Eindrapportage 2017-2021
Maritiem Erfgoed
Internationaal
Maritiem Erfgoed
Internationaal
Eindrapportage 2017-2021
Colofon
Bij verwijzing noteren als: Manders, M., Hoop, R. de, Derksen, L., Waasdorp, S., Ommeren, M. van, Langemheen, W. van de:
Maritiem Erfgoed Internationaal. Eindrapportage 2017-2021. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
(Amersfoort 2022)
Auteurs:
Martijn Manders, Robert de Hoop, Leon Derksen, Sabine Waasdorp, Marieke van Ommeren, Willemien van de Langemheen
Met medewerking van:
José Schreurs (Van Bosse-project, Japan) en Bas Kreuger (Broome, Australië)
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, september 2022
Redactie:
VU Taalcentrum
Opmaak:
Kris Kras, Utrecht
Foto cover:
Duikers onderzoeken scheepsresten in Cuba die mogelijk een relatie hebben met de vloot van
Admiraal Cornelis Jol, waarvan verschillende schepen tijdens een storm in 1640 vergingen
@ M.Manders / RCE
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Postbus 1600
3800 BP Amersfoort
www.cultureelerfgoed.nl
Duiker dicht bij een oud anker op een wraklocatie van vermoedelijk de Rodenrijs (1737) in de Tafelbaai, Zuid-Afrika © Reg Dodds
Voorwoord directeurgeneraal Cultuur en Media,
Ministerie Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap
5
Over de hele wereld zijn sinds de 16de eeuw meer dan 1600
Nederlandse schepen gezonken of vermist geraakt die nu nog
altijd Nederlands eigendom zijn. Dit weten we dankzij
onderzoek van het programma Maritiem Erfgoed Internati0naal. Dit programma, op verzoek van de Tweede Kamer
gestart, liep van 2017 tot 2021. Het richtte zich op onderzoek
door wetenschappers en maritiem archeologen, en beoogde
zowel kennisdeling als de beleving van de maritieme geschiedenis door een breder publiek. Deze eindpublicatie brengt de
resultaten van het programma in beeld.
Het programma is uitgevoerd door de Rijksdienst voor het
Cultureel Erfgoed (RCE), een onderdeel van het ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Door de extra middelen
vanuit het vorige coalitieakkoord konden wetenschappers en
archeologen meer scheepswrakken inventariseren en bergen.
Het programma Maritiem Erfgoed Internationaal richtte zich
op scheepswrakken in het buitenland en het programma
Maritiem Erfgoed Nederland op Nederlandse wateren. Dat
deze beide programma’s nu worden afgerond, markeert bijna
tien jaar inzet op maritiem erfgoed vanuit de Rijksdienst voor
het Cultureel Erfgoed.
Door beide programma’s is het maritiem erfgoed beschermd
en onderzocht, zodat het verleden bewaard blijft voor huidige
en toekomstige generaties. Zo bereikte het onderzoek naar
de Rooswijk een breed internationaal publiek, mede dankzij de
multidisciplinaire aanpak. Archeologen, historici, genealogen,
conservatoren, archivarissen, vrijwilligers en studenten reconstrueerden samen de geschiedenis van dit VOC-schip, dat op
10 januari 1740 verging in een storm voor de Engelse kust. In
de verhalen is steeds meer oog voor de donkere kanten van
ons maritieme verleden, zoals de kolonisatie, het slavernijverleden, maar ook de oorlogshandelingen in de Tweede
Wereldoorlog. Zo is er nu extra aandacht voor de scheepswrakken uit de Tweede Wereldoorlog in Azië. Door de
aandacht voor dit verleden weten nabestaanden in Nederland
zich gesteund.
De kennis over het Nederlandse maritiem erfgoed is in goede
handen bij de RCE, waar de activiteiten intussen zijn verankerd, en bij de partijen waarmee deze dienst samenwerkt. Ik
hoop dan ook dat we elkaar de vele verhalen over dit verleden
blijven vertellen. Het wereldwijde erfgoed onder water is, in
de woorden van de UNESCO, misschien wel het grootste
museum ter wereld.
Barbera Wolfensberger
Directeur-generaal Cultuur en Media
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Een munt gevonden tijdens de opgraving van de Rooswijk © #Rooswijk1740-project, Jarno Pors/RCE
Reflectie en woord van dank
7
In 2010 stonden de maritieme archeologie en het maritiemerfgoedbeheer in Nederland er slecht voor. Ondanks bezuinigingen en het stellen van andere prioriteiten beschikte de RCE nog
wel over een maritieme locatie (het Nederlands Instituut voor
Scheeps- en Onderwaterarcheologie / NISA) en ook over
medewerkers, maar de financiële armslag was te klein om echt
verschil te kunnen maken. Daar waar inzet op beleid en
wetgeving strikt noodzakelijk was, werd die geleverd door een
aantal beleidsmedewerkers van de rijksdienst. Ondanks
pogingen de verantwoordelijkheid voor het maritieme erfgoed
te decentraliseren, bleek de RCE de aangewezen partij om deze
te dragen. Dit onder andere doordat de RCE al de benodigde
specifieke expertise had opgebouwd.
In 2012 veranderde er iets. Mede door de sombere vooruitzichten en de achterstanden in het maritiem-erfgoedbeheer
initieerde de RCE toen een nieuwe projectmatige aanpak.
Daarvoor kreeg de dienst ondersteuning vanuit het kerndepartement van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (OCW). Het eerste Maritiem Programma, dat liep
van 2012 tot 2016, was geboren. De doelstelling was weer een
basis te creëren voor maritiem-erfgoedbeheer in Nederland. De
uitdagingen waren groot. Ten eerste was de basis voor onderzoek, conservering en deponering afgestoten, terwijl de
beheeruitdagingen steeds groter werden door meer activiteit op
het water en in de waterbodem. Ten tweede vormde de
natuurlijke erosie – mede veroorzaakt door klimaatverandering
– een enorme dreiging voor het maritiem-erfgoedbeheer. Ten
derde waren er maar weinig posities voor maritiem archeologen
en bestond er geen volwaardige opleiding die voor nieuwe
aanwas kon zorgen. Ten slotte werden scheepswrakken met de
Nederlandse soevereiniteit in het buitenland ernstig bedreigd
door onder andere illegale bergingsactiviteiten. Er was dus werk
aan de winkel om de basis weer op orde te krijgen.
In 2016 werd nieuwe erfgoedwetgeving van kracht. Deze werd
streng geacht, maar ook eindelijk uitvoerbaar voor de bescherming van het cultureel erfgoed onder water. De wetgeving riep
echter extra spanning op bij vrijwilligers in de onderwaterarcheologie, die bang waren dat zij hiermee hun hobby niet meer
konden uitvoeren. En dat terwijl er in hun ogen vanuit de
beroepswereld maar weinig onderzoek en bescherming onder
water tegenover gezet kon worden. Ook dit veranderde echter.
Binnen het eerste programma werden grote projecten uitgevoerd op het Burgzand bij Texel, en ook in het Oostvoornse
meer en in de rivieren. Zo bouwde de rijksdienst de basis op
voor een maritieme archeologische monumentenzorg (AMZ)
en kreeg die zorg ook echt handvatten.
Ik ben enorm trots op al die mensen die de
afgelopen jaren vanuit de dienst hebben
gewerkt aan het maritiem-erfgoedbeheer,
in Nederland en in het buitenland
Martijn Manders
toch besloten om dit opnieuw in een los programma te
beleggen. De werkzaamheden die internationaal plaatsvonden,
werden ondergebracht in een eigen programma: Maritiem
Erfgoed Internationaal. Zo ontstonden twee losse programma’s
die beiden tot eind 2021 liepen. Binnen deze programma’s is de
afgelopen jaren veel werk verzet in het belang van de onderwater- en maritieme archeologie. De uitdagingen zijn nog altijd
groot, maar de koers en onze taken zijn helder en er ligt nu een
stevige basis van waaruit we kunnen opereren. Inmiddels lijkt
een tweede poging om het maritiem-erfgoedbeheer en
onderzoek in te bedden binnen de reguliere werkzaamheden
van de RCE wel succesvol te zijn.
Ik ben enorm trots op al die mensen die de afgelopen jaren
vanuit de dienst hebben gewerkt aan het maritiem-erfgoedbeheer, in Nederland en in het buitenland. Er is veel waardering
van de omgeving en stakeholders. Vooral ook nieuwe partners
waarderen het verbindende van het maritiem erfgoed, waarbij
archeologie een onderdeel is van het beheer, maar niet het
enige. En waar een vindplaats ook een herinneringsplek kan zijn.
De programma’s zijn afgesloten, maar het werk gaat door en dat
blijven we met veel plezier doen. Ik dank iedereen die zich de
afgelopen jaren heeft ingezet voor de maritieme programma’s
en het programma Maritiem Erfgoed Internationaal in het
bijzonder.
In deze publicatie vertellen we u over de activiteiten die zijn
uitgevoerd binnen het programma Maritiem Erfgoed Internationaal. Een overzicht van de activiteiten van het eerste maritiem
programma en die van het programma Maritiem Erfgoed
Nederland zijn eerder gepubliceerd. Ik hoop dat deze publicatie
ook inspiratie biedt om de toekomstige opgaven gezamenlijk
– dus ook met u – op te pakken.
Veel leesplezier!
Met vriendelijke groeten,
Na afloop van het programma Maritiem Erfgoed werden
werkzaamheden die op Nederlands grondgebied plaatsvonden,
ondergebracht binnen de reguliere taken van de afdeling
Archeologie binnen de RCE. Voor even, want uiteindelijk werd
Duiker tijdens veldonderzoek Triple Wreck Site bij Sint Eustatius © RCE
Martijn Manders
Hoofd programma Maritiem Erfgoed Internationaal
Programma Maritiem Erfgoed
Internationaal in kort bestek
Maritiem erfgoed brengt het verleden tot leven en
verhalen boven water
Nederland is gevormd door zijn relatie met het water. Nederlandse schepen hebben alle zeeën bevaren en de verste
uithoeken van de wereld bezocht. Voor zover bekend liggen er
ruim 1600 Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse
wateren. Dit maritiem erfgoed kenmerkt onze cultuur en
geschiedenis en is onderdeel van onze nationale identiteit. Met
maritiem archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek komen
naast tastbare resten ook de verhalen boven water. Dat levert
waardevolle kennis en belangrijke inzichten op over momenten
in onze geschiedenis, die soms glorieus zijn en soms juist niet.
De informatie die wij nu verzamelen, geeft input voor het debat
over ons verleden en actuele thema’s in het heden. Zonder
verantwoord beheer verdwijnen deze wrakken. Waardevol
maritiem erfgoed moet daarom actief worden bewaard voor
huidige en toekomstige generaties. Daar zorgde het
programma Maritiem Erfgoed Internationaal (MEI) van de
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) voor, een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (OCW). Werk op het raakvlak van archeologie,
beleid en erfgoedbeheer kenmerkte dit programma.
Samenwerking en kennisuitwisseling zijn
essentieel
In het programma zijn vindplaatsen in kaart gebracht en
onderzocht, zijn keuzes gemaakt over beheer en bescherming,
en is kennis ontsloten en uitgewisseld. Daarbij werkt het
programma intensief samen met overheden van kuststaten,
internationale organisaties, ambassades, maritiem archeologen, duikers en vrijwilligers. Zonder deze samenwerking is
verantwoorde en duurzame zorg van Nederlands maritiem
erfgoed in de hele wereld niet mogelijk. Ontwikkelingen als
3D-visualisatie en methoden als oral history brengen de
maritieme geschiedenis en de wrakken op de zeebodem tot
leven. Maritiem-erfgoedbeheer gebruikt nieuwe technieken
als forensic marking om scheepwrakken onder water te
beschermen. Als wetenschap blijft maritieme archeologie in
ontwikkeling. Daarom heeft training en opleiding samen met
hogescholen en universiteiten ook hoge prioriteit. Het
programma wil een betrouwbare kennispartner zijn, die
uitwisseling van kennis en ervaring stimuleert en expertise
verbindt met een luisterend oor. De gegevens in de Maritime
Stepping Stones (MaSS)-database van wrakken zijn dan ook
voor iedereen toegankelijk.
Doelen
• Een effectief beheer van Nederlandse scheepswrakken in
den vreemde opzetten en uitvoeren, in actieve samenwerking met anderen.
• Data en kennis die opgedaan wordt ter beschikking stellen
aan anderen en nieuwe informatie binnenhalen, om begrip
te kweken voor het verleden en ruimte te scheppen voor
verwondering, en ook als onderdeel van debat en discussie.
9
Inhoudsopgave
Voorwoord directeur-generaal Cultuur en Media, Ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
4
Reflectie en woord van dank
6
Programma Maritiem Erfgoed Internationaal in kort bestek
8
Introductie
12
1.
Inleiding
1.1 Splitsing nationale en internationale werkzaamheden
1.2 Wettelijke kaders en kwaliteitsnormen
1.3 De twee pijlers van het programma
1.3.1 Pijler I: Beheer scheepswrakken in het buitenland
1.3.2 Pijler II: Maritiem erfgoed binnen het programma Gedeeld Cultureel Erfgoed (2017-2020) /
Internationale Erfgoedsamenwerking (2021-2024)
1.3.3 Uitleg en definities
14
15
15
16
16
Algemene projecten en producten
2.1 De wrakkentelling, een overzicht van de voorraad
2.2 Beheerstrategie en methodieken
2.3 Capaciteitsopbouw
2.3.1 Samenwerking met Saxion
2.3.2 Samenwerking met NHL Stenden Leeuwarden
2.3.3 Samenwerking met Universiteit Leiden
2.3.4 Stages
2.3.5 UNESCO-handboeken
2.4 Informatievoorziening en databeheer
2.4.1 Datamanagement
2.4.2 Wrecks in Documents
2.4.3 MACHU
2.4.4 Maritime Stepping Stones (MaSS)
2.4.5 Archis 3+
2.5 Internationale handhaving
2.5.1 Forensic marking
2.5.2 Satelliet monitoring
2.6 Beheer van het onderwater erfgoed in het Caraïbisch deel van het Koninkrijk
2.6.1 UNESCO 2001-verdrag en het maritiem-erfgoedbeheer in het Caraïbisch deel van het Koninkrijk
2.6.2 Contact houden
2.6.3 Draagvlakvergroting: promotievideo en campagne
2.6.4 Kennisuitwisseling, kennis- en capaciteitsopbouw
2.6.5 Verkenningen op Aruba
2.6.6 Caraïbisch erfgoed in MaSS en MACHU
2.6.7 Duikonderzoek op Sint Eustatius
20
21
22
24
24
24
25
26
26
28
28
29
30
31
33
33
34
35
35
35
37
38
38
38
39
39
2.
17
17
10
3.
Activiteiten gericht op Nederlandse scheepswrakken in den vreemde
3.1 Finland
3.1.1 Introductie
3.1.2 Huys te Warmelo
3.1.3 Vrouw Maria
3.1.4 Borstö-wrak
3.1.5 Badewanne-wrak
3.2 Cuba
3.2.1 Memorandum of Understanding
3.2.2 Project Dutch Presence in Cuban Waters
3.2.3 Voortzetting van de afspraken in de MoU
3.3 Maleisië
3.3.1 Onderzeeboten WOII
3.4 België
3.4.1 ‘t Vliegent Hert
3.5 Verenigd Koninkrijk
3.5.1 Project #Rooswijk1740: opgraving en conservering
3.5.2 Galloperwrak Noordzee
3.5.3 Eastbourne-wrak
3.6 Duitsland
3.6.1 Scheepswrakken in de Duitse Waddenzee
3.6.2 Hörnum-Odde-wrak
3.6.3 Süderoogsand
3.7 Zweden
3.7.1 Finding the Vasa Cannon
3.8 IJsland
3.8.1 Het Wapen van Amsterdam
3.9 Indonesië
3.9.1 Wrakken Slag in de Javazee
3.10 Australië
3.10.1 Roaring 40s
3.10.2 Aanval op Broome
3.11 Suriname
3.11.1 De Leusden
3.12 Trinidad en Tobago
3.12.1 Rockley Bay Research Project
3.13 Sint Eustatius
3.13.1 SE-504 Triple Wreck veldwerk
3.14 Japan
3.14.1 Zoektocht naar het gezamenlijke maritiem erfgoed van de Kanrin Maru
3.14.2 Oral history en vooruit op Faro
3.14.3 Van Bosse Stories
3.15 Zuid-Afrika
3.15.1 Modern Oral History: Dutch Wrecks in South Africa
3.15.2 VOC burial ground Simonstown
3.16 Verenigde Staten
3.16.1 De Braak
3.16.2 Roosevelt Inlet Wreck
3.17 Buitenlandse schepen in Nederlandse wateren
3.17.1 Sophia Albertina
3.17.2 HMS Apollo
3.18 Conclusie
42
43
43
43
44
44
45
45
45
46
47
47
47
49
49
50
50
54
54
55
55
56
56
57
57
57
57
57
57
59
59
60
60
60
61
61
61
61
64
64
65
65
67
67
69
71
71
72
72
72
73
73
11
4.
Publieksbereik: communicatie, pers, media en andere publieksoptredens
4.1 Expertsessies
4.2 Aandacht in de pers
4.3 Factsheets
4.4 Wij en Water
4.5 Nieuwsbrieven
4.6 RCE-tijdschrift
4.7 Communicatie voor de jongsten
4.8 Maand van de geschiedenis
4.9 Lezingen
74
75
75
75
75
75
75
75
76
76
5.
Beleidsperiode 2021-2024
78
Bijlagen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Financiële overzichten 2017-2021
Werkprocessen en protocollen
AMZ-cyclus
Vondstmeldingsformulier
Melding Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren
Melding buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren
Indeling scheepswrakken naar eigendom
Afwegingskader onderzoek Maritiem Erfgoed Overzee
Protocol voor de omgang met menselijke resten
Literatuur
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
Introductie
13
Voor u ligt het rapport van het programma Maritiem Erfgoed
Internationaal, dat tussen 2017 en 2021 is uitgevoerd onder de
vleugels van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
Vele jaren was het beheer en onderzoek van het cultureel
erfgoed onder water een ondergeschoven kindje. Nu is er
echter wel een goede basis gelegd om dit onderdeel succesvol
te integreren in de erfgoedzorg met het Maritiem Programma
(2012-2016) en de twee programma’s Maritiem Erfgoed
Internationaal en Maritiem Erfgoed Nederland, die beide met
‘Erfgoed Telt’-gelden zijn gefinancierd. Doordat verschillende
onderdelen in de programma’s zijn geïntegreerd binnen de al
bestaande lijnen van de rijksdienst, wordt het beheer voor
lange tijd geborgd. Hierbij wordt zorgvuldig gekeken naar wat
wel en wat niet succesvol was binnen de programma’s. Voor
het beheer van cultureel erfgoed onder water komt vanaf
2022 een structureel budget van anderhalf miljoen euro per
jaar beschikbaar, boven op de gelden die al beschikbaar waren
voor het internationaal beheer en een calamiteitenpot van
twee miljoen euro. Een goede basis om de komende jaren dit
kwetsbare Nederlandse erfgoed in binnen- en buitenland op
een verantwoorde manier te beheren.
