Tweede Kamerverkiezingen 1884
Tweede Kamerverkiezingen 1884 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Datum | 28 oktober 1884 | ||||||
Land | Nederland | ||||||
Te verdelen zetels | 86 | ||||||
Opkomst | 69,06% | ||||||
Opvolging verkiezingen | |||||||
| |||||||
|
De Tweede Kamerverkiezingen 1884 waren algemene Nederlandse verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zij vonden plaats op 28 oktober 1884.
Nederland was verdeeld in 43 kiesdistricten, waarin 86 leden van de Tweede Kamer gekozen werden.[1] Een kiezer bracht evenveel stemmen uit als er afgevaardigden in zijn kiesdistrict gekozen werden. Om gekozen te worden moest een kandidaat minimaal de districtskiesdrempel behalen.[2]
De verkiezingen werden gehouden voor alle 86 zetels als gevolg van de ontbinding van de Tweede Kamer op 10 oktober 1884, nadat een voorstel tot wijziging van de grondwet in eerste lezing door Tweede Kamer en Eerste Kamer was aangenomen.[3]
In elf kiesdistricten[4] was een tweede verkiezingsronde benodigd tussen de twee hoogstgeplaatste (niet-direct gekozen) kandidaten uit de eerste ronde vanwege het niet-behalen van de districtskiesdrempel. Deze tweede ronde vond plaats op 11 november 1884.
Uitslag
[bewerken | brontekst bewerken]Opkomst
[bewerken | brontekst bewerken]1883[5] | 1884 | |||
---|---|---|---|---|
# stemmen | % | # stemmen | % | |
Kiesgerechtigden | 122.399 | 128.585 | ||
Niet opgekomen | 46.343 | 37,86[6] | 39.779 | 30,94[6] |
Opkomst | 76.056 | 62,14[6] | 88.806 | 69,06[6] |
Verkiezingsuitslag
[bewerken | brontekst bewerken]Partij/groepering[7] | Zetels | ||
---|---|---|---|
1883[8] | 1884 | +/− | |
liberalen | 30/32 | 35/42[9] | +3 |
ARP | 19/20 | 23 | +3 |
bahlmannianen | 13/12 | 12 | 0 |
kappeynianen | 14/12 | 7/0[9] | −5 |
schaepmannianen | 5/6 | 6 | 0 |
conservatieven | 4/3 | 3 | 0 |
conservatief-liberalen | 1 | 0 | −1 |
totaal | 86 | 86 | 0 |
Gekozen leden
[bewerken | brontekst bewerken]Bij deze verkiezingen werden 74 leden herkozen. De stemmingen voor de overige twaalf vacatures hadden de volgende resultaten:
- in het kiesdistrict Almelo was in eerste instantie Arnoldus van Berckel gekozen. Hij was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Delft[10], waaraan hij de voorkeur gaf. Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Almelo een naverkiezing gehouden, waarbij Jan van Alphen (52,7, ARP) het aftredende lid Abraham van Laer (47,2%, liberalen) versloeg;
- in het kiesdistrict Amsterdam versloegen Jacob Cremer (69,6%, liberalen) en Willem de Beaufort (68,8%, liberalen) de aftredende leden Johannes Tak van Poortvliet (32,2%, kappeynianen) en Hendrikus Wichers (8,1%, kappeynianen);
- in het kiesdistrict Arnhem versloeg Willem Rooseboom (50,3%, liberalen) het aftredende lid Alexander Schimmelpenninck van der Oye (49,7%, ARP);
- in het kiesdistrict Brielle versloeg Gerardus Goekoop (48,2%, liberalen) het aftredende lid Karel Rombach (18,8%, kappeynianen);
- in het kiesdistrict Dokkum versloegen Eilard Attema (57,1%, liberalen) en Egbert Kielstra (55,9%, liberalen) het aftredende lid Wilco van Welderen Rengers (4,1%, liberalen); Willem Bergsma (kappeynianen), een tweede aftredend lid in dit district, had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;
- in het kiesdistrict Gorinchem was in eerste instantie Levinus Keuchenius (ARP) herkozen. Hij was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Middelburg[10], waaraan hij de voorkeur gaf. Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Gorinchem een naverkiezing gehouden, waarbij Barthold de Geer van Jutphaas (ARP) gekozen werd;
