Medieval Pottery

Ninina Cuomo di Caprio

    Series: Studia Archaeologica, 144
    Format: 17 x 24 cm
    Binding: Hardcover with dustjacket
    Pages and Illustrations: 720, 200 b/w ill
    Publication Year: 2007
PDF ISBN 9788891317490
ISBN: 978-88-8265-397-2
A circa vent'anni dalla pubblicazione, il manuale ormai classico di Ninina Cuomo di Caprio viene riproposto per rispondere a precise esigenze di studio nel campo della ricerca archeologica e di formazione nell'ambito universitario. Il testo è stato completamente ripensato e riscritto, valorizzando le qualità che lo hanno imposto nel settore: la chiarezza, la completezza, l'attenzione culturale e storica alla tecnologia della ceramica. Nel ripercorrere il cammino seguito da un manufatto fittile dalla modellazione in argilla alla cottura nella fornace a combustibile solido naturale, l'attenzione è rivolta non soltanto agli aspetti tecnici ma anche alla piena consapevolezza circa le molte facce della produzione ceramica. La trattazione è incentrata sul mondo antico ma non solo classico: si aprono sviluppi riguardanti sia la preistoria sia il mondo medievale. Tutto questo rende il volume uno strumento di lavoro ancora più prezioso. La seconda parte del manuale è dedicata alle analisi di laboratorio che possono essere utili per una migliore comprensione della ricerca archeologica ed è completata da un'appendice sulle fonti letterarie antiche.

This is a published doctoral thesis in Turkish language at the Dokuz Eylül University, submitted by Gülseren Kan Şahin in 2015. In this dissertation pottery finds from Hadrianopolis and its chora in southwestern Paphlagonia (northwestern central Turkey) are presented in detail, which were collected between the years 2005 and 2008. A version of this thesis in English language is already published in 2016 as a part of BAR International Series (no. 2786) and in Turkish language in 2019 as a part of publication series of Turkish Historical Society.
Paphlagonia was an ancient region on the Black Sea coast of north-central Anatolia, bordered by Bithynia to the west, Pontus to the east and Galatia to the south.  Today, Hadrianopolis and its chora lie in the region around Eskipazar in the Turkish province of Karabük. Between 2005 and 2008 an archaeological team from the Dokuz Eylül University in Izmir carried out archaeological field surveys, excavations and restorations in Hadrianopolis and its close surroundings. During these four field campaigns, 1550 sherds ranging between the Pre-Iron Age (IInd mill. BC.) and the Middle Byzantine period (late 11th/early 12th cent. AD.) were collected, most of which consisted of Late Roman-Early Byzantine (late 5th-mid 8th cent. AD.) coarse ware. In this study 30 main pottery groups were constituted, based on their chronology, function and fabric. The book contains a detailed description of each find deposit, including the typologies and fabrics of wares and a comprehensive catalogue with drawings, as well as photos, of each sherd. It is, thus, the first extensive pottery report of the Turkish Black Sea area, offering a continual picture of all the wares and chronologies available, including their chronologies.

In Utrecht is de tot nu toe oudst bekende productie van pijpaarden voorwerpen in de Nederlanden aangetroffen.
Tijdens een opgraving in het gebied Springweg, Strosteeg, Putsteeg en Blinde Steeg door de archeologische dienst van de gemeente Utrecht in 1974 is onder meer het afval van een heyligenbacker aangetroffen. Een tweetal vijftiende-eeuwse afvalputten, destijds behorende bij een aan de Springweg of de voormalige Putsteeg gelegen kamer, leverde onder meer een reeks religi-euze pijpaarden objecten op. De vondsten kwamen tevoorschijn uit een stenen beerput (put R) en een houten tonput (put L) die beide als afval-of beerput dienden. Omdat de meeste funderingen reeds voorafgaand aan de opgraving waren gesloopt, is over de exacte indeling van het terrein weinig met zekerheid te zeggen. Het onderzoek kreeg als toponiem de naam van de Strosteeg mee en is daarom vooral onder die naam bekend geworden. Uit de afvalputten kwam naast dit productieafval ook huisraad (aardewerk en steengoed) van de heyligenbacker en zijn gezin tevoorschijn. Omdat het gesloten vondstgroepen betreft, zijn het vooral deze gebruiksvoorwerpen die de datering van de contexten bepalen.