Door de extra gelden die voortkwamen uit het regeerakkoord
2017-2021 kreeg het programma te maken met financiële
voorspoed. Maar toen begin 2020 het coronavirus ons land
bereikte, was er ook tegenslag te verwerken. Het werd toen
voor de betrokken maritiem archeologen zeer lastig om
internationale projecten op locatie uit te voeren. Veel
projecten bleven toch doorgaan – al dan niet in afgeslankte
vorm – door de inzet van de lokale partners. De overleggen op
afstand waren wel een stuk intensiever dan voor de coronacrisis en het was onvermijdelijk dat de pandemie de oorspronkelijke planningen in de war schopte. Door de flexibiliteit van
het programmateam en zijn partners is echter toch een
enorme prestatie geleverd en zijn de overkoepelende doelen
wel gehaald. Inmiddels zijn veel restricties weer opgeheven
maar nog lang niet allemaal. Toch wordt nu binnen de nieuwe
structuur van de RCE al een inhaalslag gemaakt en komen
uitgestelde projecten langzaam weer op gang.
Leeswijzer
Hoofdstuk 1 biedt een toelichting op de doelen, de werkwijze
en de beide pijlers van het programma Maritiem Erfgoed
Internationaal. Vervolgens is hoofdstuk 2 gewijd aan algemene projecten en producten die gericht zijn geweest op het
verbeteren van het beheer van Nederlandse scheepswrakken
in den vreemde. De op scheepswrakken gerichte projecten
worden per land besproken in hoofdstuk 3. Hierbij wordt ook
ingegaan op enkele buitenlandse schepen in Nederlandse
wateren. Daarna belicht hoofdstuk 4 het publieksbereik van
het programma. Ten slotte biedt hoofdstuk 5 een doorkijkje
naar de beleidsperiode tussen 2021 en 2024.
Na de hoofdstukken volgen negen genummerde bijlagen en
een literatuurlijst:
• Bijlage 1 met het financiële overzicht van 2017 tot en met 2021
• Bijlage 2 met een uitleg over de werkprocessen en protocollen
• Bijlage 3 met de AMZ-cyclus
• Bijlage 4 met het vondstmeldingsformulier
• Bijlage 5 met het meldprotocol Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren
• Bijlage 6 met het meldprotocol buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren
• Bijlage 7 met de indeling scheepswrakken naar eigendom
• Bijlage 8 met het afwegingskader onderzoek Maritiem
Erfgoed Overzee
• Bijlage 9 met het protocol voor de omgang met menselijke
resten
• Literatuur
Dit rapport beschrijft de doelen van het programma Maritiem
Erfgoed Internationaal, zijn missie, visie en de manier waarop
naar die doelen is toegewerkt, inclusief de aanpassingen die
door de coronacrisis nodig waren om deze te bereiken. In dit
overzicht wordt duidelijk hoeveel in relatief korte tijd bereikt
is en welke structuur is opgezet om ook in de toekomst tot
een goed beheer te komen. Aan het einde van het rapport
wacht u een blik in de toekomst als we de visie die we aan het
begin van het programma omschrijven, weer oproepen en
suggesties doen voor verdere stappen en de invulling
daarvan.
Duiker staat klaar om het water in te gaan voor het onderzoek bij het wrak van de Rooswijk © #Rooswijk1740 project
1. Inleiding
15
Nederland is een maritieme natie. Het water heeft altijd een
belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van ons land: op
lokaal, nationaal en ook internationaal niveau. De 330.000
kilometer sloten in Nederland zijn de haarvaten van ons land,
de 6500 kilometer aan beken en ander klein stromende
riviertjes zijn de aderen, net als de 6500 kilometer aan vaarten
en kanalen. Tot slot zijn de grote rivieren de slagaders van ons
land. De hoge aantallen vaarten, kanalen en sloten geven al
aan dat de mens fors heeft ingegrepen in dit waterlandschap.
Tel hierbij de vele hectaren aan ingepolderd en bedijkt
landschap op en we zien een sterke relatie tussen mens en
water, die vele eeuwen teruggaat. Water is een fundamenteel
deel van onze geschiedenis en cultuur en daarmee ook van
onze identiteit.
De vertrouwdheid met het water riep bij Nederlanders door
de eeuwen heen een zucht naar avontuur op. Misschien kwam
hier ook hoogmoed bij kijken, maar in elk geval was de
nieuwsgierigheid naar het onbekende niet te bedwingen.
Die beperkte zich niet tot Nederland alleen, maar bracht ons
ver buiten de landsgrenzen.
Al vele honderden jaren handelen Nederlanders met verre
markten, vechten ze op vreemd grondgebied en wisselen ze
cultuur en gebruiken uit. Dit zorgde in het verleden geregeld
voor voorspoed, welvaart en vernieuwing. Nieuw ontdekte
gebieden namen wij in bezit, we voerden oorlogen, we
onderdrukten en dreven slavenhandel. Hoe trots we ook zijn
op onze band met het water, we kijken naar onze historie met
gemengde gevoelens. Onze samenleving is een voortbrengsel
van deze internationale en met andere landen gedeelde
geschiedenis. Dit gedeelde verleden is een belangrijke bron
van kennis en draagt bij aan de zo belangrijke discussies over
wat er in het verleden gebeurd is en hoe we dat moeten
waarderen. Het verleden helpt ons een beter begrip te krijgen
voor wie we zijn en geeft ons een identiteit.
1.1 Splitsing nationale en
internationale
werkzaamheden
Het programma Maritiem Erfgoed Internationaal is een
voortzetting geweest van activiteiten die in een eerder
stadium werden uitgevoerd binnen het Maritiem Programma
dat liep tussen 2012 en 2016. Vanaf 2017 werden de werkzaamheden van dat programma die zich binnen Nederland
afspeelden en de internationale activiteiten opgesplitst.
Het internationale programma maakte een doorstart als
breed en divers cultureel-erfgoedprogramma. Het leunde
hierbij op twee pijlers: Scheepswrakken in den Vreemde en
Duiker onderzoekt het wrak van de Rooswijk © Cor Kuyvenhoven
Gedeeld Cultureel Erfgoed (GCE)/Internationale Erfgoedsamenwerking (IE). Archeologie speelde hierin een grote rol,
maar voerde minder de boventoon dan in het programma
Maritiem Erfgoed Nederland dat ook zijn spin-off had uit het
eerder genoemde Maritiem Programma. Maritiem Erfgoed
Nederland concentreerde zich op maritiem archeologische
werkzaamheden. Ook dit programma is eind 2021 geëindigd.
De capaciteit van medewerkers die gespecialiseerd zijn in
zowel maritieme archeologie als erfgoedmanagement is
nog altijd relatief klein. Daarom werkten de programma’s
Maritiem Erfgoed Internationaal en Maritiem Erfgoed
Nederland op een aantal vlakken samen, zoals voor datamanagement, capaciteitsopbouw en de ontwikkeling van
methoden en technieken.
1.2 Wettelijke kaders en
kwaliteitsnormen
De werkzaamheden van het programma zijn gebaseerd op
wettelijke en beleidsmatige taken. Het programma was
bijvoorbeeld de uitvoerder van de structurele taak Beheer
Nederlandse Scheepswrakken in den Vreemde. Nederland
claimt het eigendom van Nederlandse staatsschepen en wrakken, waar ter wereld deze ook liggen. Hierbij gaat het vooral
om de wrakken van de Verenigde Oost-Indische Compagnie
(VOC), West-Indische Compagnie (WIC) en Admiraliteit en om
oorlogs-/marineschepen. Daarnaast voerde het programma
het maritieme onderdeel uit van het programma Gedeeld
Cultureel Erfgoed (GCE) en het Internationale Cultuurbeleid
(ICB) van de Nederlandse overheid. In zijn rol als internationale beheerder van het Nederlands maritiem cultureel
erfgoed coördineerde het programma hieraan gelieerde
projecten voor de Nederlandse overheid en werkte hierin
nauw samen met andere ministeries, zoals Defensie en
Buitenlandse Zaken.
Het programma Maritiem Erfgoed Internationaal is ook
ingezet als direct aanspreekpunt voor Nederlandse ambassades en buitenlandse partners voor het beheer van het
maritiem erfgoed. Met de overheden van een aantal landen,
waaronder Cuba, Maleisië en Australië, zijn specifieke
afspraken gemaakt over maritiem cultureel erfgoedbeheer,
in de vorm van een Memorandum of Understanding (MoU),
Letter of Intent (LoI) of Letter of Agreement (LoA).
Het programma werkte voor zijn archeologische projecten zo
veel mogelijk volgens de Kwaliteitsnormen voor de Nederlandse Archeologie (KNA). Hierbij werd wel altijd rekening
gehouden met de eisen die partners stelden. Zo waren de
16
regels van de kuststaten (de landen waarin het erfgoed ligt)
altijd leidend. Het kan dus voorkomen dat is afgeweken van
de KNA- standaarden.
De internationale kwaliteitseisen voor de ‘Bescherming en het
Beheer van het Onderwater Cultureel Erfgoed’ zijn omschreven in het ICOMOS-charter en opgesteld in Sofia in 1996, en
uiteindelijk verwerkt in de annex van het UNESCO-verdrag
voor de ‘Bescherming van het Onderwater Cultureel Erfgoed’
(Parijs, 2001). Deze kwaliteitseisen zijn leidend voor de
internationale archeologische werkzaamheden die het
programma uitvoert in samenwerking met andere landen.
Alle bij de UNESCO aangesloten landen hebben deze annex
geaccepteerd, hoewel veel daarvan nog altijd het UNESCOverdrag niet hebben geratificeerd. Nederland is voornemens
dit in 2023 te doen.
1.3 De twee pijlers van het
programma
Een van de ambities van het programma Maritiem Erfgoed
Internationaal was om een belangrijke en betrouwbare
partner te zijn voor verschillende internationale overheden en
organisaties op het gebied van erfgoedmanagement. Met als
pijlers een duidelijke visie op verantwoord beheer enerzijds
en een focus op samenwerking en kennisdeling anderzijds.
Daarom vielen de werkzaamheden binnen het programma
vanuit deze twee pijlers zo goed samen. Hierna volgt een
nadere uitwerking van deze twee pijlers.
Een bijzondere positie hebben de scheepswrakken die een
belangrijk onderdeel van de geschiedenis van Nederland
vertegenwoordigen, maar waarvan het eigendom niet kan
worden geclaimd. Vaak is de reden hiervoor dat de schepen in
privébezit waren toen ze zonken, of dat ze op dat moment al
waren overgenomen door een andere mogendheid. Ook deze
schepen worden dus meegenomen in het beheer, maar zeker
in deze gevallen is een goede samenwerking met de kuststaat
en soms ook met de huidige eigenaren van het wrak (zoals
verzekeringsmaatschappijen) van cruciaal belang. Feitelijk
leggen wij dan een emotionele claim op het betreffende
scheepswrak en vragen de andere stakeholders hiervoor
ontvankelijk te zijn en dit te respecteren.
Bij de uitvoering van pijler I binnen het programma Maritiem
Erfgoed Internationaal stond een goede en openhartige
samenwerking voorop tussen Nederland als ‘vlaggenstaat’ en
de ‘kuststaten’. Hierbij is zo veel mogelijk samengewerkt op
overheidsniveau, met daaromheen samenwerkingsovereenkomsten met andere (vaak private) partners. Dit omdat de
verantwoordelijkheid voor het beheer meestal bij de overheden ligt en de afspraken die worden gemaakt voor de langere
termijn gelden.
Het uitgangspunt voor deze pijler van het programma was de
noodzaak voor een goed beheer. Dit kon vraaggestuurd zijn,
maar het programma kon ook op eigen initiatief actie
ondernemen. De methoden en uitgangspunten van het
programma zullen integraal worden voortgezet en ook de
basis vormen voor het toekomstig beheer van scheepswrakken in den vreemde.
1.3.1 Pijler I: Beheer scheepswrakken in het
buitenland
Nederland claimt de verantwoordelijkheid voor de wrakken
van VOC-, WIC- en staatsschepen zoals de Admiraliteits- en
oorlogs-/marineschepen. Die verantwoordelijkheid brengt
ook de verplichting met zich mee om deze wrakken te
beheren. Het programma Maritiem Erfgoed Internationaal is
daarom primair gericht geweest op een goed beheer van
deze wrakken. Dit gebeurde enerzijds volgens de stappen
die worden beschreven in de Nederlandse Archeologische
Monumenten Zorg (AMZ)-cyclus (zie bijlage 3). Anderzijds
gebruikte het programma een afwegingskader dat bij elk
project en elk scheepswrak werd ingezet (zie bijlage 8). In dit
kader, dat nog altijd wordt gebruikt, wordt een afweging
gemaakt tussen de verschillende belangen die een wrak vertegenwoordigt. Die reiken veel verder dan alleen de archeologische waarde. Dit afwegingskader zal ook in de toekomst een
van de pijlers blijven voor het buitenlandbeleid.
The significance of an underwater cultural
heritage site can only be determined by
looking beyond the archaeological value.
Therefore, determining the value of UCH
is not the sole domain of that of
archaeologists.
Hans van Tilburg, National Oceanic and Atmospheric
Administration, Verenigde Staten
17
1.3.2 Pijler II: Maritiem erfgoed binnen het
programma Gedeeld Cultureel Erfgoed (20172020) / Internationale Erfgoedsamenwerking
(2021-2024)
Gedeeld cultureel erfgoed is aangemerkt als deelterrein
binnen het Internationaal Cultuurbeleid (ICB) van de overheid.
De RCE heeft de opdracht dit beleid uit te voeren via het
programma Internationale Erfgoedsamenwerking (IE).
Voorheen heette dit het programma Gedeeld Cultureel
Erfgoed (GCE). Maritiem Erfgoed is naast Gebouwde Omgeving en Collecties het derde thema binnen het programma IE.
Het loopt in ieder geval nog door tot 2024. In de projecten die
binnen de IE-lijn worden uitgevoerd, staan kennisuitwisseling,
wederkerigheid, capaciteitsopbouw en samenwerking
centraal. Er wordt – anders dan in pijler I – niet geïnvesteerd in
fysiek beheer. Het programma werkt overwegend vraaggestuurd. Bij het programma Maritiem Erfgoed Internationaal
komen deze vragen vaak naar voren vanuit projecten die
worden uitgevoerd in pijler I, het actieve beheer van scheepswrakken.
GCE richtte zijn samenwerking vooral op de prioriteitslanden
Australië, Brazilië, India, Indonesië, Japan, Rusland, Sri Lanka,
Suriname, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika. Dit is in de
huidige programmastructuur echter niet meer exclusief het
geval. Het ICB-beleid is breder geworden, met 23 partnerlanden, en met de mogelijkheid om met landen daarbuiten
samen te werken. Dit schept kansen voor nieuwe samenwerkingen met bijvoorbeeld buurlanden van Nederland.
Maritiem Erfgoed Internationaal heeft intensieve contacten
met elk van deze landen.
Omdat het beheer van Nederlandse schepen in den vreemde
en het Gemeenschappelijk (later Internationaal) Erfgoedbeleid
gecombineerd werden uitgevoerd, worden in dit rapport alle
primair op scheepswrakken gerichte projecten per land
beschreven. Dit ongeacht de basis van financiering. Trainingsen kennisuitwisselingsactiviteiten zijn vooral gefinancierd via
het GCE/IE-programma, terwijl activiteiten die zich echt op het
beheer van onderwatererfgoed richten vooral zijn gefinancierd door het programma Nederlandse Scheepswrakken in
den Vreemde. Combinaties van beide pijlers komen regelmatig voor. De op scheepswrakken gerichte projecten worden
daarom besproken in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 2 gaat over
algemene projecten en producten die gericht waren op een
beter beheer van Nederlandse scheepswrakken in den
vreemde.
1.3.3 Uitleg en definities
Het programma Maritiem Erfgoed Internationaal (MEI) heeft
zich beziggehouden met het beheer van Nederlands maritiem
erfgoed over de hele wereld. Om dit effectief te kunnen doen,
moest een methode ontwikkeld worden. Hiervoor zijn
gereedschappen ontwikkeld, nieuwe technieken ingezet en is
nagedacht over waar we voor (willen) staan. Hiervoor hebben
we ook gekeken naar wat we eigenlijk bedoelen met bepaalde
woorden en activiteiten. Dit heeft geleid tot het (opnieuw)
definiëren van begrippen, om uiteindelijk een begrijpelijk
verhaal te kunnen vertellen over waarom we bepaalde
werkzaamheden wel en andere niet doen. Hieronder volgen
een aantal definities en worden verschillende standpunten en
keuzes binnen het programma verduidelijkt.
Archeologie
In het programma Maritiem Erfgoed Internationaal hebben
projecten met een koppeling tussen de eerste en tweede
pijler – waarbij dus feitelijk beheer gecombineerd werd met
trainingen en kennisuitwisseling – het vaakst tot succes
geleid.
Heritage management is by definition all
about making choices and compromises.
Working (and negotiating) with foreign
partners adds another layer of
compromises. Even more important is
to know what is your limit of your
compromises. How far are you willing
to go?
Marc-Andre Bernier, manager underwater archaeology at
Parks Canada
Vaak wordt gesproken over de archeologie die in de grond zit,
alsof archeologie een ding of een object is. Precies gezegd is
archeologie echter de wetenschap die we gebruiken om
fysieke overblijfselen uit het verleden te onderzoeken. Het is
de kennis en de verzameling van methoden en technieken die
we gebruiken om objecten en sporen uit het verleden te
bestuderen. Archeologie is dus niet een object of spoor zelf.
Objecten of sporen liggen in de bodem, de archeologie
gebruiken we om deze te bestuderen.
Scheepswrakken, maritiem erfgoed en erfgoed
onder water
Het programma MEI heeft zich primair beziggehouden met
Nederlandse scheepswrakken in het buitenland. Daar lag de
politieke opdracht. Veel van deze wrakken liggen of lagen
onder water en maken deel uit van het cultureel erfgoed
onder water. Dat hoeft echter niet zo te zijn. Erfgoed onder
water ligt – zoals de naam zegt – onder water, maar scheepswrakken kunnen ook op het land liggen, bijvoorbeeld in
opgedroogde rivierlopen of ingepolderd land.
