Academia.eduAcademia.edu

Maritiem Erfgoed Internationaal. Eindrapportage 2017-2021

2022, Maritiem Erfgoed Internationaal. Eindrapportage 2017-2021

Dit is het eindrapport van het programma Maritiem Erfgoed Internationaal, dat tussen 2017 en 2021 is uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Dit rapport beschrijft de doelen van het programma, zijn missie, visie en de manier waarop naar die doelen is toegewerkt, inclusief de aanpassingen die door de coronacrisis nodig waren om deze te bereiken. In dit overzicht wordt duidelijk hoeveel in relatief korte tijd bereikt is en welke structuur is opgezet om ook in de toekomst tot een goed beheer van cultureel erfgoed onderwater te komen. Een onderdeel hiervan zijn de protocollen die zijn opgesteld. Aan het einde van het rapport wacht de lezer een blik in de toekomst als de visie die aan het begin van het programma is omschreven, weer opgeroepen wordt en suggesties worden gedaan voor verdere stappen en de invulling daarvan. Deze publicatie is ook beschikbaar in het Engels.

Eindrapportage 2017-2021 Maritiem Erfgoed Internationaal Maritiem Erfgoed Internationaal Eindrapportage 2017-2021 Colofon Bij verwijzing noteren als: Manders, M., Hoop, R. de, Derksen, L., Waasdorp, S., Ommeren, M. van, Langemheen, W. van de: Maritiem Erfgoed Internationaal. Eindrapportage 2017-2021. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Amersfoort 2022) Auteurs: Martijn Manders, Robert de Hoop, Leon Derksen, Sabine Waasdorp, Marieke van Ommeren, Willemien van de Langemheen Met medewerking van: José Schreurs (Van Bosse-project, Japan) en Bas Kreuger (Broome, Australië) Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, september 2022 Redactie: VU Taalcentrum Opmaak: Kris Kras, Utrecht Foto cover: Duikers onderzoeken scheepsresten in Cuba die mogelijk een relatie hebben met de vloot van Admiraal Cornelis Jol, waarvan verschillende schepen tijdens een storm in 1640 vergingen @ M.Manders / RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Postbus 1600 3800 BP Amersfoort www.cultureelerfgoed.nl Duiker dicht bij een oud anker op een wraklocatie van vermoedelijk de Rodenrijs (1737) in de Tafelbaai, Zuid-Afrika © Reg Dodds Voorwoord directeurgeneraal Cultuur en Media, Ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 5 Over de hele wereld zijn sinds de 16de eeuw meer dan 1600 Nederlandse schepen gezonken of vermist geraakt die nu nog altijd Nederlands eigendom zijn. Dit weten we dankzij onderzoek van het programma Maritiem Erfgoed Internati0naal. Dit programma, op verzoek van de Tweede Kamer gestart, liep van 2017 tot 2021. Het richtte zich op onderzoek door wetenschappers en maritiem archeologen, en beoogde zowel kennisdeling als de beleving van de maritieme geschiedenis door een breder publiek. Deze eindpublicatie brengt de resultaten van het programma in beeld. Het programma is uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), een onderdeel van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Door de extra middelen vanuit het vorige coalitieakkoord konden wetenschappers en archeologen meer scheepswrakken inventariseren en bergen. Het programma Maritiem Erfgoed Internationaal richtte zich op scheepswrakken in het buitenland en het programma Maritiem Erfgoed Nederland op Nederlandse wateren. Dat deze beide programma’s nu worden afgerond, markeert bijna tien jaar inzet op maritiem erfgoed vanuit de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Door beide programma’s is het maritiem erfgoed beschermd en onderzocht, zodat het verleden bewaard blijft voor huidige en toekomstige generaties. Zo bereikte het onderzoek naar de Rooswijk een breed internationaal publiek, mede dankzij de multidisciplinaire aanpak. Archeologen, historici, genealogen, conservatoren, archivarissen, vrijwilligers en studenten reconstrueerden samen de geschiedenis van dit VOC-schip, dat op 10 januari 1740 verging in een storm voor de Engelse kust. In de verhalen is steeds meer oog voor de donkere kanten van ons maritieme verleden, zoals de kolonisatie, het slavernijverleden, maar ook de oorlogshandelingen in de Tweede Wereldoorlog. Zo is er nu extra aandacht voor de scheepswrakken uit de Tweede Wereldoorlog in Azië. Door de aandacht voor dit verleden weten nabestaanden in Nederland zich gesteund. De kennis over het Nederlandse maritiem erfgoed is in goede handen bij de RCE, waar de activiteiten intussen zijn verankerd, en bij de partijen waarmee deze dienst samenwerkt. Ik hoop dan ook dat we elkaar de vele verhalen over dit verleden blijven vertellen. Het wereldwijde erfgoed onder water is, in de woorden van de UNESCO, misschien wel het grootste museum ter wereld. Barbera Wolfensberger Directeur-generaal Cultuur en Media Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Een munt gevonden tijdens de opgraving van de Rooswijk © #Rooswijk1740-project, Jarno Pors/RCE Reflectie en woord van dank 7 In 2010 stonden de maritieme archeologie en het maritiemerfgoedbeheer in Nederland er slecht voor. Ondanks bezuinigingen en het stellen van andere prioriteiten beschikte de RCE nog wel over een maritieme locatie (het Nederlands Instituut voor Scheeps- en Onderwaterarcheologie / NISA) en ook over medewerkers, maar de financiële armslag was te klein om echt verschil te kunnen maken. Daar waar inzet op beleid en wetgeving strikt noodzakelijk was, werd die geleverd door een aantal beleidsmedewerkers van de rijksdienst. Ondanks pogingen de verantwoordelijkheid voor het maritieme erfgoed te decentraliseren, bleek de RCE de aangewezen partij om deze te dragen. Dit onder andere doordat de RCE al de benodigde specifieke expertise had opgebouwd. In 2012 veranderde er iets. Mede door de sombere vooruitzichten en de achterstanden in het maritiem-erfgoedbeheer initieerde de RCE toen een nieuwe projectmatige aanpak. Daarvoor kreeg de dienst ondersteuning vanuit het kerndepartement van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het eerste Maritiem Programma, dat liep van 2012 tot 2016, was geboren. De doelstelling was weer een basis te creëren voor maritiem-erfgoedbeheer in Nederland. De uitdagingen waren groot. Ten eerste was de basis voor onderzoek, conservering en deponering afgestoten, terwijl de beheeruitdagingen steeds groter werden door meer activiteit op het water en in de waterbodem. Ten tweede vormde de natuurlijke erosie – mede veroorzaakt door klimaatverandering – een enorme dreiging voor het maritiem-erfgoedbeheer. Ten derde waren er maar weinig posities voor maritiem archeologen en bestond er geen volwaardige opleiding die voor nieuwe aanwas kon zorgen. Ten slotte werden scheepswrakken met de Nederlandse soevereiniteit in het buitenland ernstig bedreigd door onder andere illegale bergingsactiviteiten. Er was dus werk aan de winkel om de basis weer op orde te krijgen. In 2016 werd nieuwe erfgoedwetgeving van kracht. Deze werd streng geacht, maar ook eindelijk uitvoerbaar voor de bescherming van het cultureel erfgoed onder water. De wetgeving riep echter extra spanning op bij vrijwilligers in de onderwaterarcheologie, die bang waren dat zij hiermee hun hobby niet meer konden uitvoeren. En dat terwijl er in hun ogen vanuit de beroepswereld maar weinig onderzoek en bescherming onder water tegenover gezet kon worden. Ook dit veranderde echter. Binnen het eerste programma werden grote projecten uitgevoerd op het Burgzand bij Texel, en ook in het Oostvoornse meer en in de rivieren. Zo bouwde de rijksdienst de basis op voor een maritieme archeologische monumentenzorg (AMZ) en kreeg die zorg ook echt handvatten. Ik ben enorm trots op al die mensen die de afgelopen jaren vanuit de dienst hebben gewerkt aan het maritiem-erfgoedbeheer, in Nederland en in het buitenland Martijn Manders toch besloten om dit opnieuw in een los programma te beleggen. De werkzaamheden die internationaal plaatsvonden, werden ondergebracht in een eigen programma: Maritiem Erfgoed Internationaal. Zo ontstonden twee losse programma’s die beiden tot eind 2021 liepen. Binnen deze programma’s is de afgelopen jaren veel werk verzet in het belang van de onderwater- en maritieme archeologie. De uitdagingen zijn nog altijd groot, maar de koers en onze taken zijn helder en er ligt nu een stevige basis van waaruit we kunnen opereren. Inmiddels lijkt een tweede poging om het maritiem-erfgoedbeheer en onderzoek in te bedden binnen de reguliere werkzaamheden van de RCE wel succesvol te zijn. Ik ben enorm trots op al die mensen die de afgelopen jaren vanuit de dienst hebben gewerkt aan het maritiem-erfgoedbeheer, in Nederland en in het buitenland. Er is veel waardering van de omgeving en stakeholders. Vooral ook nieuwe partners waarderen het verbindende van het maritiem erfgoed, waarbij archeologie een onderdeel is van het beheer, maar niet het enige. En waar een vindplaats ook een herinneringsplek kan zijn. De programma’s zijn afgesloten, maar het werk gaat door en dat blijven we met veel plezier doen. Ik dank iedereen die zich de afgelopen jaren heeft ingezet voor de maritieme programma’s en het programma Maritiem Erfgoed Internationaal in het bijzonder. In deze publicatie vertellen we u over de activiteiten die zijn uitgevoerd binnen het programma Maritiem Erfgoed Internationaal. Een overzicht van de activiteiten van het eerste maritiem programma en die van het programma Maritiem Erfgoed Nederland zijn eerder gepubliceerd. Ik hoop dat deze publicatie ook inspiratie biedt om de toekomstige opgaven gezamenlijk – dus ook met u – op te pakken. Veel leesplezier! Met vriendelijke groeten, Na afloop van het programma Maritiem Erfgoed werden werkzaamheden die op Nederlands grondgebied plaatsvonden, ondergebracht binnen de reguliere taken van de afdeling Archeologie binnen de RCE. Voor even, want uiteindelijk werd Duiker tijdens veldonderzoek Triple Wreck Site bij Sint Eustatius © RCE Martijn Manders Hoofd programma Maritiem Erfgoed Internationaal Programma Maritiem Erfgoed Internationaal in kort bestek Maritiem erfgoed brengt het verleden tot leven en verhalen boven water Nederland is gevormd door zijn relatie met het water. Nederlandse schepen hebben alle zeeën bevaren en de verste uithoeken van de wereld bezocht. Voor zover bekend liggen er ruim 1600 Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren. Dit maritiem erfgoed kenmerkt onze cultuur en geschiedenis en is onderdeel van onze nationale identiteit. Met maritiem archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek komen naast tastbare resten ook de verhalen boven water. Dat levert waardevolle kennis en belangrijke inzichten op over momenten in onze geschiedenis, die soms glorieus zijn en soms juist niet. De informatie die wij nu verzamelen, geeft input voor het debat over ons verleden en actuele thema’s in het heden. Zonder verantwoord beheer verdwijnen deze wrakken. Waardevol maritiem erfgoed moet daarom actief worden bewaard voor huidige en toekomstige generaties. Daar zorgde het programma Maritiem Erfgoed Internationaal (MEI) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) voor, een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Werk op het raakvlak van archeologie, beleid en erfgoedbeheer kenmerkte dit programma. Samenwerking en kennisuitwisseling zijn essentieel In het programma zijn vindplaatsen in kaart gebracht en onderzocht, zijn keuzes gemaakt over beheer en bescherming, en is kennis ontsloten en uitgewisseld. Daarbij werkt het programma intensief samen met overheden van kuststaten, internationale organisaties, ambassades, maritiem archeologen, duikers en vrijwilligers. Zonder deze samenwerking is verantwoorde en duurzame zorg van Nederlands maritiem erfgoed in de hele wereld niet mogelijk. Ontwikkelingen als 3D-visualisatie en methoden als oral history brengen de maritieme geschiedenis en de wrakken op de zeebodem tot leven. Maritiem-erfgoedbeheer gebruikt nieuwe technieken als forensic marking om scheepwrakken onder water te beschermen. Als wetenschap blijft maritieme archeologie in ontwikkeling. Daarom heeft training en opleiding samen met hogescholen en universiteiten ook hoge prioriteit. Het programma wil een betrouwbare kennispartner zijn, die uitwisseling van kennis en ervaring stimuleert en expertise verbindt met een luisterend oor. De gegevens in de Maritime Stepping Stones (MaSS)-database van wrakken zijn dan ook voor iedereen toegankelijk. Doelen • Een effectief beheer van Nederlandse scheepswrakken in den vreemde opzetten en uitvoeren, in actieve samenwerking met anderen. • Data en kennis die opgedaan wordt ter beschikking stellen aan anderen en nieuwe informatie binnenhalen, om begrip te kweken voor het verleden en ruimte te scheppen voor verwondering, en ook als onderdeel van debat en discussie. 9 Inhoudsopgave Voorwoord directeur-generaal Cultuur en Media, Ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 4 Reflectie en woord van dank 6 Programma Maritiem Erfgoed Internationaal in kort bestek 8 Introductie 12 1. Inleiding 1.1 Splitsing nationale en internationale werkzaamheden 1.2 Wettelijke kaders en kwaliteitsnormen 1.3 De twee pijlers van het programma 1.3.1 Pijler I: Beheer scheepswrakken in het buitenland 1.3.2 Pijler II: Maritiem erfgoed binnen het programma Gedeeld Cultureel Erfgoed (2017-2020) / Internationale Erfgoedsamenwerking (2021-2024) 1.3.3 Uitleg en definities 14 15 15 16 16 Algemene projecten en producten 2.1 De wrakkentelling, een overzicht van de voorraad 2.2 Beheerstrategie en methodieken 2.3 Capaciteitsopbouw 2.3.1 Samenwerking met Saxion 2.3.2 Samenwerking met NHL Stenden Leeuwarden 2.3.3 Samenwerking met Universiteit Leiden 2.3.4 Stages 2.3.5 UNESCO-handboeken 2.4 Informatievoorziening en databeheer 2.4.1 Datamanagement 2.4.2 Wrecks in Documents 2.4.3 MACHU 2.4.4 Maritime Stepping Stones (MaSS) 2.4.5 Archis 3+ 2.5 Internationale handhaving 2.5.1 Forensic marking 2.5.2 Satelliet monitoring 2.6 Beheer van het onderwater erfgoed in het Caraïbisch deel van het Koninkrijk 2.6.1 UNESCO 2001-verdrag en het maritiem-erfgoedbeheer in het Caraïbisch deel van het Koninkrijk 2.6.2 Contact houden 2.6.3 Draagvlakvergroting: promotievideo en campagne 2.6.4 Kennisuitwisseling, kennis- en capaciteitsopbouw 2.6.5 Verkenningen op Aruba 2.6.6 Caraïbisch erfgoed in MaSS en MACHU 2.6.7 Duikonderzoek op Sint Eustatius 20 21 22 24 24 24 25 26 26 28 28 29 30 31 33 33 34 35 35 35 37 38 38 38 39 39 2. 17 17 10 3. Activiteiten gericht op Nederlandse scheepswrakken in den vreemde 3.1 Finland 3.1.1 Introductie 3.1.2 Huys te Warmelo 3.1.3 Vrouw Maria 3.1.4 Borstö-wrak 3.1.5 Badewanne-wrak 3.2 Cuba 3.2.1 Memorandum of Understanding 3.2.2 Project Dutch Presence in Cuban Waters 3.2.3 Voortzetting van de afspraken in de MoU 3.3 Maleisië 3.3.1 Onderzeeboten WOII 3.4 België 3.4.1 ‘t Vliegent Hert 3.5 Verenigd Koninkrijk 3.5.1 Project #Rooswijk1740: opgraving en conservering 3.5.2 Galloperwrak Noordzee 3.5.3 Eastbourne-wrak 3.6 Duitsland 3.6.1 Scheepswrakken in de Duitse Waddenzee 3.6.2 Hörnum-Odde-wrak 3.6.3 Süderoogsand 3.7 Zweden 3.7.1 Finding the Vasa Cannon 3.8 IJsland 3.8.1 Het Wapen van Amsterdam 3.9 Indonesië 3.9.1 Wrakken Slag in de Javazee 3.10 Australië 3.10.1 Roaring 40s 3.10.2 Aanval op Broome 3.11 Suriname 3.11.1 De Leusden 3.12 Trinidad en Tobago 3.12.1 Rockley Bay Research Project 3.13 Sint Eustatius 3.13.1 SE-504 Triple Wreck veldwerk 3.14 Japan 3.14.1 Zoektocht naar het gezamenlijke maritiem erfgoed van de Kanrin Maru 3.14.2 Oral history en vooruit op Faro 3.14.3 Van Bosse Stories 3.15 Zuid-Afrika 3.15.1 Modern Oral History: Dutch Wrecks in South Africa 3.15.2 VOC burial ground Simonstown 3.16 Verenigde Staten 3.16.1 De Braak 3.16.2 Roosevelt Inlet Wreck 3.17 Buitenlandse schepen in Nederlandse wateren 3.17.1 Sophia Albertina 3.17.2 HMS Apollo 3.18 Conclusie 42 43 43 43 44 44 45 45 45 46 47 47 47 49 49 50 50 54 54 55 55 56 56 57 57 57 57 57 57 59 59 60 60 60 61 61 61 61 64 64 65 65 67 67 69 71 71 72 72 72 73 73 11 4. Publieksbereik: communicatie, pers, media en andere publieksoptredens 4.1 Expertsessies 4.2 Aandacht in de pers 4.3 Factsheets 4.4 Wij en Water 4.5 Nieuwsbrieven 4.6 RCE-tijdschrift 4.7 Communicatie voor de jongsten 4.8 Maand van de geschiedenis 4.9 Lezingen 74 75 75 75 75 75 75 75 76 76 5. Beleidsperiode 2021-2024 78 Bijlagen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Financiële overzichten 2017-2021 Werkprocessen en protocollen AMZ-cyclus Vondstmeldingsformulier Melding Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren Melding buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren Indeling scheepswrakken naar eigendom Afwegingskader onderzoek Maritiem Erfgoed Overzee Protocol voor de omgang met menselijke resten Literatuur 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 Introductie 13 Voor u ligt het rapport van het programma Maritiem Erfgoed Internationaal, dat tussen 2017 en 2021 is uitgevoerd onder de vleugels van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Vele jaren was het beheer en onderzoek van het cultureel erfgoed onder water een ondergeschoven kindje. Nu is er echter wel een goede basis gelegd om dit onderdeel succesvol te integreren in de erfgoedzorg met het Maritiem Programma (2012-2016) en de twee programma’s Maritiem Erfgoed Internationaal en Maritiem Erfgoed Nederland, die beide met ‘Erfgoed Telt’-gelden zijn gefinancierd. Doordat verschillende onderdelen in de programma’s zijn geïntegreerd binnen de al bestaande lijnen van de rijksdienst, wordt het beheer voor lange tijd geborgd. Hierbij wordt zorgvuldig gekeken naar wat wel en wat niet succesvol was binnen de programma’s. Voor het beheer van cultureel erfgoed onder water komt vanaf 2022 een structureel budget van anderhalf miljoen euro per jaar beschikbaar, boven op de gelden die al beschikbaar waren voor het internationaal beheer en een calamiteitenpot van twee miljoen euro. Een goede basis om de komende jaren dit kwetsbare Nederlandse erfgoed in binnen- en buitenland op een verantwoorde manier te beheren. Door de extra gelden die voortkwamen uit het regeerakkoord 2017-2021 kreeg het programma te maken met financiële voorspoed. Maar toen begin 2020 het coronavirus ons land bereikte, was er ook tegenslag te verwerken. Het werd toen voor de betrokken maritiem archeologen zeer lastig om internationale projecten op locatie uit te voeren. Veel projecten bleven toch doorgaan – al dan niet in afgeslankte vorm – door de inzet van de lokale partners. De overleggen op afstand waren wel een stuk intensiever dan voor de coronacrisis en het was onvermijdelijk dat de pandemie de oorspronkelijke planningen in de war schopte. Door de flexibiliteit van het programmateam en zijn partners is echter toch een enorme prestatie geleverd en zijn de overkoepelende doelen wel gehaald. Inmiddels zijn veel restricties weer opgeheven maar nog lang niet allemaal. Toch wordt nu binnen de nieuwe structuur van de RCE al een inhaalslag gemaakt en komen uitgestelde projecten langzaam weer op gang. Leeswijzer Hoofdstuk 1 biedt een toelichting op de doelen, de werkwijze en de beide pijlers van het programma Maritiem Erfgoed Internationaal. Vervolgens is hoofdstuk 2 gewijd aan algemene projecten en producten die gericht zijn geweest op het verbeteren van het beheer van Nederlandse scheepswrakken in den vreemde. De op scheepswrakken gerichte projecten worden per land besproken in hoofdstuk 3. Hierbij wordt ook ingegaan op enkele buitenlandse schepen in Nederlandse wateren. Daarna belicht hoofdstuk 4 het publieksbereik van het programma. Ten slotte biedt hoofdstuk 5 een doorkijkje naar de beleidsperiode tussen 2021 en 2024. Na de hoofdstukken volgen negen genummerde bijlagen en een literatuurlijst: • Bijlage 1 met het financiële overzicht van 2017 tot en met 2021 • Bijlage 2 met een uitleg over de werkprocessen en protocollen • Bijlage 3 met de AMZ-cyclus • Bijlage 4 met het vondstmeldingsformulier • Bijlage 5 met het meldprotocol Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren • Bijlage 6 met het meldprotocol buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren • Bijlage 7 met de indeling scheepswrakken naar eigendom • Bijlage 8 met het afwegingskader onderzoek Maritiem Erfgoed Overzee • Bijlage 9 met het protocol voor de omgang met menselijke resten • Literatuur Dit rapport beschrijft de doelen van het programma Maritiem Erfgoed Internationaal, zijn missie, visie en de manier waarop naar die doelen is toegewerkt, inclusief de aanpassingen die door de coronacrisis nodig waren om deze te bereiken. In dit overzicht wordt duidelijk hoeveel in relatief korte tijd bereikt is en welke structuur is opgezet om ook in de toekomst tot een goed beheer te komen. Aan het einde van het rapport wacht u een blik in de toekomst als we de visie die we aan het begin van het programma omschrijven, weer oproepen en suggesties doen voor verdere stappen en de invulling daarvan. Duiker staat klaar om het water in te gaan voor het onderzoek bij het wrak van de Rooswijk © #Rooswijk1740 project 1. Inleiding 15 Nederland is een maritieme natie. Het water heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van ons land: op lokaal, nationaal en ook internationaal niveau. De 330.000 kilometer sloten in Nederland zijn de haarvaten van ons land, de 6500 kilometer aan beken en ander klein stromende riviertjes zijn de aderen, net als de 6500 kilometer aan vaarten en kanalen. Tot slot zijn de grote rivieren de slagaders van ons land. De hoge aantallen vaarten, kanalen en sloten geven al aan dat de mens fors heeft ingegrepen in dit waterlandschap. Tel hierbij de vele hectaren aan ingepolderd en bedijkt landschap op en we zien een sterke relatie tussen mens en water, die vele eeuwen teruggaat. Water is een fundamenteel deel van onze geschiedenis en cultuur en daarmee ook van onze identiteit. De vertrouwdheid met het water riep bij Nederlanders door de eeuwen heen een zucht naar avontuur op. Misschien kwam hier ook hoogmoed bij kijken, maar in elk geval was de nieuwsgierigheid naar het onbekende niet te bedwingen. Die beperkte zich niet tot Nederland alleen, maar bracht ons ver buiten de landsgrenzen. Al vele honderden jaren handelen Nederlanders met verre markten, vechten ze op vreemd grondgebied en wisselen ze cultuur en gebruiken uit. Dit zorgde in het verleden geregeld voor voorspoed, welvaart en vernieuwing. Nieuw ontdekte gebieden namen wij in bezit, we voerden oorlogen, we onderdrukten en dreven slavenhandel. Hoe trots we ook zijn op onze band met het water, we kijken naar onze historie met gemengde gevoelens. Onze samenleving is een voortbrengsel van deze internationale en met andere landen gedeelde geschiedenis. Dit gedeelde verleden is een belangrijke bron van kennis en draagt bij aan de zo belangrijke discussies over wat er in het verleden gebeurd is en hoe we dat moeten waarderen. Het verleden helpt ons een beter begrip te krijgen voor wie we zijn en geeft ons een identiteit. 1.1 Splitsing nationale en internationale werkzaamheden Het programma Maritiem Erfgoed Internationaal is een voortzetting geweest van activiteiten die in een eerder stadium werden uitgevoerd binnen het Maritiem Programma dat liep tussen 2012 en 2016. Vanaf 2017 werden de werkzaamheden van dat programma die zich binnen Nederland afspeelden en de internationale activiteiten opgesplitst. Het internationale programma maakte een doorstart als breed en divers cultureel-erfgoedprogramma. Het leunde hierbij op twee pijlers: Scheepswrakken in den Vreemde en Duiker onderzoekt het wrak van de Rooswijk © Cor Kuyvenhoven Gedeeld Cultureel Erfgoed (GCE)/Internationale Erfgoedsamenwerking (IE). Archeologie speelde hierin een grote rol, maar voerde minder de boventoon dan in het programma Maritiem Erfgoed Nederland dat ook zijn spin-off had uit het eerder genoemde Maritiem Programma. Maritiem Erfgoed Nederland concentreerde zich op maritiem archeologische werkzaamheden. Ook dit programma is eind 2021 geëindigd. De capaciteit van medewerkers die gespecialiseerd zijn in zowel maritieme archeologie als erfgoedmanagement is nog altijd relatief klein. Daarom werkten de programma’s Maritiem Erfgoed Internationaal en Maritiem Erfgoed Nederland op een aantal vlakken samen, zoals voor datamanagement, capaciteitsopbouw en de ontwikkeling van methoden en technieken. 1.2 Wettelijke kaders en kwaliteitsnormen De werkzaamheden van het programma zijn gebaseerd op wettelijke en beleidsmatige taken. Het programma was bijvoorbeeld de uitvoerder van de structurele taak Beheer Nederlandse Scheepswrakken in den Vreemde. Nederland claimt het eigendom van Nederlandse staatsschepen en wrakken, waar ter wereld deze ook liggen. Hierbij gaat het vooral om de wrakken van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), West-Indische Compagnie (WIC) en Admiraliteit en om oorlogs-/marineschepen. Daarnaast voerde het programma het maritieme onderdeel uit van het programma Gedeeld Cultureel Erfgoed (GCE) en het Internationale Cultuurbeleid (ICB) van de Nederlandse overheid. In zijn rol als internationale beheerder van het Nederlands maritiem cultureel erfgoed coördineerde het programma hieraan gelieerde projecten voor de Nederlandse overheid en werkte hierin nauw samen met andere ministeries, zoals Defensie en Buitenlandse Zaken. Het programma Maritiem Erfgoed Internationaal is ook ingezet als direct aanspreekpunt voor Nederlandse ambassades en buitenlandse partners voor het beheer van het maritiem erfgoed. Met de overheden van een aantal landen, waaronder Cuba, Maleisië en Australië, zijn specifieke afspraken gemaakt over maritiem cultureel erfgoedbeheer, in de vorm van een Memorandum of Understanding (MoU), Letter of Intent (LoI) of Letter of Agreement (LoA). Het programma werkte voor zijn archeologische projecten zo veel mogelijk volgens de Kwaliteitsnormen voor de Nederlandse Archeologie (KNA). Hierbij werd wel altijd rekening gehouden met de eisen die partners stelden. Zo waren de 16 regels van de kuststaten (de landen waarin het erfgoed ligt) altijd leidend. Het kan dus voorkomen dat is afgeweken van de KNA- standaarden. De internationale kwaliteitseisen voor de ‘Bescherming en het Beheer van het Onderwater Cultureel Erfgoed’ zijn omschreven in het ICOMOS-charter en opgesteld in Sofia in 1996, en uiteindelijk verwerkt in de annex van het UNESCO-verdrag voor de ‘Bescherming van het Onderwater Cultureel Erfgoed’ (Parijs, 2001). Deze kwaliteitseisen zijn leidend voor de internationale archeologische werkzaamheden die het programma uitvoert in samenwerking met andere landen. Alle bij de UNESCO aangesloten landen hebben deze annex geaccepteerd, hoewel veel daarvan nog altijd het UNESCOverdrag niet hebben geratificeerd. Nederland is voornemens dit in 2023 te doen. 1.3 De twee pijlers van het programma Een van de ambities van het programma Maritiem Erfgoed Internationaal was om een belangrijke en betrouwbare partner te zijn voor verschillende internationale overheden en organisaties op het gebied van erfgoedmanagement. Met als pijlers een duidelijke visie op verantwoord beheer enerzijds en een focus op samenwerking en kennisdeling anderzijds. Daarom vielen de werkzaamheden binnen het programma vanuit deze twee pijlers zo goed samen. Hierna volgt een nadere uitwerking van deze twee pijlers. Een bijzondere positie hebben de scheepswrakken die een belangrijk onderdeel van de geschiedenis van Nederland vertegenwoordigen, maar waarvan het eigendom niet kan worden geclaimd. Vaak is de reden hiervoor dat de schepen in privébezit waren toen ze zonken, of dat ze op dat moment al waren overgenomen door een andere mogendheid. Ook deze schepen worden dus meegenomen in het beheer, maar zeker in deze gevallen is een goede samenwerking met de kuststaat en soms ook met de huidige eigenaren van het wrak (zoals verzekeringsmaatschappijen) van cruciaal belang. Feitelijk leggen wij dan een emotionele claim op het betreffende scheepswrak en vragen de andere stakeholders hiervoor ontvankelijk te zijn en dit te respecteren. Bij de uitvoering van pijler I binnen het programma Maritiem Erfgoed Internationaal stond een goede en openhartige samenwerking voorop tussen Nederland als ‘vlaggenstaat’ en de ‘kuststaten’. Hierbij is zo veel mogelijk samengewerkt op overheidsniveau, met daaromheen samenwerkingsovereenkomsten met andere (vaak private) partners. Dit omdat de verantwoordelijkheid voor het beheer meestal bij de overheden ligt en de afspraken die worden gemaakt voor de langere termijn gelden. Het uitgangspunt voor deze pijler van het programma was de noodzaak voor een goed beheer. Dit kon vraaggestuurd zijn, maar het programma kon ook op eigen initiatief actie ondernemen. De methoden en uitgangspunten van het programma zullen integraal worden voortgezet en ook de basis vormen voor het toekomstig beheer van scheepswrakken in den vreemde. 1.3.1 Pijler I: Beheer scheepswrakken in het buitenland Nederland claimt de verantwoordelijkheid voor de wrakken van VOC-, WIC- en staatsschepen zoals de Admiraliteits- en oorlogs-/marineschepen. Die verantwoordelijkheid brengt ook de verplichting met zich mee om deze wrakken te beheren. Het programma Maritiem Erfgoed Internationaal is daarom primair gericht geweest op een goed beheer van deze wrakken. Dit gebeurde enerzijds volgens de stappen die worden beschreven in de Nederlandse Archeologische Monumenten Zorg (AMZ)-cyclus (zie bijlage 3). Anderzijds gebruikte het programma een afwegingskader dat bij elk project en elk scheepswrak werd ingezet (zie bijlage 8). In dit kader, dat nog altijd wordt gebruikt, wordt een afweging gemaakt tussen de verschillende belangen die een wrak vertegenwoordigt. Die reiken veel verder dan alleen de archeologische waarde. Dit afwegingskader zal ook in de toekomst een van de pijlers blijven voor het buitenlandbeleid. The significance of an underwater cultural heritage site can only be determined by looking beyond the archaeological value. Therefore, determining the value of UCH is not the sole domain of that of archaeologists. Hans van Tilburg, National Oceanic and Atmospheric Administration, Verenigde Staten 17 1.3.2 Pijler II: Maritiem erfgoed binnen het programma Gedeeld Cultureel Erfgoed (20172020) / Internationale Erfgoedsamenwerking (2021-2024) Gedeeld cultureel erfgoed is aangemerkt als deelterrein binnen het Internationaal Cultuurbeleid (ICB) van de overheid. De RCE heeft de opdracht dit beleid uit te voeren via het programma Internationale Erfgoedsamenwerking (IE). Voorheen heette dit het programma Gedeeld Cultureel Erfgoed (GCE). Maritiem Erfgoed is naast Gebouwde Omgeving en Collecties het derde thema binnen het programma IE. Het loopt in ieder geval nog door tot 2024. In de projecten die binnen de IE-lijn worden uitgevoerd, staan kennisuitwisseling, wederkerigheid, capaciteitsopbouw en samenwerking centraal. Er wordt – anders dan in pijler I – niet geïnvesteerd in fysiek beheer. Het programma werkt overwegend vraaggestuurd. Bij het programma Maritiem Erfgoed Internationaal komen deze vragen vaak naar voren vanuit projecten die worden uitgevoerd in pijler I, het actieve beheer van scheepswrakken. GCE richtte zijn samenwerking vooral op de prioriteitslanden Australië, Brazilië, India, Indonesië, Japan, Rusland, Sri Lanka, Suriname, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika. Dit is in de huidige programmastructuur echter niet meer exclusief het geval. Het ICB-beleid is breder geworden, met 23 partnerlanden, en met de mogelijkheid om met landen daarbuiten samen te werken. Dit schept kansen voor nieuwe samenwerkingen met bijvoorbeeld buurlanden van Nederland. Maritiem Erfgoed Internationaal heeft intensieve contacten met elk van deze landen. Omdat het beheer van Nederlandse schepen in den vreemde en het Gemeenschappelijk (later Internationaal) Erfgoedbeleid gecombineerd werden uitgevoerd, worden in dit rapport alle primair op scheepswrakken gerichte projecten per land beschreven. Dit ongeacht de basis van financiering. Trainingsen kennisuitwisselingsactiviteiten zijn vooral gefinancierd via het GCE/IE-programma, terwijl activiteiten die zich echt op het beheer van onderwatererfgoed richten vooral zijn gefinancierd door het programma Nederlandse Scheepswrakken in den Vreemde. Combinaties van beide pijlers komen regelmatig voor. De op scheepswrakken gerichte projecten worden daarom besproken in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 2 gaat over algemene projecten en producten die gericht waren op een beter beheer van Nederlandse scheepswrakken in den vreemde. 