During the excavations conducted by the Soprintendenza of Agrigento near the Castello Nuovo of Sciacca, it was been found a dump into a pit, around a meter wide, which was filled with a considerable quantity of carbon, animal bones, bronze objects, and many ceramic and glass fragments. Ceramic evidence and coins allow us to date the dump to the late medieval period.

IB f(;Ltsgo\v, 19()()), 3~)'1. op. cit. in note r(), II, no. :{c!,.'!-t. op. cit. in note I b. VL no :2 T~)~. I04 DEREK W. HALL AND DOREEN HUNTER The mansion of Stenhouse was built in IG22 by Sir \Villiam Bruce, second son of Sir Alexander Bruce of Airth, and his descendants, the baronets of Stenhouse, continued as o\vncrs into this century. Latterly the mansion was owned bv the Carron Company, housing some ofits'workers.:>'l ' No references to a pottery industry were Jenmd in the course of the research into Stenhouse, although the industry there probably dates to the 15th and 16th centuries, when the Sinclairs of Roslin were the landowners. In view of the similarity ofa iilCemask sherd at Ravenscraig Castle (Fife) to Stenhouse material, it may be no coincidence that in 1470 \Villiam Sinclair, 3rd Earl of Orkney (in the kingdom of Norway) and ISt Earl of Caithness (in the kingdom of Scotland) resigned his Orkney estates to James III, receiving in return the castle of Ravenscraig and lands around it in FiJe. 32

Tijekom iskopavanja groblja iz 11. i 12./13. stoljeća u Stenjevcu (Zagreb), na položaju župnog voćnjaka crkve Uznesenja Blažene Djevice Marije, dokumentiran je i dio naselja iz razdoblja kasnog srednjeg vijeka. U radu je obrađena keramika iz pet otpadnih jama istraženih 1994. i 1995. godine, na temelju čijih odlika tragove tog naselja treba datirati u 14. stoljeće, u vrijeme kada je i prvi puta spomenuta stenjevečka župna crkva Blažene Djevice. Prevladava kuhinjsko posuđe jednostavnih oblika i ukrasa, dok je stolno zastupljeno samo malobrojnim ulomcima.

During the 16th and 17th centuries most of the Catalan Majolica production was done at Barcelona, Reus and Vilafranca del Penedès. Decorated Majolica making tradition is fully documented at Barcelona and Reus through written legal and commercial sources, referring to these activities. Besides, the archaeological record also witnesses this important tradition. In that sense, kiln dumps have been located at the Drassanes of Barcelona, and large collections of vessels have been recovered from the vaults of the Antic Hospital de la Santa Creu, also at Barcelona. Moreover, archaeological surveys have been conducted in the workshops of Reus and Vilafranca del Penedès. A sample of 131 individuals from the reception centre of Mataró, and Barcelona, Reus and Vilafranca del Penedès production centers have been characterized by X-Ray Fluorescence (XRF), X-Ray Diffraction (XRD) and Scanning Electron Microscopy (SEM). This study has enabled the characterization of the studied production centers, revealing the existence of two different productions at Barcelona, one at Reus and another one at Vilafranca del Penedès. Moreover, the study has revealed technological differences in composition and number of inclusions among glazes of these production centers.

"The article revisits what we know of the clay jar which held the early-medieval silver hoard discovered by S. J. Czarnowski in 1897. The jar was found during the exploration of the cave Jaskinia Okopy Wielka, Dolna, at Ojców, Cracow
County and contained 116 silver coins. The ceramic vessel represents the type of a small-sized (11.2 cm high) jar with a cylindrical neck. Made on a potter’s wheel,
the vessel is decorated with an etched line (horizontal and wavy) and bottom is decorated with a potter’s mark in the form of an irregular cross. The date of the jar to the close of the eleventh century is based on the coins found inside (26 coins of
the palatine Sieciech, type II; a denar of Ladislaus I of Hungary). The territorial extent of the discoveries of the palatine Sieciech, type II, as well as the coincidence of the vessel’s material with the finds discovered in or near Cracow, allow us to formulate a tentative hypothesis of the local provenance of
this hoard. It is also possible that there is a connection between the hoard and the nearby trade route traversing the Prądnik Valley."

