View metadata, citation and similar papers at core.ac.uk
brought to you by
CORE
provided by Radboud Repository
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University
Nijmegen
The following full text is a publisher's version.
For additional information about this publication click this link.
http://hdl.handle.net/2066/132192
Please be advised that this information was generated on 2017-12-05 and may be subject to
change.
Thema: Integriteit
TEN GELEIDE
LR
INTEGRITEIT
– Marcel Wissenburg –
Politici, ondernemers, bankiers, bestuurders, wetenschappers, kleuterleiders: hun gedrag wordt aan talloze standaarden afgemeten, maar aan geen zo frequent en (in de media) luidruchtig, als integriteit.
En er zijn ook weinig standaarden die zo fluïde zijn,
zo lastig te vertalen in meetbaar gedrag. Eén ding is
helder: voor een politieke theorie als het liberalisme,
gebouwd op respect voor het individu, op individuele verantwoordelijkheid en op individuele vrijheid,
is integriteit een kernwaarde. Het zou prettig zijn
wanneer we niet alleen een intuïtief begrip van die
kernwaarde hadden, al was het maar omdat we integriteit ook graag willen garanderen en stimuleren
– niet op de tast maar zorgvuldig, consistent, goed,
zeg maar: integer.
In dit nummer van Liberaal Reveil komt een
aantal experts aan het woord die in zeer diverse contexten met integriteitsvraagstukken in aanraking
komen. Positief gezegd: in dit nummer verhullen we
niet hoe divers de interpretaties en toepassingsvelden van het begrip integriteit zijn. We gaan de werkelijkheid niet oversimplificeren. Negatief gezegd,
we doen ook geen moeite te verhullen dat de vele
verschijningsvormen van integriteit een op het eerste gezicht chaotisch speelveld opleveren.
Integriteit als deugd
Toch valt er orde in de chaos aan te brengen. Patrick
Overeem biedt ons, in het eerste artikel van deze
editie, daartoe een handreiking met een filosofische
reflectie op het concept integriteit, dat hij graag in
pure vorm, in essentie, los van concrete toepassingen en storende omgevingsfactoren, wil begrijpen.
Integriteit, meldt hij, is altijd en per se consistentie van, betrouwbaarheid in, gedrag – maar het is
ook meer dan dat alleen: een draaideurcrimineel is
consistent en in zekere zin betrouwbaar, maar het
is lastig hem daarom integer te noemen. Integriteit
is ook onkreukbaar zijn en het moreel goede doen.
Integriteit is nóg meer dan dit alles – zie verderop en
zie Overeems artikel – maar voor het reisplan dat ik
september 2014 (3)
in deze inleiding wil beschrijven, is dit even genoeg.
Gedrag beoordelen en afmeten – bijvoorbeeld aan
de standaard integriteit – doen we met behulp van
ethieken, theorieën van het goede. Er bestaat een
heel praktisch onderscheid tussen consequentialistische ethieken, die het goede afmeten aan, inderdaad, de consequenties van handelingen; deontologische ethieken, die het goede afmeten aan wat onze
morele plicht is, wat de intrinsiek juiste handeling
is; en deugdethiek, die het goede ziet als handelen
vanuit een moreel juiste motivatie. Vanuit een consequentialistisch perspectief is integriteit niet zo interessant: voor de consequentialist moeten de baten
gewoon de kosten overtreffen, en dat impliceert een
zekere flexibiliteit. En de deugdethiek had tot nu toe
weinig te melden over integriteit.
Traditioneel wordt integriteit dan ook vooral
met deontologie geassocieerd, in het bijzonder met
Immanuel Kants eis dat de regels die we volgen universaliseerbaar moeten zijn – dat ze voor iedereen
altijd overal gelden. Maar hier raken we volgens
Overeem gelijk ook de wortel van veel van onze
hedendaagse problemen met integriteit: het wordt
steeds meer verpakt in regels en regulering, het wordt
daarmee geformaliseerd, geïnstrumentaliseerd. Niet
alleen leidt dat tot overmatige controle, belangrijker is dat de inhoud verdwijnt, dat integriteit weg
wordt gerelativeerd tot enkel het gedachteloos afvinken van routines overblijft. Vandaar dat Overeem
ervoor pleit toch een deugdethisch perspectief op
integriteit te ontwikkelen, een perspectief waarin
integriteit een individuele attitude wordt, een weloverwogen gedragswijze. Integriteit kan dan worden
begrepen (bovenop consistentie, betrouwbaarheid
en onkreukbaarheid) als een handelen vanuit de
gecombineerde deugden rechtvaardigheid, moed,
gematigdheid en verstandigheid.