1.3.3 Uitleg en definities Het programma Maritiem Erfgoed Internationaal (MEI) heeft zich beziggehouden met het beheer van Nederlands maritiem erfgoed over de hele wereld. Om dit effectief te kunnen doen, moest een methode ontwikkeld worden. Hiervoor zijn gereedschappen ontwikkeld, nieuwe technieken ingezet en is nagedacht over waar we voor (willen) staan. Hiervoor hebben we ook gekeken naar wat we eigenlijk bedoelen met bepaalde woorden en activiteiten. Dit heeft geleid tot het (opnieuw) definiëren van begrippen, om uiteindelijk een begrijpelijk verhaal te kunnen vertellen over waarom we bepaalde werkzaamheden wel en andere niet doen. Hieronder volgen een aantal definities en worden verschillende standpunten en keuzes binnen het programma verduidelijkt. Archeologie In het programma Maritiem Erfgoed Internationaal hebben projecten met een koppeling tussen de eerste en tweede pijler – waarbij dus feitelijk beheer gecombineerd werd met trainingen en kennisuitwisseling – het vaakst tot succes geleid. Heritage management is by definition all about making choices and compromises. Working (and negotiating) with foreign partners adds another layer of compromises. Even more important is to know what is your limit of your compromises. How far are you willing to go? Marc-Andre Bernier, manager underwater archaeology at Parks Canada Vaak wordt gesproken over de archeologie die in de grond zit, alsof archeologie een ding of een object is. Precies gezegd is archeologie echter de wetenschap die we gebruiken om fysieke overblijfselen uit het verleden te onderzoeken. Het is de kennis en de verzameling van methoden en technieken die we gebruiken om objecten en sporen uit het verleden te bestuderen. Archeologie is dus niet een object of spoor zelf. Objecten of sporen liggen in de bodem, de archeologie gebruiken we om deze te bestuderen. Scheepswrakken, maritiem erfgoed en erfgoed onder water Het programma MEI heeft zich primair beziggehouden met Nederlandse scheepswrakken in het buitenland. Daar lag de politieke opdracht. Veel van deze wrakken liggen of lagen onder water en maken deel uit van het cultureel erfgoed onder water. Dat hoeft echter niet zo te zijn. Erfgoed onder water ligt – zoals de naam zegt – onder water, maar scheepswrakken kunnen ook op het land liggen, bijvoorbeeld in opgedroogde rivierlopen of ingepolderd land. 18 With millions of wrecks worldwide there are preservation and management issues that we face. There is not enough capacity to protect everything so decisions have to be made. What do we focus on, what do we study. Significance is therefore an important factor in heritage preservation. Hans van Tilburg, National Oceanic and Atmospheric Administration, Verenigde Staten gedacht. Voor de een waren de kapiteins op de schepen van de WIC zeehelden, terwijl zij voor de ander de onderdrukking vertegenwoordigden van andere bevolkingsgroepen. Dit verschil wordt ook uitgedrukt in de manier waarop verschillende naties kijken naar eenzelfde gebeurtenis, zoals een gevoerde zeeslag. Deze verschillen in inzicht zijn niet erg. Ze zijn zelfs zeer functioneel en te gebruiken bij het voeren van (vaak) gevoelige discussies. Kennis brengt daarin diepte aan, maar verschillende perspectieven ook. Pas dan kunnen we namelijk leren. Leren over de ander maar vooral ook over onszelf. Alleen in een debat krijgen we een echte spiegel voorgehouden. Individuele en contextuele bescherming Andersom, wanneer we over cultureel erfgoed onder water spreken, gaat dat over veel meer dan alleen scheepswrakken. Ook verzonken dorpen of prehistorische vindplaatsen vallen daar bijvoorbeeld onder. Wanneer we spreken over schepen of scheepswrakken, dan hebben we het over maritiem erfgoed. Maritiem geeft de relatie aan tussen mensen en water. Schepen zijn dus zo goed als altijd maritiem, maar hoeven niet onder water te liggen. De term ‘maritiem’ kan ook verwijzen naar een havenbekken, brug of zelfs een pakhuis, zolang de relatie met het water maar duidelijk is. Het is vooral een manier van kijken naar de wereld, waarbij we het water op een centrale plek zetten. Archeologie, beleid en erfgoedbeheer MEI was niet alleen een wetenschappelijk programma waarin gezocht is naar inhoudelijke kennisvermeerdering. Er is juist gezocht naar de raakvlakken tussen archeologie, beleid en erfgoedbeheer. Een verantwoord beheer vereist duidelijk omlijnde kaders, waarin omschreven is wat maritiem erfgoed en cultureel erfgoed onder water betekenen en wat verantwoord beheer inhoudt. Een goed uitgebalanceerd beheer omvat zowel onderzoek (kennisvermeerdering) als bescherming. We gebruiken daar methoden en technieken voor uit de archeologie, de geschiedenis, het archiefonderzoek en het immaterieel erfgoedonderzoek. Ook beleidsmatige, juridische en diplomatieke componenten spelen een belangrijke rol, want scheepswrakken zijn behalve kennisbronnen ook locaties van herinnering en nagedachtenis. Bevolkingsgroepen en landen kunnen daar verschillende waarden aan toekennen. Bijvoorbeeld: wrakken van oorlogsschepen uit de Tweede Wereldoorlog worden nu door velen bestempeld als oorlogsgraven die je met rust moet laten, maar niet door iedereen. Schepen van de West-Indische Compagnie staan vaak symbool voor de verovering en de kolonisatie door Nederland van het Caribisch gebied. Ook over die rol van Nederland en de WIC wordt verschillend Veel van het werk dat het programma als opdracht moest uitvoeren, was gericht op het beheer en onderzoek van specifieke scheepswrakken. Daarnaast richtte het programma zich op een meer contextuele, landschappelijke aanpak. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de werkzaamheden aan de drie Nederlandse schepen die verloren zijn gegaan bij de Slag in de Javazee op 27 februari 1942. Deze relatief dicht bij elkaar gelegen drie wrakken zijn verbonden aan drie historische gebeurtenissen die betrekking hebben op een veel groter gebied en op meerdere nationaliteiten. Ten eerste zijn de schepen historisch gezien onderdeel van een slag waarin ook Engelse, Australische, Amerikaanse en Japanse schepen deelnamen. Het beheer en behoud van deze schepen zou dus gebaat kunnen zijn bij samenwerking tussen deze landen. Ten tweede is met diezelfde slag op de Javazee het einde van Nederlands-Indië ingezet. Hiermee veranderden de verhoudingen tussen bevolkingsgroepen en naties of landen. Zo is het voor het beheer van deze wrakken van cruciaal belang samen te werken met de – na de Tweede Wereldoorlog opgerichte – kuststaat Indonesië. Het belang en de waarde van deze wrakken liggen bij dit land anders dan bij zijn vroegere kolonisator Nederland. Dit heeft effect op het beheer van dit erfgoed. Ten derde spelen de wrakken ook een rol bij het onderzoek naar de wereldwijde illegale berging van ijzeren scheepswrakken en dan vooral wrakken uit de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië. In diezelfde context worden ook vier Nederlandse onderzeeboten onderzocht die eind 1941 in Maleisische wateren zijn gezonken. In het bredere perspectief van de Tweede Wereldoorlog en de invasie van Nederlands-Indië passen weer de Nederlandse vliegtuigen die na de val van Nederlands-Indië ontsnapten naar Broome in Noordwest-Australië, waar ze door de Japanse Zero jachtvliegtuigen zijn vernietigd. Al deze verschillende verhaallijnen verbinden weer andere locaties, objecten en verschillen van inzicht met elkaar. De vindplaatsen vormen herinneringen en tastbare bewijzen van belangrijke gebeurtenissen in het verleden, voor Nederland en voor andere landen. Dat we daar 19 op verschillende manieren naar kijken, maakt geschiedenis en erfgoedbeheer des te interessanter. Samenwerking, opleiding en debat Het beheer van scheepswrakken met een Nederlandse soevereiniteit is de rijksverantwoordelijkheid die het programma in de afgelopen jaren heeft uitgevoerd en die nog altijd bij de RCE ligt. Deze scheepswrakken zijn onder andere eigendom geweest van de VOC, de WIC, de Admiraliteit en de Koninklijke Marine. Of er wel of geen inzet wordt gepleegd op vindplaatsen wordt bepaald door een afwegingskader (zie bijlage 8). Vervolgens legt de RCE de beredeneerde keuze ter bespreking voor in de Wrakkencommissie, waarin verschillende Nederlandse ministeries samenwerken (zie paragraaf 2.2). Elke activiteit is dus afgewogen. De projecten die uitgevoerd zijn, boden een uitstekend platform voor samenwerking tussen Nederland en de desbetreffende kuststaten. Soms werd hierbij bilateraal samengewerkt en soms ook multilateraal met andere belanghebbende landen. De activiteiten werden dan gekenmerkt door veel uitwisselingen en trainingen. Hiervoor is de afgelopen jaren vaak het programma Gedeeld Cultureel Erfgoed (GCE), nu Internationale Erfgoedsamenwerking geheten, ingeschakeld (zie paragraaf 1.3.2). De echte beheersactiviteiten werden dan vanuit het programma MEI gefinancierd en de trainings- en andere samenwerkingsactiviteiten via het GCE-programma. De vele projecten die het programma heeft uitgevoerd, hebben geïnspireerd tot vele debatten, lokaal, nationaal en internationaal. In dit rapport komen er daarvan een aantal aan de orde. Met de projecten is de kennis over maritiem erfgoed enorm uitgebreid. Ook zijn er veel mogelijkheden gecreëerd voor verschillende belangengroepen van verschillende nationaliteiten om te kunnen participeren, en is dat ook veelvuldig gebeurd. Verhalen achterhalen en delen Wrakken zijn fysieke overblijfselen van activiteiten, gebeurtenissen uit lang en iets minder lang vervlogen tijden. Aan dat verleden kleven herinneringen, tradities en gewoonten die mede hebben geleid tot wie wij zijn. Het materiële erfgoed heeft dus een immateriële tegenhanger die net zo belangrijk is om het verleden te begrijpen en te waarderen. Daarom is binnen het programma MEI ook dit niet-tastbare erfgoed meegenomen in het beheer van de scheepswrakken. Onder meer in Japan, Zuid-Afrika en Australië zijn projecten uitgevoerd waarin het vastleggen van verhalen een belangrijke component was. Sommige van die verhalen zijn al eeuwen oud en dreigen te verdwijnen. Zij vormen een belangrijke context van de vergane schepen, die we graag wilden optekenen, bewaren, koesteren en delen. I wish to congratulate the International Programme for Maritime Heritage (IPMH) for its work in the past 10 years. Over the years, the Netherlands has developed as a leader in the field of underwater archaeology in particular with its work on the management of its underwater cultural heritage. But the efforts and successes of the IPMH has now allowed the Netherlands to be even more of an active leader on the international scene. Actually, not many countries have done more to support, conduct and promote good archaeological projects away from their own borders. This needs to be saluted. Marc-Andre Bernier, manager underwater archaeology, Parks Canada 2. Algemene projecten en producten 21 Organisatie Aantoonbaar Koninklijke Marine (1813- ) (+ Indische Militaire Marine) Exclusief WOI en WOII 104 Koninklijke Marine WO II (1939-1945) 52 Koninklijke Marine WO I (1914-1918) 3 Admiraliteit (1597-1795) 160-165 Koopvaardij WO II Visserij WO II Schatting Oorlogsgraf Ja 26 2 Ja Ja 340 Ja 400 Nee 71 Koopvaardij WO I Eigendom NL Nee 245 Nee Verenigde Oost-Indische Compagnie 1602-1795/9 Retour 543 700 Ja Verenigde Oost-Indische Compagnienavale macht intra-Aziatisch 58 100 Ja West-Indische Compagnie (1621-1792) 105 200 Ja Koloniale Marine + Gouvernements Marine (1821 – 1949) 63 Ja Kaapvaart 64 Ja (niet altijd) Kustwacht, Rijkswaterstaat Nog onbekend Ja Loodswezen, douane Nog onbekend Totaal 1283 Ja 2342 28 1626 Tabel: Resultaten van de wrakkentelling Scheepswrakken van de VOC, de WIC, de Admiraliteit en de Koninklijke Marine zijn soeverein en Nederland beschouwt deze als zijn eigendom. Deze claim schept ook verplichtingen. Daarom heeft het programma Maritiem Erfgoed Internationaal vanuit verschillende ministeries die verenigd zijn binnen de Wrakkencommissie, de opdracht gekregen om deze scheepswrakken te beheren en dit beheer te structureren. Hiertoe is ten eerste met een wrakkentelling geprobeerd om een overzicht te krijgen in de aantallen en verspreiding van de wrakken. Hieronder staan de resultaten van deze wrakkentelling vermeld. Ten tweede zijn verschillende projecten uitgevoerd in samenwerking met de kuststaten. Hierbij werd een selectieproces gevolgd, dat vooral gebaseerd is op het afwegingskader (zie bijlage 8). 2.1 De wrakkentelling, een overzicht van de voorraad Na de illegale berging van drie Nederlandse marineschepen uit de Tweede Wereldoorlog - de Hr. Ms. De Ruyter, Java en Kortenaer - in de Javazee, bleken ook twee onderzeeboten - de O16 en KXVII - in Maleisië van de zeebodem te zijn verdwenen. De Tweede Kamer heeft toen gevraagd om te onderzoeken welke schepen van Nederlands eigendom er eigenlijk zijn en welke daarvan ook oorlogsgraven zijn. Specifiek ging het hierbij om de volgende vragen: 1. Hoeveel schepen van Nederlands staatseigendom zijn er in totaal? 2. Hoeveel oorlogsschepen zijn er in totaal gezonken? 3. Hoeveel gezonken oorlogsschepen zijn ook oorlogsgraven? Dit uitgebreide onderzoek werd gecoördineerd door het programma MEI en naast de RCE waren hierbij ook experts van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), de Universiteit Leiden, het ministerie van Defensie en zelfstandige onderzoekers vertegenwoordigd. Het onderzoek heeft in de eerste plaats als resultaat dat nu overeenstemming is bereikt over een aantal belangrijke definities dat wordt gehanteerd en waar nog veel discussie over was. Bijvoorbeeld over wat een oorlogsschip precies is, wanneer we kunnen spreken van eigendom en wat een oorlogsgraf betekent. Het op een lijn krijgen van definities is op zichzelf al een belangrijke mijlpaal. De wrakkentelling zelf is een enorm tijdrovende taak geweest. Er zijn daarbij bekende, maar vooral ook veel onbekendere lijsten van wrakken bij elkaar gevoegd. Waar gegevens ontbraken (zoals gegevens van de Admiraliteit en de WIC omdat verschillende delen van archieven verloren gegaan waren) is een inschatting gemaakt hoeveel schepen er mogelijk verloren zijn gegaan. De aantallen genoemd in de wrakkentelling (zie de tabel hierna) zijn dus exacte tellingen, waaraan beredeneerde inschattingen zijn toegevoegd. De lijsten moeten in de komende jaren verder worden aangescherpt, maar de stand van nu is hiervoor een mooi vertrekpunt. Conservator besproeit een groot blok concretie gevonden tijdens de opgraving van de Rooswijk met water om uitdroging te voorkomen. © Jarno Pors/RCE 22 In totaal zijn we met de huidige telling gekomen tot 2342 gezonken schepen. Voor 1626 daarvan kan Nederland nog altijd het eigendom claimen. Hiervan kunnen we er 270 aantoonbaar bestempelen als oorlogsschepen. Of al deze scheepswrakken nog op de zeebodem liggen, nog toegankelijk zijn of in de loop van de eeuwen zijn gelicht of vernietigd, is nog niet verder uitgezocht. Wel is duidelijk geworden dat het aantal Nederlandse scheepswrakken dat in buitenlandse wateren ligt, vele malen groter is dan eerst gedacht. Van al deze wrakken beschouwen we 28 locaties ook als oorlogsgraf. Het is lastig tot ondoenlijk om te komen tot een exact aantal scheepswrakken. Dit komt ten eerste doordat de definities van wat een oorlogsschip of zelfs een VOC-schip is, niet in steen gehouwen zijn. Het project Wrakkentelling is dan ook begonnen deze definities opnieuw te formuleren en vanuit dat standpunt zijn de wrakken geteld. Zelfs dan is het echter een onmogelijke opgave om tot een exact getal te komen. Dit heeft te maken met de beschikbaarheid en compleetheid van bruikbare data. Veel archieven zijn in het verleden vernietigd, en ook niet alle archieven zijn even toegankelijk of duidelijk. Hierdoor ontstaan hiaten in onze kennis. De aantallen in de tabel hierboven kunnen in de toekomst dus nog iets worden bijgesteld. Dat kan naar boven zijn omdat in de archieven meer aanwijzingen worden gevonden voor vergane schepen. Maar bijstellingen naar beneden zijn ook mogelijk, doordat iets anders geschreven namen of verkeerd genoteerde data toch uiteindelijk verwijzen naar een en hetzelfde schip, of omdat bij onderzoek toch blijkt dat schepen niet liggen waar we dachten dat ze lagen. Dit laatste kan komen door (illegale) berging, iets wat we tot een minimum proberen te beperken door internationale samenwerking in het beheer. Het project is gepresenteerd tijdens de eerste Vlootschouw in het Scheepvaartmuseum op 18 januari 2020. • Informatie over de wrakken is openbaar beschikbaar gemaakt via de website Maritime Stepping Stones (MaSS): https://mass.cultureelerfgoed.nl. De scheepswrakken worden daarop allemaal afzonderlijk gepubliceerd. • De publicatie van de wrakkentelling 1 is digitaal beschikbaar op: https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2021/01/01/wrakkentelling De kaft van de publicatie over de wrakkentelling, met daarop een foto van de replica van het VOC-schip de Halve Maen (1609) op het water © RCE 2.2 Beheerstrategie en methodieken In 2022 wordt de Erfgoedmonitor (https://erfgoedmonitor. cultureelerfgoed.nl) gevuld met de kwantitatieve data uit de wrakkentelling. Er wordt onderzocht of de lijst verder kan worden uitgebreid met Nederlandse vliegtuigwrakken, omdat ook voor een aantal van deze objecten geldt dat zij nog altijd Nederlands eigendom zijn. Een belangrijke uitdaging die het programma is aangegaan was het maritiem-erfgoedbeheer internationaal op orde krijgen. Hiervoor was het noodzakelijk om in samenwerking met verschillende partijen – naast de wrakkentelling – ook te kijken naar de verschillende stappen die moeten worden doorlopen bij een duurzaam beheer, inclusief de verantwoordelijkheden die daarbij horen. Hierbij is geput uit de informatie die er al was binnen het erfgoedbeheer in Nederland, maar ook uit de internationale praktijk. Zo zijn in eerste instantie de kwaliteitseisen van de Nederlandse Archeologie (de KNA2) bekeken en is gebruikgemaakt van de annex de Best practice regels voor de archeologie onder water van het UNESCO-verdrag voor de bescherming van het cultureel erfgoed onder water uit 2001.3 Ook zijn ideeën, schema’s en voorgestelde protocollen getoetst aan projecten die binnen het programma zijn 1 2 3 Manders, M. et al. 2021. https://www.sikb.nl/archeologie/werkproces-archeologie/kna https://en.unesco.org/underwater-heritage/2001 23 uitgevoerd. Om de stappen inzichtelijk te maken is in de eerste plaats gebruikgemaakt van de SASMAP-richtlijnen4, waarin de archeologische monumentenzorg (AMZ) onder water stapsgewijs staat uitgelegd (zie bijlage 3). Vervolgens zijn meldprotocollen opgesteld voor het geval er Nederlandse scheepwrakken in het buitenland en scheepswrakken van buitenlandse mogendheden in Nederlandse wateren worden aangetroffen (zie bijlage 5 en 6). De protocollen moeten in de komende jaren zorgen voor een heldere taakverdeling en een duidelijke verantwoordelijkheid van de verschillende stakeholders. In het algemeen moeten de protocollen ook leiden tot een beter beleid en betere bescherming van Nederlandse scheepwrakken wereldwijd en tot een eerlijke en heldere wederkerigheid voor buitenlandse soevereine schepen in Nederlandse wateren. Aan een meldprotocol voor vliegtuigwrakken in het buitenland wordt nog gewerkt. Shipwrecks are not always considered to be heritage. This depends on many factors like: culture, economic standards and geographic location. Sometimes complete sites are being re-used and valued as a whole, sometimes these sites are only valued for the reuse of materials and sometimes also sites are being valued for their positive effect on the environment. People have to make a living, so that is a complexity which also is at play in many areas in the world. Being valued differently, it needs to be stressed that preservation of a site does not mean it necessarily is off limits. Proper access can be done in a sustainable and responsible way. It can be beneficial to local dive operations and heritage tourism. There are ways to benefit economically in a sustainable manner. Hans van Tilburg, National Oceanic and Atmospheric Administration, Verenigde Staten Voorbeeld van een factsheet © RCE Het beheer van maritiem erfgoed bevat echter veel meer facetten dan het benoemen van taken en verantwoordelijkheden. Zo werden de definities van belangrijke begrippen in het beheer opnieuw vastgelegd. Deze zijn opgenomen in de eerder genoemde wrakkentelling. Ook zijn relaties aangeknoopt met mogelijke partners in beheer en is er informatie 4 Manders, M./D. Gregory 2015; SASMAP staat voor: Development of tools and techniques to Survey, Assess, Stabilise, Monitor And Preserve underwater archaeological sites. uitgewisseld om te komen tot een goede samenwerking. De Wrakkencommissie is een voorbeeld van zo’n samenwerking, die meteen ook is geïnstitutionaliseerd. Binnen de commissie werken de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie, Binnenlandse Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap nauw samen op het dossier van de scheepswrakken. Alle casussen rondom de wrakken worden hierin besproken en erfgoed heeft ook binnen de andere ministeries een prominente rol gekregen. Een ander voorbeeld is de samenwerking met ambassades. Voor een grote groep landen waar intensief mee wordt samengewerkt, is een factsheet ontworpen. Deze wordt elk jaar geüpdatet, zodat iedereen op de hoogte is van de activiteiten en ook de contacten met elkaar gedeeld worden (zie figuur hierna). Met een aantal ambassades en DutchCulture is ook een stevige relatie ontstaan om maritieme projecten te beoordelen, die zijn gefinancierd binnen het GCE (later het IE)-beleid. De mate waarin de Nederlandse overheid zich inzet voor Nederlandse scheepswrakken hangt deels af van de archeologische waarde, maar ook van emotionele, politieke en historische waarden, en zelfs van de waarde die wordt 24 toegekend aan de biodiversiteit. Hoe de archeologische waarde wordt bepaald, staat beschreven in de UNESCO Training Manual for the Protection of the Underwater Cultural Heritage5. Bij een waardering zijn de waarden zoals hiervoor genoemd, dus ook belangrijk en zijn er nog verschillende andere parameters te benoemen, zoals budget, wederkerigheid van de kuststaat en mate van bedreiging. Deze en meer voorwaarden zijn verwerkt in het afwegingskader voor scheepswrakken in den vreemde. Voor de afweging is een belangrijke rol voor de erfgoedbeheerder weggelegd, en het afwegingskader is vooral bedoeld om pas een beslissing te nemen als alle facetten goed in beeld zijn. Het afwegingskader (zie bijlage 8) helpt de RCE bij het maken van keuzes, maar is er ook om verantwoording naar anderen af te leggen over de gemaakte keuzes. 2.3 Capaciteitsopbouw Capaciteitsopbouw is een van de onderdelen binnen het programma dat werd uitgevoerd in samenwerking met het programma Maritiem Erfgoed Nederland. De uitdaging hier was om trainingen te organiseren op verschillende niveaus en voor verschillende stakeholders. De RCE had de ene keer de rol van initiator, en leverde een andere keer expertise en trainers. Participatie van anderen is zo veel mogelijk gestimuleerd. Zo is na jaren de inzet van de RCE bij de training van vrijwilligers in de archeologie afgebouwd en zal de coördinatie van die trainingen uiteindelijk volledig in handen liggen van de Landelijke Werkgroep Archeologie Onderwater, waarbij archeologische expertise zal worden ingehuurd vanuit de markt. Het programma richtte zich vooral op het hoger onderwijs, bij de opleidingen van Saxion in Deventer, bij de Universiteit Leiden, NHL Stenden in Leeuwarden en de UNESCO. 2.3.1 Samenwerking met Saxion Van 2008 tot 2018 heeft de RCE het vak Waterbodems gegeven aan hogeschool Saxion. Inmiddels is het curriculum van de archeologieopleiding echter aangepast. Alle onderdelen van de werkzaamheden onder water zijn geïntegreerd en worden niet meer apart gegeven. Het vak Waterbodems bestaat dus niet meer. De hele opleiding Archeologie wordt nu gegeven volgens de lijn van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA). Deze integratie bevordert de volwassenheid van het vak, maar vermindert de zichtbaarheid van onderwaterarcheologie. Omdat de lessen nu worden gepresenteerd als losse lezingen in een groter bestaand vak, lijkt het erop dat iets minder studenten zich willen specialiseren in de onderwaterarcheologie en maritieme archeologie. 5 Manders, M.R./C.J. Underwood 2012; Manders , M.R./C.J. Underwood 2021. Studenten van Saxion tijdens een training gericht op het documenteren van archeologische resten onder water © Saxion/RCE We houden dit in de gaten, maar een paar aanpassingen op de ingeslagen weg moeten al voor een verbetering gaan zorgen. Zo komt er een introductielezing over onderwaterarcheologie, waarin studenten de kans krijgen om al in het eerste jaar kennis te maken met onderdelen uit het vak. Er wordt dan ook expliciet geworven onder studenten, zodat deze in een vroeg stadium in hun keuzes kunnen worden geleid door de RCE. In het tweede jaar komen dan meer lezingen gericht op archeologie onder water, maar wel geïntegreerd in de al bestaande vakken. Met de stages, specifieke maritieme onderwerpen bij het veldonderzoek en scripties kunnen de studenten zich verder bekwamen. Saxion biedt haar studenten als enige onderwijsinstelling ook een duikopleiding aan. Die duikopleiding staat echter onder druk, doordat er minder studenten instromen. 2.3.2 Samenwerking met NHL Stenden Leeuwarden De RCE is vanuit haar positie binnen de overheid op zoek naar partnerschap en capaciteitsopbouw in de cultuursector. Mede daarom sloot de RCE een partnerovereenkomst met de afdeling Creative Technologies van de NHL Stenden in Leeuwarden. Studenten Communication & Multimedia Design konden zich elk semester inschrijven op een door de RCE 25 2.3.3 Samenwerking met Universiteit Leiden Opstelling op de vlootschouw in 2019, met links een scherm waarop MaSS werd gepresenteerd en in het midden en rechts projecten van studenten van NHL Stenden. Middenin werd het digitale Pinasmodel vertoond via virtual reality, en rechts het multimediale spel ‘Het mysterie van de SS Berenice’ © RCE gegeven opdracht, altijd met de focus op maritieme archeologie en onderwaterarcheologie. Bij deze opdrachten stond het leerproces van de studenten centraal. In een enkel geval leverde het voor de RCE een concreet en bruikbaar communicatieproduct op, waaronder een multimediaal spel waarin een fictieve historicus op zoek is naar aanwijzingen in Maritime Stepping Stones (MaSS, zie voor verdere uitleg hoofdstuk 2.4.4, pagina 29), en zo het mysterie van scheepswrak SS Berenice oplost. Het spel werd op 18 januari 2020 gepresenteerd tijdens de eerste, succesvolle vlootschouw in het Scheepvaartmuseum. Een andere succesvolle oplevering was de eerste versie van het digitale Pinasmodel dat nu door Maritiem Nederland verder is ontwikkeld en gebruikt. In andere gevallen bleef het vaak bij (soms zeer) goede ideeën en een conceptuele oplevering. De partnerovereenkomst liep van 2018 tot 2020. Het hoofd van het programma, Martijn Manders, is ook universitair hoofddocent aan de Universiteit Leiden. Vanuit de RCE heeft hij de opdracht om de opleiding maritieme en onderwaterarcheologie en erfgoedmanagement vorm te geven. Het is binnen de bachelor mogelijk voor studenten om zich extra te focussen op het maritieme erfgoedbeheer en de onderwaterarcheologie. In het eerste jaar van de bachelor wordt een introductiecollege gegeven, in het tweede jaar volgen dan verschillende colleges, geïntegreerd in de lesstof van andere docenten. Ook wordt een specifiek seminar over de onderwater- en maritieme archeologie en het beheer dat daarbij hoort opgezet. Studenten krijgen de mogelijkheid om stage te lopen en met fieldschools mee te doen. Door deze opzet kunnen studenten met belangstelling voor maritieme archeologie al aan het begin van de opleiding worden geïdentificeerd en kan in samenspraak een maritiem- of onderwater-georiënteerd programma worden opgezet. In het derde jaar volgen de stages en scripties. In de MA kunnen de studenten naast het vak underwater archaeology and maritime landscapes zich ook via extra colleges bij applied archaeology, stages, fieldschools en scripties bekwamen in de maritieme en onderwaterarcheologie. Het totale pakket moet er uiteindelijk voor zorgen dat studenten zich kunnen specialiseren in verschillende methodische, geografische of chronologische specialismen in de archeologie en het erfgoedmanagement, met daarbij een extra focus/ specialisatie op maritieme archeologie en onderwaterarcheologie. Voor dit laatste is het de bedoeling dat er een specifieke aantekening op het diploma komt, die dan geaccrediteerd wordt door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Meer informatie over het spel Het Mysterie van de SS Berenice: • Het spel is te spelen via: https://www.facebook.com/Mysteries-van-deZee-103329961167195 • Een directe link naar het spel: https://mass.cultureelerfgoed.nl/game/index.html?fbclid=IwAR05ZlkWJ44FYQYoxtRj_EGvxKVtMy26x3GiekLN-E8VOHEcWEJhR2vbhPI • Zie MaSS voor meer informatie over de SS Berenice: https://mass.cultureelerfgoed.nl/berenice • Het vernieuwde Pinas model is online te bekijken via: https://witsenscheepsbouw.nl/#Witsenscheepsbouw Masterstudenten van de Universiteit Leiden op bezoek bij Batavialand in Lelystad, waar de IJsselkogge geconserveerd wordt © RCE 26 Bodembeheer (SIKB) zodat deze dan ook kan meetellen voor de actorstatus van de toekomstige archeoloog. Dit is nog niet een feit, maar er wordt op dit moment nog aan gewerkt. 2.3.4 Stages In 2017 begeleidde het programma Maritiem Erfgoed Internationaal vier stagiairs (buiten de Rooswijk om): • Robert de Hoop liep stage voor zijn opleiding maritieme archeologie en schreef zijn masterscriptie aan de University of Southern Denmark over de wrakken in de Javazee: The significance of Dutch WWII shipwrecks in the Java Sea. Dealing with the multiple values of the Dutch WWII warships Hr.Ms. De Ruyter, Java and Kortenaer. • Merijn Gombert liep stage voor zijn opleiding archeologie en schreef zijn scriptie aan hogeschool Saxion, over wrakken uit de Tweede Wereldoorlog. • Gijs Gietema liep stage voor zijn opleiding archeologie aan hogeschool Saxion en verrichtte verschillende werkzaamheden, waaronder vondstverwerking van de Rooswijk in Portsmouth en invoeren van wrakken in de MaSS-database. • Amel Caballero trof, als student aan de Reinwardt Academie in Amsterdam, voorbereidingen voor de MoU (Memorandum of Understanding) met Cuba. De Engelstalige UNESCO-handboeken voor respectievelijk Latijns-Amerika en het Caribisch gebied en Azië en de Pacifische regio © UNESCO/RCE • • In 2018/2019 begeleidde het programma vijf stagiairs: • Lieke Broekman begon in 2018, als student geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, publicaties te bundelen over de mogelijke locatie van het VOC-spiegelretourschip Aagtekerke (1724), dat vergaan moet zijn ergens tussen Zuid-Afrika en Batavia, maar misschien wel dicht bij de Globally, there is currently insufficient professional capacity to manage underwater cultural heritage effectively. What is particularly encouraging, one of our key aims for the UNESCO foundation courses is to transfer knowledge to local based trainers who are in a sense more culturally tied to the needs and requirements of individual parts. By educating these local trainers, you start to introduce local culture into the course and capacity building in general. Up until now, this has been quite successful, particularly in the Latin & Caribbean region where we now have 21 trainers. Chris Underwood, President of ICOMOS-ICUCH • • westkust van Australië. Haar uiteindelijke verslag droeg bij aan het lopende project. Cimberly Symister liep stage voor haar opleiding archeologie aan hogeschool Saxion. Zij ontwikkelde de maritieme competenties verder. Verder heeft ze ons ondersteund door de bekende wrakken in Caribisch Nederland in kaart te brengen en in te voeren in het MaSS-systeem. Lizanne Mollema liep in 2019, voor haar studie Digital Archaeology aan de Universiteit Leiden, stage bij het Rooswijkproject, op het gebied van bathymetrie. Catriona Ewing liep stage voor haar researchmaster aan de Universiteit Leiden, en boog zich over de ratificatie van de UNESCO-conventie in het Caribisch gebied. Manouk van Zalinge onderzocht eind 2019, voor haar bachelorscriptie Cultureel Erfgoed voor de Reinwardt Academie van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, hoe Nederlands maritiem erfgoed in het Caribisch gebied wordt beheerd, welke instellingen daarbij betrokken zijn en welke afspraken er in het verleden zijn gemaakt. Daarmee hiep zij ons om een beeld te krijgen van de effectiviteit van het beheer tot nu toe. 2.3.5 UNESCO-handboeken Het programma Maritiem Erfgoed Internationaal heeft de afgelopen jaren, in samenwerking met UNESCO, een nieuw Engelstalig en Spaanstalig handboek gemaakt voor maritiem archeologen. Het is een bewerking van het handboek voor de trainingen over het beheer van cultureel erfgoed onder water die de UNESCO tussen 2009 en 2012 organiseerde voor Azië en de Pacifische regio, en dat gepubliceerd is in 2012. Het nieuwe handboek is gericht op Latijns-Amerika en de Caraïben, waaronder dus ook de Nederlandse eilanden. Voor de nieuwe uitgave is de tekst volledig herschreven en voorzien van informatie over recent ontwikkelde technieken en voorbeelden uit de regio. Het handboek bevat lesmateriaal dat 27 ontwikkeld is door internationale experts. Aan bod komt onder meer het beheer van het archeologisch erfgoed, het waarderen van erfgoed, het opslaan van gegevens, kennisuitwisseling, de bescherming ter plekke, en het opgraven en conserveren van opgedoken voorwerpen. Het Engelstalige handboek6 is in maart 2021 gepubliceerd en het Spaanstalige handboek zal in 2022 gepubliceerd worden. De handboeken vormen de basis voor trainingen in onderwaterarcheologie (Foundation Courses) die de UNESCO regelmatig organiseert in samenwerking met de RCE, en zullen ook dienen als naslagwerk. Van half augustus tot eind oktober 2021 is het nieuwe handboek voor het eerst gebruikt tijdens een digitale training voor gevorderde studenten, universitair docenten en academici in archeologie uit Latijns-Amerika en het Caribisch gebied. UNESCO organiseerde deze met financiële en technische steun van de RCE. In totaal volgden 87 studenten de training. De afgelopen twaalf jaar zijn door deze trainingen meer dan 300 mensen opgeleid in het werkveld van de onderwaterarcheologie en de bescherming van het cultureel erfgoed onder water. De training voor maritiem en onderwaterarcheologen verbetert de kennis in de landen waar de studenten actief zijn. Daardoor is een beter beheer mogelijk, ook van de Nederlandse scheepswrakken die in de kustwateren van andere staten liggen. Daarnaast functioneren de trainingen als platform waarop archeologen uit de regio met elkaar in overleg kunnen en elkaar kunnen helpen in het beheer. From the experience gained from my participation in foundation courses in the Asia-Pacific and Latin America Caribbean it is clear that they have an impact in developing and strengthening professional heritage capacity, which has improved the management and protection of underwater cultural heritage. The challenge is to continue to transfer knowledge that matches contemporary risk and impacts to the sustainability of this finite resource and to develop a longer-term more strategic approach in supporting and delivering the foundation course. Chris Underwood, President of ICOMOS-ICUCH Zie voor meer informatie over de trainingen en de handboeken: https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2019/01/01/the-unesco-training-manuals-and-the-cultural-heritage-agency-of-the-netherlands Een overzicht van de verschillende UNESCO-trainingen en aantallen deelnemers per regio © Carlos del Cairo 6 Manders, M.R./C.J. Underwood 2021. 