In 2010 werd aangevangen met de heraanleg van het toenmalige Fochplein2 te Leuven (België). In het kader van deze heraanleg werd tussen 18 oktober 2010 en 3 maart 2011 een archeologische opgraving uitgevoerd door Studiebureau Archeologie bvba. Hierbij werd de zone waar een
ondergrondse fietsenstalling gepland was vlakdekkend opgegraven (Fig. 1). Het inmiddels afgeronde rapport omvatte ook een uitgebreide studie van de 12.000 aardewerkvondsten.
Voor het eerst was het mogelijk om een beeld te krijgen van het Leuvense aardewerk door de eeuwen heen, van de 11de/12de eeuw tot de Eerste Wereldoorlog. In dit artikel komen de belangrijkste resultaten betreffende chronologische vorm- en bakselontwikkelingen van dit aardewerk aan bod.

De ondergrond van het terrein ‘De Krocht’ bestaat uit duinzand, dat vanaf het begin van de IJzertijd over een laag veen is gestoven. De oudste bewoningssporen bestonden uit enkele kuilen en greppels uit de Midden-IJzertijd en/of Romeinse periode. Deze bewoning op het duin vond plaats vlak naast het Oer-IJ estuarium, dat in de Romeinse tijd geheel verlandde en verzoet raakte. Door verstuivingen en latere aftopping van het gebied moeten veel sporen uit deze perioden verdwenen zijn.
In de Merovingische en vroeg-Karolingische periode was er op het terrein waarschijnlijk geen sprake van bewoning; deze lag wel in de directe omgeving. Wel is in de eerste helft van de 8e eeuw een man langs een weg begraven. Deze begraving past binnen een oudere traditie van singulaire begravingen en hield moge- lijk verband met de maatschappelijke veranderingen door de kerstening van de streek en de stichting van de nabijgelegen kerk van Limmen. Deze weg fungeerde als ‘achterweg’ van een bewoningslint langs een doorgaande weg over de strand- wal ten oosten van ‘De Krocht’.
Gedurende de 9e eeuw verplaatste de bewoning zich in westelijke richting, tot over de ‘achterweg’ naar het lagere westelijke terreingedeelte. In deze periode was een edelsmid actief op een van de boerenerven. Dit is een aanwijzing voor een centrale functie van een deel van de nederzetting binnen een groter geheel, mogelijk binnen een domeingoed. Tevens is het niet uitgesloten dat de nederzet-tingssporen geidentificeerd kunnen worden met het in de bronnen vermelde Smithan. In de 10e eeuw ligt een drietal erven aan de westzijde van de voornoemde weg. De opzet en bebouwing op een van de erven, waaronder een uniek ge- bouw in de vorm van een grote tweeschepige schuur, doet vermoeden dat dit een domeincentrum was van een van de grootgrondbezitters in dit gebied, hetzij de Hollandse graaf, hetzij de abdij van Egmond of de bisschop van Utrecht.
Rond 1000 is een grootschalige verandering doorgevoerd van het verkavelings- patroon in het zuidelijk deel van de Limmer strandwal, mogelijk in het kader van een reorganisatie van grootgrondbezit. De oude veerverkaveling uit de Karolingi- sche periode is hierbij vervangen door een west-oost georiënteerde perceels- structuur, die in essentie tot de huidige dag is blijven bestaan.
In de periode hierna is opnieuw sprake van enkele erven aan de westzijde van de weg, maar lijkt de centrale domeinfunctie verdwenen. De bewoning verschuift geleidelijk aan op in oostelijke richting, mogelijk vanwege toenemende problemen met wateroverlast vanuit de strandvlakte. Rond 1150 lijkt het belang van de weg af te nemen, om uiteindelijk tegen het einde van de 12e eeuw verdwenen te zijn. De bewoning concentreert zich langs de aloude doorgaande route aan de oostzijde van ‘De Krocht’. Langs de noordzijde ligt ook nog enige tijd een erf, dat beschouwd kan worden als een van de voorgangers van de nu nog aanwezige boerderij ‘De Westert’. Na circa 1250 is de bewoning op ‘De Krocht’ verschoven tot buiten de opgravingsgrens en wordt het gebruikt als akker- en weidegebied.

Harran Excavation Works in 2018
Excavations were carried out in 2018 at the Perfume Shop, Palace Bath and Mound by the Harran archeology excavation team. Also restoration and conservation works were carried out in Bazaar Bath. In this article, information is given about the workshop and findings. The warm room (tepidarium), hot water store and furnace  of the Saray Bath, which was excavated in Harran İçkale, and also, another excavations were on the mound. are introduced.