18
With millions of wrecks worldwide there
are preservation and management issues
that we face. There is not enough capacity
to protect everything so decisions have to
be made. What do we focus on, what do we
study. Significance is therefore an
important factor in heritage preservation.
Hans van Tilburg, National Oceanic and Atmospheric
Administration, Verenigde Staten
gedacht. Voor de een waren de kapiteins op de schepen van
de WIC zeehelden, terwijl zij voor de ander de onderdrukking
vertegenwoordigden van andere bevolkingsgroepen. Dit
verschil wordt ook uitgedrukt in de manier waarop verschillende naties kijken naar eenzelfde gebeurtenis, zoals een
gevoerde zeeslag. Deze verschillen in inzicht zijn niet erg. Ze
zijn zelfs zeer functioneel en te gebruiken bij het voeren van
(vaak) gevoelige discussies. Kennis brengt daarin diepte aan,
maar verschillende perspectieven ook. Pas dan kunnen we
namelijk leren. Leren over de ander maar vooral ook over
onszelf. Alleen in een debat krijgen we een echte spiegel
voorgehouden.
Individuele en contextuele bescherming
Andersom, wanneer we over cultureel erfgoed onder water
spreken, gaat dat over veel meer dan alleen scheepswrakken.
Ook verzonken dorpen of prehistorische vindplaatsen vallen
daar bijvoorbeeld onder. Wanneer we spreken over schepen
of scheepswrakken, dan hebben we het over maritiem
erfgoed. Maritiem geeft de relatie aan tussen mensen en
water. Schepen zijn dus zo goed als altijd maritiem, maar
hoeven niet onder water te liggen. De term ‘maritiem’ kan ook
verwijzen naar een havenbekken, brug of zelfs een pakhuis,
zolang de relatie met het water maar duidelijk is. Het is vooral
een manier van kijken naar de wereld, waarbij we het water op
een centrale plek zetten.
Archeologie, beleid en erfgoedbeheer
MEI was niet alleen een wetenschappelijk programma waarin
gezocht is naar inhoudelijke kennisvermeerdering. Er is juist
gezocht naar de raakvlakken tussen archeologie, beleid en
erfgoedbeheer. Een verantwoord beheer vereist duidelijk
omlijnde kaders, waarin omschreven is wat maritiem erfgoed
en cultureel erfgoed onder water betekenen en wat verantwoord beheer inhoudt. Een goed uitgebalanceerd beheer
omvat zowel onderzoek (kennisvermeerdering) als bescherming. We gebruiken daar methoden en technieken voor uit de
archeologie, de geschiedenis, het archiefonderzoek en het
immaterieel erfgoedonderzoek.
Ook beleidsmatige, juridische en diplomatieke componenten
spelen een belangrijke rol, want scheepswrakken zijn behalve
kennisbronnen ook locaties van herinnering en nagedachtenis. Bevolkingsgroepen en landen kunnen daar verschillende
waarden aan toekennen. Bijvoorbeeld: wrakken van oorlogsschepen uit de Tweede Wereldoorlog worden nu door velen
bestempeld als oorlogsgraven die je met rust moet laten,
maar niet door iedereen. Schepen van de West-Indische
Compagnie staan vaak symbool voor de verovering en de
kolonisatie door Nederland van het Caribisch gebied. Ook
over die rol van Nederland en de WIC wordt verschillend
Veel van het werk dat het programma als opdracht moest
uitvoeren, was gericht op het beheer en onderzoek van
specifieke scheepswrakken. Daarnaast richtte het programma
zich op een meer contextuele, landschappelijke aanpak. Dit
was bijvoorbeeld het geval bij de werkzaamheden aan de drie
Nederlandse schepen die verloren zijn gegaan bij de Slag in de
Javazee op 27 februari 1942. Deze relatief dicht bij elkaar
gelegen drie wrakken zijn verbonden aan drie historische
gebeurtenissen die betrekking hebben op een veel groter
gebied en op meerdere nationaliteiten.
Ten eerste zijn de schepen historisch gezien onderdeel van
een slag waarin ook Engelse, Australische, Amerikaanse en
Japanse schepen deelnamen. Het beheer en behoud van deze
schepen zou dus gebaat kunnen zijn bij samenwerking tussen
deze landen. Ten tweede is met diezelfde slag op de Javazee
het einde van Nederlands-Indië ingezet. Hiermee veranderden
de verhoudingen tussen bevolkingsgroepen en naties of
landen. Zo is het voor het beheer van deze wrakken van
cruciaal belang samen te werken met de – na de Tweede
Wereldoorlog opgerichte – kuststaat Indonesië. Het belang en
de waarde van deze wrakken liggen bij dit land anders dan bij
zijn vroegere kolonisator Nederland. Dit heeft effect op het
beheer van dit erfgoed. Ten derde spelen de wrakken ook een
rol bij het onderzoek naar de wereldwijde illegale berging van
ijzeren scheepswrakken en dan vooral wrakken uit de Tweede
Wereldoorlog in Zuidoost-Azië. In diezelfde context worden
ook vier Nederlandse onderzeeboten onderzocht die eind 1941
in Maleisische wateren zijn gezonken. In het bredere perspectief van de Tweede Wereldoorlog en de invasie van Nederlands-Indië passen weer de Nederlandse vliegtuigen die na de
val van Nederlands-Indië ontsnapten naar Broome in
Noordwest-Australië, waar ze door de Japanse Zero jachtvliegtuigen zijn vernietigd. Al deze verschillende verhaallijnen
verbinden weer andere locaties, objecten en verschillen van
inzicht met elkaar. De vindplaatsen vormen herinneringen en
tastbare bewijzen van belangrijke gebeurtenissen in het
verleden, voor Nederland en voor andere landen. Dat we daar
19
op verschillende manieren naar kijken, maakt geschiedenis
en erfgoedbeheer des te interessanter.
Samenwerking, opleiding en debat
Het beheer van scheepswrakken met een Nederlandse
soevereiniteit is de rijksverantwoordelijkheid die het
programma in de afgelopen jaren heeft uitgevoerd en die nog
altijd bij de RCE ligt. Deze scheepswrakken zijn onder andere
eigendom geweest van de VOC, de WIC, de Admiraliteit en de
Koninklijke Marine. Of er wel of geen inzet wordt gepleegd op
vindplaatsen wordt bepaald door een afwegingskader (zie
bijlage 8). Vervolgens legt de RCE de beredeneerde keuze ter
bespreking voor in de Wrakkencommissie, waarin verschillende Nederlandse ministeries samenwerken (zie paragraaf 2.2). Elke activiteit is dus afgewogen.
De projecten die uitgevoerd zijn, boden een uitstekend
platform voor samenwerking tussen Nederland en de
desbetreffende kuststaten. Soms werd hierbij bilateraal
samengewerkt en soms ook multilateraal met andere
belanghebbende landen. De activiteiten werden dan gekenmerkt door veel uitwisselingen en trainingen. Hiervoor is de
afgelopen jaren vaak het programma Gedeeld Cultureel
Erfgoed (GCE), nu Internationale Erfgoedsamenwerking
geheten, ingeschakeld (zie paragraaf 1.3.2). De echte beheersactiviteiten werden dan vanuit het programma MEI gefinancierd en de trainings- en andere samenwerkingsactiviteiten
via het GCE-programma. De vele projecten die het programma
heeft uitgevoerd, hebben geïnspireerd tot vele debatten,
lokaal, nationaal en internationaal. In dit rapport komen er
daarvan een aantal aan de orde. Met de projecten is de kennis
over maritiem erfgoed enorm uitgebreid. Ook zijn er veel
mogelijkheden gecreëerd voor verschillende belangengroepen
van verschillende nationaliteiten om te kunnen participeren,
en is dat ook veelvuldig gebeurd.
Verhalen achterhalen en delen
Wrakken zijn fysieke overblijfselen van activiteiten, gebeurtenissen uit lang en iets minder lang vervlogen tijden. Aan dat
verleden kleven herinneringen, tradities en gewoonten die
mede hebben geleid tot wie wij zijn. Het materiële erfgoed
heeft dus een immateriële tegenhanger die net zo belangrijk is
om het verleden te begrijpen en te waarderen. Daarom is
binnen het programma MEI ook dit niet-tastbare erfgoed
meegenomen in het beheer van de scheepswrakken. Onder
meer in Japan, Zuid-Afrika en Australië zijn projecten
uitgevoerd waarin het vastleggen van verhalen een belangrijke component was. Sommige van die verhalen zijn al
eeuwen oud en dreigen te verdwijnen. Zij vormen een
belangrijke context van de vergane schepen, die we graag
wilden optekenen, bewaren, koesteren en delen.
I wish to congratulate the International
Programme for Maritime Heritage (IPMH)
for its work in the past 10 years. Over the
years, the Netherlands has developed as a
leader in the field of underwater
archaeology in particular with its work
on the management of its underwater
cultural heritage. But the efforts and
successes of the IPMH has now allowed
the Netherlands to be even more of an
active leader on the international scene.
Actually, not many countries have done
more to support, conduct and promote
good archaeological projects away from
their own borders. This needs to be
saluted.
Marc-Andre Bernier, manager underwater archaeology,
Parks Canada
2. Algemene projecten
en producten
21
Organisatie
Aantoonbaar
Koninklijke Marine (1813- ) (+ Indische
Militaire Marine) Exclusief WOI en WOII
104
Koninklijke Marine WO II (1939-1945)
52
Koninklijke Marine WO I (1914-1918)
3
Admiraliteit (1597-1795)
160-165
Koopvaardij WO II
Visserij WO II
Schatting
Oorlogsgraf
Ja
26
2
Ja
Ja
340
Ja
400
Nee
71
Koopvaardij WO I
Eigendom NL
Nee
245
Nee
Verenigde Oost-Indische Compagnie
1602-1795/9 Retour
543
700
Ja
Verenigde Oost-Indische Compagnienavale macht intra-Aziatisch
58
100
Ja
West-Indische Compagnie (1621-1792)
105
200
Ja
Koloniale Marine + Gouvernements
Marine (1821 – 1949)
63
Ja
Kaapvaart
64
Ja (niet altijd)
Kustwacht, Rijkswaterstaat
Nog onbekend
Ja
Loodswezen, douane
Nog onbekend
Totaal
1283
Ja
2342
28
1626
Tabel: Resultaten van de wrakkentelling
Scheepswrakken van de VOC, de WIC, de Admiraliteit en de
Koninklijke Marine zijn soeverein en Nederland beschouwt
deze als zijn eigendom. Deze claim schept ook verplichtingen.
Daarom heeft het programma Maritiem Erfgoed Internationaal vanuit verschillende ministeries die verenigd zijn binnen
de Wrakkencommissie, de opdracht gekregen om deze
scheepswrakken te beheren en dit beheer te structureren.
Hiertoe is ten eerste met een wrakkentelling geprobeerd om
een overzicht te krijgen in de aantallen en verspreiding van de
wrakken. Hieronder staan de resultaten van deze wrakkentelling vermeld. Ten tweede zijn verschillende projecten
uitgevoerd in samenwerking met de kuststaten. Hierbij werd
een selectieproces gevolgd, dat vooral gebaseerd is op het
afwegingskader (zie bijlage 8).
2.1 De wrakkentelling, een
overzicht van de voorraad
Na de illegale berging van drie Nederlandse marineschepen
uit de Tweede Wereldoorlog - de Hr. Ms. De Ruyter, Java en
Kortenaer - in de Javazee, bleken ook twee onderzeeboten
- de O16 en KXVII - in Maleisië van de zeebodem te zijn
verdwenen. De Tweede Kamer heeft toen gevraagd om te
onderzoeken welke schepen van Nederlands eigendom er
eigenlijk zijn en welke daarvan ook oorlogsgraven zijn.
Specifiek ging het hierbij om de volgende vragen:
1. Hoeveel schepen van Nederlands staatseigendom zijn er
in totaal?
2. Hoeveel oorlogsschepen zijn er in totaal gezonken?
3. Hoeveel gezonken oorlogsschepen zijn ook oorlogsgraven?
Dit uitgebreide onderzoek werd gecoördineerd door het
programma MEI en naast de RCE waren hierbij ook experts
van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), de
Universiteit Leiden, het ministerie van Defensie en zelfstandige onderzoekers vertegenwoordigd. Het onderzoek heeft in
de eerste plaats als resultaat dat nu overeenstemming is
bereikt over een aantal belangrijke definities dat wordt
gehanteerd en waar nog veel discussie over was. Bijvoorbeeld
over wat een oorlogsschip precies is, wanneer we kunnen
spreken van eigendom en wat een oorlogsgraf betekent. Het
op een lijn krijgen van definities is op zichzelf al een belangrijke mijlpaal. De wrakkentelling zelf is een enorm tijdrovende
taak geweest. Er zijn daarbij bekende, maar vooral ook veel
onbekendere lijsten van wrakken bij elkaar gevoegd. Waar
gegevens ontbraken (zoals gegevens van de Admiraliteit en de
WIC omdat verschillende delen van archieven verloren gegaan
waren) is een inschatting gemaakt hoeveel schepen er
mogelijk verloren zijn gegaan. De aantallen genoemd in de
wrakkentelling (zie de tabel hierna) zijn dus exacte tellingen,
waaraan beredeneerde inschattingen zijn toegevoegd.
De lijsten moeten in de komende jaren verder worden
aangescherpt, maar de stand van nu is hiervoor een mooi
vertrekpunt.
Conservator besproeit een groot blok concretie gevonden tijdens de opgraving van de Rooswijk met water om uitdroging te voorkomen. © Jarno Pors/RCE
22
In totaal zijn we met de huidige telling gekomen tot 2342
gezonken schepen. Voor 1626 daarvan kan Nederland nog
altijd het eigendom claimen. Hiervan kunnen we er 270
aantoonbaar bestempelen als oorlogsschepen. Of al deze
scheepswrakken nog op de zeebodem liggen, nog toegankelijk zijn of in de loop van de eeuwen zijn gelicht of vernietigd, is
nog niet verder uitgezocht. Wel is duidelijk geworden dat het
aantal Nederlandse scheepswrakken dat in buitenlandse
wateren ligt, vele malen groter is dan eerst gedacht. Van al
deze wrakken beschouwen we 28 locaties ook als oorlogsgraf.
Het is lastig tot ondoenlijk om te komen tot een exact aantal
scheepswrakken. Dit komt ten eerste doordat de definities
van wat een oorlogsschip of zelfs een VOC-schip is, niet in
steen gehouwen zijn. Het project Wrakkentelling is dan ook
begonnen deze definities opnieuw te formuleren en vanuit dat
standpunt zijn de wrakken geteld. Zelfs dan is het echter een
onmogelijke opgave om tot een exact getal te komen. Dit
heeft te maken met de beschikbaarheid en compleetheid van
bruikbare data. Veel archieven zijn in het verleden vernietigd,
en ook niet alle archieven zijn even toegankelijk of duidelijk.
Hierdoor ontstaan hiaten in onze kennis. De aantallen in de
tabel hierboven kunnen in de toekomst dus nog iets worden
bijgesteld. Dat kan naar boven zijn omdat in de archieven
meer aanwijzingen worden gevonden voor vergane schepen.
Maar bijstellingen naar beneden zijn ook mogelijk, doordat
iets anders geschreven namen of verkeerd genoteerde data
toch uiteindelijk verwijzen naar een en hetzelfde schip, of
omdat bij onderzoek toch blijkt dat schepen niet liggen waar
we dachten dat ze lagen. Dit laatste kan komen door (illegale)
berging, iets wat we tot een minimum proberen te beperken
door internationale samenwerking in het beheer.
Het project is gepresenteerd tijdens de eerste Vlootschouw in
het Scheepvaartmuseum op 18 januari 2020.
• Informatie over de wrakken is openbaar beschikbaar
gemaakt via de website Maritime Stepping Stones (MaSS):
https://mass.cultureelerfgoed.nl. De scheepswrakken
worden daarop allemaal afzonderlijk gepubliceerd.
• De publicatie van de wrakkentelling 1 is digitaal beschikbaar
op: https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2021/01/01/wrakkentelling
De kaft van de publicatie over de wrakkentelling, met daarop een foto van de
replica van het VOC-schip de Halve Maen (1609) op het water © RCE
2.2 Beheerstrategie en
methodieken
In 2022 wordt de Erfgoedmonitor (https://erfgoedmonitor.
cultureelerfgoed.nl) gevuld met de kwantitatieve data uit de
wrakkentelling. Er wordt onderzocht of de lijst verder kan
worden uitgebreid met Nederlandse vliegtuigwrakken, omdat
ook voor een aantal van deze objecten geldt dat zij nog altijd
Nederlands eigendom zijn.
Een belangrijke uitdaging die het programma is aangegaan
was het maritiem-erfgoedbeheer internationaal op orde
krijgen. Hiervoor was het noodzakelijk om in samenwerking
met verschillende partijen – naast de wrakkentelling – ook te
kijken naar de verschillende stappen die moeten worden
doorlopen bij een duurzaam beheer, inclusief de verantwoordelijkheden die daarbij horen. Hierbij is geput uit de informatie die er al was binnen het erfgoedbeheer in Nederland, maar
ook uit de internationale praktijk. Zo zijn in eerste instantie de
kwaliteitseisen van de Nederlandse Archeologie (de KNA2)
bekeken en is gebruikgemaakt van de annex de Best practice
regels voor de archeologie onder water van het UNESCO-verdrag
voor de bescherming van het cultureel erfgoed onder water
uit 2001.3 Ook zijn ideeën, schema’s en voorgestelde protocollen getoetst aan projecten die binnen het programma zijn
1
2
3
Manders, M. et al. 2021.
https://www.sikb.nl/archeologie/werkproces-archeologie/kna
https://en.unesco.org/underwater-heritage/2001
23
uitgevoerd. Om de stappen inzichtelijk te maken is in de
eerste plaats gebruikgemaakt van de SASMAP-richtlijnen4,
waarin de archeologische monumentenzorg (AMZ) onder
water stapsgewijs staat uitgelegd (zie bijlage 3).
Vervolgens zijn meldprotocollen opgesteld voor het geval er
Nederlandse scheepwrakken in het buitenland en scheepswrakken van buitenlandse mogendheden in Nederlandse
wateren worden aangetroffen (zie bijlage 5 en 6). De protocollen moeten in de komende jaren zorgen voor een heldere
taakverdeling en een duidelijke verantwoordelijkheid van de
verschillende stakeholders. In het algemeen moeten de
protocollen ook leiden tot een beter beleid en betere bescherming van Nederlandse scheepwrakken wereldwijd en tot een
eerlijke en heldere wederkerigheid voor buitenlandse soevereine schepen in Nederlandse wateren. Aan een meldprotocol
voor vliegtuigwrakken in het buitenland wordt nog gewerkt.