28 One of the aims of the foundation course, which is particularly effective in the face to face format, is creating new groups of professionals who are linked together (through the foundation course, red.). The foundation of such groups is a slightly less formal way (as compared to conventional cooperation, red.) of bringing together professionals who could rely on each other to provide underwater cultural heritage management skills. Chris Underwood, President of ICOMOS-ICUCH De handboeken van 2012 en 2021: • Manders, M.R./C.J. Underwood (eds.), 2012: Training Manual for the UNESCO Foundation Course on the Protection and Management of Underwater Cultural Heritage in Asia and the Pacific. Te raadplegen op: https://unesdoc.unesco.org/ ark:/48223/pf0000217234 • Manders, M.R./C.J. Underwood (eds.), 2021: The UNESCO Training Manual for the Protection of the Underwater Cultural Heritage in Latin America and the Caribbean. Te raadplegen op: https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2021/01/01/unesco-training-manual-latin-america-and-the-caribbean Zie voor achtergrondinformatie over de trainingen en handboeken: • Underwood, C.J., M. Manders, 2019: Building Knowledge and Connections: The Success of the UNESCO International Capacity Building Training Programmes for Cultural Heritage Management of Underwater Archaeological Sites. Journal of Maritime Archaeology 14, 333–354. Te raadplegen op: https://doi.org/10.1007/s11457-019-09237-w 2.4 Informatievoorziening en databeheer 2.4.1 Datamanagement Samen met het programma Maritiem Erfgoed Nederland en het team Datamanagement van de RCE hebben we gewerkt aan een duurzame oplossing voor de opslag en archivering van grote databestanden. De RCE biedt verschillende mogelijkheden om data op te slaan. Voor het opslaan, hergebruiken of delen van onderzoeksgegevens zijn echter niet de juiste voorzieningen voorhanden. Diverse bestanden, zoals video- en sonarmateriaal, zijn te groot voor opslag op de bestaande mogelijkheden, en werden daarom opgeslagen en gearchiveerd op externe harde schijven. Daarbij ging het om tientallen terabytes aan data. Hierdoor zijn gegevens verspreid opgeslagen en is het zeer waarschijnlijk dat in de toekomst gegevens op losse harde schijven verloren gaan. De maritiem-archeologische onderzoeken zijn zeer kostbare operaties, waarbij soms ook destructief onderzoek noodzakelijk is dat niet opnieuw uitgevoerd kan worden. Verlies van onderzoeksdata heeft dan ook grote gevolgen. De externe harde schijven zijn geïnventariseerd, waarbij de data beter zijn geordend en duplicaten zijn verwijderd. Als tijdelijke oplossing zijn er van alle harde schijven back-ups gemaakt op een Network Attached Storage-apparaat (een opslagapparaat met een netwerkaansluiting). Het team Datamanagement heeft vervolgens samen met de datastewards van de maritieme programma’s een adviesnota en een plan van aanpak geschreven. In het plan van aanpak zijn enkele oplossingsmogelijkheden genoemd: ResearchDrive en DataVerseNL werden aangemerkt als geschikt en richtinggevend voor nader onderzoek. 2.4.1.1 ResearchDrive De clouddienst ResearchDrive van de coöperatie SURF ondersteunt onderzoekers tijdens de eerste dynamische onderzoeksfase. In deze fase worden onderzoeksdata verzameld en opgeslagen. ResearchDrive biedt twee grote voordelen: 1. Data kunnen online én offline worden opgeslagen, onafhankelijk van de onderzoekslocatie (bijvoorbeeld tijdens maritieme expedities op zee). 2. Data kunnen in de cloud eenvoudig gedeeld worden met collega’s en externen, waardoor samenwerken gemakkelijker wordt. 29 2.4.1.3 Pilot en toekomst In 2020 zijn de vastgestelde oplossingsmogelijkheden verkend en uitgewerkt. In 2021 zijn de mogelijke oplossingen getest in een pilot. Deelnemers uit de maritieme programma’s woonden demonstraties bij van beide applicaties en hebben de applicaties getest in een testomgeving. Zij waren overwegend positief over het gebruik. Door zowel ResearchDrive als DataVerseNL te implementeren, wordt er tegemoetgekomen aan de functionele wensen en eisen en blijven de kostbare onderzoeksdata duurzaam toegankelijk. Nu de implementatie is afgerond, moet er komende tijd een inhaalslag gemaakt worden om de data op de harde schijven veilig te stellen. 2.4.2 Wrecks in Documents Een duiker onderzoekt een anker van het VOC-schip de Rooswijk © RCE / Michael Pitts, #Rooswijk1740 project Kortom, het gebruik van deze dienst voorkomt opslag op losse harde schijven en verlies van data. ResearchDrive is niet bedoeld voor opslag van data op de middellange termijn; daarvoor is de applicatie DataVerseNL geschikt. Zie voor meer informatie over ResearchDrive: https://www.surf.nl/research-drive-onderzoeksdata-veilig-en-eenvoudig-opslaan-en-delen In 2019 is de dataset Wrecks in Documents gepubliceerd op het Maritiem Portal. De dataset werd gemaakt tijdens het MACHU-project (zie paragraaf 2.4.3). Op basis van archiefstukken en historische vakliteratuur werd een uitgebreide dataset opgesteld van circa 400 schepen die rond Texel gezonken zijn in de periode 1576-1795. Nadat Wrecks in Documents lange tijd bij de RCE was ondergebracht, werd er naar een nieuw onderkomen gezocht. Dankzij een subsidie voor datacuratie van de RCE kon het Huygens ING vanaf 5 juni 2019 via het Maritiem Portal de dataset beschikbaar stellen. Het bestand is ook aangepast om het in de toekomst te kunnen integreren in het Netwerk Maritieme Bronnen. Zie voor de dataset Wrecks in Documents: https://maritiemportal.nl/wrecks-in-documents-dataset 2.4.1.2 DataVerseNL DataVerseNL heeft als doel om de data – voorzien van metadata – duurzaam te ontsluiten en te archiveren, en is in tegenstelling tot ResearchDrive geschikt om data op te slaan op middellange termijn. Bovendien is DataVerseNL gekoppeld aan het e-depot Nederlandse Archeologie van DANS. Het is in Nederland verplicht om na afloop van een archeologisch onderzoek alle digitale onderzoeksbestanden onder te brengen bij het e-depot. Het e-depot archiveert en ontsluit de rapporten en data van archeologisch onderzoek (kaarten en GIS-bestanden, databases, tekeningen en foto’s). Door de koppeling met het e-depot past DataverseNL goed in het archeologisch onderzoeksproces. Zie voor meer informatie over DataVerseNL: https://dataverse.nl/ De webpagina van Wrecks in Documents op het Maritiem Portal © RCE 30 2.4.3 MACHU MACHU is een digitale tool, een viewer, met daarachter verschillende databases waarin informatie kan worden uitgewisseld over archeologisch erfgoed onder water. De tool is ontwikkeld binnen het door de Europese Unie gefinancierde Managing Cultural Heritage Underwater (MACHU, 20062009). Vervolgens ontwikkelde RCE het systeem verder, in samenwerking met Rijkswaterstaat (RWS). Het wordt nog altijd door RWS gehost voor beide organisaties, maar is ook toegankelijk voor de Hydrografische dienst als derde grote partner. Als GIS (Geografisch Informatie Systeem) biedt MACHU de mogelijkheid om erfgoedinformatie te combineren met andere specifieke gebiedsgerelateerde onderwerpen, zoals onderzoeksgegevens van locaties, milieugegevens, wettelijke informatie en historische kaarten. Omdat de informatie gevoelig is (vooral de exacte posities van sites), is MACHU alleen beschikbaar voor de wetenschappelijke gemeenschap en professionele maritiem belanghebbenden. Zij kunnen toegang krijgen op aanvraag. Tijdens het programma is een database aangemaakt met Nederlandse scheepswrakken in het buitenland, waarvan de exacte coördinaten bekend zijn. Deze database is nu te raadplegen via MACHU. Hiervoor is een speciale viewer gemaakt, waardoor snel wrakken kunnen worden toegevoegd en aanpassingen kunnen worden gedaan aan de al ingevoerde wrakken. Als nieuwe wrakken worden gevonden, kunnen deze nu eenvoudig aan de database worden toegevoegd. Met verschillende landen is er contact over het delen van data over scheepswrakken via MACHU. Zie voor meer informatie over MACHU: https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/bronnen-en-kaarten/overzicht/machu De hoofdpagina van MACHU. Op de wereldkaart staan de locaties van scheepswrakken aangegeven © RCE/RWS 31 2.4.4 Maritime Stepping Stones (MaSS) De wrakkentelling (zie paragraaf 2.1) heeft laten zien dat wrakken van Nederlandse schepen echt overal ter wereld liggen. Er is ook ander Nederlands maritiem erfgoed te vinden, zoals havens, kades, bruggen, waterwegen en pakhuizen, verdronken landschappen met prehistorische of jongere resten en zelfs verdronken dorpen. De website MaSS (https://mass.cultureelerfgoed.nl) brengt informatie bijeen over al dit maritiem erfgoed. Deze is ontstaan uit Wrecks in Situ (WIS) dat ontworpen en ontwikkeld is binnen het MACHU-project. Medio 2022 staan er zo’n 2000 vindplaatsen op MaSS. Per site zijn feitelijke data te vinden, zoals de ligplaats, de afmetingen (voor zover bekend) en de conditie van de site. Ook ontsluit MaSS andere bronnen zoals kaartmateriaal, foto’s, documenten, tekeningen, video’s en 3D-modellen. Per site zijn referenties te vinden naar artikelen en rapporten. Hierdoor ontstaat een completer beeld van de kennis over Nederlands maritiem erfgoed. Omdat veel Nederlands maritiem erfgoed buiten onze landsgrenzen ligt, heeft MaSS een internationaal karakter. Hiermee verschilt het van andere Nederlandse archeologische databases zoals Archis. Om de achterliggende database van MaSS uit te breiden, zijn we een partnerschap aangegaan met de Nautical Archaeological Digital Library (NADL)7, een gemeenschap van maritiem archeologen van over de hele wereld. Maritiem erfgoed neemt een belangrijke plaats in de archeologie in, maar is nog grotendeels onzichtbaar voor een breed publiek. NADL en MaSS hebben als gezamenlijk doel om het maritiem erfgoed wereldwijd zichtbaarder te maken en het maatschappelijke belang ervan te benadrukken. Dat kan door het letterlijk op de kaart te zetten, verhalen te vertellen en zo meer bewustzijn en draagvlak te creëren voor het belang van maritiem erfgoed. NADL heeft ervoor gekozen om MaSS te gebruiken als middel om dit te doen en zal scheepswrakken van over de hele wereld toevoegen. MaSS heeft een publieksfunctie en is bedoeld voor zowel archeologische professionals als vrijwilligers en iedereen die meer wil weten over maritiem erfgoed. De website kan zonder account worden bekeken, maar iedereen kan zich registreren om zelf maritiem erfgoed toe te voegen, om aanpassingen te doen, of om fouten door te geven, afbeeldingen of informatie toe te voegen of mee te discussiëren. In 2021 waren er ongeveer 600.000 unieke bezoeken en bijna 1.000.000 pagina views op MaSS. De site is dan ook goed te vinden via zoekmachines. Gebruikers reageren ook steeds vaker met informatie of vragen over wrakken of ze voegen zelf wrakken toe. 7 https://shiplib.org 2.4.4.1 Communicatie rondom Maritime Stepping Stones De MaSS-website is tijdens het programma grootschalig ingezet om de kennis over maritiem erfgoed te delen met een zo groot mogelijk publiek. Hiervoor zijn ook een aantal functies toegevoegd aan MaSS. Op MaSS worden nu dagelijks wrakken uitgelicht die op die datum gezonken zijn en ook is het mogelijk om thema’s aan te maken. Deze thema’s zijn vervolgens zichtbaar onder aan de website en bestaan uit een selectie van sites. Sites die in de MaSS-database staan, zijn waar mogelijk genoemd in nieuwsberichten, nieuwsbrieven, lezingen, social-mediaberichten en op de RCE-website. Daarnaast zijn er vijf publieksblogs geschreven over verschillende wrakken van MaSS die in het programma een rol hebben gespeeld: • het wrak van de SS Berenice, het schip dat de hoofdrol speelde in een multimediaal spel ontwikkeld door studenten van de NHL Stenden Hogeschool Leeuwarden; • de wrakken van de Bul van Hoorn, Alkmaar en de Keizerin, die onderzocht zijn tijdens het project ‘Dutch Presence in Cuban Waters’; • de wrakken van de Kanrin Maru en Kaiyo Maru in Japan; • het wrak van HMS De Braak uit de VS; • het wrak van de Alphen dat in de ochtend op 15 september 1778 ontplofte in de haven van Willemstad, Curaçao. Deze vijf blogs zijn te vinden via: https://www.cultureelerfgoed.nl/actueel/weblogs?trefwoord=mass%5Fblog In de blogs wordt uitgelicht hoe het programma heeft bijgedragen aan de bescherming en waardering van maritiem erfgoed, aan capaciteitsopbouw en aan onderzoek in relatie tot deze wrakken. De blogs zijn verspreid via sociale media en hebben geleid tot meer bezoekers van de sites op de MaSSwebsite. MaSS wordt bij ieder internationaal maritiem project van de RCE ingezet als kanaal voor meer informatie. Door dit consequent te doen, trekt de MaSS-website gestaag meer bezoekers. Het is de bedoeling om MaSS nu ook in te zetten voor alle in Nederland uitgevoerde maritieme projecten. 32 2.4.4.2 Wij en water Wij en water is een aparte pagina op MaSS over de persoonlijke band van mensen met water. De pagina is ontstaan tijdens het door de Europese Commissie uitgeroepen Jaar van het Cultureel Erfgoed in 2018. Het programma heeft toen aan verschillende mensen gevraagd: ‘Wat is voor jou een belangrijk en bijzonder voorbeeld van maritiem erfgoed?’ Op deze oproep reageerden ruim zeventig mensen. De verhalen over hun banden met schepen, verzonken steden, bruggen of scheepswerven zijn te vinden op https://mass.cultureelerfgoed.nl/wij-en-water. De hoofdpagina van MaSS © RCE De hoofdpagina van MaSS, met informatie over de Rooswijk als voorbeeld © RCE De vraag kan overigens nog altijd beantwoord worden. Doel van deze exercitie is om te horen wat mensen nu eigenlijk beschouwen als maritiem erfgoed. Tot nu toe blijkt dit zeer divers te zijn: van een liedje tot een 20ste-eeuwse brug, en van tradities tot wrakken. Ook zien we een sterke voorkeur voor dingen die dicht bij de mensen liggen, zoals fysieke zaken in het dorp of de stad waar mensen wonen of vaak komen, of persoonlijke herinneringen uit het verleden. 33 2.4.5 Archis 3+ De naam Archis staat voor Archeologisch Informatiesysteem. Archis8 is een databank waarin allerlei gegevens zijn opgeslagen over archeologische vindplaatsen en terreinen vanaf de prehistorie tot de nieuwe tijd in Nederland. Archeologische vondsten en onderzoeken worden gemeld bij de RCE en verzameld en beheerd in Archis. Het is in Nederland wettelijk verplicht om uitgevoerd archeologisch onderzoek te melden in Archis. Al geruime tijd werkt de RCE aan het gebruiksvriendelijker maken van de Archis-website. Als digitaal platform moet deze website uitgebreid worden met andere archeologische bronnen. Tijdens het programma zijn afgelopen jaren ook plannen gemaakt om Archis geschikter te maken voor de maritieme archeologie door nieuwe velden en kaartlagen toe te voegen. In Archis is het nu niet mogelijk om buitenlandse maritieme vindplaatsen toe te voegen, doordat er gebruik wordt gemaakt van het coördinatensysteem Rijksdriehoek (RD) en er alleen een kaart beschikbaar is voor Nederland. Hoog op de prioriteitenlijst staat dat Caribisch Nederland ook gebruik kan maken van Archis 3, omdat hier ook Nederlandse gemeenten liggen. Om dit mogelijk te maken zal het coördinatensysteem WGS84 worden geïmplementeerd en zal er een wereldkaart Het huidige kaartblad van Archis 3 © RCE 8 https://archis.cultureelerfgoed.nl/ worden toegevoegd. Wat betreft de coördinaten zou dit Archis 3 een geschikt platform maken voor een totaaloverzicht van het Nederlands erfgoed en het Nederlandse maritiem erfgoed wereldwijd. Daarnaast ontbreken er bepaalde velden in de achterliggende databasestructuur, bijvoorbeeld de diepte. Het is helaas niet gelukt om dit allemaal binnen het programma op te lossen. Wel zijn al voorbereidingen getroffen voor integratie. Wanneer het systeem er klaar voor is, zullen de aanpassingen worden verwerkt, zodat Archis ook echt ‘maritiem-proof’ is. 2.5 Internationale handhaving Bij overtredingen op cultureel erfgoed onder water is de handhaving een probleem, omdat de bewijsvoering lastig sluitend te krijgen is. Ten eerste hebben we te maken met enorme gebieden, vaak ver van enige vorm van direct toezicht. Zeker bij scheepswrakken die buiten Nederlandse wateren liggen. De bedreiging is enorm. Dit blijkt onder andere uit de illegale berging van oorlogsschepen in Zuidoost-Azië, zoals de Nederlandse onderzeeboten (zie paragraaf 3.3.1) in Maleisië en de drie Nederlandse oorlogsschepen van de Slag in de Javazee (zie paragraaf 3.9.1). Om de kans te vergroten de daders te betrappen en/of te veroordelen, heeft het programma met verschillende partners nagedacht over de keten die moet leiden naar een sluitende bewijsvoering. 34 Zo is het belangrijk om (liefst real time) te kunnen zien wat er gebeurt op locaties van bekende wrakken, zodat daar handhavers naartoe gestuurd kunnen worden of bewijs kan worden geleverd dat er schepen in de buurt zijn. Maar er is meer nodig. Hoe kunnen we bewijzen dat een archeologisch object van een specifiek scheepswrak is afgehaald? En hoe kunnen we aantonen dat dit recentelijk gebeurd is? En dit wordt nog moeilijker als het gaat om metalen die omgesmolten worden. We willen dus zo snel mogelijk weten dat er iets gebeurt, waar het gebeurt, wie de daders zijn en waar ze naartoe gaan. Binnen het internationale netwerk kan dan snel handhaving worden ingezet en kunnen de verzamelde bewijzen worden gebruikt in een eventuele rechtszaak. Om een effectieve keten te creëren, is veel overleg nodig en moeten nieuwe methoden ontwikkeld worden. Hieronder omschrijven we twee van deze methoden die specifiek in het programma zijn uitgedacht. 2.5.1 Forensic marking De illegale, grootschalige bergingen van schepen uit de Tweede Wereldoorlog hebben het zoeken naar betere methoden voor handhaving versneld. Er was grote publieke verontwaardiging over het verstoren en kapotmaken van deze wrakken en het schenden van oorlogsgraven. Het programma heeft, samen met zijn Britse counterpart Historic England, het maritiem bedrijf MSDS Marine de opdracht gegeven om onderzoek te doen naar methoden om metalen objecten onder water te markeren. Bij de ontwikkeling hiervan werken de drie organisaties nauw samen. Het uitgangspunt was dat de te ontwikkelen methoden niet alleen te gebruiken zijn voor oorlogsschepen uit beide wereldoorlogen, maar bijvoorbeeld ook voor (bronzen) kanonnen op veel oudere schepen. Uiteindelijk zijn twee markers ontwikkeld. Het materiaal waarmee de objecten worden gemarkeerd, blijft ook na spoelen aanwezig en verspreid zich zelfs over de mensen die het object hanteren, over het dek en eventuele afvoerputjes waar het afgespoelde water in terechtkomt. Een ware nachtmerrie dus voor de overtreders. Bij ontdekking kan het materiaal worden uitgelezen, zodat precies kan worden vastgesteld van welk wrak het object afkomstig is. Deze markers zijn getest op milieuverontreiniging en toepasbaarheid in de natuur. De rapporten hierover zijn inmiddels afgerond. De methoden zijn getest door testframes te plaatsen onder water en door onder water forensisch materiaal aan te brengen op een testlocatie in Maleisië (het eiland Tioman). De eerste tests zijn veelbelovend, maar er moet een betere methode worden gevonden om de forensische markers aan te brengen. Op dit moment wordt zowel de chemische samenstelling van de markers als het hele Duiker brengt bij wijze van test een forensic marker aan op een scheepswrak in Maleisië © RCE 35 achterliggende concept ervan nog geheimgehouden. De methode is nog steeds niet echt getest in Nederlandse en Engelse wateren. Dit komt niet alleen door de coronapandemie, maar ook omdat er onduidelijkheid was over het eigenaarschap van het te ontwikkelen product. De contracten hierover tussen de RCE en Historic England worden in 2022 getekend. Zeer waarschijnlijk worden de testen ook in 2022 gedaan. 2.5.2 Satelliet monitoring Het wordt steeds eenvoudiger om scheepwrakken te bezoeken. Zelfs de diepste en meest afgelegen plekken op aarde zijn te bereiken. Vooral bij wrakken uit de Tweede Wereldoorlog is de druk erg hoog, zowel in Azië als in Zuid-Amerika en Europa. Het laagstralingsijzer levert op de markt immers veel op. Opsporing en handhaving van deze veelal illegale activiteiten hebben daarom een hoge prioriteit in de beheerketen van Nederlandse scheepswrakken in den vreemde. Daarom wordt ook getest hoe wrakken kunnen worden gemonitord via satellieten. Het monitoren van scheepswrakken onder water is een van de grootste uitdagingen in het beheer van het cultureel erfgoed onder water. Bij het gebruik van satellieten hoeven we niet dicht in de buurt te zitten om toch te zien wat er op een locatie gebeurt. Bij het ontwikkelen en testen van de methode wordt samengewerkt met de Engelse partners van Maritime Archaeology Sea Trust (MAST) en de internationale organisatie OceanMind, en ook de Ministry of Defence (MOD) en de Nederlandse defensie-experts (MIVD) kijken mee. De data die nu gebruikt worden, zijn gratis verkrijgbaar of te koop. Voor het project is een uitgebreide analyse gedaan van het Automatic Identification System (AIS), de transmissiedata en Visible Infrared Imaging Radiometer Suite (VIIRS)-detecties en een selectie van 286 Synthetic Aperture Radar (SAR) en Electro-Optical (EO)-afbeeldingen van de geselecteerde gebieden. Voor de testen hebben de partners data van 2018 tot 2020 gebruikt voor gebieden waar scheepswrakken liggen in de Nederlandse, Belgische en Engelse Noordzee, maar ook verder weg op de locaties van de Nederlandse WOII-onderzeeboten in Maleisië. Het doel was vooral om te kijken welke scheepswrakken bedreigd worden, en hoe dan. Een nevendoel was om de beschikbare methoden te testen om het erfgoed te kunnen monitoren en om hier lering uit te trekken, om daarmee overheden te kunnen informeren over hoe zij hun erfgoed onder water beter kunnen beheren. Dit satellietproject waarbij het monitoren met behulp van camerabeelden, zowel infrarood als met lichtdetectie, is uitgeprobeerd, levert belangrijke nieuwe gegevens op voor toekomstig gebruik. Ideaal zou echter zijn om de monitoring (bijna) real time uit te rollen en bijvoorbeeld elke dag of elke week beelden te krijgen van de situatie rondom een scheepwrak. Hierbij spelen de kosten wel een rol. Om dit te kunnen uitvoeren, moeten er prioriteiten gesteld worden. Zover zijn we nog niet. Dit project is na de experimentele fase binnen het Programma Maritiem Erfgoed Internationaal afgesloten met een rapportage en overgedragen aan de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed van het Ministerie van OCW. Zij houden zich dagelijks met de handhaving van erfgoedbeleid en wetgeving bezig. 2.6 Beheer van het onderwater erfgoed in het Caraïbisch deel van het Koninkrijk De RCE en het directoraat Erfgoed en Kunsten (EenK) van het ministerie van OCW hebben het programma Maritiem Erfgoed Internationaal gevraagd om te helpen bij maritieme zaken die het Nederlands Caribisch gebied aangaan. Dit omdat dit programma beschikt over de hiervoor benodigde expertise en het benodigde netwerk en omdat het maritiem erfgoedwerkveld daar een sterk internationaal karakter heeft. 2.6.1 UNESCO 2001-verdrag en het maritiemerfgoedbeheer in het Caraïbisch deel van het Koninkrijk Een tabel zoals deze is gepresenteerd door de uitvoerders van het onderzoek, naar aanleiding van het AIS-onderzoek dat is uitgevoerd over de jaren 2018, 2019 en 2020 in de geselecteerde gebieden. Het gaat hier om vissers-, handels- en passagiersschepen, waarvan de laatste de grootste groep uitmaakt. Daarna komen de handelsschepen en dan pas de vissersschepen © OceanMind In de voorbereiding op de rijksbrede ratificatie en implementatie van het UNESCO 2001-verdrag heeft het programmateam vanaf 2019 op eigen initiatief de contacten over het maritiem-erfgoedbeheer met het Caraïbisch deel van het Koninkrijk geïntensiveerd. De conventie van 2001 heet voluit de UNESCO-conventie voor de bescherming van het cultureel erfgoed onder water. Deze bestaat uit twee delen: een pakket aan regels die wettelijk geïmplementeerd moeten worden en een annex waarin staat hoe activiteiten op cultureel erfgoed 36 onder water moeten worden uitgevoerd. Een ratificatie van de conventie door Nederland betekent dat het zich gaat houden aan die code of good practice (overigens doet Nederland dat al grotendeels) en dat de voorgestelde regel- en wetgeving wordt geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Dit is een langdurig proces voor zowel het Europese deel van Nederland als voor de Caribische eilanden. In de voorgaande jaren bleek echter dat de capaciteit en financiële slagkracht in het Caraïbisch deel niet toereikend waren. Met de ratificatie in zicht was in 2019 het moment daar om na te gaan in hoeverre de eilanden in samenwerking met de RCE het maritiem-erfgoedbeheer in het gebied zouden kunnen verbeteren. Om de mogelijkheden daarvoor in kaart te brengen en om na te gaan in hoeverre hier hulp bij geboden was, heeft het programma een kwalitatieve enquête uitgezet bij de belangrijkste stakeholders. Doel was de wensen en behoeften te inventariseren om het beheer ter plekke meer handen en voeten te geven. Onder deze stakeholders bevonden zich voornamelijk professionals van archeologische instellingen, beheerders van mariene parken en beleidspersoneel. Totaal werden 21 respondenten bereikt, die samen zeventien organisaties vertegenwoordigden op alle zes de eilanden. Ze beantwoordden vragen binnen de onderwerpen ‘huidige status van het beheer’, ‘stakeholders & samenwerking’, ‘capaciteit en opleiding’, ‘handhaving’, ‘publiek draagvlak’ en ‘financiën’. De informatie die uit deze inventari- Stakeholders in het Caraïbisch maritiem-erfgoedbeheer discussiëren tijdens de bijeenkomst in januari 2020 in werkgroepen over de thema’s samenwerking, capaciteitsopbouw en draagvlakvergroting © RCE saties kwam, is op 29 januari 2020 behandeld tijdens een fysieke expertmeeting op Curaçao, bij gastheer en stakeholder het National Archaeological Anthropological Memory Management (NAAM). Het programma dekte de kosten om deze bijeenkomst te organiseren, en ook de reis- en verblijfskosten voor alle genodigden afkomstig van de overige eilanden. Zo konden alle partijen van de eilanden voor het eerst fysiek bij elkaar komen, een historische gebeurtenis op zichzelf. Intelligence for Maritime Domain Awareness (MDA) is the gathering of relevant information and the provision of actionable insights that empowers decisionmakers to take action. Intelligence can include vessels of interest, activities of interest and other behaviours that surround and/or impact these activities in the areas of interest. The combination of trained analysts who follow intelligence systems and use assistive technology is the most cost-effective technique nowadays to monitor extended or remote areas, like Dutch shipwrecks overseas. To provide the most comprehensive approach to detect and report risks, the use of satellite data can be exploited to quickly identify threats compared with traditional at-sea patrolling techniques and, at the same time, allows the allocation of such assets in the most effective forward planning. Public (free) data is available. Anyone can go to public sources like the European Space Agency Web to download electrooptical or radar data, however it does involve some degree of knowledge on how to process that data and being able to use it. It’s not as simple as downloading and using it. But it can be used and it is the (near) future for monitoring and enforcement at sea. Pablo Trueba, analyst of Ocean Mind 37 Groepsfoto van de eerste expertmeeting over maritiem-erfgoedbeheer in de Nederlandse Cariben © RCE Uit zowel de enquête als de bijeenkomst kwam naar voren dat de stakeholders vooral verbetermogelijkheden zien binnen de overkoepelende thema’s samenwerking, draagvlakvergroting en capaciteitsopbouw. Om binnen deze thema’s gezamenlijk aan de slag te kunnen gaan, is tijdens de bijeenkomst een werkgroep gevormd waarin alle eilanden vertegenwoordigd zijn. De RCE was hierbij hoofdcoördinator, maar de insteek was wel steeds dat de agenda met zijn allen zou worden bepaald. Met deze groep heeft het programmateam na de bijeenkomst op afstand verder gediscussieerd en is een basis gelegd om een globaal overzicht te krijgen over de specifieke onderwerpen waarop de stakeholders verbeteringen noodzakelijk achten. De werkgroep is daarnaast via de RCE in tandem gaan samenwerken met een beleidsmatige werkgroep die is opgericht door de Directie EenK, die met de Caraïbische landen de juridische implicaties van het UNESCO-verdrag voorbereidt. Op verschillende momenten leverde de expertgroep input die verder is behandeld binnen verschillende interdepartementale en internationale gremia, waaronder het ambtelijke en ministeriële vierlandenoverleg tussen Aruba, St. Maarten, Curaçao en Nederland waarin de ministers van de respectievelijke ministeries voor onderwijs en cultuur samenkomen. Mede door de input vanuit de expertgroep zijn verschillende thema’s op de agenda gekomen. Bijvoorbeeld de oprichting van een fonds Cultuur Onderzoek en Documentatie, waarmee belanghebbenden aanvragen kunnen doen voor de voorbereidingen op het UNESCO-verdrag. Daarnaast is er een passage in het regeerakkoord gekomen, waarmee wordt onderstreept dat het kabinet oog heeft voor de bescherming van het cultureel erfgoed boven en onder water. 2.6.2 Contact houden Via verschillende digitale media, waaronder het discussieplatform Loomio, wist het programma de stakeholders laagdrempelig te bereiken. Dit was nodig omdat het tijdsverschil en de reisrestricties in coronatijd grote hindernissen opwierpen bij het contact leggen. De grote afstanden en het gebrek aan mobiliteit van de stakeholders op de Caribische eilanden zullen altijd een probleem in de communicatie blijven. Hetis dan ook de bedoeling om de contacten actief te blijven onderhouden met de middelen die nu zijn aangebracht. Er zijn grote stappen gezet om iedereen voor te bereiden op de ratificatie. Er zal budget moeten worden vrijgemaakt en bestaande organisatie- en financieringsstructuren moeten worden aangepast om het verdrag in de praktijk ook echt te kunnen uitvoeren. Daarvoor is nu de beleidsgroep aan zet, waarin de vier landen van het Koninkrijk zitting hebben. 