ÖZET
Harran arkeoloji kazı ekibi tarafından 2018 yılında Çarşı Hamamı'nda restorasyon ve konservasyon çalışmaları ile Miskçi Dükkanı, Saray Hamam ve Höyük’de kazı çalışmaları yapıldı. Bu makalede, Miskçi Dükkanı'nın işlik ve deposundaki buluntular  hakkında bilgi verilmektedir. Harran İçkale'de kazısı yapılan Saray Hamamı'nın ılıklık, sıcak su deposu ve külhanı ile Höyük’de yapılan çalışmalar tanıtılmaktadır.

Hagyományosan az Árpád-kori településkutatás homlokterében a kerámiaművesség, a lakóépítmények, valamint a településszerkezet és településhálózat értékelése áll. A Pázmány Péter Katolikus Egyetem Régészettudományi Intézetének gondozásában megjelent kötet ezeket a témákat egy régészetileg intenzíven kutatott mintaterületen, a középkori Magyar Királyság központi részén elhelyezkedő földrajzi tájegységen, a Pesti-síkságon vizsgálja a szomszédos régiókra való kitekintéssel. A munka törzse a 2000-es évek nagyberuházásai során feltárt lelőhelyek objektumainak és leleteinek összefoglaló ismertetése, melyhez szervesen kapcsolódik a több mint 300 tábla dokumentációs melléklet. Erre épülnek az Árpád-kori telepkutatás jellegzetes problémaköreivel foglalkozó, kiértékelő fejezetek. Igazi kihívást jelent a mai kutatói nemzedéknek a nagy felületű feltárások adatállományának kezelése és együttes értékelése, az összefüggések, szabályszerűségek felismerése és ezekből a megfelelő következetések levonása. A kötet az alapvető településtörténeti problémákra igyekszik lehetséges értelmezési modelleket nyújtani, nem csak egy-egy tudományos részkérdésre adott válasz formájában, hanem a válaszok rendszerbe foglalásával, azzal a céllal, hogy az Árpád-kori települési formákat régészeti alapon értelmezze. A Pesti-síkság területileg kapcsolódik az Árpád-korban kiemelt gazdasági, közigazgatási és kulturális szerepet játszó, vagy egyházi funkciót betöltő központok vonzáskörzetéhez, az ún. „Medium Regni”-hez. Külön fejezet foglalkozik azzal, hogy milyen hatást gyakoroltak a preurbánus települések közvetlen falusias környezetükre. A kötet végül kitér arra is, hogy a földrajzi térben hogyan jelennek meg a társadalmi dimenziók, azaz, hogy a hierarchikus viszonyok hogyan befolyásolták az emlékanyag, vagy építmények minőségét és a települések szerkezetét.

Conventionally the settlement related research of the Hungarian Árpád period concentrates on pottery, settlements, as well as settlement forms and the evaluation of settlement networks. This volume published in care of the Archaeological Institue of the Pázmány Péter Catholic University examines these topics on a sample area subjected to intensive archaeological surveys, on a geographical region set in the center of the Medieval Hungarian Kingdom, the Pest Plain with an outlook to its neighbouring regions. The bulk of the work is comprised of a compositive presentation of finds and objects recovered from sites excavated in the 2000s during largescale developments, with a complement of 300 tables of relevant documentation annexes. It is the foundation for the following chapters processing and evaluating distinct problems of settlement research of the Árpád period. The managing, joint evaluating, recognizing correlations and regularities and deducting adequate conclusions from data recovered from large surface development projects constitutes a true challenge for today’s research generation. The volume aims to provide plausible interpretation models for the fundamental questions of settlement history, not as mere set of separate answers for independent research problems, but by systemizing its answers with the scope of interpreting Árpád period settlement forms on an archaeological basis. The Pest Plain connects territorially to the Árpád period agglomeration of elevated economic, administrative, cultural and ecclesiastic importance known as the so-called ‘Medium Regni’. A separate chapter deals with the effect preurban settlements had on their immediate rural surroundings. Finally the volume touches on how social dimensions formed in geographic space, that is how hierarchal relations affected the quality of findmaterial, monuments and settlement forms.