Shipwrecks are not always considered to
be heritage. This depends on many factors
like: culture, economic standards and
geographic location. Sometimes complete
sites are being re-used and valued as a
whole, sometimes these sites are only
valued for the reuse of materials and
sometimes also sites are being valued for
their positive effect on the environment.
People have to make a living, so that is a
complexity which also is at play in many
areas in the world.
Being valued differently, it needs to be
stressed that preservation of a site does
not mean it necessarily is off limits.
Proper access can be done in a sustainable
and responsible way. It can be beneficial
to local dive operations and heritage
tourism. There are ways to benefit
economically in a sustainable manner.
Hans van Tilburg, National Oceanic and Atmospheric
Administration, Verenigde Staten
Voorbeeld van een factsheet © RCE
Het beheer van maritiem erfgoed bevat echter veel meer
facetten dan het benoemen van taken en verantwoordelijkheden. Zo werden de definities van belangrijke begrippen in het
beheer opnieuw vastgelegd. Deze zijn opgenomen in de
eerder genoemde wrakkentelling. Ook zijn relaties aangeknoopt met mogelijke partners in beheer en is er informatie
4 Manders, M./D. Gregory 2015; SASMAP staat voor: Development of tools and
techniques to Survey, Assess, Stabilise, Monitor And Preserve underwater
archaeological sites.
uitgewisseld om te komen tot een goede samenwerking. De
Wrakkencommissie is een voorbeeld van zo’n samenwerking,
die meteen ook is geïnstitutionaliseerd. Binnen de commissie
werken de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie,
Binnenlandse Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
nauw samen op het dossier van de scheepswrakken. Alle
casussen rondom de wrakken worden hierin besproken en
erfgoed heeft ook binnen de andere ministeries een prominente rol gekregen. Een ander voorbeeld is de samenwerking
met ambassades. Voor een grote groep landen waar intensief
mee wordt samengewerkt, is een factsheet ontworpen.
Deze wordt elk jaar geüpdatet, zodat iedereen op de hoogte is
van de activiteiten en ook de contacten met elkaar gedeeld
worden (zie figuur hierna). Met een aantal ambassades en
DutchCulture is ook een stevige relatie ontstaan om maritieme projecten te beoordelen, die zijn gefinancierd binnen
het GCE (later het IE)-beleid.
De mate waarin de Nederlandse overheid zich inzet voor
Nederlandse scheepswrakken hangt deels af van de archeologische waarde, maar ook van emotionele, politieke en
historische waarden, en zelfs van de waarde die wordt
24
toegekend aan de biodiversiteit. Hoe de archeologische
waarde wordt bepaald, staat beschreven in de UNESCO
Training Manual for the Protection of the Underwater Cultural
Heritage5.
Bij een waardering zijn de waarden zoals hiervoor genoemd,
dus ook belangrijk en zijn er nog verschillende andere
parameters te benoemen, zoals budget, wederkerigheid van
de kuststaat en mate van bedreiging. Deze en meer voorwaarden zijn verwerkt in het afwegingskader voor scheepswrakken
in den vreemde. Voor de afweging is een belangrijke rol voor
de erfgoedbeheerder weggelegd, en het afwegingskader is
vooral bedoeld om pas een beslissing te nemen als alle
facetten goed in beeld zijn. Het afwegingskader (zie bijlage 8)
helpt de RCE bij het maken van keuzes, maar is er ook om
verantwoording naar anderen af te leggen over de gemaakte
keuzes.
2.3 Capaciteitsopbouw
Capaciteitsopbouw is een van de onderdelen binnen het
programma dat werd uitgevoerd in samenwerking met het
programma Maritiem Erfgoed Nederland. De uitdaging hier
was om trainingen te organiseren op verschillende niveaus en
voor verschillende stakeholders. De RCE had de ene keer de
rol van initiator, en leverde een andere keer expertise en
trainers. Participatie van anderen is zo veel mogelijk gestimuleerd. Zo is na jaren de inzet van de RCE bij de training van
vrijwilligers in de archeologie afgebouwd en zal de coördinatie
van die trainingen uiteindelijk volledig in handen liggen van de
Landelijke Werkgroep Archeologie Onderwater, waarbij
archeologische expertise zal worden ingehuurd vanuit de
markt. Het programma richtte zich vooral op het hoger
onderwijs, bij de opleidingen van Saxion in Deventer, bij de
Universiteit Leiden, NHL Stenden in Leeuwarden en de UNESCO.
2.3.1 Samenwerking met Saxion
Van 2008 tot 2018 heeft de RCE het vak Waterbodems
gegeven aan hogeschool Saxion. Inmiddels is het curriculum
van de archeologieopleiding echter aangepast. Alle onderdelen van de werkzaamheden onder water zijn geïntegreerd en
worden niet meer apart gegeven. Het vak Waterbodems
bestaat dus niet meer. De hele opleiding Archeologie wordt nu
gegeven volgens de lijn van de Kwaliteitsnorm voor de
Nederlandse Archeologie (KNA). Deze integratie bevordert de
volwassenheid van het vak, maar vermindert de zichtbaarheid
van onderwaterarcheologie. Omdat de lessen nu worden
gepresenteerd als losse lezingen in een groter bestaand vak,
lijkt het erop dat iets minder studenten zich willen specialiseren in de onderwaterarcheologie en maritieme archeologie.
5
Manders, M.R./C.J. Underwood 2012; Manders , M.R./C.J. Underwood 2021.
Studenten van Saxion tijdens een training gericht op het documenteren van
archeologische resten onder water © Saxion/RCE
We houden dit in de gaten, maar een paar aanpassingen op de
ingeslagen weg moeten al voor een verbetering gaan zorgen.
Zo komt er een introductielezing over onderwaterarcheologie,
waarin studenten de kans krijgen om al in het eerste jaar
kennis te maken met onderdelen uit het vak. Er wordt dan ook
expliciet geworven onder studenten, zodat deze in een vroeg
stadium in hun keuzes kunnen worden geleid door de RCE. In
het tweede jaar komen dan meer lezingen gericht op archeologie onder water, maar wel geïntegreerd in de al bestaande
vakken. Met de stages, specifieke maritieme onderwerpen bij
het veldonderzoek en scripties kunnen de studenten zich
verder bekwamen. Saxion biedt haar studenten als enige
onderwijsinstelling ook een duikopleiding aan. Die duikopleiding staat echter onder druk, doordat er minder studenten
instromen.
2.3.2 Samenwerking met NHL Stenden
Leeuwarden
De RCE is vanuit haar positie binnen de overheid op zoek naar
partnerschap en capaciteitsopbouw in de cultuursector. Mede
daarom sloot de RCE een partnerovereenkomst met de
afdeling Creative Technologies van de NHL Stenden in
Leeuwarden. Studenten Communication & Multimedia Design
konden zich elk semester inschrijven op een door de RCE
25
2.3.3 Samenwerking met Universiteit Leiden
Opstelling op de vlootschouw in 2019, met links een scherm waarop MaSS werd
gepresenteerd en in het midden en rechts projecten van studenten van NHL Stenden. Middenin werd het digitale Pinasmodel vertoond via virtual reality, en rechts
het multimediale spel ‘Het mysterie van de SS Berenice’ © RCE
gegeven opdracht, altijd met de focus op maritieme archeologie en onderwaterarcheologie. Bij deze opdrachten stond het
leerproces van de studenten centraal. In een enkel geval
leverde het voor de RCE een concreet en bruikbaar communicatieproduct op, waaronder een multimediaal spel waarin een
fictieve historicus op zoek is naar aanwijzingen in Maritime
Stepping Stones (MaSS, zie voor verdere uitleg hoofdstuk 2.4.4,
pagina 29), en zo het mysterie van scheepswrak SS Berenice
oplost. Het spel werd op 18 januari 2020 gepresenteerd tijdens
de eerste, succesvolle vlootschouw in het Scheepvaartmuseum. Een andere succesvolle oplevering was de eerste versie
van het digitale Pinasmodel dat nu door Maritiem Nederland
verder is ontwikkeld en gebruikt. In andere gevallen bleef het
vaak bij (soms zeer) goede ideeën en een conceptuele oplevering.
De partnerovereenkomst liep van 2018 tot 2020.
Het hoofd van het programma, Martijn Manders, is ook
universitair hoofddocent aan de Universiteit Leiden. Vanuit de
RCE heeft hij de opdracht om de opleiding maritieme en
onderwaterarcheologie en erfgoedmanagement vorm te
geven. Het is binnen de bachelor mogelijk voor studenten om
zich extra te focussen op het maritieme erfgoedbeheer en de
onderwaterarcheologie. In het eerste jaar van de bachelor
wordt een introductiecollege gegeven, in het tweede jaar
volgen dan verschillende colleges, geïntegreerd in de lesstof
van andere docenten. Ook wordt een specifiek seminar over
de onderwater- en maritieme archeologie en het beheer dat
daarbij hoort opgezet. Studenten krijgen de mogelijkheid om
stage te lopen en met fieldschools mee te doen. Door deze
opzet kunnen studenten met belangstelling voor maritieme
archeologie al aan het begin van de opleiding worden
geïdentificeerd en kan in samenspraak een maritiem- of
onderwater-georiënteerd programma worden opgezet.
In het derde jaar volgen de stages en scripties.
In de MA kunnen de studenten naast het vak underwater
archaeology and maritime landscapes zich ook via extra
colleges bij applied archaeology, stages, fieldschools en scripties
bekwamen in de maritieme en onderwaterarcheologie. Het
totale pakket moet er uiteindelijk voor zorgen dat studenten
zich kunnen specialiseren in verschillende methodische,
geografische of chronologische specialismen in de archeologie
en het erfgoedmanagement, met daarbij een extra focus/
specialisatie op maritieme archeologie en onderwaterarcheologie. Voor dit laatste is het de bedoeling dat er een specifieke
aantekening op het diploma komt, die dan geaccrediteerd
wordt door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging
Meer informatie over het spel Het Mysterie van de SS Berenice:
• Het spel is te spelen via:
https://www.facebook.com/Mysteries-van-deZee-103329961167195
• Een directe link naar het spel:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/game/index.html?fbclid=IwAR05ZlkWJ44FYQYoxtRj_EGvxKVtMy26x3GiekLN-E8VOHEcWEJhR2vbhPI
• Zie MaSS voor meer informatie over de SS Berenice:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/berenice
• Het vernieuwde Pinas model is online te bekijken via:
https://witsenscheepsbouw.nl/#Witsenscheepsbouw
Masterstudenten van de Universiteit Leiden op bezoek bij Batavialand in
Lelystad, waar de IJsselkogge geconserveerd wordt © RCE
26
Bodembeheer (SIKB) zodat deze dan ook kan meetellen voor
de actorstatus van de toekomstige archeoloog. Dit is nog niet
een feit, maar er wordt op dit moment nog aan gewerkt.
2.3.4 Stages
In 2017 begeleidde het programma Maritiem Erfgoed
Internationaal vier stagiairs (buiten de Rooswijk om):
• Robert de Hoop liep stage voor zijn opleiding maritieme
archeologie en schreef zijn masterscriptie aan de University
of Southern Denmark over de wrakken in de Javazee: The
significance of Dutch WWII shipwrecks in the Java Sea. Dealing with
the multiple values of the Dutch WWII warships Hr.Ms. De Ruyter,
Java and Kortenaer.
• Merijn Gombert liep stage voor zijn opleiding archeologie
en schreef zijn scriptie aan hogeschool Saxion, over
wrakken uit de Tweede Wereldoorlog.
• Gijs Gietema liep stage voor zijn opleiding archeologie aan
hogeschool Saxion en verrichtte verschillende werkzaamheden, waaronder vondstverwerking van de Rooswijk in
Portsmouth en invoeren van wrakken in de MaSS-database.
• Amel Caballero trof, als student aan de Reinwardt Academie
in Amsterdam, voorbereidingen voor de MoU (Memorandum of Understanding) met Cuba.
De Engelstalige UNESCO-handboeken voor respectievelijk Latijns-Amerika en het
Caribisch gebied en Azië en de Pacifische regio © UNESCO/RCE
•
•
In 2018/2019 begeleidde het programma vijf stagiairs:
• Lieke Broekman begon in 2018, als student geschiedenis
aan de Universiteit Utrecht, publicaties te bundelen over
de mogelijke locatie van het VOC-spiegelretourschip
Aagtekerke (1724), dat vergaan moet zijn ergens tussen
Zuid-Afrika en Batavia, maar misschien wel dicht bij de
Globally, there is currently insufficient
professional capacity to manage
underwater cultural heritage effectively.
What is particularly encouraging, one of
our key aims for the UNESCO foundation
courses is to transfer knowledge to local
based trainers who are in a sense more
culturally tied to the needs and
requirements of individual parts.
By educating these local trainers, you start
to introduce local culture into the course
and capacity building in general. Up until
now, this has been quite successful,
particularly in the Latin & Caribbean
region where we now have 21 trainers.
Chris Underwood, President of ICOMOS-ICUCH
•
•
westkust van Australië. Haar uiteindelijke verslag droeg bij
aan het lopende project.
Cimberly Symister liep stage voor haar opleiding archeologie aan hogeschool Saxion. Zij ontwikkelde de maritieme
competenties verder. Verder heeft ze ons ondersteund door
de bekende wrakken in Caribisch Nederland in kaart te
brengen en in te voeren in het MaSS-systeem.
Lizanne Mollema liep in 2019, voor haar studie Digital
Archaeology aan de Universiteit Leiden, stage bij het
Rooswijkproject, op het gebied van bathymetrie.
Catriona Ewing liep stage voor haar researchmaster aan de
Universiteit Leiden, en boog zich over de ratificatie van de
UNESCO-conventie in het Caribisch gebied.
Manouk van Zalinge onderzocht eind 2019, voor haar
bachelorscriptie Cultureel Erfgoed voor de Reinwardt
Academie van de Amsterdamse Hogeschool voor de
Kunsten, hoe Nederlands maritiem erfgoed in het Caribisch
gebied wordt beheerd, welke instellingen daarbij betrokken
zijn en welke afspraken er in het verleden zijn gemaakt.
Daarmee hiep zij ons om een beeld te krijgen van de
effectiviteit van het beheer tot nu toe.
2.3.5 UNESCO-handboeken
Het programma Maritiem Erfgoed Internationaal heeft de
afgelopen jaren, in samenwerking met UNESCO, een nieuw
Engelstalig en Spaanstalig handboek gemaakt voor maritiem
archeologen. Het is een bewerking van het handboek voor de
trainingen over het beheer van cultureel erfgoed onder water
die de UNESCO tussen 2009 en 2012 organiseerde voor Azië en
de Pacifische regio, en dat gepubliceerd is in 2012. Het nieuwe
handboek is gericht op Latijns-Amerika en de Caraïben,
waaronder dus ook de Nederlandse eilanden. Voor de nieuwe
uitgave is de tekst volledig herschreven en voorzien van
informatie over recent ontwikkelde technieken en voorbeelden uit de regio. Het handboek bevat lesmateriaal dat
27
ontwikkeld is door internationale experts. Aan bod komt
onder meer het beheer van het archeologisch erfgoed, het
waarderen van erfgoed, het opslaan van gegevens, kennisuitwisseling, de bescherming ter plekke, en het opgraven en
conserveren van opgedoken voorwerpen.
Het Engelstalige handboek6 is in maart 2021 gepubliceerd en
het Spaanstalige handboek zal in 2022 gepubliceerd worden.
De handboeken vormen de basis voor trainingen in onderwaterarcheologie (Foundation Courses) die de UNESCO regelmatig organiseert in samenwerking met de RCE, en zullen ook
dienen als naslagwerk. Van half augustus tot eind oktober
2021 is het nieuwe handboek voor het eerst gebruikt tijdens
een digitale training voor gevorderde studenten, universitair
docenten en academici in archeologie uit Latijns-Amerika en
het Caribisch gebied. UNESCO organiseerde deze met
financiële en technische steun van de RCE.
In totaal volgden 87 studenten de training. De afgelopen
twaalf jaar zijn door deze trainingen meer dan 300 mensen
opgeleid in het werkveld van de onderwaterarcheologie en de
bescherming van het cultureel erfgoed onder water. De training
voor maritiem en onderwaterarcheologen verbetert de kennis
in de landen waar de studenten actief zijn. Daardoor is een
beter beheer mogelijk, ook van de Nederlandse scheepswrakken die in de kustwateren van andere staten liggen. Daarnaast
functioneren de trainingen als platform waarop archeologen
uit de regio met elkaar in overleg kunnen en elkaar kunnen
helpen in het beheer.
From the experience gained from my
participation in foundation courses in the
Asia-Pacific and Latin America Caribbean
it is clear that they have an impact in
developing and strengthening
professional heritage capacity, which has
improved the management and protection
of underwater cultural heritage.
The challenge is to continue to transfer
knowledge that matches contemporary
risk and impacts to the sustainability of
this finite resource and to develop a
longer-term more strategic approach in
supporting and delivering the foundation
course.
Chris Underwood, President of ICOMOS-ICUCH
Zie voor meer informatie over de trainingen en de handboeken:
https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2019/01/01/the-unesco-training-manuals-and-the-cultural-heritage-agency-of-the-netherlands
Een overzicht van de verschillende UNESCO-trainingen en aantallen deelnemers per regio © Carlos del Cairo
6
Manders, M.R./C.J. Underwood 2021.
28
One of the aims of the foundation course,
which is particularly effective in the face
to face format, is creating new groups of
professionals who are linked together
(through the foundation course, red.). The
foundation of such groups is a slightly less
formal way (as compared to conventional
cooperation, red.) of bringing together
professionals who could rely on each other
to provide underwater cultural heritage
management skills.
Chris Underwood, President of ICOMOS-ICUCH
De handboeken van 2012 en 2021:
• Manders, M.R./C.J. Underwood (eds.), 2012: Training Manual
for the UNESCO Foundation Course on the Protection and
Management of Underwater Cultural Heritage in Asia and the
Pacific. Te raadplegen op: https://unesdoc.unesco.org/
ark:/48223/pf0000217234
• Manders, M.R./C.J. Underwood (eds.), 2021: The UNESCO
Training Manual for the Protection of the Underwater Cultural
Heritage in Latin America and the Caribbean. Te raadplegen op:
https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2021/01/01/unesco-training-manual-latin-america-and-the-caribbean
Zie voor achtergrondinformatie over de trainingen en
handboeken:
• Underwood, C.J., M. Manders, 2019: Building Knowledge
and Connections: The Success of the UNESCO International
Capacity Building Training Programmes for Cultural
Heritage Management of Underwater Archaeological Sites.
