster zu ihrem neuen Amt (ab 1. Juni 2010) als erste Programmdirektorin (Head of Operations Unit) am neuen Europäischen Gleichstellungsinstitut in Vilnius-EIGE. Das Europäische Gleichstellungsinstitut ist eine Einrichtung der Europäischen Union, die speziell auf Stärkung und Förderung von Geschlechter-Gleichstellungsfragen abzielt. Das Institut will vergleichbare, verlässliche Daten auf europäischer Ebene sammeln, analysieren und auch durch Erfahrungsaustausch dazu beitragen, die Integration von Gleichstellungsaspekten in allen Politikbereichen der Gemeinschaft zu fördern. Barbara Wurster war von 2001 bis 2007 Vizepräsidentin des djb und Vorsitzende der Regionalgruppe Bonn von 1997 bis 2007.

In his last 'State of the Union' address as President of the European Commission, 1 Jean-Claude Juncker spoke of 'the hour of European sovereignty' to convey the need for greater unity in international relations. He envisaged an EU whose single voice rings clear 'in the concert of nations' and that is grounded in the belief that 'united we stand taller'. His speech called, as many speeches before it, for multilateralism as the new credo of Europe and unleashed a flood of tweets with the unpronounceable hashtag Weltpolitikfähigkeitthe EU's capacity to shape international affairs. The verbosity of analogisms and metaphors characteristic of political speeches of this nature did little, however, to camouflage the underlying frustration with the international consequences of the Union's internal turmoil. The speech pitted 'unhealthy nationalism' against a collective and 'enlightened' European patriotism. It was proffered over the background noise of growing populism and xenophobic rhetoric in Europe, of challenges to the rule of law in Poland and in Hungary and the departing cries of the United Kingdom. It used European sovereignty as a banner for unity vis-à-vis the outside world, at a time when (the loss of) national sovereignty is used by some as a banner for less Europe, not more. It was a speech mostly directed at elevating the Union's spirits in a time of disintegration rather than at asserting its role on a seemingly hostile international stage, dominated by trade wars between great powers and a geopolitical equilibrium that recycles cold war narratives.

"De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, alsmede de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten, zijn gewaarborgd, behoudens bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden worden gepleegd." Artikel 25 Gw.: "De drukpers is vrij; de censuur kan nooit worden ingevoerd; geen borgstelling kan worden geëist van de schrijvers, uitgevers of drukkers. Wanneer de schrijver bekend is en zijn woonplaats in België heeft, kan de uitgever, de drukker of de verspreider niet worden vervolgd." Afdeling 1. De vrijheid van meningsuiting (art. 19 Gw.) § 1. INLEIDING EN DEFINIERING 841. Artikel 19 Gw. waarborgt niet alleen de vrijheid van eredienst, maar eveneens de vrijheid "om op elk gebied zijn mening te uiten". De Belgische grondwetgever achtte het in 1831 niet nodig om de vrijheid van mening in de Grondwet in te schrijven. Dit recht op het hebben of koesteren van een mening is zo vanzelfsprekend en van nature gericht op het innerlijke van de mens dat een bijkomende constitutionele bescherming overbodig leek 1. De vrijheid van meningsuiting daartegenover is wel uitdrukkelijk vermeld in de Grondwet 2. 842. De vrijheid van meningsuiting kan worden omschreven als "het recht om aan zijn filosofische, godsdienstige, politieke, persoonlijke of ideologische overtuiging uiting te geven in woorden, geschriften of gedragingen" 3. De meningsuiting kan bijgevolg op verschillende wijzen gebeuren, zowel door het woord (redevoeringen, onderwijs, theater, radio en televisie) als door het geschrift (de pers, brieven, pamfletten, verzoekschriften of petities) als door handelingen (erediensten, vergaderin-1 De vrijheid van mening, gedachte en denken is wel opgenomen in art. 9 en 10 EVRM en in art.18 en 19, par. 1 BUPO. De General Comment nr. 34 UNHRC beklemtoont met betrekking tot art. 19, par. 1 BUPO dat "Paragraph 1 of article 19 requires protection of the right to hold opinions without interference. This right is a right to which the Covenant permits no exception or restriction", General Comment No. 34 CCPR/C/GC/34 On Freedom of Opinion and Expression, UN Human Rights Committee, 12 september 2011. 2 Ook art. 22bis, lid 2 Gw. waarborgt de vrije meningsuiting meer bepaald als een recht van elk kind "in alle aangelegenheden die het aangaan". Art. 22bis, lid 2 Gw. bepaalt bovendien dat met die mening "wordt rekening gehouden in overeenstemming met zijn leeftijd en zijn onderscheidingsvermogen" (zie nr. 977).

Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

Vote or Party Strategy? Understanding the Electoral Success of Ethnic Minorities in Brussels European democracies have grown ethnically diverse in the recent years. Yet, ethnic minorities remain underrepresented in politics. Despite the theoretical argument asserting that ethnic minorities should perform better in systems allowing voters to cast intra party preferences, empirical studies bring mixed results. In particular, scholars highlight the role of both parties and voters in explaining the electoral success or failure of ethnic minority candidates. Using data on regional elections between 1995 and 2014 in Brussels, our study shows that even though parties have made gradual efforts to include ethnic minorities on their lists, voters appear to be an important force behind the election of ethnic minorities. We find variations according to party ideology, with socialist and-to a lesser extent-Christian democratic candidates benefiting the most from preferential voting. However, the positive impact of preference votes seems to decrease over time, as parties themselves become more inclusive and tend to allocate more realistic positions to their ethnic minority candidates in recent elections.

Die Beziehung von Kirche und Staat und ihre gesellschaftlichen Auswirkungen im Prozess des Wandels. In: Dittmer, Jörg (Hrsg.): Erträge. Sommersemester 2010, Augustana. Theologische Hochschule der Evangelisch-Lutherischen Kirche in Bayern. pp. 11-23.

József Antall, der erste demokratisch gewählte Regierungschef Ungarns, sagte in einem Interview zu Beginn der 90er Jahre: "Eine verfassungsmäßige Struktur des Staates aufzubauen dauert bei uns etwa vier Monate, eine tiefgehende Ummodelung des Wirtschaftssystems etwa vier Jahre, für eine Wende in allen Bereichen des gesellschaftlichen Lebens und in den menschlichen Seelen bzw. Denkstrukturen braucht man aber zumindest 40 Jahrewie wir es in der Bibel, im Alten Testament wiederholt lesen."

Op 3 juli 2018 stuurde de minister van Justitie en Veiligheid een brief over het Beleidsplan Crisisbeheersing naar de Tweede Kamer, omdat het noodzakelijk bleek het staatsnoodrecht te moderniseren. Die Kamerbrief heeft geleid tot veel, terechte, aandacht voor het staatsnoodrecht. In deze bijdrage staat de vraag centraal hoe de spanning tussen slagvaardig bestuur en democratische controle kan worden verminderd door middel van separate inwerkingstelling (oftewel toepassing) van noodwetgeving. In de analyse betrek ik de mogelijkheid van directe ministeriële inzet van separate noodbevoegdheden en de rol van de Staten-Generaal in de besluitvorming omtrent het voortduren van die separate inwerkingstelling van noodwetgeving.

Zie voor nadere definities Raad voor het Openbaar Bestuur 2011; Muller, Helsloot & Van Wegberg p. 62 e.v. 7 Dit blijkt ook wel uit de definitie die de VN-Commissie voor 'Human Security' in 2003 heeft gegeven van het begrip 'human security: 'to protect the vital core of all human lives in ways that enhance human freedoms and human fulfilment' (Commission on Human Security 2003, p. 3). Het rapport legt vervolgens uit wat dit zoal omvat: 'Human security means protecting fundamental freedoms-freedoms that are the essence of life. It means protecting people from critical (severe) and pervasive (widespread) threats and situations. It means using processes that build on people's strengths and aspirations. It means creating political, social, environmental, economic, military and cultural systems that together give people the building blocks of survival, livelihood and dignity'(vgl. ook Mordini 2014, p. 618 e.v.). Vaak wordt dan ook wel gesteld dat het begrip 'veiligheid' een containerbegrip is; zie bijv. Raad voor het Openbaar Bestuur 2011. Zie verder o.m. Muller, Helsloot & Van Wegberg, p. 61. 8 Zie voor een overzicht van de meest gevreesde risico's: Sociaal en Cultureel Planbureau-Continu Onderzoek Burgerperspectieven 2014, p. 33. Overigens blijkt uit dit onderzoek wel dat veel mensen zich helemaal niet zoveel zorgen maken (27% zegt desgevraagd zich niet zo druk te maken over risico's (p. 32)); meer algemeen staan mensen nogal nuchter tegenover (vooral fysieke) risico's (p. 34).