38 2.6.3 Draagvlakvergroting: promotievideo en campagne Volgens de experts van de eilanden is draagvlakvergroting een van de centrale onderwerpen. Verbeteringen kunnen alleen structureel worden als er een breed draagvlak en begrip is voor maritiem erfgoed en onderwatererfgoed. Ook geldt op de eilanden dat het erfgoed onder water sterk verbonden is met het erfgoed op het land, terwijl het UNESCO-verdrag alleen gaat over cultureel erfgoed onder water. Voor de eilanden is daarom het bredere begrip maritiem erfgoed belangrijk: de materiële en immateriële overblijfselen van onze eeuwenlange relatie met het water. Een eerste gezamenlijk gedragen aanzet tot verbeteringen volgde vanuit de expertgroep met het opzetten van een promotievideo en bijbehorende campagne om het maritiem erfgoed van zowel alle zes de eilanden als Nederland in de schijnwerpers te zetten. Deze kwamen tot stand in een participatief en democratisch proces, waarbij de experts van alle zes de eilanden steeds inhoudelijke en globale inbreng gaven over zaken als de hoofdboodschap, een voice-overscript met een aansluitende verhaallijn en het te tonen maritiem erfgoed. Uiteindelijk heeft iedere expert van elk eiland een top 3 van erfgoedlocaties opgestuurd, waaruit er steeds één is gekozen. Onderwerpen die belicht worden, zijn de Lower Town warenhuizen (1639-1830) van Sint Eustatius, het oorlogsschip de Alphen van Curaçao (1778), de zoutpannen van Bonaire (1636-1970), de Cupecoy Bay (800-1200 AD) van St. Maarten, de Ladder en de Giles Quarter Cannons (16501850) van Saba, de Zr.Ms. De Adder (1882) in Nederland en de SS Pedernales (1939) van Aruba. De video wordt gemaakt door de Nederlandse producer Idee aan Zee, in samenwerking met filmmakers Ruud Stelten, Tim van Dijk, Turtle & Ray Productions, Fuhikbo en Rebecca Roos. 2.6.5 Verkenningen op Aruba Binnen het overkoepelende doel om de verbeteringen in het beheer van het maritiem erfgoed in de Caraïben te ondersteunen, heeft het programma samen met partner National Archaeological Museum Aruba (NAMA) startend professional Cimberly Symister (afgestudeerd BA Archeoloog aan hogeschool Saxion in Deventer) de opdracht gegeven om een maritiem-archeologische verkenning uit te voeren in twee baaien: de Commandeursbaai en het Spaans Lagoen. Met dit onderzoek is een aanzet gedaan voor een nulmeting van de voorraad aan maritiem erfgoed in Arubaanse wateren. Zo’n nulmeting kwam tijdens de inventarisaties vanuit Aruba naar voren als een van de wensen. Het is belangrijk zicht te hebben op de (potentiële) voorraad, om in te kunnen schatten voor welke opgave Aruba komt te staan zodra het UNESCO-verdrag in werking is gesteld. Als onderdeel van het totaal aan kennis, vormt dit zicht bovendien de basis van beheer. 2.6.5.1 Resultaat Beide baaien zijn van groot cultuurhistorisch belang voor de Arubaanse geschiedenis. Zo was het Spaans Lagoen de eerste landingsplaats voor de Spaanse schepen die het eiland voor het eerst op de Europese kaart zetten. Uit de niet-verstorende verkenningen die zijn uitgevoerd, zijn op beide locaties met een beperkt duikteam en simpele middelen al verschillende maritiem-archeologische waarden ontdekt. Het gaat hier vooral om ankers, glaswerk, aardewerken scherven en een mogelijk kanon. Beide gebieden zijn echter ook rijkelijk bedekt met sediment. Naar verwachting bieden deze sedimentafzettingen de ideale omstandigheden om de materiële overblijfselen van menselijke activiteiten te behouden, maar onttrekken ze deze wel overwegend aan het zicht. Symister heeft in haar rapport het NAMA en de RCE 2.6.4 Kennisuitwisseling, kennis- en capaciteitsopbouw Catriona Ewing, research master student archeologie aan de Universiteit Leiden, richtte zich voor haar scriptieonderzoek op de ratificatie van het UNESCO-verdrag in het Nederlands-Caribisch gebied. Voor haar onderzoek ging ze met de medewerkers van het programma mee naar Curaçao, waar de eerder besproken bijeenkomst werd belegd. Daar nam ze enquêtes af, die bouwstenen verschaften voor een verbeterde samenwerking tussen de landen en ook gebruikt konden worden voor haar scriptie9. Duiker op zoek naar archeologische resten in de wateren van Aruba © Byron 9 Ewing, C., 2021 Boekhoudt. 39 daarom aanbevolen een eventueel vervolg in te zetten op het gebruik van mariene geofysische apparatuur in combinatie met duikende archeologen op specifieke puntlocaties, om de kans te vergroten om ook de materiële resten onder het sediment op te kunnen sporen. Gendra Lacle, een masterstudent archeologie aan de Universiteit Leiden en inwoonster van Aruba, zal haar eindscriptie mede richten op de werkzaamheden die door Symister zijn uitgevoerd en in samenwerking met het Nationaal Archeologisch Museum op Aruba een waardenkaart voor het eiland ontwikkelen. Deze wordt eind 2022 verwacht. 2.6.6 Caraïbisch erfgoed in MaSS en MACHU Verschillende partijen in het Caraïbisch deel van het Koninkrijk hebben informatie over de bekende voorraad aan maritiem erfgoed per eiland ingevoerd in MaSS en MACHU. In totaal zijn nu voor het Caraïbisch deel van het Koninkrijk 44 locaties aan maritiem erfgoed – van scheepswrakken tot vuurtorens en zoutpannen – ingevoerd in MaSS. Ook MACHU is klaar voor gebruik in de Caraïben. De ontwikkelde viewer wordt in 2022 bij het nieuwe scriptieonderzoek van Lacle in Aruba gebruikt om informatie over de bekende voorraad in te voeren. 2.6.7 Duikonderzoek op Sint Eustatius Het programma heeft in 2021 een duikonderzoek uitgevoerd in Oranjebaai, Sint Eustatius. Hierbij heeft het nauw samengewerkt met verschillende lokale partners (zie paragraaf 3.13 voor een verslag van het onderzoek). Activiteiten van het Programma Maritiem Erfgoed Internationaal tussen 2017 en 2021 in beeld Amerika Legenda donkergroen In deze landen zijn projecten uitgevoerd waarbij de RCE fysiek aanwezig was lichtgroen In deze landen zijn adviezen gegeven, maar geen gezamenlijke fysieke projecten uitgevoerd label Ieder label representeert een project dat beschreven wordt in deze publicatie In dit hoofdstuk bespreken we per land de projecten die het programma Maritiem Erfgoed Internationaal met zijn partners heeft uitgevoerd in het beheer van Nederlandse scheepswrakken. Het meeste werk aan deze wrakken is gefinancierd binnen de pijler I, maar een deel ervan is ook betaald binnen de pijler II: maritiem-erfgoedbeheer binnen het programma Gedeeld Cultureel Erfgoed/Internationale Erfgoedsamenwerking. Onder pijler II vallen de projecten waarbij training en kennisuitwisseling een grote rol spelen. Eurazië Oceanië Afrika 3. Activiteiten gericht op Nederlandse scheepswrakken in den vreemde 43 3.1 Finland 3.1.1 Introductie De Baltische zee is voor de handel van Nederland al eeuwen heel belangrijk. Hier worden vooral graan, ijzer en andere grondstoffen vandaan gehaald. In Finse wateren zijn verschillende Nederlandse schepen gezonken. De Baltische Zee of Oostzee biedt door zijn diepte, gebrek aan stroming, kou en lage zoutgehalte uitstekende omstandigheden om houten schepen voor lange tijd in uitzonderlijk goede conditie te houden. Informatie over het erfgoed wordt uitgewisseld en met de ambassade is een directe lijn. Met de overheid werkt de RCE nu aan een MoU (Memorandum of Understanding) om die samenwerking te bestendigen over een langere periode. Zo’n MoU wordt op zijn vroegst in 2023 verwacht. Op 25 augustus 1715, in het holst van de nacht en onder barre weersomstandigheden, raakte het oorlogsschip een blinde klip, waarna het korte tijd later zonk. Het noodlottige ongeluk kostte het leven aan 130 van de 200 opvarenden. Het Admiraliteitschip Huys te Warmelo is in kaart gebracht in samenwerking met de gemeente Medemblik, archeoloog Michiel Bartels, historicus Peter Swart, de Finnish Heritage Agency en het bedrijf SubZone Oy uit Finland. Van de buitenkant van het schip is een 3D-fotogrammetriemodel gemaakt. Een van de volgende stappen is om ook van de binnenkant een 3D-model te maken, om zo de context van alle objecten te documenteren. Er zullen ook houtmonsters en enkele grondmonsters rondom het wrak genomen worden, om de conditie van het hout te bepalen. Het is verder de bedoeling om aan de achterkant van het schip met een sub bottom profiler te kijken of er onder het sediment delen van het wrak aanwezig zijn, zoals de spiegel. Dit veldwerk dat onderdeel uitmaakt van de nulmeting voor toekomstige monitoring, liep onder andere door de coronacrisis vertraging op en gaat hopelijk in de zomer van 2022 wel door. 3.1.2 Huys te Warmelo In de Finse Golf, op een diepte van 64 meter, ligt het wrak van het Nederlandse oorlogsschip Huys te Warmelo. Dankzij een aanwijzing op een oude zeekaart is het scheepswrak in 2016 geïdentificeerd. Het verkeert nog in uitzonderlijk goede staat, net als veel andere historische wrakken in de Baltische zee. In juni 2018 besloot het Centre for Economic Development, Transport and the Environment/Uusimaa Region, na een gezamenlijk verzoek van de Finnish Heritage Agency en de RCE, om rond het wrak Huys te Warmelo een beschermingszone in te stellen volgens de Finnish Antiquities Act. De diameter van deze cirkelvormige beschermingszone is 800 meter. Onderaan het 3D-model van de buitenkant van Huys te Warmelo, gemaakt met gebruik van 3D-fotogrammetrie. Aan de hand van dat 3D-model is de overzichtstekening erboven gemaakt. © Subzone Oy Duiker houdt een uienvaas vast, gevonden in het wrak van de Rooswijk © Michael Pitts 44 Binnen de zone is het, zonder toestemming van de Finnish Heritage Agency, verboden om te duiken, ankeren, vissen, bouwen of welke activiteit dan ook te ondernemen die de zeebodem kan verstoren. Met deze maatregel is een belangrijke stap gezet om het Huys te Warmelo voor langere tijd te beschermen. Zie MaSS voor meer informatie over het Huys te Warmelo: https://mass.cultureelerfgoed.nl/huis-te-warmelo In Nederland zoekt historicus Peter Swart naar informatie over de bemanning van het schip. Zie voor het laatste nieuws uit Finland en Nederland: https://fregathuistewarmelo.nl 3.1.3 Vrouw Maria De Vrouw Maria zonk in 1771 met een lading kunst van tsarina Catherina de Grote voor de kust van Finland, niet ver van Turku. De kunst was aangeschaft tijdens een veiling van de kunstverzameling van Gerrit Braamcamp, een Nederlandse kunstverzamelaar en handelaar die in dat jaar was overleden. De topverzameling had als bestemming de Hermitage in Sint-Petersburg. Na een aanvaring met een rots probeerde de bemanning het schip nog lang boven water te houden, maar de pompen raakten verstopt door suiker vermengd met koffie die aan boord was als lading, en het schip verdween naar de bodem van de Baltische zee. Daar ligt het nu op 36 meter diepte. Begin 2000 was het schip een van de onderzochte locaties in het EU-gefinancierde project Monitoring, Safeguarding and Visualizing North-European Shipwreck Sites 2001-2004 (MoSS), dat destijds geleid werd door de Finse National Board of Antiquities en waarin de RCE ook partner was. Sindsdien hebben beide organisaties veel met elkaar samengewerkt in het onderzoek en de bescherming van de vindplaats. Het wrak is nog niet met absolute zekerheid geïdentificeerd als de Vrouw Maria, maar er wijst wel veel in die richting. Het wrak ligt in een Cultura2000-gebied en wordt onder andere met een camera constant gemonitord. • In 2020 is een boek verschenen over het wrak en het verhaal rondom het schip, het onderzoek en het juridische getouwtrek: Gerald Easter/Mara Vorhees, 2020: De verzonken kunstschatten van de Vrouw Maria (Ambo/Anthos) • Zie MaSS voor meer informatie over de Vrouw Maria: https://mass.cultureelerfgoed.nl/vrouw-maria Tekening van de boeg van de Vrouw Maria © Finnish Heritage Agency/ Tiina Miettinen 3.1.4 Borstö-wrak In 1953 bleef een vissersschip met zijn netten achter een wrak hangen. Dit wrak lag op 42 meter diepte net voor het eiland Borstö, en werd onderzocht door de marine en, na uitvoerig archiefonderzoek, door historicus Christian Ahlström uit Helsinki geïdentificeerd als de St. Michael. Dit schip kwam, met een lading luxe goederen aan boord, in oktober 1747 langs de Sont de Baltische zee in, op weg naar zijn eindbestemming Sint-Petersburg. Volgens de onderzoeker zonk het echter tijdens een vroeg opgekomen winter voor de kust van Finland. De kans op overlevenden was nihil. Lange tijd is aan deze identificatie niet getwijfeld door de vondst van Meissenporselein en een koets aan boord. De Finse onderzoeker Riikka Alvik deed voor haar proefschrift 45 echter opnieuw onderzoek en kreeg gerede twijfel of het wrak wel echt de St. Michael was. Om haar te helpen bij haar zoektocht naar de waarheid liet het programma Jacob Bart Hak, een Nederlandse historicus, onderzoek doen in de archieven, met als doel gegevens te vinden die de identificatie van de St. Michael zou ondersteunen of ontkrachten. In het laatste geval is de kans groot dat een andere naam in de Nederlandse archieven opduikt. Dit historisch onderzoek loopt nog. • Zie MaSS voor meer informatie over het Borstö wrak: https://mass.cultureelerfgoed.nl/borsto-wrak 3.1.5 Badewanne-wrak In 2020 ontdekte Badewanne, een Fins duikteam van wetenschappers, een zeer goed bewaard scheepswrak op 85 meter diepte in de Finse Golf. Nader onderzoek waar het programma bij betrokken was, toonde aan dat het hier ging om een onbewapend fluitschip. De ontdekking leidde tot veel publiciteit. Een internationaal team van wetenschappers uit Finland, Zweden en Nederland werkt nu samen om meer geheimen van het wrak te ontrafelen. Bij een duikactie is op een losliggend deel van het hakkebord het uitgesneden beeld van een zwaan aangetroffen. Dit doet vermoeden dat de naam van het schip hieraan gerelateerd moet zijn geweest. Ook de vermoedelijke bouwdatum – 1636 – werd op hetzelfde stuk aangetroffen. De fluit was een typisch Nederlands schip. De kans is dus groot dat dit schip voer onder Nederlandse (private) vlag. Op dit moment werkt het internationale team verder om meer te weten te komen over het schip, daarbij gevolgd door een internationaal team van filmers. Dit moet resulteren in een documentaire. • Zie MaSS voor meer informatie over het Badewannewrak: https://mass.cultureelerfgoed.nl/dutch-fluyt 3.2 Cuba 3.2.1 Memorandum of Understanding Uit een gezamenlijke Cubaanse en Nederlandse inventarisatie die in 2014 is uitgevoerd onder het vorige programma, bleek dat er minimaal 21 Nederlandse schepen zijn vergaan in Cubaanse wateren. Het merendeel hiervan stamt uit de 17de eeuw en is gerelateerd aan de WIC, maar er zit ook een scheepswrak uit WOII bij (SS Medea). Mogelijk zijn het er meer omdat Cuba een strategische plek was voor de zilverschepen van Spanje op weg naar huis. De Nederlandse schepen lagen daarom dan ook vaak in de buurt van Cuba te wachten om deze rijk gevulde schepen aan te vallen. Overigens is dit na Piet Hein, die in 1628 de zilvervloot in de baai van Matanzas op Cuba te grazen nam, niemand meer gelukt. Pogingen waren er echter genoeg. Ondertekening van het MoU tussen de RCE en CNPC, door hoofd van het programma Martijn Manders en hoofd CNPC, Gladys Maria Collazo Usallan, en mede ondertekend door de Nederlandse ambassadeur in Cuba, Alexandra Valkenburg. Plaats van handeling was een van de forten van Havana © RCE Jarenlang is het om veiligheidsredenen moeilijk geweest om onderzoek te doen in Cubaanse wateren. Langzamerhand verandert deze situatie en daarom heeft de RCE ervoor gekozen om binnen het programma inventarisaties en waardestellingen uit te voeren om de conditie en waarde van deze Nederlandse schepen te onderzoeken. Hieraan is ook capaciteitsopbouw en een bewustwordingscampagne gekoppeld. Een duiker van Badewanne inspecteert het wrak van een fluitschip uit 1636, dat naar de duikgroep vernoemd is. Te zien is een houten pomp en een knecht met schijven © Badewanne.fi De gezamenlijke geschiedenis van Nederland en Cuba is heel interessant. Terwijl de Nederlanders elkaar vaak een heldenrol toedichtten, waren ze voor de Spaanse overheersers verduivelde piraten waar niets dan slechts van kwam. Daartussen zat de plaatselijke bevolking die aan de ene kant moest leven binnen het Spaanse rijk en aan de andere kant ook illegaal 46 handelde met de Nederlandse schepen die op zoek waren naar proviand. Door die verschillende blikken en invalshoeken op dezelfde periode en gebeurtenissen gelijktijdig te onderzoeken en naast elkaar te laten bestaan, leren we veel van wie we waren en wie we zijn. Ook in de huidige Nederlands-Cubaanse culturele diplomatieke betrekkingen speelt het gedeeld maritiem erfgoed een belangrijke rol. Het heeft een positieve lading omdat gezamenlijk gekeken wordt naar het verleden vanuit verschillende standpunten, kennis wordt overgedragen en gezamenlijk wordt gewerkt aan de geschiedschrijving. Er wordt hierin nauw samengewerkt met de Nederlandse ambassade in Havana. Cuba heeft het UNESCO-verdrag in 2009 geratificeerd. Nederland wil dit in 2023 doen. De samenwerking verloopt deels onder deze vlag en de annex van het verdrag biedt een Code of Good Practice waarmee de kwaliteit in de samenwerking gegarandeerd kan worden. Om de samenwerking tussen de twee landen voor langere tijd te bestendigen, is in 2018 een MoU getekend voor vijf jaar. 3.2.2 Project Dutch Presence in Cuban Waters Sinds 2014 werkt Nederland met Cuba samen op het gebied van maritiem-erfgoedbeheer binnen het project ‘Dutch Presence in Cuban Waters’. Tijdens het vorige programma is in samenwerking met Stichting Cuban Ventures van projectcoördinator en historica Esther van Gent, de Cubaanse counterpart National Council of Cultural Heritage of Cuba (CNPC) en het toenmalige Sermar een inventarisatie gestart van het Nederlandse maritiem erfgoed in Cubaanse wateren. Doel hiervan was kennisuitwisseling en kennisopbouw over onze voorraad aan erfgoed in buitenlandse wateren. Uit deze inventarisatie kwam naar voren dat 21 schepen van Nederlandse origine in Cubaanse wateren zijn vergaan. Dit vormde de uiteindelijke basis voor de pijlers in de MoU uit 2018. De afspraken in de MoU werden voor het eerst praktisch ingevuld met veldwerk in de zomer van 2019. Doel daarvan was een verkenning op en onder water van drie locaties ten westen van Havana, waar in 1640 tijdens een orkaan drie schepen van de WIC zijn vergaan. Dit waren de Bul van Hoorn, de Keizerin en de Alkmaar. Ook de Cattenbau verging tijdens die storm, maar vooral omdat het zoekgebied in een militaire zone viel, is besloten deze locatie niet te onderzoeken. Het bijzondere aan deze schepen was dat ze toebehoorden aan de vloot van WIC-admiraal Cornelis ‘Houtebeen’ Jol, die bij Cuba op jacht was naar de Spaanse zilvervloot. De orkaan van 1640 voorkwam echter dat Jol zijn slag kon slaan. In de op-water-fase van het onderzoek is met behulp van een sonar side-scan eerst de zeebodem in kaart gebracht, op zoek naar afwijkende vormen. Vervolgens zijn met een magnetometer verstoringen opgespoord in het aardmagnetische veld. Maritiem archeologen Robert de Hoop en Leon Derksen meten een anker op dat vastzit in de rotsige zeebodem © RCE Na selectie en prioritering is in de onderwaterfase per gebied een aantal puntlocaties archeologisch onderzocht. Het opvallendst is de vondst van drie gietijzeren kanonnen op de locatie waar de Bul van Hoorn is vergaan. Uit historische bron is bekend dat dit schip met al zijn kanonnen ten onder ging. Omdat deze kanonnen zwaar gecorrodeerd zijn, kan op dit moment geen zekerheid worden gegeven over de periode en herkomst. Een andere locatie, waar de Alkmaar is vergaan, is na aanbeveling van het onderzoeksteam gemonitord door CNPC. Hierop is toen een scheepswrak aangetroffen van nog onbekende aard en datering. Toekomstig onderzoek op beide locaties kan mogelijk verder uitsluitsel geven. • Zie MaSS voor meer informatie over het project: https://mass.cultureelerfgoed.nl/themes/dutch-presencein-cuban-waters • Het rapport van het veldwerk in 2019 is te raadplegen via: https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2021/01/01/dutch-presence-in-cuban-waters • Zie voor de 3D-modellen van alle aangetroffen kanonnen: https://sketchfab.com/maritimeheritage/collections/ dutch-presence-in-cuban-waters Een van de aangetroffen kanonnen tijdens het onderzoek in Cuba. Het kanon is volledig begroeid © RCE 47 3.2.3 Voortzetting van de afspraken in de MoU Het project ‘Dutch Presence in Cuban Waters’ was een pilotsamenwerking met CNPC, als opmaat voor een uitgebreidere samenwerking. Belangrijke voorwaarden hierbij waren kennisuitwisseling en wederkerigheid, waarbij de Cubaanse partner heeft bijgedragen in organisatorische en logistieke diensten. De Nederlandse ambassade in Havana zet het project in als onderdeel van de culturele diplomatie met Cuba, waarmee dit project een steentje heeft kunnen bijdragen aan de overkoepelende betrekkingen tussen Cuba en Nederland. Door de coronapandemie heeft de samenwerking daarna twee jaar stilgelegen. Gezien de bredere nationale belangen van culturele diplomatie met Cuba, ligt het echter in de verwachting dat deze initiële samenwerking in de nabije toekomst wordt vervolgd, als onderdeel van de structurele lijntaak van de RCE om zorg te dragen voor het Nederlandse maritiem erfgoed in buitenlandse wateren. Toekomstig onderzoek zou zich dan kunnen richten op een waardering van de gecorrodeerde kanonnen die mogelijk een verband hebben met de Bul van Hoorn, een waardering van het nog onbekende scheepswrak op de plek waar de Alkmaar is vergaan of op een ander Nederlands scheepswrak dat in de jaren negentig deels is onderzocht door Cuba en dat vooralsnog Zorrita la Tabla genoemd wordt en bij de Colorados Archipel in het westen van Cuba ligt. Zie voor meer informatie over het project ‘Dutch Presence in Cuban Waters’: • https://english.cultureelerfgoed.nl/latest/news/2019/10/29/ more-than-4-centuries-dutch-presence-in-cuban-waters • https://www.ipscuba.net/cultura/cuba-y-paises-bajos-unidos-por-sus-tesoros-submarinos 3.3 Maleisië 3.3.1 Onderzeeboten WOII In de wateren rondom Maleisië liggen vier Nederlandse onderzeeboten die in de Tweede Wereldoorlog zijn gezonken. Dit zijn oorlogsgraven. In 2017 zijn gesprekken tussen Nederland en Maleisië gestart om de vier onderzeeërs te onderzoeken: de Hr.Ms. O16, de Hr.Ms. O20, de Hr. Ms. K-XVI en de Hr.Ms. K-XVII. Van 28 juni tot 8 juli 2019 is een Maleisisch-Nederlands onderzoek gedaan op de onderzeeërs O16 en K-XVII die in 1941 vlak bij elkaar gezonken zijn ten noorden van het eiland Tioman. Er werd na de uitkomsten van het onderzoek naar de oorlogswrakken in de Javazee gevreesd dat ook deze wrakken illegaal geborgen zouden kunnen zijn. Namens Nederland namen de RCE (als coördinator) en de Defensie Duikgroep (DDG) van het ministerie van Defensie deel aan het onderzoek. In de voorbereiding en uitvoering werd hierbij ook nauw samengewerkt met de ambassade. Maleisië was in het onderzoeksteam vertegenwoordigd met de ministeries van Cultuur, Defensie en Buitenlandse Zaken. Het doel van de expeditie was om de sites te beoordelen, de huidige toestand te bepalen en informatie te verzamelen om een gezamenlijk beheerplan op te stellen. Tijdens de expeditie werden in het veld en in de klas ook enkele kleine trainingssessies georganiseerd voor Maleisische teamleden. In Havana, Cuba, organiseerde het programma Maritiem Erfgoed Internationaal een tentoonstelling, in samenwerking met de Cubaanse partner National Council of Cultural Heritage of Cuba (CNPC), Sermar en de Nederlandse Ambassade. Het onderwerp van de tentoonstelling was ‘Dutch Presence in Cuban Waters’ © RCE Intussen is ook het Cubaanse publiek geïnformeerd over de Nederlandse aanwezigheid rondom Cuba, in verschillende tentoonstellingen in Havana. Die zijn enthousiast ontvangen en er is veel belangstelling voor deze relatief onbekende geschiedenis. Projectleden van de Koninklijke Marine bereiden de inzet van de Remus voor tijdens het onderzoek naar de onderzeeërs uit WOII in Maleisië. De Remus is een autonomous underwater vehicle en is gebruikt om de sites in kaart te brengen © RCE 48 Inderdaad bleken de twee onderzeeërs O16 en K-XVII grotendeels te zijn verdwenen van de zeebodem als gevolg van illegale bergingsactiviteiten. Uit verder onderzoek is duidelijk geworden dat de O16 vermoedelijk al in 2013 (deels) is geborgen. Op de zeebodem waar ooit een nagenoeg intacte onderzeeër lag, is de middensectie nu helemaal verdwenen. Delen van de achtersteven en de boeg zijn nog zichtbaar, maar zwaar beschadigd. Bij nader onderzoek bleek de K-XVII nog uitgebreider geborgen. Er is vrijwel niets op de zeebodem achtergelaten, behalve kleine stukjes puin. Het gebied waar het schip vroeger lag, is zwaar ‘omgeploegd’. De training die het programma heeft gegeven aan de Maleisische collega’s over 3D-fotogrammetrie en cultureel erfgoedbeheer ervoeren zij als interessant en waardevol. Dit kan verder worden uitgebreid en worden aangepast aan de behoeften van de Maleisische teamleden wanneer de RCE teruggaat voor het vervolgonderzoek. Tijdens de duiktraining is onder water een forensische (of preventieve) markeringsmethode voor metaal getest. Dit is gedaan op een wrak dicht bij het eiland Tioman en de methode werkt goed. De manier van aanbrengen werd echter als zeer lastig ervaren. Bij de twee zo goed als verdwenen wrakken hoeft deze methode niet meer te worden toegepast, maar werkt ze wel goed om een geval van illegale berging gemakkelijker voor de rechtbank te bewijzen. Het is dan ook zaak om deze methode snel verder door te ontwikkelen, zodat deze ook daadwerkelijk kan worden toegepast. Zie paragraaf 2.5.1 voor meer informatie over de forensic marking-technieken die samen met Engelse partners zijn ontwikkeld. Terwijl dit rapport wordt geschreven, is er druk overleg tussen Nederland en Maleisië over het beheer van de hiervoor genoemde wraklocaties en over de mogelijkheid om eenzelfde soort onderzoek te gaan doen naar de conditie van de andere twee onderzeeërs O20 en K-XVI. Dit onderzoek moet gebeuren in 2022. Nederland zet zich in voor een intensieve samenwerking met de Maleisische autoriteiten, om de wrakken te beschermen en de status als oorlogsgraf te eerbiedigen. Binnen Nederland blijven in deze casus de drie ministeries van Defensie, Buitenlandse Zaken en OCW nauw samenwerken. Het programma Maritiem Erfgoed Internationaal speelt hierin een coördinerende rol, omdat het cultureel erfgoed in deze casus de boventoon voert. Het programma heeft de Stichting Nabestaanden Onderzeeboten (SNO) en het Marinemuseum in Den Helder geholpen om financiering aan te vragen voor een project ter nagedachtenis van de omgekomen bemanning van de onderzeeboten. De bedoeling was om verhalen, anekdotes, foto’s en parafernalia te documenteren, die een relatie hebben met de onderzeeboten en hun bemanning. In het kader van 75 jaar bevrijding had de Mondriaanstichting hiervoor geld ter beschikking gesteld. In de eerste helft van 2020 werd bekend dat het geld niet is toegekend. Toch zijn we met onderzoekers van de marine verder gegaan om dit alles te verzamelen, zodat naast de spullen ook de gedachten aan de bemanning die het leven hebben gegeven voor onze vrijheid, niet verloren gaat. Tijdens eerdere duikacties, toen de wrakken werden gevonden, zijn verschillende objecten van de onderzeeboten gelicht. Het ging hier vooral om stuurwielen die iedere onderzeeboot op de toren had staan, maar ook om andere objecten. De voorwerpen liggen uitgestald bij de Onderzeebootdienst van de Marine in Den Helder. Het programma heeft Elisabeth Kuiper, zelfstandig metaalconservator, gevraagd om deze objecten te onderzoeken en er conditierapporten over op te stellen, zodat hierop gemonitord kan worden en daar waar nodig beheersmaatregelen voor kunnen worden genomen. Zie voor meer informatie over de hierboven genoemde WOII-scheepswrakken: • Informatie in MaSS: https://mass.cultureelerfgoed.nl/hrms-o-16 https://mass.cultureelerfgoed.nl/hrms-o-20 https://mass.cultureelerfgoed.nl/hrms-k-xvi https://mass.cultureelerfgoed.nl/hrms-k-xvii • Het rapport van het veldwerk in 2019 is te raadplegen via: https://www.academia.edu/74976167/Report_on_the_ fieldwork_at_the_sites_of_the_Dutch_submarines_O16_ and_K_XVII Herdenking van gevallenen op onderzeeboten op locatie in Maleisië, aan boord van een schip. De teamleden van de Koninklijke Marine brengen een saluut © RCE 49 3.4 België 3.4.1 ‘t Vliegent Hert Begin jaren tachtig werd voor de kust van Zeebrugge het wrak gevonden van VOC-schip ’t Vliegent Hert (1729-1735). Nadat verschillende delen van de lading aan land waren gebracht en begin 2000 nog een opgraving was gedaan, werd de OostIndiëvaarder verder met rust gelaten. Vondsten uit die onderzoeken zijn te zien in het MuZeeum in Vlissingen. Het wrak heeft jaren onder een dikke, beschermende zandlaag gelegen. In 2018 werd echter ontdekt dat delen van het wrak steeds verder bloot kwamen te liggen. Daarom verkende een team van het Vlaams Instituut voor de Zee, het Agentschap Onroerend Erfgoed en de RCE in oktober 2018 de locatie opnieuw. Voor het veldwerk in oktober 2018 kon gebruik worden gemaakt van het Vlaamse onderzoeksschip Simon Stevin. Doel van het onderzoek was precies te kijken welke delen van ’t Vliegent Hert vrij liggen en in welke staat deze verkeren. Daarom werd eerst een nieuwe multibeamopname gemaakt en vervolgens een duikonderzoek gedaan. Hoewel het zicht onder water heel slecht was, is het gelukt om te bevestigen dat delen van het scheepswrak (scheepshout, bakstenen en concreties met metalen voorwerpen) blootlagen en dat het hout wordt bedreigd omdat het langzaam wordt weggevreten door paalworm (teredo navalis). De vrijgekomen delen opnieuw bedekken, lijkt de meest voor de hand liggende oplossing om het wrak te beschermen. Nederland heeft jarenlange ervaring met het fysiek afdekken van objecten onder water. Fysiek afdekken zorgt ervoor dat het onderliggende zand niet meer weg kan spoelen. Daarnaast vangt het gaas zand in, waardoor in korte tijd de vrijgekomen delen bedekt worden. Het onderliggende erfgoed is dan beter beschermd tegen fysieke, chemische en organische achteruitgang. ‘t Vliegent Hert werd in 1729 gebouwd in Middelburg voor de VOC-Kamer Zeeland. De driemaster was ruwweg 44 meter lang, 11 meter breed, had een laadvermogen van 850 ton, was bewapend met 42 kanonnen en bood plaats aan 256 mensen. Het was een spiegelretourschip, want de fraaie achterkant vertoonde gelijkenissen met de versierde handspiegels uit die tijd. ‘t Vliegent Hert zonk in februari 1735 kort na het verlaten van zijn thuishaven, fort Rammekens in Vlissingen. Het schip was voor de tweede keer onderweg naar Batavia (nu: Jakarta, Indonesië). Voor zijn tweede reis naar Batavia vervoerde het schip een lading hout, bouwstenen, ijzer, buskruit en wijn, evenals verschillende kisten met gouden en zilveren dukaten. In de namiddag van 3 februari 1735 verliet het schip de haven van fort Rammekens, in konvooi met een kleiner schip, de Anna Catharina, en een loodsboot. Enkele uren na het verlaten van de haven kwamen ze in een noordoostelijke storm terecht en liep de Anna Catharina aan de grond op een van de vele zandbanken in het Deurlo-kanaal. ‘t Vliegent Hert raakte dezelfde zandbank, maar slaagde erin los te breken met het opkomende tij. Het beschadigde schip bereikte het diepere water van het Schooneveld, waar het die nacht voor anker lag. Water stroomde in de gebroken romp en al snel verging ook ‘t Vliegent Hert. In totaal kwam hierbij meer dan 400 man om. Kort nadat de schepen vergingen, maakte Abraham Anias een kaart met de locatie van de twee wrakken. In 1981 werd ’t Vliegent Hert teruggevonden. Het zusterschip Anna Catharina werd tot nu toe niet aangetroffen. Vanaf de Simon Stevin wordt een duikploeg te water gelaten voor een duik op ’t Vliegent Hert © VLIZ/RCE 50 Door de coronapandemie heeft dit project nog geen vervolg gehad, maar met dit onderzoek is weer een stap gezet in de samenwerking tussen België en Nederland op het gebied van cultureel erfgoed onder water. Al jarenlang wordt regelmatig de samenwerking gezocht voor advisering, Europese projecten en uitleen van expertise. Nederland en België werken echter nog niet structureel samen en daar willen we de komende jaren aan gaan bouwen. Hierbij worden we gesteund door het feit dat ook België een prioriteitsland binnen het internationaal cultuurbeleid (ICB) is en een buurland dat de UNESCO-conventie van 2001 al eerder heeft geratificeerd. Hierdoor worden we in 2023 partnerlanden in dit verdrag. De RCE zal met zijn partners Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (VIOE) en Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) vooral kennis uitwisselen over management en conserveringstechnieken in situ. Daarnaast gaan we samen kijken welke maatregelen we kunnen nemen om dit scheepswrak te beschermen. Zie MaSS voor meer informatie over ‘t Vliegent Hert: https://mass.cultureelerfgoed.nl/vliegent-hert 3.5 Verenigd Koninkrijk Met het Verenigd Koninkrijk werkt Nederland al jarenlang samen op het gebied van de onderwaterarcheologie en het erfgoedmanagement. De systemen waarop het beheer is gebaseerd, lijken enigszins op elkaar. Groot-Brittannië is een direct buurland en daar worden veel Nederlandse scheepswrakken ontdekt en onderzocht. De opgebouwde samenwerking moet in de nabije toekomst leiden tot een MoU voor gezamenlijk beheer tussen de twee landen. De Brexit maakt het nog urgenter om bilateraal samen te werken, en daarbij afspraken te maken over gezamenlijk beheer van het erfgoed. De komende jaren zal in overleg met de Britse partners worden gekeken wat inhoudelijk moet worden opgenomen in het MoU-document. 