Corruptie en structuren
Die Gedanken sind Frei. Attitudes en motieven vallen niet zo makkelijk te observeren, laat staan te
Ten Geleide
119
Thema: Integriteit
controleren of sturen. Wie integriteit wil, wil dat
waarschijnlijk toch aan observeerbaar gedrag koppelen. Zo komen we al snel op de meest bekende indicator van het ontbreken van integriteit: corruptie.
In het tweede artikel bepleit Michel van Hulten,
sinds vele jaren betrokken bij diverse onderzoeksgroepen en -projecten rond transparantie, corruptie
en integriteit, dat corruptiebestrijding juist vraagt
om heel andere instrumenten dan een beroep op
individuele deugd. Heel simpel gezegd: een corrupt individu vervangen door een nog onbedorven
ziel zal niets veranderen als de institutionele omgeving nog steeds tot corruptie verleidt, die rationeel
maakt, of er zelfs toe dwingt. Het aanpakken van de
structuren waarbinnen individuen moeten werken,
het garanderen dat zij transparant, controleerbaar,
eenduidig etc. zijn, is een noodzakelijke voorwaarde
om integriteit mogelijk te maken.
Van Hulten gunt ons een blik achter de schermen van het wetenschappelijk onderzoek naar integriteit, corruptie en transparantie. Hij laat zien
dat de sleutel tot corruptie in machtsverhoudingen
ligt: corruptie gaat uiteindelijk namelijk steeds om
machtsmisbruik voor particulier profijt. Oplossingen, stelt hij, moeten nauwkeurig worden afgestemd
op de precieze machtsbronnen die de corrupte/integere organisaties en individuen hebben.
Minstens zo belangrijk als het correct identificeren van de relevante machtsbronnen is het confronteren en accepteren van de realiteit dat macht overal
is en corruptie dus (potentieel) ook. Op dit punt
signaleert Van Hulten in Nederland collectieve hypocrisie. Corruptie is overal, behalve ‘natuurlijk’ in
Nederland – daar spreken we hooguit over fraude.
In Nederlandse misdaadmonitors is corruptie niet
eens een categorie. Corruptie is iets zuidelijks: het
beheerst Afrika niet Europa, Zuid-Amerika niet
Noord-Amerika; binnen Europa infecteert het het
Katholieke Zuiden niet het Protestantse Noorden;
en binnen Nederland… Integriteit is echt niet zeldzaam – 80% van de mensen is goudeerlijk, stelt Van
Hulten – maar de blindheid voor corruptie was toch
tot voor heel kort wel wijdverspreid; zelfs politieke
partijen, de VVD niet uitgezonderd, wasten hun
handen in onschuld.
Integriteit en structuren
Een mooie testcase voor het functioneren van controle op en door instituties vormen de woningcorporaties, die aan het begin van de jongste economische
crisis in een weinig gunstig licht kwamen te staan
120
Ten Geleide
door een reeks van schandalen die één ding gemeen
hadden: de betrokken corporaties waren zich gaan
bezighouden met andere activiteiten dan sociale woningbouw. Sommige belegden in onveilige banken,
andere in dubieuze bankproducten, weer andere
gingen ‘anders’ en vooral luxer bouwen, enzovoort.
Er werd, zo heet het, publiek geld verspild, over de
balk gegooid en ondoelmatig besteed. En passant
werd natuurlijk de integriteit van de leidinggevenden in twijfel getrokken, meer nog wanneer bleek
dat zij voor de publieke sector exorbitante salarissen
en vertrekpremies ontvingen of zichzelf ongepast fêteerden via secundaire arbeidsvoorwaarden.
In het derde artikel van onze special bespreekt
Rudy de Jong de zaak van de woningcorporaties en
‘het falende toezicht’. Faalde dat toezicht inderdaad
en waar lag dat aan? De populaire perceptie is dat de
corporaties hun werkterrein veel te ver uitbreidden,
dus terug het hok in moeten (terug naar de kerntaak: sociale woningbouw), en dat die uitbreiding
kon plaatsvinden door geringe en gebrekkige controle, dus de muilkorf moet om en de lijn strakker.