Er is momenteel veel aandacht voor experimenteerwetgeving. In dit artikel wordt verkend welke ruimte de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nu reeds biedt voor experimenten en of er behoefte bestaat aan een of meer experimenteerbepalingen in de Awb of daarbuiten.

Book excerpt: Staat ohne Gott ist keine Streitschrift, wohl aber eine streitbare Analyse. Die These von Horst Dreier lautet: In der modernen Demokratie darf sich der Staat mit keiner bestimmten Religion identifizieren, und heiße sie auch Christentum. Nur in einem Staat ohne Gott können alle Bürger gemäß ihren durchaus unterschiedlichen religiösen oder sonstigen Überzeugungen in Freiheit leben.
Staat ohne Gott heißt also nicht: Welt ohne Gott, auch nicht: Gesellschaft ohne Gott, und schon gar nicht: Mensch ohne Gott. Es heißt vielmehr, dass die Demokratie des Grundgesetzes mit jeder Form eines Gottesstaates, einer Theokratie, einer sakralen Ordnung oder eines christlichen Staates gänzlich unvereinbar ist. Die Entwicklung Deutschlands hin zu einer multireligiösen und multikulturellen Gesellschaft hat neue Konfliktfelder zwischen den Anhängern verschiedener Glaubensrichtungen sowie zwischen ihnen und der Staatsgewalt entstehen lassen. Gerade angesichts der intensiv geführten Debatte um den Zusammenprall der Kulturen und die Herausforderung freiheitlicher westlicher Gesellschaften durch den Islam aber ist eine Besinnung auf die Grundstrukturen und Grundfragen des säkularen Staates geboten – auf sein Programm, sein Profil, seine Problematik.

Wolfgang Wüst, Imperial Patchwork -- “Flickenteppiche” as a historical metaphor for chaos, federalism and diversity, in: Advances in Social Sciences Research Journal (ASSRJ), vol. 9, issue 9 – September 2022, pp. 220–235, DOI: 10.14738/assrj.99.13064, ISSN: 2055-0286, published Sept. 17, 2022.

Nr. 374  PDF-Eingabe
In memory of Prof. Dr. Johannes Burkhardt (14.3.1943–4.8.2022)

Kort voor het zomerreces heeft de Eerste Kamer het voorstel voor de Aanvullingswet natuur 1 aangenomen. Dit was het laatste wetsvoorstel voor de bouw van het stelsel dat in procedure was. Met het aannemen daarvan is de parlementaire behandeling van de formele wetgeving afgerond. Inmiddels zijn alle wetsvoorstellen tot wet verheven. Daarmee is de wettelijke basis van het stelsel voltooid.

In vielen Ländern der Welt sind es heute neben dem politischen System und den politischen Kämpfen der Demokratie die juristischen Gremien, vor allem die Verfassungsgerichte, die über die Fragen entscheiden, die das Leben der Gesellschaft bestimmen. Es hat sich eine Art dualer Staat und duales politisches System herausgebildet, mit einem demokratischen Staat an der Basis, mit einem Mehrparteiensystem und einer parlamentarischen Mehrheitsregierung, aber an der Spitze ein juristokratischer Staat mit obersten Richtern, die in Symbiose mit globalen NRO-Netzwerken die Entscheidungen von Parlamentswahlen und Mehrheitsdemokratie in einem weiten Bereich außer Kraft setzen können. 1 Dies gab es bis Anfang des 20. Jahrhunderts nicht, mit nur sporadischen Anfängen in dieser Richtung in einigen bundesstaatlichen Gesetzgebungen in den USA, die für linke Forderungen offen waren, die aber vom streng konservativen, rechtsgerichteten Obersten Bundesgericht unter Berufung auf grundlegende Verfassungsrechte und-prinzipien immer wieder gekippt wurden. Sehen wir uns an, wie sich diese sporadischen Anfänge von einer richterlichen Vorherrschaft, einer Juristokratie, zu dem staatsbildenden und politischen System entwickelt haben, das die heutigen Staaten weitgehend beherrscht.