Journal of Maritime Archaeology 14, 333–354. Te raadplegen op:
https://doi.org/10.1007/s11457-019-09237-w
2.4 Informatievoorziening
en databeheer
2.4.1 Datamanagement
Samen met het programma Maritiem Erfgoed Nederland en
het team Datamanagement van de RCE hebben we gewerkt
aan een duurzame oplossing voor de opslag en archivering
van grote databestanden. De RCE biedt verschillende
mogelijkheden om data op te slaan. Voor het opslaan,
hergebruiken of delen van onderzoeksgegevens zijn echter
niet de juiste voorzieningen voorhanden. Diverse bestanden,
zoals video- en sonarmateriaal, zijn te groot voor opslag op de
bestaande mogelijkheden, en werden daarom opgeslagen en
gearchiveerd op externe harde schijven. Daarbij ging het om
tientallen terabytes aan data. Hierdoor zijn gegevens
verspreid opgeslagen en is het zeer waarschijnlijk dat in de
toekomst gegevens op losse harde schijven verloren gaan.
De maritiem-archeologische onderzoeken zijn zeer kostbare
operaties, waarbij soms ook destructief onderzoek noodzakelijk is dat niet opnieuw uitgevoerd kan worden. Verlies van
onderzoeksdata heeft dan ook grote gevolgen.
De externe harde schijven zijn geïnventariseerd, waarbij de
data beter zijn geordend en duplicaten zijn verwijderd. Als
tijdelijke oplossing zijn er van alle harde schijven back-ups
gemaakt op een Network Attached Storage-apparaat (een
opslagapparaat met een netwerkaansluiting). Het team
Datamanagement heeft vervolgens samen met de datastewards van de maritieme programma’s een adviesnota en
een plan van aanpak geschreven. In het plan van aanpak zijn
enkele oplossingsmogelijkheden genoemd: ResearchDrive en
DataVerseNL werden aangemerkt als geschikt en richtinggevend voor nader onderzoek.
2.4.1.1 ResearchDrive
De clouddienst ResearchDrive van de coöperatie SURF
ondersteunt onderzoekers tijdens de eerste dynamische
onderzoeksfase. In deze fase worden onderzoeksdata
verzameld en opgeslagen.
ResearchDrive biedt twee grote voordelen:
1. Data kunnen online én offline worden opgeslagen, onafhankelijk van de onderzoekslocatie (bijvoorbeeld tijdens
maritieme expedities op zee).
2. Data kunnen in de cloud eenvoudig gedeeld worden met
collega’s en externen, waardoor samenwerken gemakkelijker wordt.
29
2.4.1.3 Pilot en toekomst
In 2020 zijn de vastgestelde oplossingsmogelijkheden verkend
en uitgewerkt. In 2021 zijn de mogelijke oplossingen getest in
een pilot. Deelnemers uit de maritieme programma’s
woonden demonstraties bij van beide applicaties en hebben
de applicaties getest in een testomgeving. Zij waren overwegend positief over het gebruik. Door zowel ResearchDrive als
DataVerseNL te implementeren, wordt er tegemoetgekomen
aan de functionele wensen en eisen en blijven de kostbare
onderzoeksdata duurzaam toegankelijk. Nu de implementatie
is afgerond, moet er komende tijd een inhaalslag gemaakt
worden om de data op de harde schijven veilig te stellen.
2.4.2 Wrecks in Documents
Een duiker onderzoekt een anker van het VOC-schip de Rooswijk © RCE / Michael
Pitts, #Rooswijk1740 project
Kortom, het gebruik van deze dienst voorkomt opslag op
losse harde schijven en verlies van data. ResearchDrive is niet
bedoeld voor opslag van data op de middellange termijn;
daarvoor is de applicatie DataVerseNL geschikt.
Zie voor meer informatie over ResearchDrive:
https://www.surf.nl/research-drive-onderzoeksdata-veilig-en-eenvoudig-opslaan-en-delen
In 2019 is de dataset Wrecks in Documents gepubliceerd op
het Maritiem Portal. De dataset werd gemaakt tijdens het
MACHU-project (zie paragraaf 2.4.3). Op basis van archiefstukken en historische vakliteratuur werd een uitgebreide
dataset opgesteld van circa 400 schepen die rond Texel
gezonken zijn in de periode 1576-1795. Nadat Wrecks in
Documents lange tijd bij de RCE was ondergebracht, werd er
naar een nieuw onderkomen gezocht. Dankzij een subsidie
voor datacuratie van de RCE kon het Huygens ING vanaf 5 juni
2019 via het Maritiem Portal de dataset beschikbaar stellen.
Het bestand is ook aangepast om het in de toekomst te
kunnen integreren in het Netwerk Maritieme Bronnen.
Zie voor de dataset Wrecks in Documents:
https://maritiemportal.nl/wrecks-in-documents-dataset
2.4.1.2 DataVerseNL
DataVerseNL heeft als doel om de data – voorzien van
metadata – duurzaam te ontsluiten en te archiveren, en is in
tegenstelling tot ResearchDrive geschikt om data op te slaan
op middellange termijn. Bovendien is DataVerseNL gekoppeld
aan het e-depot Nederlandse Archeologie van DANS. Het is in
Nederland verplicht om na afloop van een archeologisch
onderzoek alle digitale onderzoeksbestanden onder te
brengen bij het e-depot. Het e-depot archiveert en ontsluit de
rapporten en data van archeologisch onderzoek (kaarten en
GIS-bestanden, databases, tekeningen en foto’s). Door de
koppeling met het e-depot past DataverseNL goed in het
archeologisch onderzoeksproces.
Zie voor meer informatie over DataVerseNL:
https://dataverse.nl/
De webpagina van Wrecks in Documents op het Maritiem Portal © RCE
30
2.4.3 MACHU
MACHU is een digitale tool, een viewer, met daarachter
verschillende databases waarin informatie kan worden
uitgewisseld over archeologisch erfgoed onder water. De tool
is ontwikkeld binnen het door de Europese Unie gefinancierde
Managing Cultural Heritage Underwater (MACHU, 20062009). Vervolgens ontwikkelde RCE het systeem verder, in
samenwerking met Rijkswaterstaat (RWS). Het wordt nog
altijd door RWS gehost voor beide organisaties, maar is ook
toegankelijk voor de Hydrografische dienst als derde grote
partner. Als GIS (Geografisch Informatie Systeem) biedt
MACHU de mogelijkheid om erfgoedinformatie te combineren
met andere specifieke gebiedsgerelateerde onderwerpen,
zoals onderzoeksgegevens van locaties, milieugegevens,
wettelijke informatie en historische kaarten. Omdat de
informatie gevoelig is (vooral de exacte posities van sites), is
MACHU alleen beschikbaar voor de wetenschappelijke
gemeenschap en professionele maritiem belanghebbenden.
Zij kunnen toegang krijgen op aanvraag.
Tijdens het programma is een database aangemaakt met
Nederlandse scheepswrakken in het buitenland, waarvan de
exacte coördinaten bekend zijn. Deze database is nu te
raadplegen via MACHU. Hiervoor is een speciale viewer
gemaakt, waardoor snel wrakken kunnen worden toegevoegd
en aanpassingen kunnen worden gedaan aan de al ingevoerde
wrakken. Als nieuwe wrakken worden gevonden, kunnen deze
nu eenvoudig aan de database worden toegevoegd. Met
verschillende landen is er contact over het delen van data over
scheepswrakken via MACHU.
Zie voor meer informatie over MACHU:
https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/bronnen-en-kaarten/overzicht/machu
De hoofdpagina van MACHU. Op de wereldkaart staan de locaties van scheepswrakken aangegeven © RCE/RWS
31
2.4.4 Maritime Stepping Stones (MaSS)
De wrakkentelling (zie paragraaf 2.1) heeft laten zien dat
wrakken van Nederlandse schepen echt overal ter wereld
liggen. Er is ook ander Nederlands maritiem erfgoed te
vinden, zoals havens, kades, bruggen, waterwegen en
pakhuizen, verdronken landschappen met prehistorische of
jongere resten en zelfs verdronken dorpen. De website MaSS
(https://mass.cultureelerfgoed.nl) brengt informatie bijeen
over al dit maritiem erfgoed. Deze is ontstaan uit Wrecks in
Situ (WIS) dat ontworpen en ontwikkeld is binnen het
MACHU-project. Medio 2022 staan er zo’n 2000 vindplaatsen
op MaSS. Per site zijn feitelijke data te vinden, zoals de
ligplaats, de afmetingen (voor zover bekend) en de conditie
van de site. Ook ontsluit MaSS andere bronnen zoals kaartmateriaal, foto’s, documenten, tekeningen, video’s en
3D-modellen. Per site zijn referenties te vinden naar artikelen
en rapporten. Hierdoor ontstaat een completer beeld van de
kennis over Nederlands maritiem erfgoed.
Omdat veel Nederlands maritiem erfgoed buiten onze
landsgrenzen ligt, heeft MaSS een internationaal karakter.
Hiermee verschilt het van andere Nederlandse archeologische
databases zoals Archis. Om de achterliggende database van
MaSS uit te breiden, zijn we een partnerschap aangegaan met
de Nautical Archaeological Digital Library (NADL)7, een
gemeenschap van maritiem archeologen van over de hele
wereld. Maritiem erfgoed neemt een belangrijke plaats in de
archeologie in, maar is nog grotendeels onzichtbaar voor een
breed publiek. NADL en MaSS hebben als gezamenlijk doel om
het maritiem erfgoed wereldwijd zichtbaarder te maken en
het maatschappelijke belang ervan te benadrukken. Dat kan
door het letterlijk op de kaart te zetten, verhalen te vertellen
en zo meer bewustzijn en draagvlak te creëren voor het
belang van maritiem erfgoed. NADL heeft ervoor gekozen om
MaSS te gebruiken als middel om dit te doen en zal scheepswrakken van over de hele wereld toevoegen.
MaSS heeft een publieksfunctie en is bedoeld voor zowel
archeologische professionals als vrijwilligers en iedereen die
meer wil weten over maritiem erfgoed. De website kan zonder
account worden bekeken, maar iedereen kan zich registreren
om zelf maritiem erfgoed toe te voegen, om aanpassingen te
doen, of om fouten door te geven, afbeeldingen of informatie
toe te voegen of mee te discussiëren. In 2021 waren er
ongeveer 600.000 unieke bezoeken en bijna 1.000.000 pagina
views op MaSS. De site is dan ook goed te vinden via zoekmachines. Gebruikers reageren ook steeds vaker met informatie
of vragen over wrakken of ze voegen zelf wrakken toe.
7
https://shiplib.org
2.4.4.1 Communicatie rondom Maritime
Stepping Stones
De MaSS-website is tijdens het programma grootschalig
ingezet om de kennis over maritiem erfgoed te delen met een
zo groot mogelijk publiek. Hiervoor zijn ook een aantal
functies toegevoegd aan MaSS. Op MaSS worden nu dagelijks
wrakken uitgelicht die op die datum gezonken zijn en ook is
het mogelijk om thema’s aan te maken. Deze thema’s zijn
vervolgens zichtbaar onder aan de website en bestaan uit een
selectie van sites. Sites die in de MaSS-database staan, zijn
waar mogelijk genoemd in nieuwsberichten, nieuwsbrieven,
lezingen, social-mediaberichten en op de RCE-website.
Daarnaast zijn er vijf publieksblogs geschreven over verschillende wrakken van MaSS die in het programma een rol
hebben gespeeld:
• het wrak van de SS Berenice, het schip dat de hoofdrol
speelde in een multimediaal spel ontwikkeld door studenten van de NHL Stenden Hogeschool Leeuwarden;
• de wrakken van de Bul van Hoorn, Alkmaar en de Keizerin, die
onderzocht zijn tijdens het project ‘Dutch Presence in Cuban
Waters’;
• de wrakken van de Kanrin Maru en Kaiyo Maru in Japan;
• het wrak van HMS De Braak uit de VS;
• het wrak van de Alphen dat in de ochtend op 15 september
1778 ontplofte in de haven van Willemstad, Curaçao.
Deze vijf blogs zijn te vinden via:
https://www.cultureelerfgoed.nl/actueel/weblogs?trefwoord=mass%5Fblog
In de blogs wordt uitgelicht hoe het programma heeft
bijgedragen aan de bescherming en waardering van maritiem
erfgoed, aan capaciteitsopbouw en aan onderzoek in relatie
tot deze wrakken. De blogs zijn verspreid via sociale media en
hebben geleid tot meer bezoekers van de sites op de MaSSwebsite. MaSS wordt bij ieder internationaal maritiem project
van de RCE ingezet als kanaal voor meer informatie. Door dit
consequent te doen, trekt de MaSS-website gestaag meer
bezoekers. Het is de bedoeling om MaSS nu ook in te zetten
voor alle in Nederland uitgevoerde maritieme projecten.
32
2.4.4.2 Wij en water
Wij en water is een aparte pagina op MaSS over de persoonlijke band van mensen met water. De pagina is ontstaan
tijdens het door de Europese Commissie uitgeroepen Jaar van
het Cultureel Erfgoed in 2018. Het programma heeft toen aan
verschillende mensen gevraagd: ‘Wat is voor jou een belangrijk en bijzonder voorbeeld van maritiem erfgoed?’ Op deze
oproep reageerden ruim zeventig mensen. De verhalen over
hun banden met schepen, verzonken steden, bruggen of
scheepswerven zijn te vinden op https://mass.cultureelerfgoed.nl/wij-en-water.
De hoofdpagina van MaSS © RCE
De hoofdpagina van MaSS, met informatie over de Rooswijk als voorbeeld © RCE
De vraag kan overigens nog altijd beantwoord worden. Doel
van deze exercitie is om te horen wat mensen nu eigenlijk
beschouwen als maritiem erfgoed. Tot nu toe blijkt dit zeer
divers te zijn: van een liedje tot een 20ste-eeuwse brug, en
van tradities tot wrakken. Ook zien we een sterke voorkeur
voor dingen die dicht bij de mensen liggen, zoals fysieke zaken
in het dorp of de stad waar mensen wonen of vaak komen, of
persoonlijke herinneringen uit het verleden.
33
2.4.5 Archis 3+
De naam Archis staat voor Archeologisch Informatiesysteem.
Archis8 is een databank waarin allerlei gegevens zijn opgeslagen over archeologische vindplaatsen en terreinen vanaf de
prehistorie tot de nieuwe tijd in Nederland. Archeologische
vondsten en onderzoeken worden gemeld bij de RCE en verzameld en beheerd in Archis. Het is in Nederland wettelijk
verplicht om uitgevoerd archeologisch onderzoek te melden
in Archis.
Al geruime tijd werkt de RCE aan het gebruiksvriendelijker
maken van de Archis-website. Als digitaal platform moet deze
website uitgebreid worden met andere archeologische
bronnen. Tijdens het programma zijn afgelopen jaren ook
plannen gemaakt om Archis geschikter te maken voor de
maritieme archeologie door nieuwe velden en kaartlagen toe
te voegen.
In Archis is het nu niet mogelijk om buitenlandse maritieme
vindplaatsen toe te voegen, doordat er gebruik wordt
gemaakt van het coördinatensysteem Rijksdriehoek (RD) en
er alleen een kaart beschikbaar is voor Nederland. Hoog op de
prioriteitenlijst staat dat Caribisch Nederland ook gebruik kan
maken van Archis 3, omdat hier ook Nederlandse gemeenten
liggen. Om dit mogelijk te maken zal het coördinatensysteem
WGS84 worden geïmplementeerd en zal er een wereldkaart
Het huidige kaartblad van Archis 3 © RCE
8
https://archis.cultureelerfgoed.nl/
worden toegevoegd. Wat betreft de coördinaten zou dit Archis
3 een geschikt platform maken voor een totaaloverzicht van
het Nederlands erfgoed en het Nederlandse maritiem erfgoed
wereldwijd. Daarnaast ontbreken er bepaalde velden in de
achterliggende databasestructuur, bijvoorbeeld de diepte. Het
is helaas niet gelukt om dit allemaal binnen het programma
op te lossen. Wel zijn al voorbereidingen getroffen voor
integratie. Wanneer het systeem er klaar voor is, zullen de
aanpassingen worden verwerkt, zodat Archis ook echt
‘maritiem-proof’ is.
2.5 Internationale handhaving
Bij overtredingen op cultureel erfgoed onder water is de
handhaving een probleem, omdat de bewijsvoering lastig sluitend te krijgen is. Ten eerste hebben we te maken met enorme
gebieden, vaak ver van enige vorm van direct toezicht. Zeker
bij scheepswrakken die buiten Nederlandse wateren liggen.
De bedreiging is enorm. Dit blijkt onder andere uit de illegale
berging van oorlogsschepen in Zuidoost-Azië, zoals de
Nederlandse onderzeeboten (zie paragraaf 3.3.1) in Maleisië en
de drie Nederlandse oorlogsschepen van de Slag in de Javazee
(zie paragraaf 3.9.1). Om de kans te vergroten de daders te
betrappen en/of te veroordelen, heeft het programma met
verschillende partners nagedacht over de keten die moet
leiden naar een sluitende bewijsvoering.
34
Zo is het belangrijk om (liefst real time) te kunnen zien wat er
gebeurt op locaties van bekende wrakken, zodat daar
handhavers naartoe gestuurd kunnen worden of bewijs kan
worden geleverd dat er schepen in de buurt zijn.
Maar er is meer nodig. Hoe kunnen we bewijzen dat een
archeologisch object van een specifiek scheepswrak is
afgehaald? En hoe kunnen we aantonen dat dit recentelijk
gebeurd is? En dit wordt nog moeilijker als het gaat om
metalen die omgesmolten worden. We willen dus zo snel
mogelijk weten dat er iets gebeurt, waar het gebeurt, wie de
daders zijn en waar ze naartoe gaan. Binnen het internationale
netwerk kan dan snel handhaving worden ingezet en kunnen
de verzamelde bewijzen worden gebruikt in een eventuele
rechtszaak. Om een effectieve keten te creëren, is veel overleg
nodig en moeten nieuwe methoden ontwikkeld worden.
Hieronder omschrijven we twee van deze methoden die
specifiek in het programma zijn uitgedacht.
2.5.1 Forensic marking
De illegale, grootschalige bergingen van schepen uit de
Tweede Wereldoorlog hebben het zoeken naar betere
methoden voor handhaving versneld. Er was grote publieke
verontwaardiging over het verstoren en kapotmaken van deze
wrakken en het schenden van oorlogsgraven. Het programma
heeft, samen met zijn Britse counterpart Historic England, het
maritiem bedrijf MSDS Marine de opdracht gegeven om
onderzoek te doen naar methoden om metalen objecten
onder water te markeren. Bij de ontwikkeling hiervan werken
de drie organisaties nauw samen. Het uitgangspunt was dat
de te ontwikkelen methoden niet alleen te gebruiken zijn voor
oorlogsschepen uit beide wereldoorlogen, maar bijvoorbeeld
ook voor (bronzen) kanonnen op veel oudere schepen.