3.5.1 Project #Rooswijk1740: opgraving en conservering Het VOC-schip De Rooswijk was in januari 1740 onderweg naar Batavia toen het verging op de verraderlijke Goodwin Sands bij Engeland. Het schip had een grote lading bouwmaterialen, zilverbaren en munten aan boord. De overblijfselen van het schip zijn eigendom van de Nederlandse Staat en worden beheerd door onze Engelse counterpart Historic England (HE). De Rooswijk is een beschermd wrak (designated wrecksite) en staat ook geregistreerd in het zogeheten Heritage at Risk Register van Historic England, een lijst van vindplaatsen die het meest bedreigd worden en bescherming nodig hebben voor de toekomst. Het wrak wordt onder andere bedreigd door natuurlijke omstandigheden, zoals stroming en verschuiven van zandlagen, maar ook door grootschalige zandwinning in het gebied en duikers die het wrak bezoeken. De bedreigingen waren zo groot dat in situ behoud niet mogelijk bleek en daarom besloten de RCE en HE om gezamenlijk het VOC-schip op te graven. In 2015 is de site geofysisch onderzocht en in 2016 is er een waardestelling op uitgevoerd. Dit heeft erin geresulteerd dat de site in 2017 en 2018 is opgegraven door een internationaal team van maritiem archeologen. Maritiem archeoloog Sven Van Haelst (VLIZ) bereidt de multibeam survey voor © VLIZ/RCE Omdat de locatie complex was, werd de opgraving grootschalig ingezet met een groot schip en een ploeg van beroepsarcheologen en technische duikers die aan de slang de werkzaamheden uitvoerden. Meer dan 2000 artefacten zijn gelicht en worden nu geconserveerd bij Historic England in Portsmouth. Eerst worden de artefacten ontzout en daarna wordt gestart met het conserveringsproces. Voordat de 51 concreties (door roest aan elkaar gekoekte vondsten) worden geconserveerd, worden er röntgenfoto’s van gemaakt om te achterhalen waar deze uit bestaan. Er zijn kanonskogels, musketkogels, munten, glazen en koperen kralen, tinnen kannen en lepels, gespen, een slot, een sleutel en onder andere twee pistolen aangetroffen. Verschillende materiaalspecialisten onderzoeken de artefacten om antwoorden te vinden op de originele onderzoeksvragen of om nieuwe vragen te stellen. Tijdens dit proces worden veel nieuwe ontdekkingen gedaan: zo hadden schoenen een speciale houten inleg tegen de kou en zijn er loden containers geborgen die dienden om eten – waarschijnlijk kazen - in te bewaren tijdens de reis. Boekweit werd gebruikt als verpakkingsmateriaal en verschillende concreties bevatten persoonlijke bezittingen zoals munten, kralen en gespen die tot een roestige klomp zijn samengeklit, maar die de conservatoren nu met veel geduld uit elkaar halen. Deze groepen vondsten vertellen ons veel over de mensen aan boord en het zilvergeld dat zij meesmokkelden om extra geld mee te verdienen. Door historisch onderzoek zijn nu de namen achterhaald van 29 bemanningsleden van de Rooswijk. De meeste kennis werd vergaard door genealogisch onderzoek en door de routes van geleend geld te volgen. steld in het MuZeeum in Vlissingen. In de komende jaren zullen verschillende peer-reviewed artikelen worden gepubliceerd en ook aan een wetenschappelijke eindpublicatie wordt gewerkt. • Zie voor een projectoverzicht van #Rooswijk1740: https://english.cultureelerfgoed.nl/topics/maritime-heritage/rooswijk1740 • Zie MaSS voor meer informatie over de Rooswijk: https://mass.cultureelerfgoed.nl/rooswijk • Zie voor 3D-modellen van objecten gevonden tijdens de opgraving: https://sketchfab.com/maritimeheritage/ collections • Zie voor meer informatie over het genealogisch onderzoek: https://iisg.amsterdam/nl/onderzoek/projecten/ VOC-schip-Rooswijk?back-link=1 In de komende jaren worden alle vondsten geconserveerd en naar Nederland overgebracht. Daar worden ze administratief ondergebracht in het Nationaal Maritiem Depot in Lelystad. Een deel van de vondsten zal echter direct worden tentoonge- Tijdens het programma verschenen over de Rooswijk onder andere de volgende artikelen: • Hoop, R.W. de/N. Schoute, 2020: Excavation of the Rooswijk (1740), Submerged Heritage 9, 29-34. Te raadplegen via: https://icua.hr/images/stories/publikacije/Potopljena_ Ba%C5%A1tina_9_web..pdf • Manders, M./W. van de Langemheen, 2018: VOC-schip de Rooswijk onderzocht: een archeologische opgraving onderwater, Gens Nostra 4, jrg 73, 208-210. • Manders, M.R., 2018: Digging in the deep. Journal of a maritime archaeologist, The world of Interiors, 136 • Manders, M., 2018: De zoektocht naar de Rooswijk, Jaarboek Nederlandse Archeologie, 134-143. Een maritiem archeoloog documenteert onder water de resten van de Rooswijk Duikers van het programma Maritiem Erfgoed Internationaal gaan naar beneden © RCE / Michael Pitts, #Rooswijk1740 project voor archeologisch onderzoek op het wrak van de Rooswijk voor de kust van Engeland © RCE 52 De betrokkenheid van vrijwilligers en amateurarcheologen was belangrijk in het Rooswijk-project. Voor de coördinatie hiervan werd de Nautical Archaeological Society (NAS) ingehuurd. Ook de Landelijke Werkgroep Archeologie Onderwater (LWAOW) en de Stichting Maritiem Onderzoek Nederland (STIMON) waren hierbij betrokken. Er zijn cursussen gegeven en ook werd op het wrak gedoken, samen met sportduikers en amateurarcheologen. Voor het programma was dit een grote verrijking van het onderzoek en voor de vele enthousiaste Britse en Nederlandse duikers ging een droom in vervulling. Deze samenwerking was mogelijk doordat duikprocedures in Engeland ruimte bieden voor deelname van vrijwilligers. Dit is in Nederland niet het geval. Dankzij de Rooswijk is de discussie over het mee kunnen duiken van vrijwilligers met professionele archeologen in Nederland op een hoger plan gebracht en komt een oplossing hiervoor steeds dichterbij. 3.5.1.1 Media-aandacht Rooswijk Er is volop media-aandacht geweest voor het #Rooswijk1740 project. Tv-programma’s zoals Digging for Britain (2017), EenVandaag (2017), RTL Late Night (2017), Pauw (2017), M (2018), Drain the Oceans (2018), Het Klokhuis (2020), Discovery Channel (2021) en de omroepen BBC (2017) en WNL (2017) besteedden aandacht aan het verhaal van de Rooswijk. Op de radio is de Rooswijk behandeld op BNR-radio (2017) en in Met het Oog op Morgen (2021). Elsevier Weekblad (2017), de NRC (2017), de Telegraaf (2017), het AD (2017) en het Parool (2018) schreven over de opgravingen van de Rooswijk. De Correspondent wijdde een podcastaflevering aan de Rooswijk, en nam daarin een interview af bij programmaleider Martijn Manders (2021). • Zie voor meer informatie over de Rooswijk in de media: https://english.cultureelerfgoed.nl/topics/maritime-heritage/rooswijk1740/rooswijk-in-the-media • Documentaire over de Rooswijk bij WNL: https://www. npostart.nl/rooswijk/06-10-2017/POW_03598655 • BBC over de Rooswijk: https://www.bbc.com/news/av/ uk-england-kent-37355734/rooswijk-shipwreck-explored-on-goodwin-sands • de Rooswijk bij talkshow M: https://www.npostart.nl/ overblijfselen-voc-schip-de-rooswijk-1740/15-08-2018/ POMS_KN_13074320 • de Rooswijk bij talkshow Pauw: https://www.bnnvara.nl/ pauw/videos/288953 Martijn Manders schreef samen met Laura van der Haar het publieksboek Rooswijk 1740 (2021), uitgegeven bij Uitgeverij Balans. Dit is een deels geromantiseerd verhaal over opvarenden van de Rooswijk die hun weg naar Amsterdam vinden, aanmonsteren op het schip en de reis geen van allen over- leven. Tegelijkertijd gaan archeologen met moderne technieken op zoek naar het verhaal achter de aangetroffen wrakresten. Zie voor meer informatie over het publieksboek over De Rooswijk: https://www.uitgeverijbalans.nl/boeken/rooswijk-1740/ 3.5.1.2 Rooswijkdocumentaires De RCE heeft samen met partner Historic England en maritiem bedrijf MSDS Marine de opgravingen van de Rooswijk nauwkeurig vastgelegd in drie documentaires. De eerste focust op de verkenningsexpeditie in 2016 op het wrak. Hierin komt de reden van het onderzoek aan bod, de geschiedenis van het schip en de gebruikte methoden en technieken om het wrak in kaart te brengen en te waarderen. De tweede toont de opgravingsexpeditie in 2017 en laat verschillende experts aan het woord over de unieke vondsten, de techniek van registratie, hoe een onderwateropgraving wordt uitgevoerd en hoe het publiek wordt meegenomen in het verhaal. De derde richt zich ten slotte op de post-opgravingsperiode, waarin gegevens worden uitgewerkt, objecten worden geconserveerd en vondsten verder worden onderzocht. De drie documentaires zijn te bekijken op YouTube: • Documentaire 1: https://youtu.be/OqtKCYHvVus • Documentaire 2: https://youtu.be/JA5g8vwkpbI • Documentaire 3: https://youtu.be/HCNz-ALMLx4 3.5.1.3 Publieksbereik offline In het project #Rooswijk1740 zijn verschillende activiteiten georganiseerd voor het grote publiek. Amateurduikers konden onder begeleiding van de Nautical Archaeology Society (NAS) duiken naar de wraklocatie (2017) en cursussen volgen in maritieme archeologie en 3D-fotogrammetrie (2017). Het niet-duikende publiek was welkom op het Ramsgate-festival (2017) en op zeven open dagen van het conserveringslab in Portsmouth, Engeland (2017). In totaal kwamen hier 1600 bezoekers op af. In het Keramiekmuseum Princessehof te Leeuwarden is de tentoonstelling Gezonken Schatten gepresen- De open dagen van het Rooswijkproject in Ramsgate tijdens het veldwerk in 2017 en 2018 werden goed bezocht © RCE/MSDS Marine 53 teerd, waarvan een deel was gewijd aan de expeditie naar De Rooswijk. Deze tentoonstelling trok in totaal 34.500 bezoekers. Door deze activiteiten is het #Rooswijk1740 ook genomineerd in de categorie Public Dissemination or Presentation van de Britse Archaeological Achievement Awards van 2021. 3.5.1.4 Publieksbereik online: virtual dive trail, Rooswijk blogs en Finds Friday Ook online is veel communicatie ingezet om het project #Rooswijk1740 bekend te maken bij een breder publiek. Zo is in samenwerking met ArtasMedia en Cyansub een virtuele wraktour gemaakt, waarin het wrak zoals dit op de zeebodem is aangetroffen, digitaal is nagebootst. Bezoekers kunnen met de tour digitaal naar het wrak duiken. De tour wordt zowel in het Engels als in het Nederlands aangeboden. Er wordt informatie gegeven over het hele archeologische proces van ontdekking tot conserveringsactiviteiten na de opgraving. Conservatoren en specialisten vertellen in video-interviews over het materiaal dat gevonden is op de wraklocatie en het conserveringswerk in laboratoria. De tour is gemaakt met archiefmateriaal, geofysische surveys, onderwaterfoto- en videomateriaal en 3D-fotogrammetrie. • Bezoek de virtuele wraktour: www.cloudtour.tv/Rooswijk • Zie voor meer informatie over de tour: https://www. cultureelerfgoed.nl/actueel/nieuws/2019/01/10/nieuwe-3dvirtuele-tour-van-de-rooswijk • Rooswijk Shipwreck Excavation Update 2020: https://english. cultureelerfgoed.nl/latest/weblog/2020/rooswijk-shipwreck-excavation-update-2020 • The story of Rooswijk’s silver: https://english.cultureelerfgoed.nl/latest/weblog/2020/the-story-of-rooswijks-silver • Weaponry and Ordnance: https://english.cultureelerfgoed. nl/latest/weblog/2020/weaponry-and-ordnance • Illuminating the Rooswijk: https://english.cultureelerfgoed. nl/latest/weblog/2020/illuminating-the-rooswijk • Glass artefacts on Rooswijk: https://english.cultureelerfgoed.nl/latest/weblog/2020/glass-objects-on-rooswijk • Pottery on the Rooswijk: https://english.cultureelerfgoed.nl/ latest/weblog/2021/pottery-on-the-rooswijk • Conservation of a Copper Alloy Breech Chamber from the Rooswijk: https://english.cultureelerfgoed.nl/latest/ weblog/2021/conservation-of-a-copper-alloy-breechchamber-from-the-rooswijk • Rooswijk Shipwreck Excavation The Post Excavation Phase: https://historicengland.org.uk/whats-new/research/ rooswijk-shipwreck-excavation-the-post-excavation-phase/ • Making Waves: Selected Updates from the Rooswijk Project: https://historicengland.org.uk/whats-new/research/ back-issues/making-waves-selected-updates-from-therooswijk-project/ Op de RCE-website is ook een Nederlandstalige blog gepubliceerd over de rol die vrijwilligers spelen in de zoektocht naar bemanningsleden van de Rooswijk. Aan het woord komen de genealogen Els Vermij en Willem-Jan van Grondelle, en de vrijwilligers Gerta Boonstra, Yvonne Hop en Jan-Willem Kooistra die helpen in het project Alle Amsterdamse Akten van het Stadsarchief Amsterdam. Dankzij hun speurwerk in notariële archieven, transportbrieven en weeshuisarchieven zijn inmiddels al 29 van de 237 bemanningsleden geïdentificeerd. Het werk van deze vrijwilligers wordt ook belicht in een vlog van Jochem Boodt (@Vlochemverkent), een historicus die op zoek gaat naar de verhalen achter Amsterdamse straten. De Rooswijk virtual dive trail op cloudtour.tv/rooswijk ©#Rooswijk1740 project/ RCE Op de RCE-website zijn sinds 2017 verschillende Engelstalige blogs gepubliceerd over de opgraving van de Rooswijk en de conservering van de gevonden objecten. Die gingen onder andere over potscherven, artefacten van glas, artefacten die zorgden voor verlichting op het schip, wapens en zilveren munten. Ook op de website van Historic England zijn twee blogs gepubliceerd. Deze gingen over het conserveringsproces in het algemeen en over de conservering van een ton en een pistool. Een scherf van een gedecoreerd chinees porseleinen theeschoteltje. Op de scherf zijn een vissersboot, huis en verscheidene bomen afgebeeld. Onder de scherf ligt een centimeterliniaal en naast de liniaal ligt een geel fiche met het artefactnummer. Het artefactnummer is RK1800193 © #Rooswijk1740 project /RCE 54 Zie de blog van Jochem Boodt op: https://www.cultureelerfgoed.nl/actueel/weblogs/maritiem/2020/nieuwe-namen-bemanning-rooswijk-gevonden Daarnaast zijn de Finds Friday socialmediaposts in het leven geroepen. Dit zijn korte blogs over de conservering van vondsten van de Rooswijk, waarin elke keer een individuele vondst wordt belicht. Deze posts worden gedeeld onder de bredere hashtag #FindsFriday, en zijn geplaatst op de Twitter-, Facebook- en Instagramaccounts van het project #Rooswijk 1740. • Twitter: https://twitter.com/rooswijk1740 • Facebook: https://www.facebook.com/Rooswijk1740 • Instagram: https://www.instagram.com/rooswijk1740 3.5.2 Galloperwrak Noordzee Bij de aanleg van een windmolenpark voor de kust van het Britse Suffolk is in 2019 een groot aantal bronzen kanonnen ontdekt met sonar- en ROV-opnames (Remotely Operated Vehicle). Het Britse archeologiebedrijf Wessex Archaeology (WA) analyseerde deze opnames en daaruit rees het vermoeden dat er naast enkele scheepshouten delen zowel Engelse als Nederlandse kanonnen zouden liggen op ongeveer dertig meter diepte. Het kon dus gaan om een scheepswrak van de Nederlandse of de Engelse Admiraliteit. Bronzen kanonnen werden nog wel eens van het ene naar het andere schip overgebracht, waarbij het regelmatig ging om buitgemaakte kanonnen. De hier aangetroffen kanonnen bleken in een uitstekende conditie te verkeren, maar vooral de scheepshouten delen werden bedreigd door natuurlijke erosie. Een ander probleem was dat informatie over de locatie al was verkocht aan commerciële bergers. Het wrak ligt echter buiten de Britse territoriale wateren en daarmee buiten het beleidsgebied van Historic England, de Britse evenknie van de RCE. De mogelijkheid dat het een wrak van de Nederlandse Admiraliteit betrof waarop de Nederlandse soevereiniteit berust, bracht WA ertoe om de RCE te benaderen voor een nader onderzoek. Wegens het waarschijnlijk hoge archeologische potentieel van de site, het risico van illegale berging, de verwachting van vergaande erosie in de komende jaren en de mogelijke eigendomsclaim van Nederland is in gezamenlijk overleg besloten om WA verder waarderend onderzoek te laten uitvoeren op het wrak. Omdat de site diep en omvangrijk is, werd besloten om het waarderend onderzoek uit te voeren met ROV. Er werden op locatie maar liefst 33 Britse en Nederlandse bronzen kanonnen aangetroffen. Omdat dit voor het overgrote deel Engelse kanonnen waren, wordt het waarschijnlijker geacht dat het wrak van Engelse dan van Nederlandse origine is. Hierop besloot de RCE om bij de relevante Britse partners in het veld ROV-beeld van een van de aangetroffen bronzen kanonnen op het Galloperwrak. Van de badge wordt aangenomen dat deze uniek is voor de kanonnen die door John Browne zijn gegoten voor Charles I’s vlaggenschip Sovereign of the Seas uit 1637, en die verloren zijn gegaan bij een brand in Chatham in 1693 © Wessex Archaeology van het maritieme-erfgoedbeheer blijvend aandacht te vragen voor de urgentie van behoud en bescherming van het wrak, maar wel een stap terug te doen en niet actief betrokken te blijven in het beheer van deze vindplaats. 3.5.3 Eastbourne-wrak In april 2019 werden de overblijfselen van een historisch wrak gevonden voor de kust van Sussex. Het materiaal dat werd aangetroffen, riep meteen de gedachte op dat het hier mogelijk ging om een 17de-eeuws Nederlands oorlogsschip. Een groot deel van de houten constructie van het schip is bewaard gebleven en er werden kanonnen, marmeren tegels en stukken aardewerk in aangetroffen. Tijdens een hydrografisch onderzoek in 2015 werd het wrak voor het eerst gezien als een anomalie op de zeebodem. Pas in 2019 bevestigde David Ronnan, een lokale duiker, de vermoedens van dat onderzoek toen hij op deze plek een scheepswrak ontdekte. Nadat hij de ontdekking aan Historic England had gemeld, werden hij en Mark Beattie-Edwards van de Nautical Archaeological Society (NAS) de wraklicentiehouders.1 Sinds 2019 hebben de staf en vrijwillige duikers van de NAS 188 duiken op de site gemaakt en een uitgebreid beeld opgebouwd van wat zich op de zeebodem bevindt. In augustus 2020 rees het vermoeden dat het wrak van Nederlandse oorsprong zou kunnen zijn, op grond van de analyse van eerdere vondsten en historisch onderzoek in het Verenigd Koninkrijk en Nederland. In augustus en september 1 https://historicengland.org.uk/images-books/publications/accessing-englands-protected-wreck-sites-guidance-notes/heag075-guidance-notes-for-divers-and-archaeologists/ 55 Een van de marmeren tegels van het Eastbourne-wrak, die onderzocht werd © Een baardmankruik met kurk staat op houten resten van het Eastbourne-wrak © NAS/RCE NAS/RCE 2020 financierde de RCE een duikonderzoek door de NAS, inclusief de berging en analyse van twee stenen tegels (lading) door Historic England. Met behulp van petrografisch onderzoek, de mineralogische samenstelling en isotopenanalyse werd de steensoort geïdentificeerd als marmer uit de steengroeven van de Apuaanse Alpen in de buurt van Carrara, Italië. voortzetten door kennis uit te wisselen, gezamenlijk onderzoek te doen en voorwaarden te scheppen om maritiem erfgoed te behouden voor de toekomst. In 2021 documenteerden duikers van de NAS uitgebreide schade aan de site door vistuig. Die leidde ertoe dat de RCE en Historic England samen besloten om verder onderzoek naar het wrak te ondersteunen. Hoewel de locatie is aangewezen als beschermde wraklocatie, is dit geen garantie dat dreigingen zoals plundering, visserij of schade door natuurlijke oorzaken kunnen worden voorkomen. Om in de toekomst beter te kunnen handhaven, worden er tijdens het aankomende veldwerk ook nieuwe manieren onderzocht om objecten op de zeebodem te markeren zodat ze kunnen worden getraceerd (zie ook paragraaf 2.5.1). Dit project kan een grote stap voorwaarts betekenen in de bescherming van kwetsbare archeologische vindplaatsen onder water. Nieuw veldwerk staat gepland voor de tweede helft van 2022. Er liggen veel Nederlandse scheepswrakken in de Duitse Waddenzee. Dit is niet verwonderlijk, want het gebied is historisch nauw met Nederland verbonden. Eeuwenlang zeilden er Nederlandse schepen om de Duitse Waddeneilanden. In 2016 en 2020 zijn er in dit gebied twee scheepswrakken uit de 17de en 18de eeuw gevonden die – gezien de bouwconstructie – erg lijken op wat experts de Noord-Hollandse scheepsbouw noemen. De dienst voor Archeologie van de deelstaat Sleeswijk-Holstein onderzocht ze. Samen met een aantal in Nederland gevonden wrakken zullen deze wrakken deel uitmaken van een vervolgstudie naar het gebruik van een dubbele scheepshuid in de constructie van handelsschepen uit het einde van de 16de en de hele 17de en 18de eeuw. In dit onderzoek zullen Nederlandse en Duitse scheepsarcheologen samenwerken en de RCE zal hierin participeren. Dat onderzoek maakt deel uit van een grotere campagne van veldwerk- en maritieme-erfgoedprojecten waarin het Verenigd Koninkrijk en Nederland nauw samenwerken om hun gedeelde maritiem erfgoed te behouden. Beide landen vinden onderlinge samenwerking belangrijk en willen deze 3.6 Duitsland 3.6.1 Scheepswrakken in de Duitse Waddenzee 56 Zie voor meer informatie over het onderzoek: • Zwick, D., 2021: De jongste dubbele planken. Scheepswrakken in de Duitse Waddenzee, Tijdschrift Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 4-2021. Te raadplegen op: https://www. academia.edu/71773933/De_jongste_dubbele_planken 3.6.2 Hörnum-Odde-wrak Het eerste van de twee wrakken die worden genoemd in paragraaf 3.6.1, spoelde in oktober 2016 vrij op HörnumOdde, de zuidpunt van het eiland Sylt. Als gevolg van erosie en winterstormen viel het wrak steeds verder uit elkaar en kon het helaas niet worden gered. Wel werden net op tijd nog enkele belangrijke details gedocumenteerd. De slanke spanten waren niet met elkaar verbonden, maar alleen aan de beplanking vastgemaakt. Deze planken hadden enorme afmetingen en bevatten kleine houten pluggen, die bekendstaan als spijkerpennen. Spijkerpennen werden vooral gebruikt bij scheepsbouw waarbij als eerste de buitenkant in elkaar werd gezet. Deze manier van bouwen had in Nederland vooral in de 17de eeuw de overhand. Bovendien was de romp voorzien van een dubbele laag eikenhouten beplanking, vaak aangeduid als Double Dutch. Dit kenmerk werd ook gezien bij een aantal schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, bijvoorbeeld bij de Batavia (gebouwd in 1628) en de Mauritius (gebouwd in 1612). Ook bij het Admiraliteitsschip Utrecht (gebouwd in 1633) en het wrak van de Scheurrak SO1, een graanvaarder uit het einde van de 16de eeuw, zien we die dubbele huid. Van het schip dat gevonden is bij Hörnum-Odde wordt geschat dat het rond 1690 gebouwd is. Over de rol van de dubbele scheepshuid in de Nederlandse scheepsbouw wordt de laatste jaren in academische kringen naar aanleiding van deze vondsten en het afrondend onderzoek van het Scheurrak SO1-wrak flink gediscussieerd. Het programma heeft dit debat gefaciliteerd (en de RCE zal dit blijven doen) door mensen bij elkaar te brengen en extra onderzoek op wrakken als deze te financieren. In lokale kronieken wordt melding gemaakt van een Nederlands schip van de West-Indische Compagnie met een waardevolle lading, dat in een storm op 13 december 1703 bij Hörnum aan de grond liep. In 2022 wordt een historisch onderzoek uitgevoerd om te zien of dit inderdaad het Hörnum-Oddewrak zou kunnen zijn. De uitkomst hiervan wordt einde van dat jaar verwacht. Zie MaSS voor meer informatie over het wrak: https://mass.cultureelerfgoed.nl/hornum-odde-1690 De achtersteven van het Hörnum Odde-wrak in oktober 2016 met de opvallen houten pluggen © ALSH 3.6.3 Süderoogsand In 2020 werd in een getijdenkreek op de zandplaat Süderoogsand een 18de-eeuws wrak ontdekt. Dit heeft precies dezelfde constructieve bijzonderheden als de hierboven beschreven wrakken. Dicht bij het wrak lagen een kleipijp en een scherf Delfts aardewerk. Het eikenhout is rond 1733 gedateerd, dus dit schip was nog jonger. Zie MaSS voor meer informatie over het wrak: https://mass.cultureelerfgoed.nl/suederoogsand-1733 De Duitse archeoloog Daniel Zwick bezoekt het wrak op Süderoogsand in mei 2020. De dubbele planken zijn goed zichtbaar op de foto © Holger Spreer-Wree 57 3.7 Zweden 3.7.1 Finding the Vasa Cannon Nederland en Zweden werken al verschillende jaren samen aan scheepsarcheologisch onderzoek. Eerder onderzochten deze landen bijvoorbeeld al gezamenlijk het 17de-eeuwse Ghost ship, een fluitschip dat gevonden is op 130 meter diepte ten noorden van Gotland in de Oostzee. Binnen het programma Maritiem Erfgoed Internationaal is de afgelopen jaren samengewerkt in het onderzoek van de Vasa, een Zweedse oorlogsbodem die in 1628 door deels Nederlandse scheepsbouwers in Stockholm werd gebouwd en al bij haar uitvaart zonk. Met een citizen science project heeft het Vasa Museum geprobeerd om de kanonnen van dit schip te vinden, die ooit na de berging zijn doorverkocht. Het is een groot raadsel waar en op welke schepen deze kanonnen uiteindelijk terecht zijn gekomen. Gehoopt werd dat het inschakelen van een grote groep mensen misschien aanwijzingen zou opleveren om een paar kanonnen terug te vinden, maar dit is tot op heden nog niet gelukt. • Zie voor meer informatie: https://www.vasamuseet.se/ finding-the-vasa-cannon • Zie MaSS voor meer informatie over het Ghost ship: https://mass.cultureelerfgoed.nl/ghostship 3.8 IJsland 3.8.1 Het Wapen van Amsterdam Tijdens het eerste maritiem programma heeft het team samengewerkt met IJslandse onderzoekers in het kader van een onderzoek naar het fluitschip de Melkmeid, dat in 1659 zonk bij het eiland Hafnarey in IJsland. De Melkmeid was een privaat Nederlands koopvaardijschip. Er is echter in 1667 ook een VOC-schip gezonken voor de kust van IJsland: het Wapen van Amsterdam. Dit wrak ligt vermoedelijk meer dan tien meter onder het sediment, maar de masten hebben volgens lokale IJslanders nadat het schip was vergaan nog jarenlang boven het water uitgestoken. Toch geloven sommigen dat het wrak nog ladingen zilver of misschien zelfs goud verborgen houdt in zijn resten. Daarom worden al sinds de jaren zestig verschillende pogingen ondernomen om het wrak en zijn lading te vinden. Sinds 2013 houdt een groep genaamd Anno 1667 de droom weer levend om het schip te vinden. Deze groep sloot hiertoe een overeenkomst met de IJslandse overheid. Omdat het gaat om een VOC-schip, zal er ook met Nederland eenzelfde overeenkomst moeten worden gesloten. Dat is nog niet gebeurd, omdat er nog geen archeologisch projectplan is voorgelegd. Het is de bedoeling dat het onderzoek vergezeld wordt door een filmploeg die een documentaire gaat maken. • Zie MaSS voor meer informatie over het wrak de Melkmeid: https://mass.cultureelerfgoed.nl/melkmeid • Zie MaSS voor meer informatie over het wrak het Wapen van Amsterdam: https://mass.cultureelerfgoed.nl/ wapen-van-amsterdam • Informatie over Anno 1667: https://anno1667.com/mission-story/ 3.9 Indonesië 3.9.1 Wrakken Slag in de Javazee Nederland en Indonesië deden samen van 10 tot en met 21 juni 2019 maritiem-archeologisch onderzoek op de locaties van de wrakken van Hr.Ms. De Ruyter, Hr.Ms. Java en Hr.Ms. Kortenaer. Dit onderzoek paste in het driesporenplan dat Nederland en Indonesië in 2016 opstelden nadat ontdekt werd dat er een illegale berging was gedaan op deze drie Nederlandse oorlogswrakken uit de Slag in de Javazee (1943). In dit project werken de ministeries van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW), Defensie en Buitenlandse Zaken intensief samen. Behalve dat met het veldwerk het driesporenplan werd uitgevoerd, was het ook een invulling van de Letter of Intent die tussen de twee landen is opgezet om de drie wrakken te beheren en van het Memorandum of Understanding voor Cultuur, die beide landen in 2017 tekenden. Maritiem archeologen Martijn Manders en Robert de Hoop bekijken een multibeam opname van een wraklocatie in de Javazee © RCE 58 Live onderwaterbeelden van de ROV op een tv aan boord van de surveyboot © RCE De expeditie werd namens Nederland geleid door de RCE en bestond uit een team van specialisten uit Nederland en Indonesië. De wrakresten liggen op een grote diepte van tussen de vijftig en zeventig meter. Ze zijn in kaart gebracht met behulp van sonarapparatuur (side scan sonar, multibeam sonar en subbottom profiling), een magnetometer en een onderwaterrobot met camera (Remotely Operated Vehicle). Binnen deze samenwerking werd ook een duurzaam beheerplan voor de wraksites opgesteld, werden afspraken gemaakt over de manier van kennisuitwisseling, werd capaciteit opgebouwd in onderwaterarcheologie en cultureel erfgoedbeheer onder water, en werd gezamenlijk onderzoek gedaan. Tijdens het veldwerk bleek op alle drie de sites redelijk wat materiaal van de drie Nederlandse WOII-schepen aanwezig te zijn. Dit stond echter niet in verhouding tot de wrakken zoals ze er lagen voor de illegale berging. De sites zijn voor Nederland van cultureel en historisch belang, maar hebben een nog sterkere herinnerings- en gedenkwaarde voor de familieleden van degenen die in de Javazee zijn omgekomen. In oktober 2019 zijn deze nabestaanden geïnformeerd over de resultaten van het veldwerk tijdens een speciaal voor hen georganiseerde bijeenkomst. Dit was een emotioneel moment. De impact die illegale berging heeft op de nabestaanden mag nooit worden onderschat. Naast deze bijeenkomst zijn nabestaanden individueel op de hoogte gebracht en van informatie voorzien. De drie wraklocaties van De Ruyter, Java en Kortenaer werden in juli 2017 op de nautische kaarten van Indonesië gemarkeerd als historische scheepswrakken. Dit waren echter slechts puntlocaties. Samen met Indonesië heeft Nederland de puntlocaties van de wraksites omgezet in grotere beschermde gebieden door ze te markeren als cultureel erfgoed en gedenkplaatsen. De wraksites zijn niet volledig gesloten, maar kunnen worden opengesteld voor respectvolle gedenkactiviteiten. Op die manier hebben de locaties nog steeds een waardevolle functie. De bel van de Hr.Ms. Java is uit zijn kist gehaald en hangt in een speciaal voor deze bel gemaakte klokkenstoel op de erebegraafplaats Kembang Kuning (Surabaya in Indonesië) © Oorlogsgravenstichting Verschillende scheepsbellen zijn illegaal geborgen van de wrakken Hr.Ms. Java en De Ruyter. Deze zijn via een veiling in Australië in Nederlandse handen gekomen. Een van de bellen hangt bij het Marinemuseum in Den Helder, en een andere hangt in de Kloosterkerk in Den Haag en wordt ieder jaar gebruikt bij de ceremonie waarin de Slag in de Javazee wordt herdacht. Een bel van de Hr.Ms. Java wordt beheerd door de Oorlogsgravenstichting. Deze ligt het hele jaar in een speciaal hiervoor gemaakte kist. Alleen tijdens de herdenking van de Slag in de Javazee op de erebegraafplaats Kembang Kuning (Surabaya in Indonesië), komt deze bel eruit en wordt dan geluid. Het programma heeft Elisabeth Kuiper, conservator metalen, gevraagd om de bel te onderzoeken en een conditierapport op te stellen. Op basis daarvan kan de bel regelmatig gemonitord worden. Wegens de coronacrisis is besloten om dit onderzoek te doen op basis van gedetailleerde foto’s en filmmateriaal. Dit was niet ideaal, maar toch lukte het om een aantal belangrijke aandachtspunten te formuleren. Zie MaSS voor meer informatie over de drie WOII-wrakken: • https://mass.cultureelerfgoed.nl/hrms-de-ruyter • https://mass.cultureelerfgoed.nl/hrms-java • https://mass.cultureelerfgoed.nl/hrms-kortenaer 59 Zie voor meer informatie en voor de rapporten van de drie verschillende sporen: • https://english.cultureelerfgoed.nl/publications/publications/2017/01/01/report-of-the-dutch-shipwrecks-in-the-java-sea Over dit onderzoek zijn de volgende artikelen geschreven: • Hoop, R.W. de/M.R. Manders, 2018: Slag in de Javazee: Een voortdurende strijd, Strijdigheden 2, 52-62. • Hoop, R.W. de/M.R. Manders, 2019: Battle of the Java Sea: Past and Present Conflicts, in N. Moreira/M. Derderian/A. Bissonnette (eds.), Fields of Conflict Conference 2018 Pequot Museum, Conference Proceedings Volume 1, 50-62. Te raadplegen op: https://www.academia.edu/38536617/ Battle_of_the_Java_Sea_Past_and_Present_Conflicts • Lovegrove Pereira, S./Hoop, R.W. de/S. Adhityatama, 2020: Good Practice: International Collaboration on Shared