Für die Länder Mittel- und Osteuropas war Deutschland im 19. und 20. Jahrhundert die weltweit führende Rechtsnation, was auch für die Rechtsbezeichnungen galt. So wurde der deutsche Begriff "Staatsrecht" neben dem Strafrecht, dem Privatrecht und anderen Rechtszweige  in Ungarn benutzt, um die Regelungen  für die Organe der Staatsgewalt als Rechtszweig zu benennen.  Als wir nach der Befreiung vom Sowjetimperium 1990 die westeuropäischen und amerikanischen Modelle übernahmen, wechselten wir zum deutschen Begriff "Verfassungsrecht" und lehnten den Begriff "Staatsrecht" als Bezeichnung der Sowjetzeit vollständig ab. Es sei darauf hingewiesen, dass dies ohne besondere theoretische Überlegungen geschehen ist. So kam es uns gar nicht in den Sinn, dass der Begriff Staatsrecht für einige Universitäten und akademische Einrichtungen im Deutschen beibehalten wurde und dass die ungarische Rechtssprache bereits vor der Sowjetzeit die ungarische Übersetzung von Staatsrecht verwendet hatte.
    In der neuen Situation wurde die neue Verfassungen mit den Verfassungsgrundrechten erweitert, und in Ungarn wurde nach deutschem Vorbild, wie auch in anderen osteuropäischen Ländern, eines der umfassendsten Verfassungsgerichte der Welt eingerichtet. Die vielfältigen Grundrechtsentscheidungen des Verfassungsgerichts haben dann die einzelnen Grundrechte durch eine Reihe von Normen konkretisiert und die traditionellen Normen des Privatrechts, des Strafrechts, des Arbeitsrechts, des Finanzrechts und des Verfahrensrechts um verfassungsrechtliche Normen ergänzt - oft im Gegensatz zu ihnen. Dort, wo es eine sehr breite Verfassungsrechtsprechung gab, verdoppelten diese neuen Normen fast die traditionellen Rechtszweige, wie das Verfassungsstrafrecht, das Verfassungsprivatrecht, das Verfassungsarbeitsrecht usw.. Eine theoretische Klärung ist jedoch nicht erfolgt, und an vielen ungarischen Universitätsfakultäten für Verfassungsrecht gibt es beispielsweise Lehrkräfte, die sich nur auf ein einziges Grundgesetz spezialisiert haben und sich nicht mehr mit den alten staatsrechtlichen Themen wie Parlament, Wahlsystem und Regierung beschäftigen. Sie schreiben ihr Studium in Verfassungsprivatrecht, Verfassungsstrafrecht, Finanzverfassungsrecht und überlassen die alten staatsrechtlichen Fächer den Politikwissenschaftlern. Natürlich werden sie noch in Seminaren auf der Grundlage der alten Lehrbücher unterrichtet, aber sie werden nicht mehr erforscht.  Ebenso gibt es in Ungarn einige rechtliche Fakultäten, in denen junge Akademiker nicht die traditionelle Strafrechtslehre erforschen, sondern nur das auf strafrechtlichen Verfassungsgrundsätzen aufbauende Verfassungsstrafrecht. Dies führt natürlich zu Spannungen zwischen der traditionellen Strafrechtslehre und den Verfechtern des Verfassungsstrafrechts. Dieses Spannungsverhältnis besteht aber auch zwischen den traditionellen Privatjuristen und den Verfechtern eines privaten Verfassungsrechts.       
    Theoretisch lässt sich dies dadurch klären, dass die schlichte Umbenennung des Staatsrechts in Verfassungsrecht fehlerhaft war, weil sie nicht verdeutlichte, dass die Regelungsgegenstände der Verfassung durch die Übernahme der Grundsätze und Grundrechte der alten Rechtszweige in die Verfassung und durch die schrittweise Verdoppelung der gesamten Rechtsordnung durch die mit weitreichenden Kompetenzen ausgestatteten Verfassungsgerichte radikal erweitert wurden.

Inleiding Het is waarschijnlijk niet teveel gezegd dat velen in Nederland politicologisch onderzoek identifice ren met verkiezingsonderzoek. Inderdaad wordt er op het gebied van politicologisch verkiezingsonder zoek veel (en goed) werk verricht, maar politicolo gen bestuderen meer dan alleen het kiesgedrag. Met name bestuderen zij in toenemende mate het overheidsbeleid, alsmede de relaties ervan met an dere politieke en niet-politieke verschijnselen. Dit artikel tracht een overzicht te geven van de lite ratuur (met enige nadruk op politicologische lite ratuur) met betrekking tot onderzoek van het (overheids)beleid en de voornaamste ontwikkelin gen en stromingen in wat thans genoemd wordt de 'beleidsanalyse' aan te geven. H. J. Aquina (1942) is wetenschappelijk medewerker van het Instituut voor Politicologie van de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Publicaties: Wetenschapsbeleid in opbouw (samen met A. Hoogerwerf; 1971), Beleidsanalyse in de politicologie (in: A. Hoogerwerf (red.). Beleid Belicht; 1972).