Uiteindelijk zijn twee markers ontwikkeld. Het materiaal
waarmee de objecten worden gemarkeerd, blijft ook na
spoelen aanwezig en verspreid zich zelfs over de mensen die
het object hanteren, over het dek en eventuele afvoerputjes
waar het afgespoelde water in terechtkomt. Een ware
nachtmerrie dus voor de overtreders. Bij ontdekking kan het
materiaal worden uitgelezen, zodat precies kan worden
vastgesteld van welk wrak het object afkomstig is. Deze
markers zijn getest op milieuverontreiniging en toepasbaarheid in de natuur. De rapporten hierover zijn inmiddels
afgerond. De methoden zijn getest door testframes te
plaatsen onder water en door onder water forensisch
materiaal aan te brengen op een testlocatie in Maleisië (het
eiland Tioman). De eerste tests zijn veelbelovend, maar er
moet een betere methode worden gevonden om de forensische markers aan te brengen. Op dit moment wordt zowel de
chemische samenstelling van de markers als het hele
Duiker brengt bij wijze van test een forensic marker aan op een scheepswrak in Maleisië © RCE
35
achterliggende concept ervan nog geheimgehouden. De
methode is nog steeds niet echt getest in Nederlandse en
Engelse wateren. Dit komt niet alleen door de coronapandemie, maar ook omdat er onduidelijkheid was over het
eigenaarschap van het te ontwikkelen product. De contracten
hierover tussen de RCE en Historic England worden in 2022
getekend. Zeer waarschijnlijk worden de testen ook in 2022
gedaan.
2.5.2 Satelliet monitoring
Het wordt steeds eenvoudiger om scheepwrakken te bezoeken. Zelfs de diepste en meest afgelegen plekken op aarde zijn
te bereiken. Vooral bij wrakken uit de Tweede Wereldoorlog is
de druk erg hoog, zowel in Azië als in Zuid-Amerika en Europa.
Het laagstralingsijzer levert op de markt immers veel op.
Opsporing en handhaving van deze veelal illegale activiteiten
hebben daarom een hoge prioriteit in de beheerketen van
Nederlandse scheepswrakken in den vreemde. Daarom wordt
ook getest hoe wrakken kunnen worden gemonitord via
satellieten. Het monitoren van scheepswrakken onder water
is een van de grootste uitdagingen in het beheer van het
cultureel erfgoed onder water. Bij het gebruik van satellieten
hoeven we niet dicht in de buurt te zitten om toch te zien wat
er op een locatie gebeurt. Bij het ontwikkelen en testen van de
methode wordt samengewerkt met de Engelse partners van
Maritime Archaeology Sea Trust (MAST) en de internationale
organisatie OceanMind, en ook de Ministry of Defence (MOD)
en de Nederlandse defensie-experts (MIVD) kijken mee. De
data die nu gebruikt worden, zijn gratis verkrijgbaar of te
koop. Voor het project is een uitgebreide analyse gedaan van
het Automatic Identification System (AIS), de transmissiedata
en Visible Infrared Imaging Radiometer Suite (VIIRS)-detecties
en een selectie van 286 Synthetic Aperture Radar (SAR) en
Electro-Optical (EO)-afbeeldingen van de geselecteerde
gebieden. Voor de testen hebben de partners data van 2018
tot 2020 gebruikt voor gebieden waar scheepswrakken liggen
in de Nederlandse, Belgische en Engelse Noordzee, maar ook
verder weg op de locaties van de Nederlandse WOII-onderzeeboten in Maleisië. Het doel was vooral om te kijken welke
scheepswrakken bedreigd worden, en hoe dan. Een nevendoel
was om de beschikbare methoden te testen om het erfgoed te
kunnen monitoren en om hier lering uit te trekken, om
daarmee overheden te kunnen informeren over hoe zij hun
erfgoed onder water beter kunnen beheren.
Dit satellietproject waarbij het monitoren met behulp van
camerabeelden, zowel infrarood als met lichtdetectie, is
uitgeprobeerd, levert belangrijke nieuwe gegevens op voor
toekomstig gebruik. Ideaal zou echter zijn om de monitoring
(bijna) real time uit te rollen en bijvoorbeeld elke dag of elke
week beelden te krijgen van de situatie rondom een scheepwrak. Hierbij spelen de kosten wel een rol. Om dit te kunnen
uitvoeren, moeten er prioriteiten gesteld worden. Zover zijn
we nog niet. Dit project is na de experimentele fase binnen
het Programma Maritiem Erfgoed Internationaal afgesloten
met een rapportage en overgedragen aan de Inspectie
Overheidsinformatie en Erfgoed van het Ministerie van OCW.
Zij houden zich dagelijks met de handhaving van erfgoedbeleid en wetgeving bezig.
2.6 Beheer van het onderwater
erfgoed in het Caraïbisch
deel van het Koninkrijk
De RCE en het directoraat Erfgoed en Kunsten (EenK) van het
ministerie van OCW hebben het programma Maritiem Erfgoed
Internationaal gevraagd om te helpen bij maritieme zaken die
het Nederlands Caribisch gebied aangaan. Dit omdat dit
programma beschikt over de hiervoor benodigde expertise en
het benodigde netwerk en omdat het maritiem erfgoedwerkveld daar een sterk internationaal karakter heeft.
2.6.1 UNESCO 2001-verdrag en het maritiemerfgoedbeheer in het Caraïbisch deel van het
Koninkrijk
Een tabel zoals deze is gepresenteerd door de uitvoerders van het onderzoek,
naar aanleiding van het AIS-onderzoek dat is uitgevoerd over de jaren 2018, 2019
en 2020 in de geselecteerde gebieden. Het gaat hier om vissers-, handels- en passagiersschepen, waarvan de laatste de grootste groep uitmaakt. Daarna komen
de handelsschepen en dan pas de vissersschepen © OceanMind
In de voorbereiding op de rijksbrede ratificatie en implementatie van het UNESCO 2001-verdrag heeft het programmateam vanaf 2019 op eigen initiatief de contacten over het
maritiem-erfgoedbeheer met het Caraïbisch deel van het
Koninkrijk geïntensiveerd. De conventie van 2001 heet voluit
de UNESCO-conventie voor de bescherming van het cultureel
erfgoed onder water. Deze bestaat uit twee delen: een pakket
aan regels die wettelijk geïmplementeerd moeten worden en
een annex waarin staat hoe activiteiten op cultureel erfgoed
36
onder water moeten worden uitgevoerd. Een ratificatie van de
conventie door Nederland betekent dat het zich gaat houden
aan die code of good practice (overigens doet Nederland dat al
grotendeels) en dat de voorgestelde regel- en wetgeving
wordt geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Dit is
een langdurig proces voor zowel het Europese deel van Nederland als voor de Caribische eilanden.
In de voorgaande jaren bleek echter dat de capaciteit en financiële slagkracht in het Caraïbisch deel niet toereikend waren.
Met de ratificatie in zicht was in 2019 het moment daar om na
te gaan in hoeverre de eilanden in samenwerking met de RCE
het maritiem-erfgoedbeheer in het gebied zouden kunnen
verbeteren. Om de mogelijkheden daarvoor in kaart te
brengen en om na te gaan in hoeverre hier hulp bij geboden
was, heeft het programma een kwalitatieve enquête uitgezet
bij de belangrijkste stakeholders. Doel was de wensen en
behoeften te inventariseren om het beheer ter plekke meer
handen en voeten te geven. Onder deze stakeholders
bevonden zich voornamelijk professionals van archeologische
instellingen, beheerders van mariene parken en beleidspersoneel. Totaal werden 21 respondenten bereikt, die samen
zeventien organisaties vertegenwoordigden op alle zes de
eilanden. Ze beantwoordden vragen binnen de onderwerpen
‘huidige status van het beheer’, ‘stakeholders & samenwerking’, ‘capaciteit en opleiding’, ‘handhaving’, ‘publiek
draagvlak’ en ‘financiën’. De informatie die uit deze inventari-
Stakeholders in het Caraïbisch maritiem-erfgoedbeheer discussiëren tijdens de
bijeenkomst in januari 2020 in werkgroepen over de thema’s samenwerking,
capaciteitsopbouw en draagvlakvergroting © RCE
saties kwam, is op 29 januari 2020 behandeld tijdens een
fysieke expertmeeting op Curaçao, bij gastheer en stakeholder het National Archaeological Anthropological Memory
Management (NAAM). Het programma dekte de kosten om
deze bijeenkomst te organiseren, en ook de reis- en verblijfskosten voor alle genodigden afkomstig van de overige
eilanden. Zo konden alle partijen van de eilanden voor het
eerst fysiek bij elkaar komen, een historische gebeurtenis op
zichzelf.
Intelligence for Maritime Domain Awareness (MDA) is the gathering of relevant
information and the provision of actionable insights that empowers decisionmakers to
take action. Intelligence can include vessels of interest, activities of interest and other
behaviours that surround and/or impact these activities in the areas of interest.
The combination of trained analysts who follow intelligence systems and use assistive
technology is the most cost-effective technique nowadays to monitor extended or
remote areas, like Dutch shipwrecks overseas.
To provide the most comprehensive approach to detect and report risks, the use of
satellite data can be exploited to quickly identify threats compared with traditional
at-sea patrolling techniques and, at the same time, allows the allocation of such assets
in the most effective forward planning.
Public (free) data is available. Anyone can go to public sources like the European Space
Agency Web to download electrooptical or radar data, however it does involve some
degree of knowledge on how to process that data and being able to use it. It’s not as
simple as downloading and using it. But it can be used and it is the (near) future for
monitoring and enforcement at sea.
Pablo Trueba, analyst of Ocean Mind
37
Groepsfoto van de eerste expertmeeting over maritiem-erfgoedbeheer in de Nederlandse Cariben © RCE
Uit zowel de enquête als de bijeenkomst kwam naar voren dat
de stakeholders vooral verbetermogelijkheden zien binnen de
overkoepelende thema’s samenwerking, draagvlakvergroting
en capaciteitsopbouw. Om binnen deze thema’s gezamenlijk
aan de slag te kunnen gaan, is tijdens de bijeenkomst een
werkgroep gevormd waarin alle eilanden vertegenwoordigd
zijn. De RCE was hierbij hoofdcoördinator, maar de insteek
was wel steeds dat de agenda met zijn allen zou worden
bepaald. Met deze groep heeft het programmateam na de
bijeenkomst op afstand verder gediscussieerd en is een basis
gelegd om een globaal overzicht te krijgen over de specifieke
onderwerpen waarop de stakeholders verbeteringen
noodzakelijk achten.
De werkgroep is daarnaast via de RCE in tandem gaan
samenwerken met een beleidsmatige werkgroep die is
opgericht door de Directie EenK, die met de Caraïbische
landen de juridische implicaties van het UNESCO-verdrag
voorbereidt. Op verschillende momenten leverde de expertgroep input die verder is behandeld binnen verschillende
interdepartementale en internationale gremia, waaronder het
ambtelijke en ministeriële vierlandenoverleg tussen Aruba,
St. Maarten, Curaçao en Nederland waarin de ministers van de
respectievelijke ministeries voor onderwijs en cultuur samenkomen. Mede door de input vanuit de expertgroep zijn
verschillende thema’s op de agenda gekomen. Bijvoorbeeld
de oprichting van een fonds Cultuur Onderzoek en Documentatie, waarmee belanghebbenden aanvragen kunnen doen
voor de voorbereidingen op het UNESCO-verdrag. Daarnaast
is er een passage in het regeerakkoord gekomen, waarmee
wordt onderstreept dat het kabinet oog heeft voor de
bescherming van het cultureel erfgoed boven en onder water.
2.6.2 Contact houden
Via verschillende digitale media, waaronder het discussieplatform Loomio, wist het programma de stakeholders laagdrempelig te bereiken. Dit was nodig omdat het tijdsverschil en de
reisrestricties in coronatijd grote hindernissen opwierpen bij
het contact leggen. De grote afstanden en het gebrek aan
mobiliteit van de stakeholders op de Caribische eilanden
zullen altijd een probleem in de communicatie blijven.
Hetis dan ook de bedoeling om de contacten actief te blijven
onderhouden met de middelen die nu zijn aangebracht. Er zijn
grote stappen gezet om iedereen voor te bereiden op de
ratificatie. Er zal budget moeten worden vrijgemaakt en
bestaande organisatie- en financieringsstructuren moeten
worden aangepast om het verdrag in de praktijk ook echt te
kunnen uitvoeren. Daarvoor is nu de beleidsgroep aan zet,
waarin de vier landen van het Koninkrijk zitting hebben.
38
2.6.3 Draagvlakvergroting: promotievideo en
campagne
Volgens de experts van de eilanden is draagvlakvergroting
een van de centrale onderwerpen. Verbeteringen kunnen
alleen structureel worden als er een breed draagvlak en begrip
is voor maritiem erfgoed en onderwatererfgoed. Ook geldt op
de eilanden dat het erfgoed onder water sterk verbonden is
met het erfgoed op het land, terwijl het UNESCO-verdrag
alleen gaat over cultureel erfgoed onder water. Voor de
eilanden is daarom het bredere begrip maritiem erfgoed
belangrijk: de materiële en immateriële overblijfselen van
onze eeuwenlange relatie met het water.
Een eerste gezamenlijk gedragen aanzet tot verbeteringen
volgde vanuit de expertgroep met het opzetten van een
promotievideo en bijbehorende campagne om het maritiem
erfgoed van zowel alle zes de eilanden als Nederland in de
schijnwerpers te zetten. Deze kwamen tot stand in een
participatief en democratisch proces, waarbij de experts van
alle zes de eilanden steeds inhoudelijke en globale inbreng
gaven over zaken als de hoofdboodschap, een voice-overscript met een aansluitende verhaallijn en het te tonen
maritiem erfgoed. Uiteindelijk heeft iedere expert van elk
eiland een top 3 van erfgoedlocaties opgestuurd, waaruit er
steeds één is gekozen. Onderwerpen die belicht worden, zijn
de Lower Town warenhuizen (1639-1830) van Sint Eustatius,
het oorlogsschip de Alphen van Curaçao (1778), de zoutpannen
van Bonaire (1636-1970), de Cupecoy Bay (800-1200 AD) van
St. Maarten, de Ladder en de Giles Quarter Cannons (16501850) van Saba, de Zr.Ms. De Adder (1882) in Nederland en de
SS Pedernales (1939) van Aruba.
De video wordt gemaakt door de Nederlandse producer Idee
aan Zee, in samenwerking met filmmakers Ruud Stelten, Tim
van Dijk, Turtle & Ray Productions, Fuhikbo en Rebecca Roos.
2.6.5 Verkenningen op Aruba
Binnen het overkoepelende doel om de verbeteringen in het
beheer van het maritiem erfgoed in de Caraïben te ondersteunen, heeft het programma samen met partner National
Archaeological Museum Aruba (NAMA) startend professional
Cimberly Symister (afgestudeerd BA Archeoloog aan hogeschool Saxion in Deventer) de opdracht gegeven om een
maritiem-archeologische verkenning uit te voeren in twee
baaien: de Commandeursbaai en het Spaans Lagoen. Met dit
onderzoek is een aanzet gedaan voor een nulmeting van de
voorraad aan maritiem erfgoed in Arubaanse wateren. Zo’n
nulmeting kwam tijdens de inventarisaties vanuit Aruba naar
voren als een van de wensen. Het is belangrijk zicht te hebben
op de (potentiële) voorraad, om in te kunnen schatten voor
welke opgave Aruba komt te staan zodra het UNESCO-verdrag
in werking is gesteld. Als onderdeel van het totaal aan kennis,
vormt dit zicht bovendien de basis van beheer.
2.6.5.1 Resultaat
Beide baaien zijn van groot cultuurhistorisch belang voor de
Arubaanse geschiedenis. Zo was het Spaans Lagoen de eerste
landingsplaats voor de Spaanse schepen die het eiland voor
het eerst op de Europese kaart zetten. Uit de niet-verstorende
verkenningen die zijn uitgevoerd, zijn op beide locaties met
een beperkt duikteam en simpele middelen al verschillende
maritiem-archeologische waarden ontdekt. Het gaat hier
vooral om ankers, glaswerk, aardewerken scherven en een
mogelijk kanon. Beide gebieden zijn echter ook rijkelijk
bedekt met sediment. Naar verwachting bieden deze
sedimentafzettingen de ideale omstandigheden om de
materiële overblijfselen van menselijke activiteiten te
behouden, maar onttrekken ze deze wel overwegend aan het
zicht. Symister heeft in haar rapport het NAMA en de RCE
2.6.4 Kennisuitwisseling, kennis- en
capaciteitsopbouw
Catriona Ewing, research master student archeologie aan de
Universiteit Leiden, richtte zich voor haar scriptieonderzoek
op de ratificatie van het UNESCO-verdrag in het Nederlands-Caribisch gebied. Voor haar onderzoek ging ze met de
medewerkers van het programma mee naar Curaçao, waar de
eerder besproken bijeenkomst werd belegd. Daar nam ze
enquêtes af, die bouwstenen verschaften voor een verbeterde
samenwerking tussen de landen en ook gebruikt konden
worden voor haar scriptie9.
Duiker op zoek naar archeologische resten in de wateren van Aruba © Byron
9
Ewing, C., 2021
Boekhoudt.
39
daarom aanbevolen een eventueel vervolg in te zetten op het
gebruik van mariene geofysische apparatuur in combinatie
met duikende archeologen op specifieke puntlocaties, om de
kans te vergroten om ook de materiële resten onder het
sediment op te kunnen sporen.
Gendra Lacle, een masterstudent archeologie aan de Universiteit Leiden en inwoonster van Aruba, zal haar eindscriptie
mede richten op de werkzaamheden die door Symister zijn
uitgevoerd en in samenwerking met het Nationaal Archeologisch Museum op Aruba een waardenkaart voor het eiland
ontwikkelen. Deze wordt eind 2022 verwacht.
2.6.6 Caraïbisch erfgoed in MaSS en MACHU
Verschillende partijen in het Caraïbisch deel van het Koninkrijk
hebben informatie over de bekende voorraad aan maritiem
erfgoed per eiland ingevoerd in MaSS en MACHU. In totaal zijn
nu voor het Caraïbisch deel van het Koninkrijk 44 locaties aan
maritiem erfgoed – van scheepswrakken tot vuurtorens en
zoutpannen – ingevoerd in MaSS. Ook MACHU is klaar voor
gebruik in de Caraïben. De ontwikkelde viewer wordt in 2022
bij het nieuwe scriptieonderzoek van Lacle in Aruba gebruikt
om informatie over de bekende voorraad in te voeren.