Registration link: https://www.vam.ac.uk/event/ZXZZjyXo/islamic-ceramics-online-conference-july-2021 
Join international experts in ceramics from the Islamic world as they present new research on themes ranging from archaeological finds to contemporary practice.

Content

AD MEMORIAM 

I. O. Gavritukhin (Moscow, Russian Federation)
The Danube “Stratum” of the Early Slavic Archaeology. A Word from the Editors 17
D. Jelínková (Brno, Czech Republic), I. O. Gavritukhin (Moscow, Russia)
Lubor Niederle (1865—1944) 27
V. Ya. Petrukhin (Moscow, Russian Federation)
Lubor Niederle and the Beginning of the Slavs 35

“… AND THE SLAVS SETTLED ON THE DANUBE …” 

M. M. Kazanski (Paris, France)
Slavic Weapons and Harness of the 5th—7th Centuries43
N. Profantová (Prague, Czech Republic)
Slavs on the Territory of Czechia and their Contacts in 6th—7th Centuries97
D. Jelínková (Brno, Czech Republic)
On the problem of Prague-Type Pottery Culture in Moravia: the origins and specifics117
G. Fusek (Nitra, Slovakia)
Earliest Slavic Population on the Territory of Slovakia151
I. Stanciu (Cluj-Napoca, Romania)
The Earliest Slavs in the Intra-Carpathian Region of Romania163
P. V. Shuvalov (Saint Petersburg, Russian Federation)
Diverse Slavs in Pseudo-Maurice’s Strategikon217

“… ALL THE WAY ACROSS THE DANUBE …” 

A. Pleterski (Ljubljana, Slovenia)
The Early Slavs in the Eastern Alps and Their Periphery227
Đ. Janković (Belgrade, Serbia)
On Slavisation of Northern Illyria and Dalmatia249
D. Radičević (Belgrade, Serbia)
Towards the Study of the Early Slavic Sites of the Serbian Danube Region (Questions of Chronology and Ethnocultural Belonging)285
N. Hrissimov (Veliko Tarnovo, Bulgaria)
Early Slavic Sites in the North-Eastern Part of the Balkan Peninsula309

FOLLOW-UP ON EARLIER DISCUSSIONS 

L. S. Klejn (Saint Petersburg, Russian Federation)
Leningrad Neonormanism Indeed? Free!345
O. L. Gubarev (Saint Petersburg, Russian Federation)
“Neo-Normanism” or Neo-Antinormanism? Free!351

ADDITIONAL INFORMATION 

List of Abbreviations57
Submissions359

Содержание

AD MEMORIAM 

И. О. Гавритухин (Москва, Россия)
Дунайский «страт» раннеславянской археологии. От редакторов этого номера 17
Д. Елинкова (Брно, Чехия), И. О. Гавритухин (Москва, Россия)
Любор Нидерле (1865—1944) 27
В. Я. Петрухин (Москва, Россия)
Любор Нидерле и начало славян 35


«… СѢЛИ СУТЬ СЛОВѢНЕ ПО ДУНАЕВИ …» 

М. М. Казанский (Париж, Франция)
Вооружение и конское снаряжение славян V—VII вв.43
Н. Профантова (Прага, Чехия)
Славяне на территории Чехии и их контакты в VI—VII вв.97
Д. Елинкова (Брно, Чехия)
К изучению культуры с керамикой пражского типа на территории Моравии: формирование и особенности117
Г. Фусек (Нитра, Словакия)
Древнее славянское население на территории Словакии151
И. Станчу (Клуж-Напока, Румыния)
Ранние славяне в румынской части Карпатского бассейна163
П. В. Шувалов (Санкт-Петербург, Россия)
Разные славяне в«Стратегиконе» Псевдо-Маврикия217


«… ДА И ЗА ДУНАЙ, ЗА ДУНАЙ …» 

А. Плетерский (Любляна, Словения)
Ранние славяне в Восточных Альпах и на соседних землях227
Дж. Янкович (Белград, Сербия)
О славянизации Северной Иллирии и Далмации249
Д. Радичевич (Белград, Сербия)
К изучению раннеславянских памятников Сербского Подунавья (вопросы хронологии и этнокультурной принадлежности)285
Н. Хрисимов (Велико Тырново, Болгария)
Раннеславянские памятники в северо-восточной части Балканского полуострова309