Difficult Heritage, Sharing Heritage Expertise 13. Te raadplegen op: https://www.academia.edu/44239101/Good_practice_ international_collaboration_on_shared_difficult_heritage • Manders, M.R./R.W. de Hoop/S. Adhityatama/D.S. Bismoko/P. Syofiadisna/D. Haryanto, 2021: Battle of the Java Sea: One Event, Multiple Sites, Values and Views, Journal of Maritime Archaeology 16(1), 39–56. Te raadplegen op: https://doi.org/10.1007/S11457-020-09287-5 3.10 Australië 3.10.1 Roaring 40s Een skelet van een van de opvarenden van de Batavia (1629), dat is opgegraven in het kader van het Roaring 40s-project, wordt voorzichtig gelicht © RCE geherwaardeerd en is zelfs nieuw veldwerkonderzoek gedaan. Zo werden er nog verschillende slachtoffers gevonden en opgegraven van de slachtpartij door de muiters van de Batavia op Beacon Island, werden verschillende eilanden van de Houtman Abrolhos gedetailleerd in kaart gebracht, onder andere met 3D-fotogrammetrie, is uitvoerig studie gedaan naar de zilveren munten uit de wrakken en is ook de Zeewijklocatie onderzocht, waarbij de theorie van een of twee wrakken verder is uitgeplozen. Het project is afgerond met een eindpublicatie en er verschenen verschillende artikelen over. Een deel van het onderzoek wordt mogelijk voortgezet binnen een nieuw Australia Research Council (ARC) project: ‘Mobilising Dutch East India Company collections for new global stories’ (LP210300960). Midden 2022 weten we of dit project wordt gehonoreerd. Aan de Westkust van Australië liggen de vier bekende VOC-scheepswrakken Batavia (1629), Zuiddorp (1712), Zeewijk (1727) en de Vergulde Draeck (1656). In 1972 zijn deze wrakken als enige ooit in het ANCODS-verdrag in eigendom overgedragen aan de Australische overheid. De verantwoordelijkheid voor beheer en onderzoek ligt dus volledig bij Australië. Toch voelt Nederland zich door de geschiedenis nog altijd sterk verbonden met de geschiedenis van deze wrakken. Projectleider van het Roaring 40s-project Alistair Paterson en Wendy van Dui- In de afgelopen jaren is de collectie archeologische vondsten die in de jaren zestig, zeventig en tachtig is geborgen, opnieuw bekeken en onderzocht in het Roaring 40’s-project: ‘Shipwrecks of the Roaring 40s: A maritime archaeological reassessment of some of Australia’s earliest shipwrecks. An Australian Research Council (ARC) Linkage-Project’ (LP130100137). Hierin participeerden zowel Australische als Nederlandse onderzoekers, waaronder die van de RCE en de Universiteit van Amsterdam. Met moderne technieken en een frisse blik is nieuwe informatie gehaald uit eerder opgegraven materialen, zijn archieven venvoorde (Flinders Universiteit) bekijken twee skeletten van de opvarenden van de Batavia (1629) in het lab van Daniel Franklin (Universiteit Western Australia) © RCE Over het Roaring 40s-project zijn de volgende artikelen geschreven: • Artikel over het veldwerk op de Zeewijk: Green, J., 2020: The Zeewijk Story and the missing second wreck, Journal of Maritime Archaeology 2020 15, 333–364. Te raadplegen op: https://doi.org/10.1007/s11457-020-09268-8 60 • Eindpublicatie Roaring 40s: Green, J/A. Paterson (eds.), 2020: Shipwrecks of the Roaring Forties: Researching some of Australia’s earliest shipwrecks, Perth. • Manders, M. & Smits, L.,2020: Illuster en Sinister: Graven naar de schipbreukelingen van de Batavia op Beacon Island, Australië, Archeologie in Nederland 4(1): 2-10. • Zie MaSS voor meer informatie over scheepswrakken in Australië: • https://mass.cultureelerfgoed.nl/batavia • https://mass.cultureelerfgoed.nl/zeewijk • https://mass.cultureelerfgoed.nl/zuiddorp • https://mass.cultureelerfgoed.nl/vergulde-draeck 3.10.2 Aanval op Broome Op 3 maart 1942 deden negen Japanse Zero jachtvliegtuigen – begeleid door een Babs verkenningsvliegtuig – een aanval op de Australische havenstad Broome aan de noordwestkust. De Japanners hadden inmiddels grote delen van NederlandsIndië veroverd en konden vanaf Timor met hun jachtvliegtuigen Australisch grondgebied bereiken. In Roebuck Bay bij Broome lagen vijftien geallieerde vliegboten afkomstig uit Java en gevuld met evacuees uit Nederlands-Indië te wachten op brandstof om de reis voort te kunnen zetten naar Perth, verder in het zuiden. Onder deze toestellen waren vijf Nederlandse Dornier Do-24K’s en vier Catalina-vliegboten. De Japanse aanval kwam als een complete verrassing en alle vliegboten en landvliegtuigen op het vliegveld van Broome werden vernietigd door de Japanse jagers. Ongeveer honderd mensen, veelal burgers, kwamen om bij dit drama. Het Western Australia Museum (WAM) in Perth doet al langer onderzoek naar de (tastbare) restanten van deze aanval. Bij eerder onderzoek in 2001 werden de resten gevonden van meerdere vliegboten. Door het diepe water van de baai en de sterke stroming bleven drie toestellen vermist: waarschijnlijk alle Catalina’s van zowel de Nederlandse Marineluchtvaartdienst als de Australische luchtmacht (RAAF). In september 2020 zou de WAM in samenwerking met de RCE opnieuw Een wrak van een vliegtuig in de Roebuck Bay in Broome © Sheyneg onderzoek gaan doen in Broome. Door de coronapandemie is dit uitgesteld naar de zomer van 2022. Met de ten opzichte van 2001 sterk verbeterde apparatuur zal een aantal locaties in diep water opnieuw onderzocht worden om de vliegtuigwrakken daar te identificeren. Daarnaast zal gezocht worden naar een Amerikaanse bommenwerper die kort na de start vanaf het vliegveld van Broome is neergeschoten en ook naar het wrak van een Japanse Zero jager. Die laatste is neergehaald door de Nederlandse vlieger Gus Winckel van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, met behulp van een losse mitrailleur uit zijn Lodestar transportvliegtuig. Bij geschikte duikomstandigheden zal het team bij negen locaties duikers naar beneden sturen om meer gedetailleerd onderzoek te doen en mogelijk ook om relevante objecten te bergen voor nader onderzoek. Op basis van de bevindingen van het onderzoek in 2022 zal een beheerplan worden gemaakt voor dit oorlogserfgoed, dat zeer nauw gerelateerd is aan de oorlog in Nederlands-Indië. Er liggen verschillende eerder geborgen vliegtuigdelen in Broome en bij het Aviation Heritage Museum in Bull Creek, bij Perth. Op dit moment voert het programma, als vertegenwoordiger van de eigenaar (de Nederlandse Staat) samen met de beheerders van deze objecten gesprekken over registratie, bruikleen en conservering van deze delen, die vaak in slechte staat verkeren. 3.11 Suriname 3.11.1 De Leusden In 2011 publiceerde Leo Balai zijn boek over het slavenschip de Leusden dat in 1738 zonk in de monding van de Marowijnerivier tussen wat nu Suriname en Frans Guyana is. Hij bracht daarmee deze vergeten tragedie weer onder de aandacht: doordat de bemanning de luiken dichttimmerde kwamen bijna 700 slaven om het leven. In 2014 hebben Balai en de stadsarcheoloog van Amsterdam, Jerzy Gawronski, een eerste zoektocht opgezet naar het wrak. Die werd financieel ondersteund door de RCE. Onderdeel van het project was ook om zodra het wrak zou worden aangetroffen, de discussie erover en wat ermee te doen op gang te brengen. De RCE financierde ook een veldactie in 2019, die in 2021 werd afgemaakt. Deze was erop gericht het wrak te lokaliseren met behulp van een magnetometer die was bevestigd aan een drone. Hoewel de apparatuur een paar veelbelovende locaties aanwees, is het nog niet gelukt om de aanwezigheid van het wrak te bevestigen. Naast het slechte zicht en de hevige stroming in het gebied, ligt er op de bodem 61 ook een dikke laag fijn sediment die alle potentiële sites afdekt, en niet eenvoudig kan worden verwijderd. Binnenkort wordt een rapport over deze zoektocht verwacht, waaraan ook de Department of Underwater and Underwater Archaeological Research (DRASSM) uit Frankrijk meewerkt. Op basis daarvan zullen eventuele vervolgplannen worden besproken. Heel belangrijk bij dit project is dat naast het archeologische werk ook verschillende stakeholdergroepen uit Frans-Guyana, Suriname en Nederland betrokken moeten worden. Als het wrak wordt aangetroffen moet namelijk het gesprek al gevoerd zijn over wat ermee zou moet gebeuren: wordt het opgegraven of wordt het een gedenkplek? Zie MaSS voor meer informatie over de Leusden: https://mass.cultureelerfgoed.nl/leusden 3.12 Trinidad en Tobago 3.12.1 Rockley Bay Research Project In de 17de eeuw heette Tobago een tijdlang Nieuw Walcheren. Er stond een Nederlands fort, maar ook andere maritieme mogendheden in de Cariben hadden interesse in het eiland. Op 3 maart 1677 startte de Franse viceadmiraal Jean d’Estrées een aanval op het fort Nieuw-Vlissingen en de Nederlandse vloot die gecommandeerd werd door Jacob Binckes. De Nederlandse vloot lag op dat moment in Rockley Bay voor anker. In de slag die volgde, leden beide partijen zware verliezen. De Fransen verloren duizend man en vijf van hun schepen, waaronder hun vlaggenschip Le Glorieux. De Nederlanders verloren tien van hun schepen, maar wisten de aanval af te slaan. Toch kwamen ook aan Nederlandse kant veel mensen om het leven. De locatie van de slag wordt ernstig bedreigd door plannen om Tobago geschikter te maken voor grote cruiseschepen. Er is eerder onderzoek gedaan door de Nautical Archaeology Society en een team van de Universiteit van Connecticut en het Institute for Nautical Archaeology (INA), onder leiding van Kroum Batchvarov. Daarbij zijn resten van schepen gevonden en er zijn aanwijzingen dat een daarvan de locatie van Huis te Kruiningen is. De RCE heeft regelmatig contact met de opgravingsleider, de ambassade van Nederland in Trinidad en Tobago en met onderzoeker dr. Levis Guy en duiker Derek Chung, lokale medewerkers aan het project. Het streven is om de vondst van dit wrak en het verhaal rondom de gebeurtenis te gebruiken om zowel de maritieme archeologie en onderwaterarcheologie als het beheer van de vindplaatsen te verbe- Bronzen kanonnen van de slag uit 1677 tussen de Nederlanders en de Fransen, geëxposeerd op de kust bij Rockley Bay, Tobago © Rockley Bay Research Project teren. Hierbij is behalve de inzet van Trinidad en Tobago ook een plan nodig waarin voor de langere termijn geborgd is dat het land dat deze site beheert, hierin ook ondersteund wordt. Daar wordt op dit moment aan gewerkt. Vanaf november 2021 tot en met januari 2022 is een serie lezingen georganiseerd vanuit Trinidad en Tobago met de hulp van de Nederlandse Ambassade en de RCE over de historische gebeurtenissen rondom de slag. Zie MaSS voor meer informatie over de slag: https://mass.cultureelerfgoed.nl/battle-of-scarborough Voor meer informatie over het Rockley Bay Research Project zie: https://nauticalarch.org/projects/rockley-bay-research-project/ 3.13 Sint Eustatius 3.13.1 SE-504 Triple Wreck veldwerk Het programma heeft tussen 2 en 21 augustus 2021 een waardestellend onderzoek uitgevoerd op een locatie 800 meter uit de kust in de Oranjebaai, bij Sint Eustatius in Caribisch Nederland. Deze locatie, met sitecode SE-504, wordt in de volksmond het Triple Wreck genoemd. De site was bij duikers van de duikschool Scubaqua en archeologen van Sint Eustatius Center for Archaeological Research (SECAR) in 2017 al opnieuw onder de aandacht gekomen doordat de orkanen Irma en Maria een grote hoeveelheid objecten aan het bodemoppervlak hadden gebracht. Een groot deel hiervan dateert uit het tweede deel van de 18de eeuw en zou bij een scheepswraklocatie kunnen horen. Toen binnen het programma werd gepeild welk veldwerk in 2021 kon doorgaan, was reizen door de corona- 62 vondsten en eventuele structuren die zouden kunnen worden aangetroffen. Nadat de nog onverstoorde bodem uitvoerig was gedocumenteerd, zijn met behulp van airlifts kleinschalige opgravingen gedaan in elf putten die zijn aangelegd op verschillende punten langs de basislijn. In deze putten is de gelaagdheid in de bodem onderzocht en zijn alle objecten gedocumenteerd die per put zijn aangetroffen. De objecten zijn voor verder onderzoek tijdelijk mee naar boven gebracht. Drie duikers leggen een opgravingsput aan langs de basislijn, met een airlift. Een van de duikers gebruikt de airlift om de put aan te leggen. Twee duikers kijken mee voor de veiligheid en om eventuele vondsten te verzamelen © RCE Het kanon dat prominent aanwezig was op de Triple Wreck-site © RCE pandemie beperkt mogelijk. Omdat de waardering van de objecten vroeg om specifieke kennis van methoden, technieken en een budget, heeft het programma toch ingezet op dit project om in het veld stappen te kunnen blijven zetten. Het project diende tegelijkertijd als uithangbord voor de aanstaande ratificatie van het UNESCO-verdrag uit 2001, dat rijksbreed zal worden geïmplementeerd. Om de werkzaamheden goed uit te kunnen voeren en daarbij ook capaciteitsopbouw te garanderen, is het onderzoeksteam samengesteld uit drie archeologen van de RCE en twee archeologen van het Sint Eustatius Center for Archaeological Research (SECAR). Het duiken werd begeleid door duikcentrum Scubaqua. In eerste instantie is de bodem op locatie systematisch afgezocht en in kaart gebracht. Daarbij is onder andere gekeken naar vondstconcentraties en de diepte van het losliggende sediment. Daarnaast is onderzocht hoe het verdere onderzoek zo min mogelijk impact kan hebben op het nabijgelegen koraalrif en de rest van de natuurlijke omgeving. Vervolgens is een basislijn neergelegd en zijn meetpunten op de bodem aangebracht om metingen te kunnen doen op Dit kleinschalige onderzoek leverde interessante resultaten op. Er werden bijzonder veel objecten aangetroffen, vaak nog in zeer goede staat. Daarbij ging het om flessen, kruiken, borden, maar ook om bijvoorbeeld kleiaarden pijpen en een schoengesp. Andere vondsten waren verschillende typen baksteen en overblijfselen van scheepsonderdelen zoals ankers en delen van roeren en masten. Prominent aanwezig was ook een kanon. Het merendeel van al deze objecten kan worden gedateerd in de 18de eeuw. De vraag rees echter meteen of het hier wel om een scheepswrak ging. Historisch gezien is dit goed mogelijk omdat er veel schepen zijn vergaan in stormen op de rede van Sint Eustatius. In de aangelegde opgravingsputten zien we echter vooral een dunne laag vondsten, die ook nog eens erg verstoord is. Naast onder andere 18de-eeuwse objecten vinden we op verschillende diepten ook moderner materiaal. De bodem is dus erg dynamisch. Het 18de-eeuwse materiaal heeft niet direct een homogene afkomst, maar komt vooral uit Nederland en Engeland. Dit sluit niet direct uit dat de vondsten afkomstig zijn uit een wrak, maar in combinatie met de scheepsdelen die zijn aangetroffen – ijzeren onderdelen van masten en roeren die tijdens stormen makkelijk los kunnen breken – kunnen we hier ook te maken hebben met een hoge concentratie aan vondsten die door verlies, ongeluk, opzettelijk overboord gooien, stormen en stromingen op één plek terechtgekomen zijn, of vast zijn blijven zitten achter een rif. Bij de fieldschools uitgevoerd door Shipwreck Survey op een meer noordelijk gelegen deel, zou wel meer homogeniteit onder de vondsten zijn vastgesteld. Deze locatie is niet meegenomen in het onderzoek dat door de RCE is uitgevoerd, maar kan op een later moment op eenzelfde manier worden onderzocht. De onderzochte locatie is bijna exact het centrum van de baai en ook van de rede van Sint Eustatius in de 18de eeuw. In het gebied was het een drukte van een jewelste met schepen die lagen te wachten om uit- en ingeladen te worden. Bij al die handelingen en tijdens alle stormen die er gewoed hebben, ging er ongetwijfeld weleens wat fout bij het overhevelen van lading. Zo eindigden vooral lege drankflessen, stenen kruiken, kleiaarden pijpen, maar ook zwaardere spullen als bakstenen – ballast bij aankomst en op de rede omgeruild voor lading – en een kanon op de bodem van de baai. Ook de verloren 63 Een 18de-eeuws Delftsblauw aardewerken bord dat bij Sint Eustatius werd Vier ankers die bij Sint Eustatius onder het rif vast zijn komen te zitten © RCE aangetroffen in put 4 © RCE ankers aan de rand van het rif – sommige uit de 18de eeuw maar ook van later – zijn stille getuigen van deze zeer dynamische locatie. Wind en stormen woelen niet alleen al eeuwen de bodem om, maar zorgen ook voor circulaire stroming, met als resultaat dat veel materiaal wordt afgezet in het oog van die stroming. Mogelijk zit hier zelfs materiaal bij dat vanaf de kust bij de talloze pakhuizen die Sint Eustatius telde, in zee is gevallen. Het rif zorgt voor een natuurlijke grens, waardoor de spullen zich ophopen. Hierboven is een voorlopige conclusie geschetst. Als we naar locatie SE-504 kijken, zien we op de bodem van de Oranjebaai de geschiedenis van de drukste periode – vaak aangeduid als bloeiperiode – letterlijk liggen. Deze tastbare geschiedenis van de 18de eeuw illustreert het verhaal van de unieke positie die Sint Eustatius had in die tijd. We zien in de vondsten een multinationale samenkomst van schepen, de drukte op de rede, de handel, wat mensen aten en dronken, maar ook hoe ze gekleed waren en wat ze mooi vonden. Ze vormen ook een bron van kennis over de donkere kanten van deze geschiedenis. Ondanks het feit dat er nu geen scheepswrak is aangetroffen in de bodem, is de locatie historisch belangrijk. Ze vertelt namelijk over de bloeiperiode van de handel van Sint Eustatius, de periode dat het eiland als eerste de Verenigde Staten van Amerika erkende. Aan de kust van de benedenstad stonden toen nog honderden pakhuizen vol met handelsgoederen. Tot slaaf gemaakte mensen werden in grote groepen verhandeld en gedwongen onder erbarmelijke omstandigheden te werken op de suikerplantages en raffinaderijen, of thuis bij de rijke handelaren van het eiland en ver daarbuiten. De locatie is vooral voor duiktoeristen een uitgelezen kans om de geschiedenis van het eiland te verkennen. Die ligt onder water, geconcentreerd en zichtbaar. Daarmee heeft de vindplaats waarde in een bredere context en geeft deze een extra dimensie aan het duiken waarvoor velen Sint Eustatius ook aandoen. Na het onderzoek is al het materiaal opgeruimd en zijn de opgravingsputten weer dichtgemaakt. De vondsten die voor onderzoek omhoog zijn gebracht, zijn weer teruggeplaatst in de putten. Slechts één put is open blijven liggen, in samenspraak met Sint Eustatius National Parks (STENAPA) en de duikschool Scubaqua. Hier kunnen sportduikers vier ankers zien die onder het rif vast zijn komen te zitten. De vondsten die daaromheen zijn gevonden, zijn rondom de ankers neergezet, zodat recreanten ook die kunnen bewonderen. Alle data worden in 2022 verder uitgewerkt, inclusief de foto’s en tekeningen die zijn gemaakt van de vindplaats en individuele vondsten. De resultaten zullen worden beschreven in een rapport. Er ligt een voorstel om de locatie niet fysiek te beschermen, zodat deze juist door duiktoeristen kan worden onderzocht. Verder wordt ervoor gezorgd dat duikers geen souvenirs van de bodem omhooghalen, maar de objecten laten liggen zodat ook anderen hiervan kunnen genieten. De locatie SE-504 kan op die manier een leerzame duiklocatie worden. Een vervolgactie lijkt nu niet aan de orde, maar zou zich kunnen aandienen wanneer er toch een scheepsconstructie wordt aangetroffen op of rondom de onderzochte locatie. Dan zou bijvoorbeeld het noordelijk deel van de site nog systematisch onderzocht kunnen worden. • Zie MaSS voor meer informatie over het Triple Wreck: https://mass.cultureelerfgoed.nl/se-504 Het veldwerk op Sint Eustatius diende ook als middel om verdere kennis en capaciteit op te bouwen in het Caraïbisch gebied. In het project hebben de twee archeologen gelieerd aan SECAR en ook verder actief in het Nederlands-Caribische gebied, ervaring opgedaan met het uitvoeren van een waardestelling met behulp van airlifts. Voor een dergelijke operatie ontbreekt in de Caraïben niet alleen de financiële slagkracht, maar ook de training en ervaring die nodig zijn om deze goed uit te kunnen voeren. De resultaten van het onderzoek worden gedeeld met de groep experts die zich 64 ook op de andere eilanden voorbereidt op de implementatie van het UNESCO 2001-verdrag. Het project dient zo als pilot voor de kennis- en capaciteitsopbouw die als zeer noodzakelijk wordt gezien na de ratificatie van dit verdrag en de implementatie ervan in het Caraïbisch gebied. De locatie is daarnaast opgenomen in zowel MaSS als MACHU. Zo krijgt ze een plek in het totale overzicht van onze voorraad en bevordert ze het begrip van ons maritieme verleden. 3.14 Japan Japan was een van de prioriteitslanden van het Gedeeld Cultureel Erfgoed (GCE) beleid 2017-2020. Tussen 2014 en 2019 heeft het programma intensief samengewerkt met het Kyushu Nationaal Museum en de Japanse commissie voor onderwaterarcheologie, die de mogelijkheden onderzochten om maritieme archeologie en erfgoedbeheer op te zetten in Japan. Voor het GCE-programma heeft het eerste maritiem programma destijds een overzicht gemaakt van gemeenschappelijk erfgoed tussen Nederland en Japan. Op basis daarvan zijn voorstellen gedaan om een aantal projecten uit te werken. Daar zaten vanzelfsprekend ook maritieme projecten bij. Vanaf 2019 is de rol van het museum in Kyushu binnen het Japanse bestel een stuk kleiner geworden. Er zijn dan ook andere partnerschappen aangegaan om de projecten te kunnen verwezenlijken. Deze projecten worden hieronder beschreven. • Klos, M./L. Derksen, 2016: Shared Cultural Heritage of the Netherlands and Japan, Amersfoort. • Het rapport over het gemeenschappelijk erfgoed tussen Nederland en Japan is te raadplegen via: https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2016/01/01/shared-cultural-heritage-of-the-netherlands-and-japan Student Hiromu Akamatsu bestuurt de surveyboot tijdens de zoektocht naar de Kanrin Maru in 2019 © RCE kadetten die in Nagasaki werden opgeleid door Nederlandse marineofficieren. Uit vooronderzoek in 2016 en 2017 bleek de erfgoedgemeenschap die ontstaan is rondom de Kanrin Maru, behoefte te hebben om via onderzoek het wrak verder onder de aandacht te brengen. Ook bleek uit interviews met lokale vissers en een duiker dat een aantal jaar terug een onbekend houten scheepswrak zou zijn gezien. In 2018 voerden TUMSAT en de RCE in samenwerking met de lokale duiker daarom een zoekactie uit om dit wrak terug te vinden voor verder onderzoek, wat helaas niet lukte. 3.14.1 Zoektocht naar het gezamenlijke maritiem erfgoed van de Kanrin Maru In 2019 besloten TUMSAT en de RCE het project alsnog voort te zetten, na verzoeken hierom van verschillende belanghebbende partijen. Dit waren de Society of Kanrin Maru Crew Descendants, de Kikonai Society for Preserving the Kanrin Maru, de gemeente van Kikonai en ook de Nederlandse ambassade in Japan. Voor de ambassade droeg het project positief bij aan de culturele diplomatie tussen Nederland en Japan. Door een financiële bijdrage van de Society of Kanrin Maru Crew Descendants, de logistieke hulp van de gemeente en de levering van sonarapparatuur en specialistisch personeel door de Windy Network Corporation (een Japans sonarbedrijf), bleek ook dat er kon worden gerekend op hulp vanuit de gemeenschap zelf. In 2018 en 2019 heeft het programma Maritiem Erfgoed Internationaal in samenwerking met Tokyo University of Marine Science and Technology (TUMSAT) het maritiem erfgoed rondom de Kanrin Maru onderzocht. De Kanrin Maru was een marineschip dat op Japanse bestelling in Kinderdijk is gebouwd en in 1857 is overgedragen aan Japan. In 1871 is het schip in het noorden van Japan vergaan in de buurt van Kikonai (Hokkaido). Het schip staat symbool voor de instrumentele rol die Nederland destijds speelde in de aanzet van een Japanse marine naar Europees voorbeeld. De Kanrin Maru werd daarbij ingezet als opleidingsschip voor de Japanse Besloten werd om in te zetten op twee doelen: een zoekactie met sonarapparatuur en een inventarisatie van de oral history en persoonlijke memorabilia – de immateriële waarden – rondom de Kanrin Maru. In november 2019 is daarop met sonar een gebied afgezocht ten westen van kaap Saraki, waarbij opnieuw geen wrak werd aangetroffen. Met de inventarisaties van de immateriële waarden kwamen wel een aantal persoonlijke verhalen naar boven, zoals dat van de Munakatafamilie, waarvan de leden nog altijd met trots spraken over hun voorouder admiraal Kimura, die opgeleid werd door 65 Nederlandse officieren en in 1860 leiding gaf aan de Japanse bemanning van de Kanrin Maru. Ook de familie Masai kende een voorouder in Masanoshin Kosugi, die als tiener door zijn oudere broer naar de marineschool in Nagasaki is gestuurd, waar ook hij werd opgeleid door Nederlandse marineofficieren. Zijn oudere broer stond na het overlijden van hun vader als oudste man aan het hoofd van de familie. In de Japanse traditie was het destijds gebruikelijk om de jongste zoon te laten adopteren door een andere familie, in dit geval door een contactpersoon die kadetten moest werven voor de marineschool in Nagasaki. Uiteindelijk zou Masanoshin zelfs nog meevaren op de Kaiyo Maru – een andere Japanse oorlogsbodem die in 1863 in Dordrecht was gebouwd en in 1866 aan Japan was geleverd. Veel bemanningsleden van de Kanrin Maru zouden later belangrijke maatschappelijke posities innemen in Japan. Deze en andere verhalen onderstrepen de sterk verbindende factor van het cultureel erfgoed van de Kanrin Maru en geven een extra dimensie aan onze kennis over de directe en indirecte invloeden van Nederland op de Japanse marine en scheepsbouw in de 19de eeuw. • Zie MaSS voor meer informatie over de Kanrin Maru: https://mass.cultureelerfgoed.nl/kanrin-maru 3.14.2 Oral history en vooruit op Faro Met het gebruik van oral history heeft het programma ingezet op het gebruik van vernieuwende aanvullende methoden en technieken om de waarde van erfgoed te bepalen. Dit geeft inzicht in andere, vaak veel persoonlijkere waarden, die zelfs niet altijd te koppelen zijn aan het materiële erfgoed. Maar waar dat wel zo is, brengen de verhalen die zijn doorverteld door eerdere generaties, het (fysieke) erfgoed tot leven. Met dit project heeft het programma ook gewerkt in de geest van het Verdrag van Faro (Raad van Europa, 2005), waarin de gemeenschap centraal staat en cultuur open en beschikbaar moet zijn voor iedereen. Erfgoedparticipatie is hier het uitgangspunt. De verandering van het centraal georganiseerde erfgoeddiscours naar een participatieve collaboratie die sterk van onderaf wordt bepaald, is ook in andere delen van de wereld sterk in opkomst of zelfs al leidend. Voor het programma is het een sterk middel geworden om niet alleen de samenwerking aan te gaan met overheden, maar ook die met de samenleving die gebonden is met het erfgoed. Door deze aanpak leren wij vanuit Nederland ook hoe anderen naar het erfgoed kijken en ermee omgaan. Naast een artikel en een presentatie op de Asia-Pacific Conference on Underwater Archaeology dat werd gehost in Taiwan in 2021, wordt in een vlog op YouTube kort uitgelegd wat oral history kan betekenen voor ons begrip van het maritiem erfgoed, in het bijzonder van het gedeelde verleden tussen Japan en Nederland. Vergadering met de Kanrin Maru-vereniging te Kikonai over het belang van het erfgoed rondom de Kanrin Maru voor de gemeenschap © RCE • Vlog - Researching the Oral History of the Dutch-built Japanese warship the Kanrin Maru (1856): https://www.youtube.com/watch?v=f2XMn0X5OD4 3.14.3 Van Bosse Stories In 2017, in de laatste fase van het eerste maritiem programma, voerde de RCE een verkenning uit in de wateren van het eilandje Tarama in Zuid-Japan. Doel was om het wrak van het Nederlandse schip Van Bosse te lokaliseren. Er werden vondsten gedaan en ook eerder opgedoken objecten werden geanalyseerd, maar het wrak zelf werd nergens aangetroffen. Wel waren de gesprekken met de lokale bevolking zo fascinerend dat besloten werd om deze op te gaan tekenen. In 2019 is de eerste fase doorlopen van het oral-historyproject ‘Van Bosse Stories’. Hierbij gaat het om de verhalen van het in 1857 bij Tarama (Okinawa, Japan) gezonken Nederlandse schip en de tijd dat de schipbreukelingen verbleven in het district Okinawa. Een tweede doel van het project is om te onderzoeken in hoeverre de verhalen en de wraksite van betekenis zijn voor de hedendaagse samenleving. Het oral-historyproject kan worden gezien als een vervolg op het onderzoek dat het maritiem programma in 2015-2016 uitvoerde naar het wrak van de Van Bosse. Oral history, identity and geo-cultural features are also aspects of cultural heritage. Despite there being no artefact, a location can still have heritage significance due to these intangible values. Hans van Tilburg, National Oceanic and Atmospheric Administration, Verenigde Staten 66 Door bemiddeling van de Nederlandse ambassade in Tokyo en een Nederlands onderzoeker is contact gelegd met dr. Shimoji die als taalkundige verbonden is aan Okinawa International University. Ze is gespecialiseerd in het Taramees, de oorspronkelijke taal van de bewoners van het eiland. Tijdens een bezoek van de projectleider José Schreurs zijn onder meer gesprekken gevoerd met dr. Shimoji en medewerkers van de gemeentes Tarama en Myakojima. De laatste gemeente werd betrokken in het onderzoek, omdat het overleg in Tarama uitwees dat de bemanning van het schip ook een tijd op het eiland Myakojima verbleef. Op dit moment wordt een volgend bezoek gepland om interviews te gaan afnemen bij bewoners uit het district. Met een deel van deze mensen is al eerder in het traject contact opgenomen, maar sommige anderen hebben via een poster- en flyercampagne te horen gekregen dat het programma op zoek is naar verhalen. De flyer is verspreid als bijlage bij een nieuwsbrief voor (oud-)bewoners van Tarama, en riep onmiddellijk reacties op van mensen met verhalen. Met de gemeente Tarama zijn afspraken gemaakt over de verspreiding van de poster. De planning is om deze pas te verspreiden zodra de coronasituatie het toelaat om interviews af te nemen. Er is een samenwerkingsovereenkomst (Letter of Intent Cooperation Netherlands and Japan in Shared Cultural Heritage) gesloten tussen Okinawa International University, de Japanse partner in het project, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, zodat het vervolgonderzoek in 2022 na de coronacrisis op een soepele manier en in samenwerking door kan gaan. Van links naar rechts: projectmedewerker, -liaison en tolk Randy Sasaki, de heer Namihira, een van de heren die verhalen kent over de Van Bosse en RCE-projectleider José Schreurs, gefotografeerd bij de wraklocatie © RCE De heer Namihira, een van de mannen die verhalen kent over de Van Bosse, gefotografeerd bij de wraklocatie © RCE Om meer informatie te verkrijgen over de scheepsramp, die mede richting kan geven aan de interviews, is een Japanse tekst in het Nederlands vertaald en is er archiefonderzoek gedaan. De Japanse tekst die door Ilona Bausch van de Universiteit Leiden is vertaald, doet verslag over de schipbreuk van het Nederlandse schip Van Bosse in Tarama, uit de annalen van de Ryukyu Koninklijke Regering.2 In Nederland deed Jacob-Bart Hak een archiefonderzoek, dat primair gericht was op de vaart van het schip van Singapore naar Shanghai en het verblijf van de bemanning op Okinawa. Secundair in het onderzoek was de repatriëring van de bemanning naar Batavia en vervolgens naar Nederland, en de eventuele berging van de vracht uit het gezonken schip. De resultaten van het archiefonderzoek zijn vastgelegd in een rapport.3 De gegevens uit het archiefonderzoek en de Japanse bronnen over de scheepsramp en de bemanning komen overeen, al zijn de Nederlandse bronnen beperkter over het verblijf van de Nederlanders op Tarama. In beide bronnen blijven de echtgenote van de kapitein en mogelijk zelfs een dochter aan boord van het schip onderbelicht. Ze behoorden tot de drenkelingen, maar nadere informatie over hen ontbreekt. In de mondeling opgetekende verhalen over de terugkeer van de Nederlanders naar Tarama in 1860 om de scheepslading te repatriëren, is evenmin een nadere onderbouwing gevonden. In 1859 is er wel een verdrag getekend tussen het koninkrijk Ryukyu en Nederland, dat een terugkeer mogelijk maakte. De officiële lading van het schip bestond uit thee. Het lijkt onwaarschijnlijk dat deze lading nog waardevol genoeg was om op te komen halen. De vraag blijft of er nog een andere lading aan boord was. 2 Bausch, 2021. De tekst is in 1988 gepubliceerd in Hirara Stadsgeschiedenis, volume 8 (Archeologie, Personen, Appendices). 3 Hak, 2021. 