De Jong laat echter zien dat de problemen op
heel andere plaatsen begonnen – zeker niet bij geldzuchtige managers, noch bij corrupte of bijziende
accountants. De problemen worden ten eerste veroorzaakt door onverstandig overheidsingrijpen:
nadat de woningnood opgelost was, ontstond een
markt met eigenlijk nog maar twee producten:
goedkope sociale huurwoningen en dure koopwoningen. De steeds diepere kloof tussen beide werd
gevormd door een vraag waar eigenlijk geen aanbod
meer voor was: een particuliere huurmarkt. Zo’n
omgeving verleidt en dwingt corporaties al snel
tot expansie. Een tweede probleem heeft wel met
controle te maken, maar niet met een tekort daaraan. De woningcorporaties behoren tot de meest en
breedst gecontroleerde instellingen van Nederland.
Het probleem is dat die controle via twee wegen
uitgeoefend kan en moet worden, en dat de balans
tussen beide zoek was en weer zoek dreigt te raken.
Waar de corporaties tot voor kort vooral werden gestuurd via governance, bestuur in overleg met financiers, bewoners en stakeholders als partners, dreigt
de balans nu door te slaan richting een strak dirigerende overheid.
De Jong concludeert dat een flexibeler woningmarkt aan de ene kant, en aan de andere kant een
evenwicht tussen input en controle via governance én
hiërarchie, de structurele aanleiding voor wangedrag
en gebrek aan integriteit kunnen wegnemen.
Liberaal Reveil
Thema: Integriteit
Als er één beroepsgroep is die integriteit boven alles stelt, zijn het wetenschappers wel – maar enkele in
de media breed uitgemeten fraudegevallen in recente
jaren, en de persoonlijke ervaringen van onderzoekers
met veranderende onderzoeksfinanciering en monitoring, hebben het zelfvertrouwen en de beroepstrots
van academici een flinke knauw gegeven. In het vierde
artikel bespreekt Arthur Rörsch de belangrijkste oorzaken van integriteitsschendingen in de wetenschap.
Traditioneel, stelt Rörsch, heeft de wetenschap een
zeer groot zelfreinigend vermogen – goede, integere
wetenschap is immers het zo open mogelijk presenteren van toetsbare, reproduceerbare, ideeën, en het zo
intensief en kritisch mogelijk toetsen van die claims.
Integriteit is inderdaad de kern van het ethos van de
wetenschapper, en dat vertaalt zich in goed functionerende controlestructuren zoals congressen en het
reviewproces voor publicaties.
Wetenschappers maken de structuren waarbinnen ze werken echter niet alleen. De laatste decennia
hebben enkele externe ontwikkelingen tot structurele
veranderingen geleid die – net als in de woningmarkt
– soms verleiden tot niet-integer gedrag, en er soms
zelfs toe dwingen. Ook in de wetenschap draait uiteindelijk alles om geld – in dit geval om de financieringsstructuur van wetenschappelijk onderzoek.
Ik geef nu even mijn eigen draai aan Rörsch’
tekst – als geëngageerd wetenschapper kan ik niet
anders – maar ik geloof dat ik de geest van zijn betoog correct weergeef: de vrijheid van onderzoek, de
motor van integere wetenschapsbeoefening, is verder en verder ingeperkt tot er nu vrijwel niets van
over is. Wetenschappelijk onderzoek moet in toenemende mate in een onderzoeksprogramma (soms
openlijk een collectief vijfjarenplan genoemd) passen, het moet in toenemende mate worden gefinancierd via competities, in die competities zijn steeds
vaker niet-wetenschappelijke actoren betrokken, en
aanvragers worden afgerekend op ‘kwaliteit’ en ‘valorisatie’; om het allemaal nog erger te maken willen
de meeste wetenschappers zelf ook nog eens oprecht
aan de samenleving bijdragen.
