toeteren, toeten - Voorbeeld: ‘Boerke kwam Liete en Sterre bij de kop houden en bleef zelf met de rug naar de straat gekeerd om hun met zijn lijf het lelijk ding (= een auto) te verduiken. (...) Doezig zijn, beestjes, doezig, 't is niets, 't is al gedaan... Zwijg met uw teuten stommeri...
iets langzaam doen wat ook wel sneller kan vb: Kilian zit weer te teuten met zijn boterham Synoniemen: treuzelen dralen talmen Tegenstellingen: opschieten voortmaken