67 Het programma is ook een samenwerking aangegaan met de faculteit archeologie van de Universiteit Leiden (Monique van den Dries) om een plaatjesboek te maken. De betrokken Japanse gemeentes zouden dit graag willen gebruiken, zodat het verhaal over het Nederlandse schip tastbaarder wordt en onderwezen kan worden op scholen. Normaliter zou dit plaatjesboek vervaardigd zijn in de laatste fase van het project, na het veldwerk. Besloten is echter om hier eerder mee te starten en als input de resultaten te gebruiken van de in 2019 gevoerde verkennende gesprekken met bewoners van Tarama, samen met de informatie uit de Japanse teksten en het archiefonderzoek. Als doelgroep werd gekozen voor 10- tot 11-jarigen. Per episode is in het boek een tekening gemaakt door Daphne Vos, studente archeologie aan de Universiteit Leiden. Gijs van der Lubbe van de Universiteit van Okinawa vertaalde de Nederlandse tekst in het Japans, waarna een vertaling in het Taramees zal volgen. Met deze vertaling helpt het boek het verhaal van het Nederlandse schip, de relatie tussen Nederland en Japan en de Taramese taal levend houden. • Zie voor meer informatie over het onderwater onderzoek naar het Van Bosse wrak: https://english.cultureelerfgoed.nl/latest/weblog/2019/ searching-underwater-for-van-bosse • Zie MaSS voor meer informatie over de Van Bosse: https://mass.cultureelerfgoed.nl/van-bosse 3.15 ZuidAfrika Zuid-Afrika is al jaren een van de prioriteitslanden binnen het GCE/IE-beleid. Samen hebben we een bewogen geschiedenis. Er wordt op verschillende vlakken samengewerkt binnen zowel de eerste als de tweede pijler van het programma. Hieronder volgen twee belangrijke projecten die zijn uitgevoerd binnen het programma met Zuid-Afrika. 3.15.1 Modern Oral History: Dutch Wrecks in South Africa In Zuid-Afrikaanse wateren liggen ruim honderd Nederlandse historische scheepswrakken. Het overgrote deel daarvan zijn scheepswrakken van de VOC. Al tijdens het vorige maritiem programma heeft de RCE daarom actief de samenwerking gezocht met zijn Zuid-Afrikaanse evenknie, het South African Heritage Resources Agency (SAHRA). Zo is onder andere in 2015 het project ‘Modern Oral History: Dutch Wrecks in South Africa’ op touw gezet. Dit is na een korte stop in 2019 weer nieuw leven ingeblazen. For me what’s been very nice, as a young person coming into this field, you hear things described in a very categorical way, salvors versus archaeologists, heritage managers versus exploiters of shipwrecks, and I’ve learned that there are a lot more grey areas. A lot of people who had been salvaging shipwrecks had an idea of how they were actually contributing to telling those histories, and they believed they were not only interested in acquisition. Of course their arguments are quite flawed. But it is interesting to listen to how much education is still needed on this issue, as clearly we’ve failed to explain so far what the issues are with salvage, because many salvors still very much see themselves as being part of the good guys. Lesa Le Grange, Heritage officer maritime archaeology bij de South African Heritage Resources Agency (SAHRA) Het project verzamelt en interpreteert informatie rondom bergingsacties door sportduikers en schatzoekers die tussen de jaren zestig en negentig van de vorige eeuw hebben gedoken op Nederlandse scheepswrakken in Zuid-Afrikaanse wateren. Ze ondernamen deze acties nog voordat Zuid-Afrika de UNESCO-conventie uit 2001 ratificeerde en ook voordat de relevante Zuid-Afrikaanse wet- en regelgeving ter bescherming van historische scheepswrakken effectief was geïmplementeerd. Het gros van de wrakken waarop is gedoken, was van de VOC. Bij deze bergingen ging men vaak niet of nauwelijks archeologisch-systematisch te werk. Daarmee is erfgoed verloren gegaan en veel kennis verdwenen over ons gedeelde verleden. Er ligt echter nog veel informatie bij de mensen die de bergingsacties destijds ondernamen: zowel in kleine beetjes documentatie als in herinneringen van de betrokkenen. Een aantal van hen is echter al overleden, terwijl anderen al op hoge leeftijd zijn. Om hun herinneringen niet verloren te laten gaan, zijn zij geïnterviewd met de oral-historymethode en is de opbrengst daarvan vastgelegd in geluidsopnames en transcripties. Daarnaast hebben studenten van de Universiteit Leiden historisch onderzoek gedaan naar enkele VOC-schepen die in Zuid-Afrikaanse wateren zijn vergaan. 68 De verhalen die naar boven zijn gehaald met het project ‘Modern Oral History’ zijn zeer gelaagd en geven een bijzonder multidimensionaal beeld van zowel het verre verleden – in de vorm van levendige ooggetuigenverslagen van talloze schipbreuken die uit de archieven zijn opgedoken – als het nabije verleden, waar de bergers die zich op deze scheepswrakken wierpen op zeer dynamische wijze te werk gingen. Soms gaat het in de vertellingen sec over de handelingen die de bergers ondernamen, met geavanceerde apparatuur. Zo stuitte men met een magnetometer in combinatie met een metaaldetector op de Reigersdaal. De verhalen hebben ook een hoog avonturengehalte, getuige de inzet van een helikopter waarmee onder meer zes bronzen kanonnen van diezelfde Reigersdaal omhoog zijn gehaald. Ook het gebruik van dynamiet – om vastgekoekte zilveren munten en andere waren los te breken uit wrakken – bevestigen dit beeld. In een dergelijk dynamisch speelveld met risicovol handelen lijkt persoonlijk leed onontkoombaar. Menig geïnterviewde berger heeft dan ook mensen het leven zien laten bij het najagen van de schatten van de VOC. Wel schemert in de interviews steeds door dat de bergers wel degelijk een interesse najoegen die dieper ging dan puur het materiële en het economische aspect. Ook uit het verdere verleden doemen verhalen op van menselijk leed. Bij nagenoeg elke schipbreuk die in de archieven door Leidse studenten verder is uitgediept voor het vak Maritime treasures: diving into maritime history and archaeology (gegeven door Dr. Van Dissel en Dr Manders), gingen vele mensenlevens verloren. Dit confronteert ons met het feit dat veel scheepswrakken, waar ook ter wereld en uit welke tijdsperiode dan ook, een laatste rustplaats kunnen zijn van een medemens. Tegenwoordig werkt het Zuid-Afrikaanse systeem naar behoren en komen aantastingen van erfgoed en rustplaatsen niet meer op grote schaal voor. Rond de scheepswrakken hangen ook verhalen die vandaag de dag nog een plek hebben in de Zuid-Afrikaanse maatschappij, bijvoorbeeld over het vergaan van de Jonge Thomas. Tegen het einde van mei in 1773, ligt de Jonge Thomas samen met enkele andere schepen nog voor anker in de Tafelbaai. Dit geheel tegen de richtlijnen van de VOC in, want het is winter en de vaak catastrofale stormen kunnen plotseling de baai overvallen. Een storm doemt inderdaad op en de Jonge Thomas wordt van zijn ankers geblazen. Kapitein De la Maine probeert in allerijl het schip nog op het strand te zetten, maar het komt vast te zitten op een zandbank en slaat om. De VOC stuurt een ploeg van dertig man om potentiële plunderaars tegen te houden, maar – zo blijkt ook steeds uit de andere verhalen – de VOC geeft maar weinig om haar personeel dat ondertussen dreigt te verdrinken. En, zoals student Idema het verwoordt, begint hier feit en legende door elkaar te lopen. Het verhaal wil dat Wolraad Woltemade, een kolonist van Duitse komaf, het tragische tafereel van ver af zag, op zijn paard sprong en met het dier het water in en uit snelde om steeds meer schipbreukelingen van de verdrinkingsdood te redden. Uiteindelijk zou hij veertien man hebben gered. Bij de laatste poging hingen er echter zo veel mannen aan zijn paard dat Wolraad met paard en al in de golven achter is gebleven. Naast de veertien geredden door Wolraad, wisten er nog 25 zichzelf te redden. In totaal kwamen bij deze schipbreuk 168 zeelieden om het leven. De VOC liet zich hier verder niet over uit, maar meldde alleen koeltjes dat de overlevenden zo snel mogelijk weer aan het werk gezet moesten worden. Ook los van dit verhaal blijkt dat de VOC zich zeer autoritair opstelde tegenover de lokale bevolking – alle inwoners in de nabijheid van een schip werden aangemerkt als potentiële dieven. Deze en de andere studies van de studenten schetsen een beeld van een door wederzijds wantrouwen gevoede sociale wrevel tussen de VOC en de bevolking in Zuid-Afrika. 3.15.1.1 Resultaten De materiële maar vooral ook de immateriële overblijfselen van Wolraads verhaal en van al die andere wrakken zijn vandaag de dag nog terug te vinden in het Zuid-Afrikaanse cultuurlandschap. Al deze verhalen worden gebundeld in een publicatie en geven ons zo een beter begrip over ons koloniale verleden. De publicatie wordt verwacht in de loop van 2022. Met het totaal aan informatie uit het Leidse onderzoek met de herinneringen en overige informatie die met de interviews zijn opgehaald, heeft dit project bijgedragen aan de kennis over ons gedeelde verleden met Zuid-Afrika. Ook is inzichtelijker geworden wat nu de impact is geweest van de bergingsacties. Daarnaast is het databeheersysteem van SAHRA bijgewerkt en bevat nu de meest actuele informatie, waarmee een holistische verzameling kennis is veiliggesteld, die bijdraagt aan een beter beheer van het Nederlands erfgoed in Zuid-Afrikaanse wateren. De informatie is deels al verwerkt in MaSS. Duiker dicht bij een oud anker op een wraklocatie van vermoedelijk de Rodenrijs (1737) in de Tafelbaai, Zuid-Afrika © Reg Dodds 69 Zie MaSS voor onder andere de volgende informatie over wrakken in Zuid-Afrika: • De Reijgersdaal: https://mass.cultureelerfgoed.nl/reijgersdaal • De Jonge Thomas: https://mass.cultureelerfgoed.nl/jonge-thomas • De Vis: https://mass.cultureelerfgoed.nl/vis-de • De Rodenrijs: https://mass.cultureelerfgoed.nl/rodenrijs 3.15.2 VOC burial ground Simonstown Het programma is sinds 2019 betrokken geweest bij een onderzoek naar menselijke resten op een erf in Simontown dicht bij Kaapstad. Deze kwamen eind 2018 bij bouwwerkzaamheden aan het licht. Bureauonderzoek in combinatie met waarderend veldwerk leidde bij het lokale archeologisch bedrijf ACO Associates tot het vermoeden dat het hier ging om een begraafplaats die hoorde bij een VOC-hospitaal, dat van 1765 tot begin 19de eeuw aan dit terrein had gelegen. Omdat er mogelijk een connectie was met de VOC nam ACO Associates, een archeologisch bedrijf uit Kaapstad, contact op met de Nederlandse ambassade. Dit paste in een wettelijk verplicht onderzoek naar de belanghebbenden en betrokken partijen bij de vondst van menselijke resten, zoals het Zuid-Afrikaanse National Heritage Resources Act (1999)4 dit voorschrijft. Tegelijkertijd vroeg ACO via de ambassade aan Nederland om een wetenschappelijke bijdrage te leveren in de vorm van een herkomststudie naar de menselijke resten. Omdat het verzoek een specialistische karakter had, kwam het terecht bij het programma. Mede door het lokale gebrek aan de benodigde expertise om de menselijke resten wetenschappelijk te analyseren, is besloten dit project met Nederlandse middelen te ondersteunen en de analyse in Europese laboratoria te doen. Daarnaast bood dit een zeldzame kans om skeletmateriaal van vermoedelijk VOC-lieden te kunnen onderzoeken, om daarmee mogelijk ook een nieuw licht te werpen op ons gedeeld verleden met Zuid-Afrika. Voorwaarden die de RCE stelde aan de steun waren kennisuitwisseling en capaciteitsopbouw, om daarmee bij te kunnen dragen aan de overkoepelende doelen van het programma. Zo kon het veldwerkteam van ACO Associates twee weken lang worden aangevuld met twee net afgestudeerde osteoarcheologen Rachael Hall en Judyta Olszewski (beiden afgestudeerd aan de Universiteit Leiden). 3.15.2.1 Resultaten uit het lab Uiteindelijk zijn op het terrein de stoffelijke resten gevonden van minimaal 165 individuen. Standaard osteologische analyses in het veld bleken amper mogelijk, omdat de stoffelijke resten in zeer broze staat verkeerden. In totaal bemonsterden de osteoarcheologen wel zo’n 133 individuen voor nader onderzoek in het lab: steeds twee kiezen per individu. Deze monsters zijn geëxporteerd naar Nederland, met goedkeuring van de lokale erfgoedautoriteit. Omdat het organische materiaal in slechte staat was en wegens de inherent destructieve onderzoekstechnieken zijn de analyses in de Europese laboratoria trapsgewijs gedaan. De eerste fase van het onderzoek richtte zich op 10% van de bemonsterde populatie, waarbij de bruikbaarheid van de verschillende methoden werd getoetst. De methoden gebaseerd op de aanwezigheid van collageen in de monsters bleken niet toepasbaar, omdat het organische materiaal in zo’n slechte staat was. De methoden die afhankelijk zijn van de staat van het tandglazuur bleken wel toepasbaar. Daarmee konden isotopenanalyses worden uitgevoerd op basis van het aanwezige strontium, zuurstof en koolstof (uit carbonaat). Het isotopenonderzoek is vervolgens opgeschroefd naar 50% van de populatie. Uit deze analyses bleek dat het overgrote deel van het resultaat suggereert dat de individuen mogelijk van Europese origine zijn. Er is besloten de overige 50% van de populatie zorgvuldig te bewaren, om in de toekomst kansen over te laten voor nieuwe onderzoeksvragen en/of -technieken. 3.15.2.2 Historisch onderzoek Osteoarcheoloog Judyta Olszewski inspecteert een zojuist gelichte schedel © ACO Associates/RCE 4 https://www.gov.za/sites/default/files/gcis_document/201409/a25-99.pdf Naast het archeologische veldwerk en de analyses in laboratoria, werden in opdracht van het programma ook twee opeenvolgende historische onderzoeken gedaan. Het eerste richtte zich op de in Nederland beschikbare primaire en secundaire bronnen en werd uitgevoerd door Hanna te Velde, een net van de Universiteit Leiden afgestudeerde historica. Een groot aantal aanwijzingen uit haar onderzoek leidde naar stukken in de Zuid-Afrikaanse archieven waar veelal de lokale VOC-stukken zijn bewaard. Hierop startte het in Zuid-Afrika gehuisveste Trust Foundation een vervolgonderzoek. Dit team bestond uit onderzoekers Helena Liebenberg, Antonia Malan, 70 Jaco van der Merwe en Kalthy Schultz. Hierbij werden onder andere twee historische kaarten gevonden, waarop dicht bij het hospitaal objecten getekend zijn, die lijken op graven. Uit impliciete aanwijzingen is verder onderbouwd dat de begraafplaats alleen door het hospitaal werd gebruikt. Al met al wijst het geheel aan aanwijzingen in het archeologische veldwerk, het isotopenonderzoek en de historische bronnen erop dat de locatie een begraafplaats was, waar vanaf de tweede helft van de 18de eeuw Europese zeelieden zijn begraven. Voor het grootste gedeelte van de periode gebeurde dit tijdens het bewind van de VOC. De resultaten van het onderzoek dragen verder bij aan ons begrip van het verleden, over waar de zieke zeelieden terechtkwamen en hoe ze soms onverhoopt alsnog stierven, vaak op een locatie ver van het vertrouwde bed. Shipwreck heritage is in fact really international heritage. The claims of Dutch sovereignty over VOC ships, even when lying in foreign waters, emphasize the importance of a cooperative approach to managing these highly significant archaeological resources. In order to preserve the world’s shared maritime heritage, we need to approach standard-setting and capacity building in a globally inclusive way that reflects the internationality of this heritage or we will end up with a very one-dimensional vision of this history. For this, we need to move away from only funding relationships. Nobody wishes to only fund projects. Cooperation is much more valuable and means giving and taking from both sides, working together as equals. Lesa Le Grange, Heritage officer maritime archaeology bij de South African Heritage Resources Agency (SAHRA) 3.15.2.3 Maatschappelijke gevoeligheden Gedurende het project kwamen lokale maatschappelijke gevoeligheden naar boven van politieke, culturele en religieuze aard. Dit leidde tot zowel positieve als negatieve aandacht in de pers. De kritiek vanuit de gemeenschap was in eerste instantie vooral gericht op de projectontwikkelaar. De perceptie was dat het geplande bouwproject geen rekening zou houden met de recente bewoningsgeschiedenis op het erf, rakende aan de verwijdering van moslimfamilies tijdens de Apartheid in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Daarnaast zouden de menselijke resten volgens sommigen mogelijk juist ook verbandhouden met dezelfde moslimfamilies. Bovendien werd geopperd dat de menselijke resten werden verwijderd zonder dat ze gedegen onderzocht waren. ACO weerlegde deze claims tijdens een informatieavond in 2019. Later laaide de onrust nog eens op omdat de uitslag van de analyses in de laboratoria op zich liet wachten door de coronapandemie. Kritische partijen beschouwden de stilte als teken dat het project in de doofpot werd gestopt. Dit gaf weer voeding aan claims dat de menselijke resten toch van tot slaaf gemaakten zouden zijn. Dit is opnieuw weerlegd tijdens een informatiesessie met behulp van alle wetenschappelijke onderzoeken, inclusief die uit de laboratoria. 3.15.2.4 Herbegraving en herdenkingsmonumenten in 2022 In nauw overleg met de Nederlandse Ambassade en het Consulaat in Zuid-Afrika, en met goedkeuring van erfgoed_ autoriteit Heritage Western Cape zullen de menselijke resten in 2022 worden herbegraven bij een door Nederland bijgewoonde ceremonie. Een tand wordt mechanisch geprepareerd voor het isotopenonderzoek in het lab © RCE 71 3.16 Verenigde Staten 3.16.1 De Braak De HMS De Braak zonk in 1798 dicht bij kaap Henlopen, Delaware. Bij het binnenlopen van de haven stak er plotseling een wind op en kapseisde het schip. Hierbij kwamen 35 bemanningsleden, inclusief de commandant, om het leven. Op dat moment was De Braak een oorlogsschip van de Royal Navy, met achttien kanonnen. Oorspronkelijk was De Braak, toen nog De Brak geheten, een Nederlands oorlogsschip. Het werd in 1781, vlak na de vierde Engelse oorlog, aangekocht door de Admiraliteit Maze. Het is onduidelijk of het schip nu een Nederlands of Engels gebouwd schip was. De Britten namen het schip in 1795 in beslag in Groot-Brittannië, vlak nadat de Nederlandse Republiek was ingenomen door de Fransen. De Royal Navy paste het schip volledig aan. Zo veranderden de Engelsen bijvoorbeeld de tuigage (alle onderdelen, zoals de zeilen, die nodig zijn om een schip met behulp van windkracht voort te duwen) en de kanonnen. In maart 1798 werd het schip ingezet om een groep schepen met handelswaren te begeleiden naar Delaware Bay. Voor de Azoren raakte De Braak echter gescheiden van de rest van de vloot toen het bevel kreeg een Franse kaper af te weren die hun konvooi naderde. Dit en een naderende storm zorgden ervoor dat het schip zeven weken alleen ronddobberde op open zee. In die periode kwam het een Spaans koopvaardijschip op het spoor. De Braak confisqueerde het schip en met zo’n £160.000 aan prijzengeld aan boord arriveerde het uiteindelijk op 25 mei 1798 in Delaware Bay, waar het zonk nadat een plotselinge wind het schip deed kantelen. Over de jaren heen ontstonden er geruchten over de schat die De Braak naar verluidt bij zich had toen het zonk, met schattingen tot een waarde van wel $500 miljoen. Een aantal artefacten werd tijdens de jaren tachtig omhooggehaald, maar maritiem archeologen bekritiseerden deze inspanningen, omdat er geen archeologische methoden gebruikt werden en alles werd weggegooid wat niet als (financieel) waardevol werd beschouwd. De romp werd gelicht, maar op zo’n manier dat een groot deel van de lading weer in het water verdween en aanzienlijke schade werd aangericht aan de scheepsconstructie. De rompresten zijn uiteindelijk geplaatst in het Zwaanendael museum te Delaware, net als veel van de gevonden voorwerpen. Er werd slechts een kleine hoeveelheid munten teruggevonden, aanzienlijk minder waard dan de kosten van het grote aantal bergingspogingen dat door de jaren heen was ondernomen. De manier waarop is omgegaan met het wrak van De Braak, droeg eraan bij dat in 1987 de Abandoned Shipwrecks Act werd aangenomen in Amerika. De RCE gaf in 2018 de onafhankelijk Amerikaanse onderzoeker Colin McKewan opdracht om in het museum de resten van De Braak te bekijken en informatie te verzamelen over het schip en de gevonden artefacten. Doel was om te kijken of de herkomst van het schip bevestigd kon worden. Tegelijk deed Colin ook onderzoek naar het Roosevelt inlet wreck (zie paragraaf 3.16.2). Er is contact gelegd met medewerkers van het Zwaanendael museum in Delaware om toestemming te vragen voor het onderzoek en om te kijken of er een samenwerking kon worden opgezet. De artefacten van De Braak blijken bijna allemaal Engels te zijn, behalve enkele pistolen die mogelijk Frans zijn. De resten van het schip zijn in slechte staat door de manier waarop met het schip is omgegaan tijdens de berging, maar ook door de (passieve) conservering. Het is dus niet met zekerheid te zeggen waar het schip oorspronkelijk gebouwd is. • Zie MaSS voor meer informatie over het wrak: https://mass.cultureelerfgoed.nl/braak • Weblog De Braak: de kameleon onder de scheepswrakken: https://www.cultureelerfgoed.nl/actueel/weblogs/ maritiem/2021/de-braak-de-kameleon-onder-de-scheepswrakken De overblijfselen van de romp van De Braak liggen tentoongesteld in het Zwaanendael museum te Delaware © RCE 72 3.16.2 Roosevelt Inlet Wreck Het Roosevelt Inlet Shipwreck is een 18de-eeuws scheepswrak dat is gevonden in de wateren van Delaware Bay dicht bij Lewes, Delaware. Het wrak werd ontdekt tijdens baggerwerkzaamheden bij de Roosevelt inlet in 2004 en werd in 2006 onderzocht door onderwaterarcheologen. Uit analyse blijkt dat het een commercieel schip was dat waarschijnlijk uit Europa kwam en ergens tussen 1772 en 1780 zonk. Meer dan 40.000 artefacten werden teruggevonden nadat een baggeroperatie overblijfselen van het wrak op de stranden van het gebied verspreidde, en nog eens 26.000 artefacten werden gevonden door de archeologische duikers. Slechts een klein deel van de scheepsromp is intact, waardoor het moeilijk is om het wrak verder te identificeren en analyseren. Er zijn veel schepen gezonken in de wateren van Delaware bay, maar op grond van de vondsten wordt gedacht dat het Roosevelt inlet wrak mogelijk de Maria Johanna is. Colin McKewan, die ook De Braak heeft onderzocht voor het programma, kreeg in 2018 de opdracht van de RCE om naar het Zwaanendael museum te gaan om gegevens te verzamelen over de scheepswrakken De Braak (zie paragraaf 3.16.1) en het Roosevelt inlet wreck en de artefacten, om te kijken of de herkomst van de schepen bevestigd kon worden. Vervolgens ging historicus Jacob Bart Hak aan de slag met de verzamelde informatie over het Roosevelt inlet wreck, om te kijken of dit wrak de Maria Johanna kon zijn. Met archiefonderzoek verzamelde hij meer achtergrondinformatie over de Maria Johanna en over de gevonden artefacten in het wrak. Het onderzoek heeft informatie opgeleverd over de bouw en afmetingen van de Maria Johanna die gebruikt kunnen worden bij een identificatie. Uit het onderzoek bleek verder dat er zowel Nederlandse als Engelse artefacten gevonden zijn. In de omgeving zijn veel wrakken vergaan (ongeveer 31) en helaas is niet met zekerheid te zeggen of het Roosvelt inlet wreck de Maria Johanna is. Mogelijk liggen er twee of meer wrakken, een Nederlandse en een Engelse, dicht bij elkaar en mogelijk zijn meer wrakken geraakt tijdens de baggerwerkzaamheden. Er spoelen op het strand nog steeds regelmatig artefacten aan. 3.17 Buitenlandse schepen in Nederlandse wateren Het programma richtte zich in eerste instantie vooral op wrakken van Nederlandse schepen in buitenlandse wateren en dan vooral de wrakken die nog altijd staatseigendom zijn. Die Nederlandse eigendomsclaim is niet uniek. Ook andere landen claimen voormalige staatsschepen in vreemde wateren. In het kader van wederkerigheid is het programma de afgelopen jaren actief aan de slag gegaan om bij de vondst van dit soort staatsschepen de vlaggenstaat te betrekken bij het beheer van de site en de vondsten. Hieronder worden twee daarvan besproken. 3.17.1 Sophia Albertina In 1781, op weg naar huis, verging het Zweedse oorlogsschip Prinses Sophia Albertina in Nederlandse wateren bij het Noorderhaaks, vlak bij Texel. Slechts 31 opvarenden van de 450 opvarenden overleefden de ramp. Dit is een van de grootste rampen geweest in de Zweedse maritieme geschiedenis. In 2002 vonden amateurarcheologen de bel van het schip en de RCE deed in 2004 een waardestellend onderzoek. De vondsten worden nu overgedragen aan de Zweedse overheid. In 2021 trof het programma de voorbereidingen hiervoor, in samenwerking met de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie van Nederland, de sportduikers die de bel hebben gevonden, het maritiem depot Nederland en de Zweedse partners van de ministeries van Cultuur en Defensie. De vondsten zullen worden tentoongesteld in het Marinemuseum van Karlskrona. De officiële overdracht is in augustus 2022 tijdens het 500-jarig bestaan van de Zweedse marine. Zie MaSS voor meer informatie over de Sophia Albertina: https://mass.cultureelerfgoed.nl/princess-sophia-albertina • Zie MaSS voor meer informatie en voor het historisch onderzoek dat werd uitgevoerd: https://mass.cultureelerfgoed.nl/roosevelt-inlet-wreck Musketkogels uit het wrak Sophia Albertina in de Waddenzee © RCE. 73 3.17.2 HMS Apollo Niet ver van de Sophia Albertina verging in 1799 de Engelse oorlogsbodem de HMS Apollo. Een aantal jaren geleden werd een aantal vondsten van het vrij gespoelde wrak geborgen door een groep amateurarcheologen. Deze vondsten behoren toe aan Engeland, omdat het schip soeverein was. De RCE liet het restaureren, zodat de objecten tijdelijk bij museum Kaap Skil tentoongesteld kunnen worden. In 2022 zullen de objecten worden overgedragen aan het Royal Navy Museum in Portsmouth. • Zie MaSS voor meer informatie over de HMS Apollo: https://mass.cultureelerfgoed.nl/hms-apollo Patroontassen en schedes die werden gevonden op de HMS Apollo. De patroontassen zijn bedrukt met het wapen van de toenmalige Engelse koning George III. © Provincie Noord-Holland 3.18 Conclusie De projecten in dit hoofdstuk laten zien dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed goed te vinden is voor relevante partners en dat de samenwerkingen overwegend goed verlopen. Het is de taak van de RCE om vooral het contact met partnerorganisaties, veelal van overheid naar overheid, open te houden en met hen samen te gaan werken. Toch wordt ook met anderen samengewerkt. De ene keer op initiatief van de dienst, de andere keer op initiatief van de partner. Dit is mede door de inzet van oral history intensiever geworden. Bovendien tonen de projecten aan dat de eigendomsclaim op Nederlandse scheepswrakken in harmonie kan samengaan met de internationale wens om potentieel waardevol maritiem erfgoed te beschermen. Hiermee loopt Nederland via de RCE vooruit op de richtlijn van het UNESCO 2001-verdrag voor de bescherming van het cultureel erfgoed onder water, waarin wordt aangestuurd op internationale samenwerking. 4. Publieksbereik: communicatie, pers, media en andere publieksoptredens 75 4.1 Expertsessies 4.4 Wij en Water Om het programma af te sluiten, zijn er twee digitale Engelstalige expertsessies georganiseerd over het thema ‘The Future of Maritime Heritage Management’. In de eerste expertsessie stond de vraag ‘How do we protect our International Maritime Heritage?’ centraal. Yolande Melsert van de Nederlandse ambassade in Jakarta, Chris Underwood van UNESCO en Pablo Trueba van OceanMind gaven hier presentaties over. In de tweede expertsessie werd gesproken over ‘Different views on the significance of Underwater Cultural Heritage Management’. De uitgenodigde experts waren Hans van Tilburg van de National Oceanic & Atmospheric Administration van de Verenigde Staten van Amerika, Lesa la Grange van de South African Heritage Resources Agency (SAHRA) en Zainab Tahir van het Indonesische Ministery of Fisheries. Na de presentaties konden de leden van het programma en het digitale publiek in discussie met de experts. Verschillende citaten van experts in dit rapport zijn afkomstig uit deze sessies. In 2018 is het programma de campagne ‘Wij en Water’ gestart om bijzonder maritiem erfgoed onder de aandacht te brengen. In het kader van het Europees Erfgoedjaar werd het publiek opgeroepen om verhalen in te sturen over favoriet maritiem erfgoed. De ingezonden verhalen zijn geborgen in de MaSS-database (zie ook paragraaf 2.4.4.2). 4.2 Aandacht in de pers Voor een aantal projecten is uitermate veel media-aandacht geweest. Dit was onder andere voor het #Rooswijk1740 project (zie paragraaf 3.5.1.3 en 3.5.1.4), maar ook voor de publicatie van de Wrakkentelling (2021), de zoektocht naar het slavenschip de Leusden (2021), de publicatie van de ‘UNESCO-Training Manual for the Protection of the Under water Cultural Heritage in Latin America and the Caribbean’ (2021), de vondst van een Nederlands fluitschip in de Baltische Zee (2020 en 2021), de opname van Flevolandse scheepswrakken in de database MaSS (2020), de aankomende ratificatie van het UNESCO-verdrag voor bescherming van het onderwatererfgoed (2020-2023), het project ‘Dutch Presence in Cuban Waters’ (2019), het onderzoek naar de oorlogswrakken in Indonesië en Maleisië (2016-2019) en het afsluiten van een Memorandum of Understanding tussen Nederland en Maleisië (2019). Met deze projecten bereikte het programma een miljoenenpubliek. 4.3 Factsheets In de landen waar het programma actief was, werd het ambassadepersoneel op de hoogte gehouden via factsheets. Hierin werden lopende projecten samengevat en het bestaan aangestipt van Nederlands maritiem erfgoed in buitenlandse wateren. Deze factsheets zijn ontvangen door de Nederlandse ambassades van Australië, België, Brazilië, China, Cuba, Denemarken, Duitsland, Finland, IJsland, Indonesië, Japan, Maleisië, Noorwegen, Sri Lanka, Suriname, Vietnam, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Zweden. 4.5 Nieuwsbrieven De resultaten van het programma zijn tussentijds gedeeld in de Archeologie Nieuwsbrief van de RCE, in de Nieuwsbrief Gedeeld Cultureel Erfgoed (later Internationale Erfgoedsamenwerking) van de RCE en in de Shared Cultural Heritage nieuwsbrief van de organisatie DutchCulture. Ook zijn er incidenteel artikelen geplaatst op het Maritiem Portal1, een platform over de maritieme geschiedenis van Nederland. Betrokkenen bij het #Rooswijk1740-project zijn in twee nieuwsbrieven (2020) apart geïnformeerd over de voortgang van het project. 4.6 RCE-tijdschrift De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed brengt elk kwartaal een gratis tijdschrift uit over zijn diverse werkzaamheden. Daar zijn op het moment van schrijven meer dan 23.000 mensen op geabonneerd. Vanuit het programma zijn diverse artikelen geschreven voor het tijdschrift. In het derde nummer van 2019 stond een artikel over de conservatie van de vondsten van het VOC-schip de Rooswijk. In het vierde nummer van 2019 stond een artikel over veldwerk in Australië, waarbij onderzoek gedaan is naar de wrakken van de spiegelretourschepen Zeewijk en Aagtekerke. In het tweede nummer van 2021 stond een artikel over de UNESCO-training Manual for the Protection of the Underwater Cultural Heritage in Latin America and the Caribbean. In het vierde nummer van 2021 ten slotte stond een artikel over de vermoedelijk Nederlandse wrakken die gevonden zijn in de Duitse Waddenzee (zie paragraaf 3.6.1). 4.7 Communicatie voor de jongsten Een interessante doelgroep zijn kinderen in het lager en voortgezet onderwijs. Hoe vroeger kinderen in aanraking komen met maritiem erfgoed, hoe groter de kans dat zij zich later op een professionele manier met maritiem erfgoed zullen bezighouden of op een andere verantwoorde manier om 1 Zie voor meer informatie over de Maritiem Portal: https://maritiemportal.nl/ Video opnames bij vondsten uit het wrak van de Rooswijk © #Rooswijk1740 project, Jarno Pors/RCE 76 kunnen en willen gaan met dit erfgoed. Vanuit deze insteek heeft Martijn Manders diverse lezingen gegeven voor Museum Jeugduniversiteit (2017, 2020, 2021) en ook een training gegeven aan begeleiders van Museum Jeugduniversiteit (2021). Een van de lezingen is onderwerp geworden van een vlog2, gemaakt door een van de leerlingen. Ook is tijdens de Maand van de Geschiedenis (2020) een van de vragenuurtjes gewijd aan kinderen van het lager onderwijs. Daarnaast droeg het programma structureel bij aan educatie door samen te werken met de Canon van Nederland. Dit digitale platform geeft een overzicht van culturele en historische onderwerpen die we als samenleving belangrijk genoeg vinden om mee te geven aan nieuwe generaties en nieuwe inwoners. Tijdens de vernieuwing van de canon in de periode van 2019-2020 is er ruimte vrijgemaakt voor het verhaal van het VOC-schip de Rooswijk. Bij de topstukken in de categorie VOC en WIC (1602-1799) is informatie te vinden over enkele objecten die gevonden zijn bij het archeologische onderzoek naar het wrak. Ten slotte deed stagiair Laurine Oranje van de Reinwardt Academie een verkennend onderzoek naar de manier waarop maritiem erfgoed in het basisonderwijs geïmplementeerd zou kunnen worden. 