ПО СЛЕДАМ ПРОШЛЫХ ДИСКУССИЙ 

Л. С. Клейн (Санкт-Петербург, Россия)
Ленинградский неонорманизм — в самом деле? 345
О. Л. Губарев (Санкт-Петербург, Россия)
«Неонорманизм» или неоантинорманизм? 351


ДОПОЛНИТЕЛЬНАЯ ИНФОРМАЦИЯ 

Список сокращений357
Авторам Stratum plus
Требования к материалам, предоставляемым в редакцию журнала «Stratum plus»359

With the second volume of the "Archaeology of the border", in 1999 the Società Friulana di Archeologia (Friulian Society of Archaeology) publishes the proceedings of the study day held in Udine in 1996 on the theme "Ceramics from the Late Middle Ages to the Renaissance in Italy and northeastern transalpine areas": in that text is placed this essay that presents an important finding of ceramic pottery of medieval Aquileia that took place in 1994/96; furthermore it presents also the finding (1993) of the ruins of a medieval kiln that was in activity in the same city of Aquileia. Herein, the study is reproduced complete with the table of drawings (ousted by mistake from the editor) and the table of misprints

Con il secondo volume della collana "Archeologia di frontiera", nel 1999 la Società Friulana di Archeologia dà alle stampe gli atti della giornata di studio svoltasi a Udine nel 1996 sul tema "Ceramica dal Bassomedioevo al Rinascimento in Italia nordorientale e nelle aree transalpine": nel testo, trova posto questo saggio che presenta un importante recupero di vasellame fittile della Aquileia medievale effettuato nel 1994/96 e la scoperta (1993) dei resti di una fornace medievale attiva nella stessa Aquileia. In questa sede lo studio è riprodotto completo di tavola dei disegni (erroneamente espunta dall’editore) ed errata corrige

The coasts of southern India have historically been the center of an important commercial network that brought the West (and the Mediterranean) into contact with the Far East. After the fall of the Roman Empire, other commercial actors came into play and Arab and Jewish merchants began to travel the ‘Western’ routes, as attested by written sources at least starting from the IX century d.C. In this context, the typological-formal and scientific analysis of some pottery samples coming from the last archaeological surveying campaign, conducted in Madayipara (Kannur District, Kerala) can give a preliminary interpretation of the main components active in commercial traffic starting from the early Middle Age

The article reports on archaeological material – pottery vessels and metal artifacts –recovered from two motte sites, one at Tarnowice Stare, the other at Woźniki at present held by the Upper Silesian Museum in Bytom. Most of the assemblage from Woźniki comes from fieldwalking and accidental discoveries, including the best known, made around 1850 and described by Józef Lompa, of the remains of a masonry cellar of a manor house. An archaeological excavation of the motte site was made only in 1957. The pottery assemblage from Woźniki is badly fragmented, which made it difficult to recognize its technological and technical features and to determine its chronology. The motte site yielded also a large number of remarkable metal artifacts, especially weapons, as well as some farm tools and manor furnishings. On the other hand, the assemblage from the motte site at Tarnowice Stare comes entirely from the research excavation of 1983, and consequently, the pottery assemblage is uniform, easy to determine. Possibly the most interesting of the metal finds is a fragment interpreted by the author as an element of a coat of plates. After a comparison with data from historical documents
the fortified establishment at Woźniki was dated relatively broadly to the 14th and the 15th century, rather than to the early medieval period – a previously widely accepted attribution, both in research literature and public awareness. On the other hand, the motte at Tarnowice Stare can be dated reliably by its pottery assemblage to the 14th and the beginning of the 15th century, with an emphasis on the second half of the 14th century.
(translated by P. Polarz)

From the 6th century onwards there developed between Cologne and Bonn the pottery region of the so-called Vorgebirge. Here wheel-turned pottery of yellow earthenware was produced. Based upon the temper one can distinguish four different types of ware, which, however, were not only produced in the eponymous villages of Waldorf, Walberberg and Badorf. the typological development of the vessel- and rim-forms allows a further division of the existing phases into seven sections, which cover the period of the 8th and 9th century.