- in het kiesdistrict Middelburg versloeg Levinus Keuchenius (53,5%, ARP) het aftredende lid Daniël van Eck (46,5%, liberalen);
- in het kiesdistrict Tiel versloeg Frederik van Aylva van Pallandt (51,0%, ARP) het aftredende lid Herman Dijckmeester (49,8%, liberalen);
- in het kiesdistrict Utrecht versloeg Jan Schimmelpenninck van der Oye (51,1%, ARP) het aftredende lid Jacob Nicolaas Bastert (48,9%, conservatief-liberalen);
- in het kiesdistrict Zutphen versloeg Sebastiaan de Ranitz (49,4%, liberalen) het aftredende lid Willem van Heeckeren van Kell (1,4%, kappeynianen);
De zittingsperiode van de Tweede Kamer ging in op 17 november 1884. De zittingstermijn van Tweede Kamerleden bedroeg vier jaar.[11][12]
Bronvermelding
[bewerken | brontekst bewerken]Bronnen
- Verkiezingen Tweede Kamer 1848-1918 op huygens.knaw.nl
- Ron de Jong (1999). Van standspolitiek naar partijloyaliteit. Verkiezingen voor de Tweede Kamer 1848-1887. Verloren, Hilversum. ISBN 90-6550-069-3.
- Ron de Jong, Henk van der Kolk, Gerrit Voerman (2011). Verkiezingen op de kaart 1848-2010. Matrijs, Utrecht. ISBN 978 90 5345 437 4.
Noten
- ↑ Acht enkelvoudige kiesdistricten kozen één lid, in 32 meervoudige kiesdistricten werden twee leden afgevaardigd, in het kiesdistrict Sneek drie, in het kiesdistrict Rotterdam vier en in het kiesdistrict Amsterdam zeven.
- ↑ De districtskiesdrempel werd bepaald door de volgende formule: 50% van het aantal uitgebrachte geldige stemmen, gedeeld door het aantal in het district te verkiezen zetels.
- ↑ Het betrof een beperkte wijziging van de grondwet. In de grondwet was een bepaling opgenomen dat deze tijdens de uitoefening van een regentschap voor het staatshoofd niet gewijzigd kon worden. Vanwege de gevorderde leeftijd van koning Willem III en de jeugdige leeftijd van kroonprinses Wilhelmina - waardoor na overlijden van de koning een lange periode van regentschap te verwachten was - werd voorgesteld deze bepaling te schrappen.
- ↑ Alkmaar, Almelo, Arnhem, Delft, Brielle, 's-Gravenhage, Haarlem, Middelburg, Utrecht, Zevenbergen en Zwolle.
- ↑ In 1883 werden verkiezingen gehouden voor 43 zetels van de wegens beëindiging van hun zittingstermijn afgetreden leden van de Tweede Kamer die gekozen waren bij de verkiezingen van 1879.
- ↑ a b c d % van het aantal kiesgerechtigden.
- ↑ In 1884 bestonden nog slechts enkele politieke partijen. Gekozen leden sloten zich gewoonlijk eerst na hun verkiezing aan bij een kamerfactie.
- ↑ Een wijziging van het aantal zetels van een partij c.q. groepering is ontstaan door aftreden en overlijden gedurende de zittingsperiode 1883-1884.
- ↑ a b De factie kappeynianen werd na de verkiezingen van 1884 opgeheven. De leden van deze factie sloten zich aan bij de factie van de liberalen.
- ↑ a b Het was volgens de vigerende wetgeving geoorloofd zich in meer dan één kiesdistrict kandidaat te stellen. Als iemand in meerdere districten gekozen werd, diende hij vervolgens aan te geven voor welk district hij in de Tweede Kamer zitting wilde nemen; in het andere district c.q. de andere districten werd dan een naverkiezing gehouden.
- ↑ Om de twee jaar was de helft van de Kamerleden aftredend.
- ↑ Door de tussentijdse ontbinding van de Tweede Kamer in 1886 traden alle leden af op 17 mei 1886.