4.8 Maand van de geschiedenis In 2020 heeft het programma deelgenomen aan de Maand van de Geschiedenis. Onder het thema Oost/West zijn er vier digitale evenementen georganiseerd. Bij ‘Vraag het een maritiem archeoloog’ konden er vragen worden gesteld aan Martijn Manders. Dit vragenuur is drie keer gehouden, en een ervan was specifiek gericht op kinderen in het lager onderwijs. Daarnaast organiseerde Sabine Waasdorp een quiz over het VOC-schip de Rooswijk. 4.9 Lezingen Teamleden Martijn Manders, Robert de Hoop en Leon Derksen gaven verschillende lezingen voor het programma. Daarin bespraken ze de database MaSS, de verdwenen schepen van de Javazee, verdwenen wereldoorlogwrakken, 3D-fotogrammetrie, maritiem cultureel-erfgoedbeheer, in situ-behoud, de Rooswijk, scheepswrakken op de maritieme zijderoute, veldwerk op Sint Eustatius en het scheepswrak van de Zeewijk. 2 MJU vlogt! | Scheepswrakken op de zeebodem, wat moeten we ermee? https://www.youtube.com/watch?v=HFm94Lt_yas Er is onder andere gesproken op de European Association of Archaeologists Annual Meeting (2017, 2019), de Landelijke Werkgroep Archeologie Onder Water (2017, 2019), de Nautical Archaeology Society (2017, 2020), de Asia Pacific Regional Conference on Underwater Cultural Heritage (2017, 2021), het Programma voor een Rijke Waddenzee (2017), het ICLAFIsymposium (2017), de Hydro17 Conference (2017), de Reuvensdagen (2017, 2018), de Fields of Conflict Conference (2018), het Europees Erfgoedjaar (2018), het HISWA-symposium (2018), een Heeren van het Pakhuys-bijeenkomst (2018), een StepTalk van de Universiteit Leiden (2018), de North Sea Conference (2018), verschillende symposia van Maritiem Portal (2018, 2019, 2021), de Erfgoedacademie (2019), het International Shipwreck Festival in Warschau (2019), de ARCHON Winterschool (2019), de Vlootschouw (2020), de opening van de tentoonstelling Verzonken Schatten (2019), de Australian Institute for Maritime Archaeology Conference (2019), de International Committee on the Underwater Cultural Heritage (2021), de Caribbean Netherlands Science Institute (2021), UNESCO (2021) en de Ship Stability, Dynamics and Safety Meeting (2021). Ook zijn er diverse interne lunchlezingen gegeven aan collega’s van de RCE (in 2018 en 2021), heeft het programma gepresenteerd op het door de RCE georganiseerde vrijwilligerssymposium voor onderwaterarcheologie (2018 en 2019) en twee expertsessies georganiseerd over de toekomst van maritiem-erfgoedbeheer (2021) (zie paragraaf 4.1). 77 Projectmedewerker #Rooswijk1740 vertelt aan een gezin over de vondsten uit het wrak © #Rooswijk1740 project, Jarno Pors/RCE 5. Beleidsperiode 2021-2024 79 In de periode 2021-2024 staan grote veranderingen op stapel in het maritiem-erfgoedbeheer van de RCE. De directie heeft gekozen voor een nieuwe vorm van uitvoering waarbij het maritiem-erfgoedbeheer onderdeel wordt van het reguliere beleid. Er gaat gewerkt worden met een front- en backofficesysteem, waarbij de regiocoördinatoren de rechtstreekse contacten onderhouden met partijen buiten de dienst en de afdeling Archeologie zich vooral richt op kennisvermeerdering en advisering van de frontoffice. Voor het beheer van het internationale erfgoed veranderen er, voorlopig althans, in de praktijk niet veel zaken. Dit internationale werk en de werkzaamheden daarbij blijven apart gecoördineerd worden (hoewel niet meer in een programma) en zullen betaald worden uit een speciaal hiervoor gereserveerd budget. Binnen het programma is een structuur van beheer opgezet, die nu uitgevoerd gaat worden. De Wrakkencommissie, de samenwerking met de ambassades, het afwegingskader, de protocollen voor activiteiten rondom scheepswrakken in het buitenland en buitenlandse scheepswrakken in Nederland – om maar een paar in dit rapport beschreven resultaten te benoemen – zullen verder gebruikt worden. De UNESCOconventie 2001 gaat na implementatie in (vermoedelijk) 2023 ook een verdere rol in de uitvoering spelen. Het internationale erfgoedbeleid loopt nog door tot 2024. De projecten die daarin worden uitgevoerd en waarin kennisuitwisseling en training de boventoon voeren, blijven daarin ondergebracht. Nu we het maritiem-erfgoedbeheer hebben geprofessionaliseerd, is het van belang om continuïteit te waarborgen. Dit betekent dat naast budget (op dit moment geborgd), ook capaciteit en continuïteit van kennis geborgd moeten blijven. Dit rapport heeft hopelijk duidelijk gemaakt dat het werk bij de RCE om te zorgen voor een goed en verantwoord beheer van het Nederlands maritiem erfgoed overzee, niet alleen het domein is van archeologen, maar dat daar meer bij komt kijken. De waarde van dit erfgoed ligt niet alleen bij het verwerven van kennis, maar is zeker ook belangrijk voor Nederland in het diplomatieke verkeer, voor het begrip over wie wij zijn en hoe anderen naar ons kijken, en om van dit erfgoed te kunnen genieten. Anker gevonden tijdens onderzoek in Cuba © RCE Diplomacy is looking after international relationships. It is the art and skill of conducting consultations between two nations in order to achieve a specific goal and needs tactful dexterity. In our relationship we often make mistakes. Our main job is to identify differences and negotiate. It is important to make a strategy and to control the process. Negotiating is a lot of preparation and also the realization that you do it together: you have to create an environment in which you can locate the shared interests. Know the ones you are negotiating with (who are they and what do they want?). It is important to know what you really want and what you don’t want. Indicate what your limit is and in what aspects you want to give something away. Yolande Melsert, cultureel attaché, Nederlandse ambassade in Jakarta Bijlagen 81 1 Financiële overzichten 2017-2021 Jaar Projectnummer Omschrijving Uitgaven 2017 P/000542 Maritiem Erfgoed Internationaal € 129.035 P/001029 #Rooswijk1740 Beheer scheepswrakken in den vreemde totaal € 1.363.071 GCE Maritiem Erfgoed 2018 2019 € 88.959 P/000542 Maritiem Erfgoed Internationaal P/001029 #Rooswijk1740 € 897.952 € 957.118 GCE Maritiem Erfgoed € 101.661 P/000542 Maritiem Erfgoed Internationaal € 512.992 #Rooswijk1740 € 233.704 APK-budget € 302.000 Beheer scheepswrakken in den vreemde totaal € 1.048.696 GCE Maritiem Erfgoed-programma € 58.234 GCE Maritiem Erfgoed APK € 35.000 GCE Maritiem Erfgoed totaal € 93.234 P/000542 Maritiem Erfgoed Internationaal € 236.313 P/001029 #Rooswijk1740 € 139.238 APK-budget Beheer scheepswrakken in den vreemde totaal P/000542 P/001029 € 264.000 € 639.551 GCE Maritiem Erfgoed-programma € 37.952 GCE Maritiem Erfgoed APK € 15.000 GCE Maritiem Erfgoed totaal 2021 € 59.166 Beheer scheepswrakken in den vreemde P/001029 2020 € 1.234.036 € 52.952 Maritiem Erfgoed Internationaal #Rooswijk1740 APK-budget Beheer scheepswrakken in den vreemde totaal € 408.114 € 140.511 € 225.000 € 773.625 Internationale Erfgoedsamenwerking-programma € 92.447 Internationale Erfgoedsamenwerking APK Internationale Erfgoedsamenwerking Totaal 2017-2021 Beheer scheepswrakken in den vreemde (inclusief Rooswijk) Internationale Erfgoedsamenwerking Roaring 40s onderzoek in Australië € 92.447 Uitgaven € 4.782.060 € 429.253 82 2 Werkprocessen en protocollen De maritieme programma’s hebben geresulteerd in beleid, protocollen en een preferente manier van werken bij het beheer van het Nederlandse maritiem erfgoed overzee. Omdat in het maritiem-erfgoedbeheer veel wordt samengewerkt met buitenlandse partners, zijn de protocollen in het Engels gesteld. De werkprocessen die worden getoond in het overzicht hieronder zijn afbeeldingen van interactieve pdf’s die te raadplegen zijn via www.cultureelerfgoed.nl Overview producten Maritiem Erfgoed Klik op een afbeelding en ga naar het betreffende product Invulformulier ‘Vondstmelding Maritieme objecten’ Dynamisch pdf ‘Interdepartementaal beleidskader Nederlandse historische scheepsvondsten en scheepsvindplaatsen in den vreemde’ Dynamisch pdf ‘Melding Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren’ Dynamisch pdf ‘Melding buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren’ Melding Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren Melding buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren 1 Archeologische dienst Nationale overheid NL Ambassade Data verzamelen | 1.3 Organisatie | 7 Op de bodem van de Nederlandse wateren liggen duizenden wrakken, waarvan een deel nog altijd eigendom is van buitenlandse mogendheden. 2 3 We werken hard aan de basis voor het beheer van het maritiem erfgoed. Belangrijk hiervoor is de wrakkentelling, die bijna is afgerond. Het gaat om de verdeling van schepen waarbij staatsschepen Nederlandse soevereiniteit hebben. Particuliere schepen hebben dat niet en daar kan de staat dus geen eigendomsrechten aan ontlenen. Klik in het schema hiernaast voor meer informatie. Koopvaardij Niet-oorlogsschepen Visserij Overig Klik in het schema hiernaast voor meer informatie. 6 Douane Politie MaSS Afstemming kuststaat | 8 + 8 | Rijkswaterstaat Visserij-inspectie Afstemming Vlaggenstaat MACHU | 1.6 E-mailadres * Particuliere schepen 5 4 Oorlogsschepen Hiernaast staat het ideale meldproces voor buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren. Agenderen Wrakkencommissie Klik op de items in het schema hiernaast voor meer informatie. Agenderen Wrakkencommissie | 1.1 Naam melder * 1.4 Adres * Data verzamelen Hiernaast staat het ideale meldproces voor Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren. 6 7 1.5 Telefoon * Ministerie van Buitenlandse Zaken 6 Staatsschepen Vlaggenstaat CONTACT RECHTSTREEKS 5 RCE RCE Contactgegevens 1.2 Naam vinder > Wanneer anders dan melder: naam vinder. Burgemeester De Nederlandse staat claimt het eigendom van haar voormalige staatsschepen (VOC, WIC, Admiraliteit en marineschepen). 5 Bezoekadres Smallepad 5, 3811 MG Amersfoort Telefoon: (033) 427 14 21 E-mail: [email protected] www.cultureelerfgoed.nl Dit is het meldingsprotocol voor buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren. 4 3 Diverse ministeries Meer informatie Op werkdagen tussen 9:00 en 17:00 uur op (033) 427 14 21 of via ‘contact’ op www.cultureelerfgoed.nl 1 2 Nederland voelt zich sterk verbonden met haar maritieme verleden. Scheepswrakken die buiten Nederlandse wateren liggen zijn hier ook onderdeel van. 4 Stuur de melding naar [email protected]. 1 Melder Dit is het meldingsprotocol voor Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren. 3 2 Nederlandse scheepswrakken in het buitenland en soevereine scheepswrakken in Nederlandse wateren Indeling scheepswrakken naar eigendom 1 Melder Vondstmelding Dynamisch pdf ‘Indeling scheepswrakken naar eigendom’ Overig | 1.7 Datum vondst * > (dd/mm/yyyy) 9 2 2.1 Locatie/vindplaats * > Bij voorkeur aangeven in WGS84 of via Google Maps (zie hiernaast) 9 Vondstomstandigheden Actieplan Actieplan Ga naar Google Maps, zoek de plek op waar je de vondst hebt gevonden. Als je op deze plek klikt met de muis krijg je een ballonnetje te zien. De locatie wordt dan onderaan de pagina weergegeven met coördinaten. De coördinaten zien er als volgt uit, bijv. 52.089488, 4.330182. Heb je meerdere vondsten gedaan in één veld, vermeld dan de centrumcoördinaten. | 2.2 Diepte in meters onder wateropppervlak * | 2.3 Toponiem > De aan vondstlocatie gerelateerde naam. Bijvoorbeeld Burgzand Noord 2 of Scheurak SO1 | 2.4 Ruwe omschrijving van wat er is aangetroffen * > Bijvoorbeeld scheepswrak, anker, kanon | 10 m 11 Communicatieplan 12 Managementplan 10 Factsheet Ambassade 11 12 Factsheet Ambassade Managementplan Communicatieplan * Verplicht invulveld Interdepartementaal beleidskader Nederlandse historische scheepsvondsten en scheepsvindplaatsen in den vreemde Protocol Identification of Human Remains 1 Location 2 Document objects 3 4 ONDER CONSTRUCTIE Document context Secure 5 Identify stakeholders 6 Inform relevant authorities 7 Leave location undisturbed 8 Consult Afwegingskader Nederlandse Scheepswrakken in den Vreemde AANLEIDING This is the Protocol Identification of Human Remains during underwater archeological projects. A CRITERIA 1 URGENTIE 1 R A N D VO O RWA A R D E N 1 Waarden This protocol should be used as an aid, a guideline, for when human remains are being discovered on an archaeological site underwater. Variatie 2 Directe bedreiging Kenniswinst Beheer bekende voorraad With this protocol not everything can be covered, much also comes back to the common sense of the archaeological excavation crew. Missie, visie en strategie 3 Kennisdeling/advies Financiën 4 2 Eigendom wrakken Not all sites need exactly the same treatment, however it is important to have a strategy in place for when human remains are being discovered, regardless the age of the site. 4 Capaciteit 5 Zonder goed verantwoord beheer verdwijnen deze wrakken. 5 Wederkerigheid 6 Archaeological value expected? measured Hiernaast staat het afwegingskader waarmee dat gebeurt. Klik in het schema hiernaast voor meer informatie. Any change? Repeated action! Action! Action! Action! Action! Action! Desk based research Field Prospection Archaeological significance assessment In Situ Preservation Monitoring Deselection Deselection Deselection not possible? 8 GCE beleid/ prioriteitsland Dynamisch pdf Beleidskader ‘Nederlandse historische vliegtuigen in den vreemde’ Storage 11 Follow up Dynamisch pdf Protocol ‘Identification of Human Remains’ Culturele diplomatie SELECTIE Maatschappelijk belang/ onrust Deselection Beleidskaders 8 9 10 Deselection Wettelijke kaders 7 Report to local authorities Background information on underwater archaeological research Preservation 6 3 Strategisch partnerschap Samenwerking In the Netherlands we follow the Archaeological Monuments Care cycle (AMZ-cyclus). The process presented here is more or less a representation of this. Click on the items in the diagram for more information. Hulpverzoek ander ministerie 7 9 The Archaeological Underwater Management Process is standardized and widely accepted within the archaeological community. Archaeological Underwater Management Process Archaeological value Er zijn verschillende afwegingen te maken of een scheepswrak wordt beschermd of een locatie wordt onderzocht door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en daarmee dus ook door de Staat. Politieke opdracht Hulpverzoek kuststaat B Click on the items in the diagram for more information. Op de bodem van de zeeën liggen duizenden wrakken, waarvan velen onderdeel uitmaken van het Nederlandse cultureel erfgoed. Hoeveel dat er precies zijn is niet helemaal duidelijk, maar wrakkentelling heeft al meer dan 1600 scheepswrakken opgeleverd. 2 3 Duurzaamheid Excavation Het afwegingskader wordt gebruikt om de werkzaamheden vanuit de Staat te prioriteren. Dynamisch pdf ‘Afwegingskader Nederlandse Scheepswrakken in den Vreemde’ Dynamisch pdf ‘Archaeological Underwater Management Process’ 83 3 AMZ-cyclus De AMZ-cyclus is het proces om het archeologisch erfgoed te beheren (the archaeological management process). Dit proces – dat in gebruik was bij het programma Maritiem Erfgoed Internationaal – is gebaseerd op internationale standaarden van goed gebruik en uitvoering in het beheer van het erfgoed onder water. Het zal als leidraad blijven gelden in het toekomstige beheer van het maritiem erfgoed overzee. conventie voor de bescherming van het cultureel erfgoed onder water (Parijs, 2001), en ook in de cyclus van de Nederlandse Archeologische Monumentenzorg en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. De afbeelding die hieronder wordt getoond, is de statische weergave van een interactieve pdf die te gebruiken is via www.cultureelerfgoed.nl. De internationale standaarden waarop dit proces gebaseerd is, zijn onder andere verwoord in de annex van de UNESCO- The Archaeological Underwater Management Process is standardized and widely accepted within the archaeological community. Archaeological Underwater Management Process Archaeological value Archaeological value expected? measured Any change? Repeated action! Action! Action! Action! Action! Action! Desk based research Field Prospection Archaeological significance assessment In Situ Preservation Monitoring Deselection Deselection Background information on underwater archaeological research Click on the items in the diagram for more information. Preservation Deselection In the Netherlands we follow the Archaeological Monuments Care cycle (AMZ-cyclus). The process presented here is more or less a representation of this. not possible? Deselection Excavation Deselection 84 4 Vondstmeldingsformulier Het vondstmeldingsformulier is grotendeels hetzelfde gehouden als het formulier dat in gebruik is voor scheepswrakken in Nederlandse wateren. Met dit digitale formulier kan de vondst van een wrak gemeld worden. De data die worden gevraagd, sluiten aan bij de informatie die nodig is voor de maritieme database MACHU, die samen met Rijkswaterstaat beheerd wordt. De afbeelding die hieronder wordt getoond, is de statische weergave van een interactieve pdf die te gebruiken is via www.cultureelerfgoed.nl. Vondstmelding Nederlandse scheepswrakken in het buitenland en soevereine scheepswrakken in Nederlandse wateren Stuur de melding naar [email protected]. Meer informatie Op werkdagen tussen 9:00 en 17:00 uur op (033) 427 14 21 of via ‘contact’ op www.cultureelerfgoed.nl Bezoekadres Smallepad 5, 3811 MG Amersfoort Telefoon: (033) 427 14 21 E-mail: [email protected] www.cultureelerfgoed.nl 1 Contactgegevens 1.1 Naam melder * | 1.2 Naam vinder > Wanneer anders dan melder: naam vinder. | 1.3 Organisatie | 1.4 Adres * | 1.5 Telefoon * | 1.6 E-mailadres * | 1.7 Datum vondst * > (dd/mm/yyyy) | 2 2.1 Locatie/vindplaats * > Bij voorkeur aangeven in WGS84 of via Google Maps (zie hiernaast) Vondstomstandigheden Ga naar Google Maps, zoek de plek op waar je de vondst hebt gevonden. Als je op deze plek klikt met de muis krijg je een ballonnetje te zien. De locatie wordt dan onderaan de pagina weergegeven met coördinaten. De coördinaten zien er als volgt uit, bijv. 52.089488, 4.330182. Heb je meerdere vondsten gedaan in één veld, vermeld dan de centrumcoördinaten. | 2.2 Diepte in meters onder wateropppervlak * | 2.3 Toponiem > De aan vondstlocatie gerelateerde naam. Bijvoorbeeld Burgzand Noord 2 of Scheurak SO1 | 2.4 Ruwe omschrijving van wat er is aangetroffen * > Bijvoorbeeld scheepswrak, anker, kanon | * Verplicht invulveld m 85 5 Melding Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren Als een Nederlands wrak wordt aangetroffen in buitenlandse wateren, dan wordt dit in eerste instantie gemeld aan een ambassade of aan een archeologische of cultuurhistorische erfgoedorganisatie in het land van de vinder, de melder of de locatie van het wrak. In het protocol ‘Melding Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren’ wordt uitgelegd hoe de informatiestroom vanaf dat moment moet gaan lopen en welke organisaties hierbij betrokken zijn. Het stroomschema dat hieronder wordt getoond, is de statische weergave van een interactieve pdf die te gebruiken is via www.cultureelerfgoed.nl. Door te klikken op de blokjes krijgt de gebruiker meer gerichte informatie per stap van de melding. Melding Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren 1 Melder Dit is het meldingsprotocol voor Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren. 3 2 Archeologische dienst Nationale overheid 4 NL Ambassade De Nederlandse staat claimt het eigendom van haar voormalige staatsschepen (VOC, WIC, Admiraliteit en marineschepen). 5 RCE 6 Data verzamelen 7 MaSS + 8 Afstemming kuststaat MACHU 9 Actieplan 11 Communicatieplan 12 Managementplan Hiernaast staat het ideale meldproces voor Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren. Klik op de items in het schema hiernaast voor meer informatie. Agenderen Wrakkencommissie 10 Nederland voelt zich sterk verbonden met haar maritieme verleden. Scheepswrakken die buiten Nederlandse wateren liggen zijn hier ook onderdeel van. Factsheet Ambassade 86 6 Melding buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren Als een buitenlands wrak wordt aangetroffen in Nederlandse wateren, dan wordt dit meestal gemeld aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed of de gemeente. De melding kan ook bij een andere overheidsinstelling binnenkomen. In het protocol ‘Melding buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren’ wordt uitgelegd hoe de informatiestroom vanaf dat moment moet gaan lopen en welke organisaties hierbij betrokken moeten zijn. Het stroomschema dat hieronder wordt getoond, is de statische weergave van een interactieve pdf die te gebruiken is via www.cultureelerfgoed.nl. Door te klikken op de blokjes krijgt de gebruiker meer gerichte informatie per stap van de melding. Melding buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren 1 Melder 2 Diverse ministeries Dit is het meldingsprotocol voor buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren. 4 3 Burgemeester Vlaggenstaat CONTACT RECHTSTREEKS 5 Ministerie van Buitenlandse Zaken RCE 6 Data verzamelen 7 Agenderen Wrakkencommissie 8 Afstemming Vlaggenstaat 9 Actieplan 10 11 Communicatieplan 12 Managementplan Factsheet Ambassade Op de bodem van de Nederlandse wateren liggen duizenden wrakken, waarvan een deel nog altijd eigendom is van buitenlandse mogendheden. Hiernaast staat het ideale meldproces voor buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren. Klik in het schema hiernaast voor meer informatie. 87 7 Indeling scheepswrakken naar eigendom Een belangrijk onderscheid bij het beheer van Nederlandse scheepswrakken is of het om staatsschepen of private schepen gaat. De diagram ‘Indeling scheepswrakken naar eigendom’ maakt dit onderscheid aanschouwelijk. De afbeelding die hieronder wordt getoond, is de statische weergave van een interactieve pdf die te gebruiken is via www.cultureelerfgoed.nl. Door te klikken op de blokjes krijgt de gebruiker meer gerichte informatie per onderdeel. Indeling scheepswrakken naar eigendom 1 2 Staatsschepen 3 Particuliere schepen Oorlogsschepen Het gaat om de verdeling van schepen waarbij staatsschepen Nederlandse soevereiniteit hebben. Particuliere schepen hebben dat niet en daar kan de staat dus geen eigendomsrechten aan ontlenen. 5 4 Niet-oorlogsschepen Klik in het schema hiernaast voor meer informatie. Koopvaardij Visserij Overig 6 Douane Politie Rijkswaterstaat Visserij-inspectie Overig We werken hard aan de basis voor het beheer van het maritiem erfgoed. Belangrijk hiervoor is de wrakkentelling. 88 8 Afwegingskader onderzoek Maritiem Erfgoed Overzee Er liggen nog altijd vele honderden Nederlandse schepen op de bodem van de wereldzeeën. Het zijn er zoveel dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed prioriteiten moet stellen en moet bepalen waar de dienst zijn geld aan uitgeeft. Deze afwegingen kunnen op een goede manier gemaakt worden met het ‘Afwegingskader onderzoek Maritiem Erfgoed Overzee’. Hiermee kan de dienst – via aanleiding, criteria, urgentie en randvoorwaarden als budget en capaciteit – een afweging maken welk wrak wel en welk wrak niet verder wordt onderzocht of beschermd. De afbeelding die hieronder wordt getoond, is de statische weergave van een interactieve pdf die te gebruiken is via www.cultureelerfgoed.nl. Door te klikken op de blokjes krijgt de gebruiker meer gerichte informatie per onderwerp. Afwegingskader Nederlandse Scheepswrakken in den Vreemde AANLEIDING A CRITERIA 1 URGENTIE 1 RANDVOORWAARDEN 1 Waarden Variatie 2 Directe bedreiging Kenniswinst Beheer bekende voorraad Op de bodem van de zeeën liggen duizenden wrakken, waarvan velen onderdeel uitmaken van het Nederlandse cultureel erfgoed. Hoeveel dat er precies zijn is niet helemaal duidelijk, maar wrakkentelling heeft al meer dan 1600 scheepswrakken opgeleverd. 2 Missie, visie en strategie Zonder goed verantwoord beheer verdwijnen deze wrakken. 3 3 Kennisdeling/advies Financiën 4 2 Eigendom wrakken 4 Capaciteit 5 Er zijn verschillende afwegingen te maken of een scheepswrak wordt beschermd of een locatie wordt onderzocht door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en daarmee dus ook door de Staat. Hiernaast staat het afwegingskader waarmee dat gebeurt. Politieke opdracht Hulpverzoek kuststaat B 5 Wederkerigheid 6 Klik in het schema hiernaast voor meer informatie. Hulpverzoek ander ministerie 6 7 3 Wettelijke kaders Strategisch partnerschap Samenwerking 7 8 GCE beleid/ prioriteitsland Beleidskaders 8 9 Culturele diplomatie SELECTIE Maatschappelijk belang/ onrust Duurzaamheid Het afwegingskader wordt gebruikt om de werkzaamheden vanuit de Staat te prioriteren. 89 9 Protocol voor de omgang met menselijke resten Bij het onderzoek naar scheepswrakken, zeker als de schepen zijn vergaan tijdens oorlogshandelingen, is de kans groot om ook menselijke resten aan te treffen. De afbeelding die hieronder wordt getoond, is de statische weergave van een interactieve pdf die te gebruiken is via www.cultureelerfgoed.nl. Daarom werkt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed met een protocol voor de omgang met menselijke resten. Protocol Identification of Human Remains 1 Location 2 Document objects 3 Document context 4 Secure 5 Identify stakeholders 6 Inform relevant authorities 7 Leave location undisturbed 8 Consult 9 Report to local authorities 10 Storage 11 Follow up This is the Protocol Identification of Human Remains during underwater archeological projects. This protocol should be used as an aid, a guideline, for when human remains are being discovered on an archaeological site underwater. With this protocol not everything can be covered, much also comes back to the common sense of the archaeological excavation crew. Not all sites need exactly the same treatment, however it is important to have a strategy in place for when human remains are being discovered, regardless the age of the site. Click on the items in the diagram for more information. 90 Literatuur Bausch, I., 2021: Nederlandstalige vertaling van een verslag over de scheepbreuk van het Nederlandse schip van Bosse in Tarama, uit de Annalen van de Ryukyu Koninklijke Regering, 2020. Derksen, L.F./R.W. de Hoop/M.R. Manders/M. Caceres Suarez, 2021: Dutch presence in Cuban waters - a first year of archaeological surveys, Amersfoort.Te raadplegen op: https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2021/01/01/dutch-presence-in-cuban-waters Easter G./Vorhees M., 2020: De verzonken kunstschatten van de Vrouw Maria (Ambo/Anthos) Ewing, C., 2021: The UNESCO 2001 Convention on the Protection of the Underwater Cultural Heritage in the Dutch Caribbean. The Kingdom-wide Ratification and Implementation of the 2001 UNESCO Convention on the Caribbean Islands Curacao, Bonaire, Aruba, Sint Maarten, Sint Eustatius and Saba, RMA Thesis Faculty of Archaeology at the University of Leiden, Leiden. Green, J., 2020: The Zeewijk Story and the missing second wreck, Journal of Maritime Archaeology 2020 15, 333–364. Te raadplegen op: https://doi.org/10.1007/s11457-020-09268-8 Gregory, D./M. Manders (eds.), 2015: Best practices for locating, surveying, assessing, monitoring and preserving underwater archaeological sites, SASMAP Guideline Manual 2.Te raadplegen op: https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2015/01/01/best-practices-for-locating-surveying-assessing-monitoring-and-preserving-underwater-archaeological-sites-guideline-manual-2 Green, J., 2020: The Zeewijk Story and the missing second wreck, Journal of Maritime Archaeology 2020 15, 333–364. Te raadplegen op: https://doi.org/10.1007/s11457-020-09268-8 Green, J/A. Paterson (eds), 2020: Shipwrecks of the Roaring Forties: Researching some of Australia’s earliest shipwrecks, Perth. Hak, J.B., 2021: Report Archival Research on the ship van Bosse (1857), commissioned by the Cultural Heritage Agency of the Netherlands, September 17, 2021. Hoop, R.W. de/M.R. Manders, 2018: Slag in de Javazee: Een voortdurende strijd, Strijdigheden 2, 52-62. Hoop, R.W. de/M.R. Manders, 2019: Battle of the Java Sea: Past and Present Conflicts, in N. Moreira/M. Derderian/A. Bissonnette (eds.), Fields of Conflict Conference 2018 Pequot Museum, Conference Proceedings Volume 1, 50-62.Te raadplegen op: https://www.academia.edu/38536617/Battle_of_the_ Java_Sea_Past_and_Present_Conflicts Hoop, R.W. de/N. Schoute, 2020: Excavation of the Rooswijk (1740), Submerged Heritage 9, 29-34. Te raadplegen op: https:// icua.hr/images/stories/publikacije/Potopljena_Ba%C5%A1tina_9_web..pdf Klos, M./L. Derksen, 2016: Shared Cultural Heritage of the Netherlands and Japan, Amersfoort Lovegrove Pereira, S./Hoop, R.W. de/S. Adhityatama, 2020: Good Practice: International Collaboration on Shared Difficult Heritage, Sharing Heritage Expertise 13. Te raadplegen op: https://www.academia.edu/44239101/Good_practice_international_collaboration_on_shared_difficult_heritage Manders, M.R., 2018: Digging in the deep. Journal of a maritime archaeologist, The world of Interiors, 136. Manders, M., 2018: De zoektocht naar de Rooswijk, Jaarboek Nederlandse Archeologie, 134-143. Manders, M./A. van Dissel/W. Brouwers/M. Fink/J. Spoelstra/R. de Hoop/M. Heijink/A. Lemmers/A. Heitz/O. de Vroomen, 2021: Wrakkentelling. Een kwantitatief onderzoek naar historische Nederlandse scheepswrakken in de wereld, Amersfoort. Te raadplegen op: https://www.cultureelerfgoed. nl/publicaties/publicaties/2021/01/01/wrakkentelling Manders, M./D. Gregory (eds.), 2015:Guidelines to the process of underwater archaeological research, SASMAP Guideline Manual 1. Te raadplegen op: https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/ publicaties/2015/01/01/guidelines-to-the-process-of-underwater-archaeological-research-guideline-manual-1 Manders, M.R./R.W. de Hoop/S. Adhityatama/D.S. Bismoko/P. Syofiadisna/D. Haryanto, 2021: Battle of the Java Sea: One Event, Multiple Sites, Values and Views, Journal of Maritime Archaeology 16(1), 39–56. Te raadplegen op: https://doi. org/10.1007/S11457-020-09287-5 91 Manders, M./W. van de Langemheen, 2018: VOC-schip de Rooswijk onderzocht: een archeologische opgraving onderwater, Gens Nostra 4, jrg. 73, 208-210. Manders, M./L. Smits, 2020: Illuster en Sinister: Graven naar de schipbreukelingen van de Batavia op Beacon Island, Australië, Archeologie in Nederland 4(1): 2-10. Manders, M.R./C.J. Underwood (eds.), 2012: Training Manual for the UNESCO Foundation Course on the Protection and Management of Underwater Cultural Heritage in Asia and the Pacific. Te raadplegen op: https://unesdoc.unesco.org/ ark:/48223/pf0000217234 Manders, M.R./C.J. Underwood (eds.), 2021: The UNESCO Training Manual for the Protection of the Underwater Cultural Heritage in Latin America and the Caribbean. Te raadplegen op: https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2021/01/01/unesco-training-manual-latin-america-and-the-caribbean Manders, M./R. de Hoop/M.H.W. Verrijth/C.H. Trommel/H. Meinsma/I. Jeffery/T.A. van der Velden/Ruzairy Bin Arbi/ Farizah Binti Ideris/Ahmad Zaharuddin Bin Abdul Kadir/Khairil Amri/Bin Abdul/Ghani, 2019: Report on the fieldwork at the sites of the Dutch submarines O16 and K XVII. Underwood, C.J., M. Manders, 2019: Building Knowledge and Connections: The Success of the UNESCO International Capacity Building Training Programmes for Cultural Heritage Management of Underwater Archaeological Sites. Journal of Maritime Archaeology 14, 333–354. Te raadplegen op: https://doi. org/10.1007/s11457-019-09237-w Zwick, D., 2021: De jongste dubbele planken. Scheepswrakken in de Duitse Waddenzee, Tijdschrift Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 4-2021. Te raadplegen op: https://www.academia. edu/71773933/De_jongste_dubbele_planken 92 Dit is het eindrapport van het programma Maritiem Erfgoed Internationaal, dat tussen 2017 en 2021 is uitgevoerd onder de vleugels van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Dit rapport beschrijft de doelen van het programma, zijn missie, visie en de manier waarop naar die doelen is toegewerkt, inclusief de aanpassingen die door de coronacrisis nodig waren om deze te bereiken. In dit overzicht wordt duidelijk hoeveel in relatief korte tijd bereikt is en welke structuur is opgezet om ook in de toekomst tot een goed beheer van cultureel erfgoed onderwater te komen. Aan het einde van het rapport wacht de lezer een blik in de toekomst als de visie die aan het begin van het programma is omschreven, weer opgeroepen wordt en suggesties worden gedaan voor verdere stappen en de invulling daarvan. Met kennis en advies geeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de toekomst een verleden.