2.6.7 Duikonderzoek op Sint Eustatius
Het programma heeft in 2021 een duikonderzoek uitgevoerd
in Oranjebaai, Sint Eustatius. Hierbij heeft het nauw samengewerkt met verschillende lokale partners (zie paragraaf 3.13
voor een verslag van het onderzoek).
Activiteiten van het Programma
Maritiem Erfgoed Internationaal
tussen 2017 en 2021 in beeld
Amerika
Legenda
donkergroen
In deze landen zijn projecten
uitgevoerd waarbij de RCE fysiek
aanwezig was
lichtgroen
In deze landen zijn adviezen
gegeven, maar geen gezamenlijke fysieke projecten uitgevoerd
label
Ieder label representeert een
project dat beschreven wordt in
deze publicatie
In dit hoofdstuk bespreken we per land de projecten
die het programma Maritiem Erfgoed Internationaal
met zijn partners heeft uitgevoerd in het beheer van
Nederlandse scheepswrakken. Het meeste werk aan
deze wrakken is gefinancierd binnen de pijler I,
maar een deel ervan is ook betaald binnen de pijler II:
maritiem-erfgoedbeheer binnen het programma
Gedeeld Cultureel Erfgoed/Internationale Erfgoedsamenwerking. Onder pijler II vallen de projecten
waarbij training en kennisuitwisseling een grote rol
spelen.
Eurazië
Oceanië
Afrika
3. Activiteiten gericht
op Nederlandse
scheepswrakken
in den vreemde
43
3.1 Finland
3.1.1 Introductie
De Baltische zee is voor de
handel van Nederland al
eeuwen heel belangrijk.
Hier worden vooral graan,
ijzer en andere grondstoffen
vandaan gehaald. In Finse
wateren zijn verschillende
Nederlandse schepen
gezonken. De Baltische Zee
of Oostzee biedt door zijn diepte, gebrek aan stroming, kou en
lage zoutgehalte uitstekende omstandigheden om houten
schepen voor lange tijd in uitzonderlijk goede conditie te
houden. Informatie over het erfgoed wordt uitgewisseld en
met de ambassade is een directe lijn. Met de overheid werkt
de RCE nu aan een MoU (Memorandum of Understanding) om
die samenwerking te bestendigen over een langere periode.
Zo’n MoU wordt op zijn vroegst in 2023 verwacht.
Op 25 augustus 1715, in het holst van de nacht en onder barre
weersomstandigheden, raakte het oorlogsschip een blinde
klip, waarna het korte tijd later zonk. Het noodlottige ongeluk
kostte het leven aan 130 van de 200 opvarenden.
Het Admiraliteitschip Huys te Warmelo is in kaart gebracht in
samenwerking met de gemeente Medemblik, archeoloog
Michiel Bartels, historicus Peter Swart, de Finnish Heritage
Agency en het bedrijf SubZone Oy uit Finland. Van de
buitenkant van het schip is een 3D-fotogrammetriemodel
gemaakt. Een van de volgende stappen is om ook van de
binnenkant een 3D-model te maken, om zo de context van
alle objecten te documenteren. Er zullen ook houtmonsters en
enkele grondmonsters rondom het wrak genomen worden,
om de conditie van het hout te bepalen. Het is verder de
bedoeling om aan de achterkant van het schip met een sub
bottom profiler te kijken of er onder het sediment delen van het
wrak aanwezig zijn, zoals de spiegel. Dit veldwerk dat
onderdeel uitmaakt van de nulmeting voor toekomstige
monitoring, liep onder andere door de coronacrisis vertraging
op en gaat hopelijk in de zomer van 2022 wel door.
3.1.2 Huys te Warmelo
In de Finse Golf, op een diepte van 64 meter, ligt het wrak van
het Nederlandse oorlogsschip Huys te Warmelo. Dankzij een
aanwijzing op een oude zeekaart is het scheepswrak in 2016
geïdentificeerd. Het verkeert nog in uitzonderlijk goede staat,
net als veel andere historische wrakken in de Baltische zee.
In juni 2018 besloot het Centre for Economic Development,
Transport and the Environment/Uusimaa Region, na een
gezamenlijk verzoek van de Finnish Heritage Agency en de
RCE, om rond het wrak Huys te Warmelo een beschermingszone
in te stellen volgens de Finnish Antiquities Act. De diameter
van deze cirkelvormige beschermingszone is 800 meter.
Onderaan het 3D-model van de buitenkant van Huys te Warmelo, gemaakt met gebruik van 3D-fotogrammetrie. Aan de hand van dat 3D-model is de overzichtstekening
erboven gemaakt. © Subzone Oy
Duiker houdt een uienvaas vast, gevonden in het wrak van de Rooswijk © Michael Pitts
44
Binnen de zone is het, zonder toestemming van de Finnish
Heritage Agency, verboden om te duiken, ankeren, vissen,
bouwen of welke activiteit dan ook te ondernemen die de
zeebodem kan verstoren. Met deze maatregel is een belangrijke stap gezet om het Huys te Warmelo voor langere tijd te
beschermen.
Zie MaSS voor meer informatie over het Huys te Warmelo:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/huis-te-warmelo
In Nederland zoekt historicus Peter Swart naar informatie
over de bemanning van het schip.
Zie voor het laatste nieuws uit Finland en Nederland:
https://fregathuistewarmelo.nl
3.1.3 Vrouw Maria
De Vrouw Maria zonk in 1771 met een lading kunst van tsarina
Catherina de Grote voor de kust van Finland, niet ver van
Turku. De kunst was aangeschaft tijdens een veiling van de
kunstverzameling van Gerrit Braamcamp, een Nederlandse
kunstverzamelaar en handelaar die in dat jaar was overleden.
De topverzameling had als bestemming de Hermitage in
Sint-Petersburg. Na een aanvaring met een rots probeerde de
bemanning het schip nog lang boven water te houden, maar
de pompen raakten verstopt door suiker vermengd met koffie
die aan boord was als lading, en het schip verdween naar de
bodem van de Baltische zee. Daar ligt het nu op 36 meter
diepte. Begin 2000 was het schip een van de onderzochte
locaties in het EU-gefinancierde project Monitoring, Safeguarding and Visualizing North-European Shipwreck Sites
2001-2004 (MoSS), dat destijds geleid werd door de Finse
National Board of Antiquities en waarin de RCE ook partner
was. Sindsdien hebben beide organisaties veel met elkaar
samengewerkt in het onderzoek en de bescherming van de
vindplaats. Het wrak is nog niet met absolute zekerheid
geïdentificeerd als de Vrouw Maria, maar er wijst wel veel in
die richting. Het wrak ligt in een Cultura2000-gebied en wordt
onder andere met een camera constant gemonitord.
• In 2020 is een boek verschenen over het wrak en het verhaal
rondom het schip, het onderzoek en het juridische getouwtrek: Gerald Easter/Mara Vorhees, 2020: De verzonken
kunstschatten van de Vrouw Maria (Ambo/Anthos)
• Zie MaSS voor meer informatie over de Vrouw Maria:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/vrouw-maria
Tekening van de boeg van de Vrouw Maria © Finnish Heritage Agency/ Tiina
Miettinen
3.1.4 Borstö-wrak
In 1953 bleef een vissersschip met zijn netten achter een wrak
hangen. Dit wrak lag op 42 meter diepte net voor het eiland
Borstö, en werd onderzocht door de marine en, na uitvoerig
archiefonderzoek, door historicus Christian Ahlström uit
Helsinki geïdentificeerd als de St. Michael. Dit schip kwam, met
een lading luxe goederen aan boord, in oktober 1747 langs de
Sont de Baltische zee in, op weg naar zijn eindbestemming
Sint-Petersburg. Volgens de onderzoeker zonk het echter
tijdens een vroeg opgekomen winter voor de kust van Finland.
De kans op overlevenden was nihil.
Lange tijd is aan deze identificatie niet getwijfeld door de
vondst van Meissenporselein en een koets aan boord. De
Finse onderzoeker Riikka Alvik deed voor haar proefschrift
45
echter opnieuw onderzoek en kreeg gerede twijfel of het wrak
wel echt de St. Michael was. Om haar te helpen bij haar
zoektocht naar de waarheid liet het programma Jacob Bart
Hak, een Nederlandse historicus, onderzoek doen in de
archieven, met als doel gegevens te vinden die de identificatie
van de St. Michael zou ondersteunen of ontkrachten.
In het laatste geval is de kans groot dat een andere naam in de
Nederlandse archieven opduikt. Dit historisch onderzoek
loopt nog.
• Zie MaSS voor meer informatie over het Borstö wrak:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/borsto-wrak
3.1.5 Badewanne-wrak
In 2020 ontdekte Badewanne, een Fins duikteam van
wetenschappers, een zeer goed bewaard scheepswrak op
85 meter diepte in de Finse Golf. Nader onderzoek waar het
programma bij betrokken was, toonde aan dat het hier ging
om een onbewapend fluitschip. De ontdekking leidde tot veel
publiciteit. Een internationaal team van wetenschappers uit
Finland, Zweden en Nederland werkt nu samen om meer
geheimen van het wrak te ontrafelen. Bij een duikactie is op
een losliggend deel van het hakkebord het uitgesneden beeld
van een zwaan aangetroffen. Dit doet vermoeden dat de
naam van het schip hieraan gerelateerd moet zijn geweest.
Ook de vermoedelijke bouwdatum – 1636 – werd op hetzelfde
stuk aangetroffen. De fluit was een typisch Nederlands schip.
De kans is dus groot dat dit schip voer onder Nederlandse
(private) vlag. Op dit moment werkt het internationale team
verder om meer te weten te komen over het schip, daarbij
gevolgd door een internationaal team van filmers. Dit moet
resulteren in een documentaire.
• Zie MaSS voor meer informatie over het Badewannewrak: https://mass.cultureelerfgoed.nl/dutch-fluyt
3.2 Cuba
3.2.1 Memorandum of
Understanding
Uit een gezamenlijke
Cubaanse en Nederlandse
inventarisatie die in 2014 is
uitgevoerd onder het vorige
programma, bleek dat er
minimaal 21 Nederlandse
schepen zijn vergaan in Cubaanse wateren. Het merendeel
hiervan stamt uit de 17de eeuw en is gerelateerd aan de WIC,
maar er zit ook een scheepswrak uit WOII bij (SS Medea).
Mogelijk zijn het er meer omdat Cuba een strategische plek
was voor de zilverschepen van Spanje op weg naar huis. De
Nederlandse schepen lagen daarom dan ook vaak in de buurt
van Cuba te wachten om deze rijk gevulde schepen aan te
vallen. Overigens is dit na Piet Hein, die in 1628 de zilvervloot
in de baai van Matanzas op Cuba te grazen nam, niemand
meer gelukt. Pogingen waren er echter genoeg.
Ondertekening van het MoU tussen de RCE en CNPC, door hoofd van het programma Martijn Manders en hoofd CNPC, Gladys Maria Collazo Usallan, en mede
ondertekend door de Nederlandse ambassadeur in Cuba, Alexandra Valkenburg.
Plaats van handeling was een van de forten van Havana © RCE
Jarenlang is het om veiligheidsredenen moeilijk geweest om
onderzoek te doen in Cubaanse wateren. Langzamerhand
verandert deze situatie en daarom heeft de RCE ervoor gekozen
om binnen het programma inventarisaties en waardestellingen
uit te voeren om de conditie en waarde van deze Nederlandse
schepen te onderzoeken. Hieraan is ook capaciteitsopbouw en
een bewustwordingscampagne gekoppeld.
Een duiker van Badewanne inspecteert het wrak van een fluitschip uit 1636, dat
naar de duikgroep vernoemd is. Te zien is een houten pomp en een knecht met
schijven © Badewanne.fi
De gezamenlijke geschiedenis van Nederland en Cuba is heel
interessant. Terwijl de Nederlanders elkaar vaak een heldenrol
toedichtten, waren ze voor de Spaanse overheersers verduivelde piraten waar niets dan slechts van kwam. Daartussen
zat de plaatselijke bevolking die aan de ene kant moest leven
binnen het Spaanse rijk en aan de andere kant ook illegaal
46
handelde met de Nederlandse schepen die op zoek waren
naar proviand. Door die verschillende blikken en invalshoeken
op dezelfde periode en gebeurtenissen gelijktijdig te onderzoeken en naast elkaar te laten bestaan, leren we veel van wie
we waren en wie we zijn. Ook in de huidige Nederlands-Cubaanse culturele diplomatieke betrekkingen speelt
het gedeeld maritiem erfgoed een belangrijke rol. Het heeft
een positieve lading omdat gezamenlijk gekeken wordt naar
het verleden vanuit verschillende standpunten, kennis wordt
overgedragen en gezamenlijk wordt gewerkt aan de geschiedschrijving. Er wordt hierin nauw samengewerkt met de
Nederlandse ambassade in Havana. Cuba heeft het UNESCO-verdrag in 2009 geratificeerd. Nederland wil dit in 2023
doen. De samenwerking verloopt deels onder deze vlag en de
annex van het verdrag biedt een Code of Good Practice waarmee
de kwaliteit in de samenwerking gegarandeerd kan worden.
Om de samenwerking tussen de twee landen voor langere tijd
te bestendigen, is in 2018 een MoU getekend voor vijf jaar.
3.2.2 Project Dutch Presence in Cuban Waters
Sinds 2014 werkt Nederland met Cuba samen op het gebied
van maritiem-erfgoedbeheer binnen het project ‘Dutch
Presence in Cuban Waters’. Tijdens het vorige programma is in
samenwerking met Stichting Cuban Ventures van projectcoördinator en historica Esther van Gent, de Cubaanse counterpart
National Council of Cultural Heritage of Cuba (CNPC) en het
toenmalige Sermar een inventarisatie gestart van het
Nederlandse maritiem erfgoed in Cubaanse wateren. Doel
hiervan was kennisuitwisseling en kennisopbouw over onze
voorraad aan erfgoed in buitenlandse wateren. Uit deze
inventarisatie kwam naar voren dat 21 schepen van Nederlandse origine in Cubaanse wateren zijn vergaan. Dit vormde
de uiteindelijke basis voor de pijlers in de MoU uit 2018.
De afspraken in de MoU werden voor het eerst praktisch
ingevuld met veldwerk in de zomer van 2019. Doel daarvan
was een verkenning op en onder water van drie locaties ten
westen van Havana, waar in 1640 tijdens een orkaan drie
schepen van de WIC zijn vergaan. Dit waren de Bul van Hoorn,
de Keizerin en de Alkmaar. Ook de Cattenbau verging tijdens die
storm, maar vooral omdat het zoekgebied in een militaire
zone viel, is besloten deze locatie niet te onderzoeken. Het
bijzondere aan deze schepen was dat ze toebehoorden aan de
vloot van WIC-admiraal Cornelis ‘Houtebeen’ Jol, die bij Cuba
op jacht was naar de Spaanse zilvervloot. De orkaan van 1640
voorkwam echter dat Jol zijn slag kon slaan.
In de op-water-fase van het onderzoek is met behulp van een
sonar side-scan eerst de zeebodem in kaart gebracht, op zoek
naar afwijkende vormen. Vervolgens zijn met een magnetometer verstoringen opgespoord in het aardmagnetische veld.
Maritiem archeologen Robert de Hoop en Leon Derksen meten een anker op dat
vastzit in de rotsige zeebodem © RCE
Na selectie en prioritering is in de onderwaterfase per gebied
een aantal puntlocaties archeologisch onderzocht. Het
opvallendst is de vondst van drie gietijzeren kanonnen op de
locatie waar de Bul van Hoorn is vergaan. Uit historische bron is
bekend dat dit schip met al zijn kanonnen ten onder ging.
Omdat deze kanonnen zwaar gecorrodeerd zijn, kan op dit
moment geen zekerheid worden gegeven over de periode en
herkomst. Een andere locatie, waar de Alkmaar is vergaan, is na
aanbeveling van het onderzoeksteam gemonitord door CNPC.
Hierop is toen een scheepswrak aangetroffen van nog
onbekende aard en datering. Toekomstig onderzoek op beide
locaties kan mogelijk verder uitsluitsel geven.
• Zie MaSS voor meer informatie over het project:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/themes/dutch-presencein-cuban-waters
• Het rapport van het veldwerk in 2019 is te raadplegen via:
https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2021/01/01/dutch-presence-in-cuban-waters
• Zie voor de 3D-modellen van alle aangetroffen kanonnen:
https://sketchfab.com/maritimeheritage/collections/
dutch-presence-in-cuban-waters
Een van de aangetroffen kanonnen tijdens het onderzoek in Cuba. Het kanon is
volledig begroeid © RCE
47
3.2.3 Voortzetting van de afspraken in de MoU
Het project ‘Dutch Presence in Cuban Waters’ was een
pilotsamenwerking met CNPC, als opmaat voor een uitgebreidere samenwerking. Belangrijke voorwaarden hierbij waren
kennisuitwisseling en wederkerigheid, waarbij de Cubaanse
partner heeft bijgedragen in organisatorische en logistieke
diensten. De Nederlandse ambassade in Havana zet het
project in als onderdeel van de culturele diplomatie met Cuba,
waarmee dit project een steentje heeft kunnen bijdragen aan
de overkoepelende betrekkingen tussen Cuba en Nederland.
Door de coronapandemie heeft de samenwerking daarna
twee jaar stilgelegen. Gezien de bredere nationale belangen
van culturele diplomatie met Cuba, ligt het echter in de
verwachting dat deze initiële samenwerking in de nabije
toekomst wordt vervolgd, als onderdeel van de structurele
lijntaak van de RCE om zorg te dragen voor het Nederlandse
maritiem erfgoed in buitenlandse wateren. Toekomstig
onderzoek zou zich dan kunnen richten op een waardering van
de gecorrodeerde kanonnen die mogelijk een verband hebben
met de Bul van Hoorn, een waardering van het nog onbekende
scheepswrak op de plek waar de Alkmaar is vergaan of op een
ander Nederlands scheepswrak dat in de jaren negentig deels
is onderzocht door Cuba en dat vooralsnog Zorrita la Tabla
genoemd wordt en bij de Colorados Archipel in het westen
van Cuba ligt.
Zie voor meer informatie over het project ‘Dutch Presence in
Cuban Waters’:
• https://english.cultureelerfgoed.nl/latest/news/2019/10/29/
more-than-4-centuries-dutch-presence-in-cuban-waters
• https://www.ipscuba.net/cultura/cuba-y-paises-bajos-unidos-por-sus-tesoros-submarinos
3.3 Maleisië
3.3.1 Onderzeeboten
WOII
In de wateren rondom
Maleisië liggen vier Nederlandse onderzeeboten die in
de Tweede Wereldoorlog zijn
gezonken. Dit zijn oorlogsgraven. In 2017 zijn gesprekken tussen Nederland en Maleisië gestart om de vier onderzeeërs te onderzoeken: de Hr.Ms. O16, de Hr.Ms. O20, de Hr.