Die Entstehung des modernen Nationalstaates ist aufs Engste mit der Etablierung der Demokratie verbunden, die sich in den letzten zwei Jahrhunderten zur nahezu unangefochtenen Legitimationsgrundlage des Staates erhoben hat. Doch ist das Konzept der Demokratie keineswegs undifferenziert zu betrachten. Obgleich die liberal-repräsentative Ausgestaltung der Demokratie gemeinhin als einzig legitime Form der Demokratie wahrgenommen wird, birgt das Konzept der Demokratie ideologische Ambiguitäten in sich, die bei der Bewertung von Demokratie Beachtung finden sollten, um dadurch nicht zuletzt eine differenziertere Krisendiagnostik zu ermöglichen und gegenwärtige Konflikte über die Demokratie besser einzuordnen. Dabei handelt es sich vor allem um die Vorstellung eines Radikalen Demokratismus, der insofern als radikal bezeichnet wird, da er als die revolutionäre Neukonstitution und Legitimation des modernen Staates im Gegensatz zu der legitimatorischen Architektur der Monarchie begriffen wird. Diese ideologische Ausgestaltung einer „reinen“ Demokratie rekurriert radikal auf das Prinzip der Volkssouveränität, das jedoch in entscheidenden Punkten von einem liberalen-repräsentativem Konstitutionalismus abweicht und somit insbesondere in staatsrechtlicher und legitimatorischer Hinsicht weitreichende Ambivalenzen hervorruft. Die folgende Arbeit möchte sich diesen Ambivalenzen und ihren gegenwärtigen Ausprägung aus einer konzeptionellen und ideengeschichtlichen Perspektive widmen, wobei die Arbeit des politischen Soziologen Heinz Otto Zieglers als theoretischer Bezugsrahmen dienen soll. Das Ziel der Arbeit besteht darin, ein differenzierendes Verständnis der Demokratie und ihrem strukturell engem Verhältnis zum Nationalstaat anzubieten, um damit auf potentielle Gefahren und Widersprüchlichkeiten hinzuweisen, die dem Konzept der Demokratie inhärent sind, oder anders ausgedrückt: Die ihr wie ein Schatten anhängen.

Algemene studies Renders (D.), ed. L’accès aux documents administratifs. Brussel, 2008. Schram (F.). Begrenzingen aan de openbaarheid van bestuur. Een analyse en vergelijking van de internrechtelijke openbaarheidsregelingen in het Belgische recht. Leuven, onuitgegeven proefschrift tot het behalen van de graad van doctor in de rechten kul, 2002. Schram (F.). Openbaarheid van bestuur. Brugge, 2003. Draye (A.M.), ed. Openbaarheid van bestuur in Vlaanderen, België en de Europese instellingen. Leuven, 1996. Draye (A.M.), ed. Openbaarheid van bestuur. Stand van zaken. Leuven, 1999. Schram (F.), ed. Openbaarheid van bestuur. Stand van zaken 2004. Leuven, 2004. Schram (F.), ed. Tussen openbaarheid en privacy : een verhaal van grijstinten. Brussel, 2006. Schram (F.), ed. Openbaarheid van bestuur. Stand van zaken 2007. Leuven, 2008. Schram (F.). Handboek Openbaarheid van bestuur. Brussel, z.j. (losbladig).

German public administration is rooted in the tradition of the Rechtsstaat, which aims at the protection of human dignity and individual freedom by providing rules, principles and institutions that ensure the prevention of arbitrary state action and the protection of individual rights. At supranational and international levels, the principle of the Rechtsstaat has been merging with the common law concept of the rule of law. A dynamic interpretation of the Basic Law (the German constitution) of 1949 by the Federal Constitutional Court has constantly specified and extended the normative scope of the fundamental rights, which are directly binding on the legislative, executive and judicial powers. The constitutional principle of the social state (Sozialstaat) has enhanced not only the dynamic evolution of the law, but also the creation of largely equivalent levels of infrastructure and services in the different territories of the German state.