Rdsum6. Les c6ramologues appellent les c6ramiques qui ornent les surfaces externes des 6difices << bacini vls m6t italien pour bassin. La plupart d.es bacini sont de forme ouverte et se trouvent dans des 6glises des xl"-xvl" sidcles en Italie du nord et en Italie centraie. Cette communication concerne les bacini des r6gions italiennes situ6es au nor'd des Appenins et en Ligurie. Les 6difices, leurs dates et leurs bacini sont 6num6r6s dans l'appendice. Les premiers bacini sont d'origine islamique ou byzantine. Il semble que l'Italie nord-occidentale ait 6t6 particuliErement li6e avec le Maghreb. Des le xrrr' sidcle, les produits italiens pr6dominent. Parmi ceux-ci, il y a un type inconnu de sgrallito en Pi6mont et en Lombardie.

nella sua discussione sulla ceramica invetriata trovata in Liguria, ha fatto notare la maiolica arcaica sulla facciata di S. Lanl franco a Pavia, databile alla metà del XII secolo. < se sono di maiolica, italiani, e originari, allora abbiamo una prova a favore di una produzione di maiolica in Italia verso il 1150 circa, un secolo abbondante prima della prima maiolica arcaica già databile >. Quest'attribuzione e cronoiogia sono già state ripetute altrove (p. e. Caiger-Smith 1973:83). Essendo il problema di interesse generale, durante il restauro della facciata nel 7973, i bacini ed il suo contesto sono stati esaminati da vicino. Nel frattempo analisi di laboratorio sono state intraprese per stabilire la provenienza (tramite sezioni sottili eseguite da Tiziano Mannoni nell'Istituto di Mineralogia dell'Università di Genova) e la datazione (misurando la termoluminescenza di campioni di mattoni presi da Stuart Fleming, nello Oxford University Resealch Laboratorv îor Archaeology and the History of Art). Giovanni Oman dell'Università di Venezia ha esaminato le iscrizioni sul bacino decorato con lustro (n. 14). I risultati di queste ricerche sono presentati in quest'articolo. Sono esclusi i bacini del campanile, che ha una data e ceramiche diverse.

Deel 2: Catalogus. Catalogus van de omvangrijke inventarisatie van 67 door de Werkgroep Archeologie van Rura uitgevoerde archeologische onderzoeken in de regio Roermond (NL) en het daarbij ingezamelde vondstmateriaal (ruim 37.000 objecten).
Door Guus Gazenbeek, Yvonne de Rue en Jan Thijssen

The pre-burial origin of early Anglo-Saxon cremation urns is a subject which has long been debated. Julian Richards (1987), for example, has suggested that they were produced for a specific individual at the time of their death, whilst Hirst and Clarke (2009) advocate that cremation urns were obtained from the domestic sphere. Yet, as this paper will demonstrate, neither theory allows us to identify the pre-burial origin of individual vessels and as a consequence neither can be claimed to be based on anything more than circumstantial evidence. A re-assessment of the pottery from the recently published cemetery of Cleatham (North Lincolnshire), however, demonstrates that by taking a use-alteration approach to the study of Anglo-Saxon cremation urns a wealth of information can be revealed which allows us to consider and identify a pre-burial biography for each individual vessel. By focusing on specific attritional markers, it will be shown that the pre-burial function of cremation urns may have been an extremely significant concern in the selection of an appropriate vessel for burial.

Technical and typological analysis of three ceramic assemblages from the 13th - 16th c. from the cistercian abbey of Herkenrode (Limburg, Belgium). A large 13th c. assemblage consists for 90% of Meuse valley pottery (Andenne type). Remarkable is the presence of scratched marks (sgrafitti) on 13 pots, a typical phenomenon in nunneries.

En este artículo se presentaron por primera vez piezas con este tipo de técnica y decoración, fechadas en época almohade (1195-1212), y de la cual no se tenía constancia para esta época. Encontradas en claros contextos almohades meseteños, este tipo de decoración (polícroma en blanco, verde y negro), salvo escasos fragmentos encontrados posteriormente en el área cordobesa y del bajo Guadiana portugués (Mértola), parece limitarse al valle medio del Guadiana meseteño, precisamente, en el área más en vanguardia del imperio almohade contra Castilla.
Por otro lado, la constatación de este tipo de decoración, a caballo de los siglos XII y XIII, viene a llenar el gran e inexplicable hueco, que hasta la publicación de este artículo existía, entre la producción de época omeya en "verde y manganeso" de los siglos X y XI  y la producción valenciana (Paterna y Manises) y aragonesa (Teruel) de los siglos XIII y XV, también e"en verde y manganeso".