De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens: elk van deze ontwikkelingen heeft vanuit
maatschappelijk perspectief absoluut zin en leek
een ontwikkeling ten goede. Maar het eindresultaat
is – zoals bij alle utopian engineering, om een term
van Karl Popper te gebruiken – dat onvoorziene
en ongewenste neveneffecten de positieve effecten
ondergraven. Condities die voor intersubjectieve
kwaliteitstoetsing en gecombineerde maatschappeseptember 2014 (3)
lijke en wetenschappelijke relevantie moesten zorgen, blijken condities te zijn die niet-integer gedrag
rationeel of zelfs onvermijdelijk maken. De financieringsstructuur van wetenschappelijk onderzoek
selecteert op onderzoekers die de financier naar de
mond spreken, op de belofte van maatschappelijk
wenselijke waarheden en wetenschappelijk conservatisme (normal science). Het beoordelingssysteem
dwingt tot snelle, gegarandeerde resultaten oftewel
haastwerk, ook in peer review, en het beloont brave,
gestandaardiseerde vormen van verslaglegging. Gegeven deze context blijken wetenschappers vaak opmerkelijk naïef te blijven: ze zijn terecht trots wanneer hun onderzoek ook maatschappelijke betekenis
wordt toegekend (de PR-afdelingen van universiteiten worden steeds professioneler) maar realiseren
zich niet dat het concept ‘maatschappelijke relevantie’ vanuit politieke overtuigingen wordt ingevuld
en als politiek instrument wordt gebruikt.
Vertrouwen is goed, controle beter?
In de woningsector en de wetenschap ontmoetten
we twee maatschappelijke sferen waar structurele
factoren, de institutionele randvoorwaarden waarbinnen individuen handelen, het schenden of opgeven van integriteit verleidelijk, rationeel en soms
zelfs de enige optie maken. In beide sectoren worden integriteitsproblemen bij voorkeur aangepakt
door nieuwe structuren te ontwerpen die meer, betere of gewoon andere controle beloven. Lenins adagium ‘vertrouwen is goed, controle is beter’ lijkt een
onbetwistbaar geloofsartikel te zijn geworden. Maar
helpt al die controle nou echt?
Onze vijfde bijdrage komt van Philip Wallage, die
de nieren van de ‘controle-industrie’ proeft. Om vast
een van de door hem aangehaalde observaties weg
te geven: in 2006 was ten minste 14% van de totale
Nederlandse beroepsbevolking werkzaam in de controle-industrie; maar net 1,34% van de bevolking was
‘bekend bij justitie’. Wallage inventariseert het steeds
kleurrijker scala aan controlevormen en -mechanismen, van de klassieke maar altijd populaire roep om
‘strengere straffen’, via zelfreiniging in het bedrijfsleven (daartoe aangezet door de steeds frequenter gevallen van ernstige reputatieschade in de ogen van het
publiek) tot het zogeheten ‘horizontaal toezicht’. En
ook Wallage ziet onbedoelde neveneffecten van goedbedoelde innovaties: op steeds meer plaatsen zorgt de
controle-industrie voor een verlammende angstcultuur en de wildgroei van controlemechanismen resulteert in steeds groter willekeur in de aard en zwaarte
Ten Geleide
121
Thema: Integriteit
van toezicht én van straffen.
Onder de aanbevelingen die Wallage doet valt
er een op omdat deze niet over weer andere, betere
instituties gaat: Wallage wijst erop dat, uiteindelijk,
integriteit vooral bloeit waar gedeelde waarden regeren. ‘Dit vereist opvoeding, training, toezicht
en waar nodig sancties aangevuld met leiderschap,
verantwoording en dialoog’, stelt hij – en daarmee
is de cirkel rond, en zijn we terug bij integriteit als
individuele deugd. Goede structuren vormen een
noodzakelijke voorwaarde voor integriteit, maar
een voldoende voorwaarde zijn ze niet. Uiteindelijk
geeft de goede wil van het individu de doorslag.
Jan Kees Wiebenga is voorzitter van de recent
ingestelde Landelijke Commissie Integriteit van de
VVD. In een op persoonlijke titel geschreven artikel reflecteert hij allereerst op de context en voorgeschiedenis van deze commissie. De Nederlandse
geschiedenis kent veel voorbeelden van niet-integer
en dubieus handelen van politici en bestuurders –
Wiebenga bespreekt een paar fraaie gevallen – en
van institutionele mechanismen binnen de overheid
die de integriteit moesten helpen bewaken. Politieke
partijen zijn zich er pas heel recent actief voor gaan
interesseren (waarschijnlijk vanwege de door Wallage ook al bij het bedrijfsleven opgemerkte toenemende reputatieschade). Partijen hebben nog veel te
leren, want nog veel dilemma’s op te lossen. Wat is
in integriteitskwesties zwart en wit en wat te doen
met grijs? Moet één borrel teveel direct einde carrière betekenen? Twee, drie?
Wiebenga laat verder zien dat partijen, naast de
controlerende en straffende overheid, een substantiele en eigenstandige rol kunnen spelen in de bewaking van de integriteit van politici en bestuurders, in
het bijzonder in de preventieve fase. Om Wiebenga’s
aanbeveling in Overeems terminologie te gieten:
partijen kunnen én moeten hun politici helpen leren de deugd integriteit optimaal te ontwikkelen.
Integriteit en standvastigheid
Justus Lipsius’ De Constantia (1583) is ooit in het
Nederlands vertaald onder de onnavolgbaar mooie
titel Over standvastigheid bij algemene rampspoed.
Standvastigheid is precies wat nodig is bij het confronteren van de veelheid aan verschijningsvormen
van (non-)integriteit, van domeinen, van methoden
van aanpak, en van academische disciplines die zich
ermee bezighouden. De selectie van artikelen die de
redactie van Liberaal Reveil u nu aanbiedt, helpt ho-
122
Ten Geleide
pelijk wat greep op het fenomeen te krijgen.
Drie belangrijke lessen vallen wel veilig te trekken. De eerste les is dat integriteit een en-en-benadering vraagt: sturings- en controlemechanismen
zijn onvoldoende, deugd en plichtsbesef ook – beide zijn nodig om integriteit mogelijk te maken. Ten
tweede: er is geen universele formule of managementtovertruc om deze twee te mixen – hoe vervelend ook, de woningsector is niet de wetenschap is
niet de politiek is niet de zorg. Een recept dat werkt
voor de woningsector kan fataal zijn voor de wetenschap, en omgekeerd. Elke sector vraagt een eigen,
zorgvuldig ontworpen, oplossing, gevoelig voor het
type macht en machtsmisbruik dat we willen voorkomen. En ten derde, een Popperiaanse les die voor
liberalen niet nieuw zal zijn maar altijd het herhalen
waard blijft: alle maatschappelijke sturing heeft ongewenste neveneffecten. Hoe intensiever we pogen
een praktijk te controleren, hoe sneller we de controle kwijtraken.
Het laatste woord over integriteit is dus nog lang
niet gezegd. Sterker, veel is ongezegd gebleven. Daar
is bijvoorbeeld de vraag hoe in een liberale samenleving, die individuele verantwoordelijkheid hoog in
het vaandel heeft, integriteit geborgd wordt. Gelukkig publiceert de TeldersStichting zeer binnenkort
een fraaie bundel over verantwoordelijkheid, waarin
uitdagende antwoorden op die vraag worden geformuleerd.
Een tweede vraag die in deze Liberaal Reveil omzeild werd, is hoe om te gaan met integriteit die geen
betrekking heeft op individuen maar op instituties
zelf. Een van de belangrijkste instituties waarvan
de integriteit vaak in twijfel wordt getrokken is het
verkiezingsproces. Sinds kort buigen politicologen
verenigd in het wereldwijde Electoral Integrity Project zich over dit vraagstuk. In Nederland vestigen de
activiteiten van de Stichting Bescherming Burgerrechten de aandacht op het feit dat ook onze verkiezingen niet van nature integer verlopen (en ik beken
ook mijn steentje te hebben bijgedragen).
En een laatste vraag die we uit de weg zijn gegaan is een puur ethische: is integriteit wel onverdeeld goed en universeel wenselijk? Met name in de
politiek is dat nog geen uitgemaakte zaak – Machiavelli zou aanraden altijd integer te lijken maar het
nooit te zijn: een politicus moet doen wat nodig is
op aarde, niet wat wenselijk is in de wolken. Wie
durft hier antwoord op te geven?
Liberaal Reveil
Thema: Integriteit
Prof. Dr. M.L.J. Wissenburg is lid van de redactie van
Liberaal Reveil en van het curatorium van de TeldersStichting. Daarnaast is hij hoogleraar Politieke Theorie
september 2014 (3)
aan de Radboud Universiteit te Nijmegen, en voorzitter van de sectie Bestuurskunde en Politicologie inclusief CICAM aldaar.
Ten Geleide
123