Ms. K-XVI en de Hr.Ms. K-XVII. Van 28 juni tot 8 juli 2019 is een
Maleisisch-Nederlands onderzoek gedaan op de onderzeeërs
O16 en K-XVII die in 1941 vlak bij elkaar gezonken zijn ten
noorden van het eiland Tioman. Er werd na de uitkomsten van
het onderzoek naar de oorlogswrakken in de Javazee gevreesd
dat ook deze wrakken illegaal geborgen zouden kunnen zijn.
Namens Nederland namen de RCE (als coördinator) en de
Defensie Duikgroep (DDG) van het ministerie van Defensie
deel aan het onderzoek. In de voorbereiding en uitvoering
werd hierbij ook nauw samengewerkt met de ambassade.
Maleisië was in het onderzoeksteam vertegenwoordigd met
de ministeries van Cultuur, Defensie en Buitenlandse Zaken.
Het doel van de expeditie was om de sites te beoordelen, de
huidige toestand te bepalen en informatie te verzamelen om
een gezamenlijk beheerplan op te stellen. Tijdens de expeditie
werden in het veld en in de klas ook enkele kleine trainingssessies georganiseerd voor Maleisische teamleden.
In Havana, Cuba, organiseerde het programma Maritiem Erfgoed Internationaal
een tentoonstelling, in samenwerking met de Cubaanse partner National Council
of Cultural Heritage of Cuba (CNPC), Sermar en de Nederlandse Ambassade. Het
onderwerp van de tentoonstelling was ‘Dutch Presence in Cuban Waters’ © RCE
Intussen is ook het Cubaanse publiek geïnformeerd over de
Nederlandse aanwezigheid rondom Cuba, in verschillende
tentoonstellingen in Havana. Die zijn enthousiast ontvangen
en er is veel belangstelling voor deze relatief onbekende
geschiedenis.
Projectleden van de Koninklijke Marine bereiden de inzet van de Remus voor
tijdens het onderzoek naar de onderzeeërs uit WOII in Maleisië. De Remus is een
autonomous underwater vehicle en is gebruikt om de sites in kaart te brengen
© RCE
48
Inderdaad bleken de twee onderzeeërs O16 en K-XVII grotendeels te zijn verdwenen van de zeebodem als gevolg van
illegale bergingsactiviteiten. Uit verder onderzoek is duidelijk
geworden dat de O16 vermoedelijk al in 2013 (deels) is
geborgen. Op de zeebodem waar ooit een nagenoeg intacte
onderzeeër lag, is de middensectie nu helemaal verdwenen.
Delen van de achtersteven en de boeg zijn nog zichtbaar, maar
zwaar beschadigd. Bij nader onderzoek bleek de K-XVII nog
uitgebreider geborgen. Er is vrijwel niets op de zeebodem
achtergelaten, behalve kleine stukjes puin. Het gebied waar
het schip vroeger lag, is zwaar ‘omgeploegd’.
De training die het programma heeft gegeven aan de
Maleisische collega’s over 3D-fotogrammetrie en cultureel
erfgoedbeheer ervoeren zij als interessant en waardevol. Dit
kan verder worden uitgebreid en worden aangepast aan de
behoeften van de Maleisische teamleden wanneer de RCE
teruggaat voor het vervolgonderzoek. Tijdens de duiktraining
is onder water een forensische (of preventieve) markeringsmethode voor metaal getest. Dit is gedaan op een wrak dicht
bij het eiland Tioman en de methode werkt goed. De manier
van aanbrengen werd echter als zeer lastig ervaren. Bij de
twee zo goed als verdwenen wrakken hoeft deze methode
niet meer te worden toegepast, maar werkt ze wel goed om
een geval van illegale berging gemakkelijker voor de rechtbank te bewijzen. Het is dan ook zaak om deze methode snel
verder door te ontwikkelen, zodat deze ook daadwerkelijk kan
worden toegepast. Zie paragraaf 2.5.1 voor meer informatie
over de forensic marking-technieken die samen met Engelse
partners zijn ontwikkeld.
Terwijl dit rapport wordt geschreven, is er druk overleg tussen
Nederland en Maleisië over het beheer van de hiervoor
genoemde wraklocaties en over de mogelijkheid om
eenzelfde soort onderzoek te gaan doen naar de conditie
van de andere twee onderzeeërs O20 en K-XVI. Dit onderzoek
moet gebeuren in 2022. Nederland zet zich in voor een
intensieve samenwerking met de Maleisische autoriteiten,
om de wrakken te beschermen en de status als oorlogsgraf te
eerbiedigen. Binnen Nederland blijven in deze casus de drie
ministeries van Defensie, Buitenlandse Zaken en OCW nauw
samenwerken. Het programma Maritiem Erfgoed Internationaal speelt hierin een coördinerende rol, omdat het cultureel
erfgoed in deze casus de boventoon voert.
Het programma heeft de Stichting Nabestaanden Onderzeeboten (SNO) en het Marinemuseum in Den Helder geholpen
om financiering aan te vragen voor een project ter nagedachtenis van de omgekomen bemanning van de onderzeeboten.
De bedoeling was om verhalen, anekdotes, foto’s en parafernalia te documenteren, die een relatie hebben met de
onderzeeboten en hun bemanning. In het kader van 75 jaar
bevrijding had de Mondriaanstichting hiervoor geld ter
beschikking gesteld. In de eerste helft van 2020 werd bekend
dat het geld niet is toegekend. Toch zijn we met onderzoekers
van de marine verder gegaan om dit alles te verzamelen,
zodat naast de spullen ook de gedachten aan de bemanning
die het leven hebben gegeven voor onze vrijheid, niet
verloren gaat.
Tijdens eerdere duikacties, toen de wrakken werden gevonden, zijn verschillende objecten van de onderzeeboten gelicht.
Het ging hier vooral om stuurwielen die iedere onderzeeboot
op de toren had staan, maar ook om andere objecten. De
voorwerpen liggen uitgestald bij de Onderzeebootdienst van
de Marine in Den Helder. Het programma heeft Elisabeth
Kuiper, zelfstandig metaalconservator, gevraagd om deze
objecten te onderzoeken en er conditierapporten over op te
stellen, zodat hierop gemonitord kan worden en daar waar
nodig beheersmaatregelen voor kunnen worden genomen.
Zie voor meer informatie over de hierboven genoemde
WOII-scheepswrakken:
• Informatie in MaSS:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/hrms-o-16
https://mass.cultureelerfgoed.nl/hrms-o-20
https://mass.cultureelerfgoed.nl/hrms-k-xvi
https://mass.cultureelerfgoed.nl/hrms-k-xvii
• Het rapport van het veldwerk in 2019 is te raadplegen via:
https://www.academia.edu/74976167/Report_on_the_
fieldwork_at_the_sites_of_the_Dutch_submarines_O16_
and_K_XVII
Herdenking van gevallenen op onderzeeboten op locatie in Maleisië, aan boord
van een schip. De teamleden van de Koninklijke Marine brengen een saluut © RCE
49
3.4 België
3.4.1 ‘t Vliegent Hert
Begin jaren tachtig werd voor
de kust van Zeebrugge het
wrak gevonden van
VOC-schip ’t Vliegent Hert
(1729-1735). Nadat verschillende delen van de lading aan
land waren gebracht en begin
2000 nog een opgraving was gedaan, werd de OostIndiëvaarder verder met rust gelaten. Vondsten uit die
onderzoeken zijn te zien in het MuZeeum in Vlissingen. Het
wrak heeft jaren onder een dikke, beschermende zandlaag
gelegen. In 2018 werd echter ontdekt dat delen van het wrak
steeds verder bloot kwamen te liggen. Daarom verkende een
team van het Vlaams Instituut voor de Zee, het Agentschap
Onroerend Erfgoed en de RCE in oktober 2018 de locatie
opnieuw.
Voor het veldwerk in oktober 2018 kon gebruik worden
gemaakt van het Vlaamse onderzoeksschip Simon Stevin.
Doel van het onderzoek was precies te kijken welke delen van
’t Vliegent Hert vrij liggen en in welke staat deze verkeren.
Daarom werd eerst een nieuwe multibeamopname gemaakt
en vervolgens een duikonderzoek gedaan. Hoewel het zicht
onder water heel slecht was, is het gelukt om te bevestigen
dat delen van het scheepswrak (scheepshout, bakstenen en
concreties met metalen voorwerpen) blootlagen en dat het
hout wordt bedreigd omdat het langzaam wordt weggevreten
door paalworm (teredo navalis). De vrijgekomen delen opnieuw
bedekken, lijkt de meest voor de hand liggende oplossing om
het wrak te beschermen. Nederland heeft jarenlange ervaring
met het fysiek afdekken van objecten onder water. Fysiek
afdekken zorgt ervoor dat het onderliggende zand niet meer
weg kan spoelen. Daarnaast vangt het gaas zand in, waardoor
in korte tijd de vrijgekomen delen bedekt worden. Het onderliggende erfgoed is dan beter beschermd tegen fysieke,
chemische en organische achteruitgang.
‘t Vliegent Hert werd in 1729 gebouwd in Middelburg voor de
VOC-Kamer Zeeland. De driemaster was ruwweg 44 meter
lang, 11 meter breed, had een laadvermogen van 850 ton, was
bewapend met 42 kanonnen en bood plaats aan 256 mensen.
Het was een spiegelretourschip, want de fraaie achterkant
vertoonde gelijkenissen met de versierde handspiegels uit die
tijd. ‘t Vliegent Hert zonk in februari 1735 kort na het verlaten
van zijn thuishaven, fort Rammekens in Vlissingen. Het schip
was voor de tweede keer onderweg naar Batavia (nu: Jakarta,
Indonesië). Voor zijn tweede reis naar Batavia vervoerde het
schip een lading hout, bouwstenen, ijzer, buskruit en wijn,
evenals verschillende kisten met gouden en zilveren dukaten.
In de namiddag van 3 februari 1735 verliet het schip de haven
van fort Rammekens, in konvooi met een kleiner schip, de
Anna Catharina, en een loodsboot. Enkele uren na het verlaten
van de haven kwamen ze in een noordoostelijke storm terecht
en liep de Anna Catharina aan de grond op een van de vele
zandbanken in het Deurlo-kanaal. ‘t Vliegent Hert raakte
dezelfde zandbank, maar slaagde erin los te breken met het
opkomende tij. Het beschadigde schip bereikte het diepere
water van het Schooneveld, waar het die nacht voor anker lag.
Water stroomde in de gebroken romp en al snel verging ook
‘t Vliegent Hert. In totaal kwam hierbij meer dan 400 man om.
Kort nadat de schepen vergingen, maakte Abraham Anias een
kaart met de locatie van de twee wrakken. In 1981 werd
’t Vliegent Hert teruggevonden. Het zusterschip Anna Catharina
werd tot nu toe niet aangetroffen.
Vanaf de Simon Stevin wordt een duikploeg te water gelaten voor een duik op
’t Vliegent Hert © VLIZ/RCE
50
Door de coronapandemie heeft dit project nog geen vervolg
gehad, maar met dit onderzoek is weer een stap gezet in de
samenwerking tussen België en Nederland op het gebied van
cultureel erfgoed onder water. Al jarenlang wordt regelmatig
de samenwerking gezocht voor advisering, Europese projecten en uitleen van expertise. Nederland en België werken
echter nog niet structureel samen en daar willen we de
komende jaren aan gaan bouwen. Hierbij worden we
gesteund door het feit dat ook België een prioriteitsland
binnen het internationaal cultuurbeleid (ICB) is en een
buurland dat de UNESCO-conventie van 2001 al eerder heeft
geratificeerd. Hierdoor worden we in 2023 partnerlanden in
dit verdrag. De RCE zal met zijn partners Vlaams Instituut voor
Onroerend Erfgoed (VIOE) en Vlaams Instituut voor de Zee
(VLIZ) vooral kennis uitwisselen over management en
conserveringstechnieken in situ. Daarnaast gaan we samen
kijken welke maatregelen we kunnen nemen om dit scheepswrak te beschermen.
Zie MaSS voor meer informatie over ‘t Vliegent Hert:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/vliegent-hert
3.5 Verenigd
Koninkrijk
Met het Verenigd Koninkrijk
werkt Nederland al jarenlang
samen op het gebied van de
onderwaterarcheologie en
het erfgoedmanagement. De
systemen waarop het beheer
is gebaseerd, lijken enigszins
op elkaar. Groot-Brittannië is een direct buurland en daar
worden veel Nederlandse scheepswrakken ontdekt en
onderzocht. De opgebouwde samenwerking moet in de nabije
toekomst leiden tot een MoU voor gezamenlijk beheer tussen
de twee landen. De Brexit maakt het nog urgenter om
bilateraal samen te werken, en daarbij afspraken te maken
over gezamenlijk beheer van het erfgoed. De komende jaren
zal in overleg met de Britse partners worden gekeken wat
inhoudelijk moet worden opgenomen in het MoU-document.
3.5.1 Project #Rooswijk1740: opgraving en
conservering
Het VOC-schip De Rooswijk was in januari 1740 onderweg naar
Batavia toen het verging op de verraderlijke Goodwin Sands
bij Engeland. Het schip had een grote lading bouwmaterialen,
zilverbaren en munten aan boord. De overblijfselen van het
schip zijn eigendom van de Nederlandse Staat en worden
beheerd door onze Engelse counterpart Historic England (HE).
De Rooswijk is een beschermd wrak (designated wrecksite) en
staat ook geregistreerd in het zogeheten Heritage at Risk
Register van Historic England, een lijst van vindplaatsen die
het meest bedreigd worden en bescherming nodig hebben
voor de toekomst. Het wrak wordt onder andere bedreigd
door natuurlijke omstandigheden, zoals stroming en verschuiven van zandlagen, maar ook door grootschalige zandwinning
in het gebied en duikers die het wrak bezoeken. De bedreigingen waren zo groot dat in situ behoud niet mogelijk bleek en
daarom besloten de RCE en HE om gezamenlijk het VOC-schip
op te graven.
In 2015 is de site geofysisch onderzocht en in 2016 is er een
waardestelling op uitgevoerd. Dit heeft erin geresulteerd dat
de site in 2017 en 2018 is opgegraven door een internationaal
team van maritiem archeologen.
Maritiem archeoloog Sven Van Haelst (VLIZ) bereidt de multibeam survey voor
© VLIZ/RCE
Omdat de locatie complex was, werd de opgraving grootschalig ingezet met een groot schip en een ploeg van beroepsarcheologen en technische duikers die aan de slang de
werkzaamheden uitvoerden. Meer dan 2000 artefacten zijn
gelicht en worden nu geconserveerd bij Historic England in
Portsmouth. Eerst worden de artefacten ontzout en daarna
wordt gestart met het conserveringsproces. Voordat de
51
concreties (door roest aan elkaar gekoekte vondsten) worden
geconserveerd, worden er röntgenfoto’s van gemaakt om te
achterhalen waar deze uit bestaan. Er zijn kanonskogels,
musketkogels, munten, glazen en koperen kralen, tinnen
kannen en lepels, gespen, een slot, een sleutel en onder
andere twee pistolen aangetroffen.
Verschillende materiaalspecialisten onderzoeken de artefacten om antwoorden te vinden op de originele onderzoeksvragen of om nieuwe vragen te stellen. Tijdens dit proces worden
veel nieuwe ontdekkingen gedaan: zo hadden schoenen een
speciale houten inleg tegen de kou en zijn er loden containers
geborgen die dienden om eten – waarschijnlijk kazen - in te
bewaren tijdens de reis. Boekweit werd gebruikt als verpakkingsmateriaal en verschillende concreties bevatten persoonlijke bezittingen zoals munten, kralen en gespen die tot een
roestige klomp zijn samengeklit, maar die de conservatoren
nu met veel geduld uit elkaar halen. Deze groepen vondsten
vertellen ons veel over de mensen aan boord en het zilvergeld
dat zij meesmokkelden om extra geld mee te verdienen. Door
historisch onderzoek zijn nu de namen achterhaald van
29 bemanningsleden van de Rooswijk. De meeste kennis werd
vergaard door genealogisch onderzoek en door de routes van
geleend geld te volgen.
steld in het MuZeeum in Vlissingen. In de komende jaren
zullen verschillende peer-reviewed artikelen worden gepubliceerd en ook aan een wetenschappelijke eindpublicatie wordt
gewerkt.
• Zie voor een projectoverzicht van #Rooswijk1740:
https://english.cultureelerfgoed.nl/topics/maritime-heritage/rooswijk1740
• Zie MaSS voor meer informatie over de Rooswijk:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/rooswijk
• Zie voor 3D-modellen van objecten gevonden tijdens de
opgraving: https://sketchfab.com/maritimeheritage/
collections
• Zie voor meer informatie over het genealogisch onderzoek:
https://iisg.amsterdam/nl/onderzoek/projecten/
VOC-schip-Rooswijk?back-link=1
In de komende jaren worden alle vondsten geconserveerd en
naar Nederland overgebracht. Daar worden ze administratief
ondergebracht in het Nationaal Maritiem Depot in Lelystad.
Een deel van de vondsten zal echter direct worden tentoonge-
Tijdens het programma verschenen over de Rooswijk onder
andere de volgende artikelen:
• Hoop, R.W. de/N. Schoute, 2020: Excavation of the Rooswijk
(1740), Submerged Heritage 9, 29-34. Te raadplegen via:
https://icua.hr/images/stories/publikacije/Potopljena_
Ba%C5%A1tina_9_web..pdf
• Manders, M./W. van de Langemheen, 2018: VOC-schip de
Rooswijk onderzocht: een archeologische opgraving
onderwater, Gens Nostra 4, jrg 73, 208-210.
• Manders, M.R., 2018: Digging in the deep. Journal of a
maritime archaeologist, The world of Interiors, 136
• Manders, M., 2018: De zoektocht naar de Rooswijk, Jaarboek
Nederlandse Archeologie, 134-143.
Een maritiem archeoloog documenteert onder water de resten van de Rooswijk
Duikers van het programma Maritiem Erfgoed Internationaal gaan naar beneden
© RCE / Michael Pitts, #Rooswijk1740 project
voor archeologisch onderzoek op het wrak van de Rooswijk voor de kust van
Engeland © RCE
52
De betrokkenheid van vrijwilligers en amateurarcheologen
was belangrijk in het Rooswijk-project. Voor de coördinatie
hiervan werd de Nautical Archaeological Society (NAS)
ingehuurd. Ook de Landelijke Werkgroep Archeologie
Onderwater (LWAOW) en de Stichting Maritiem Onderzoek
Nederland (STIMON) waren hierbij betrokken. Er zijn cursussen gegeven en ook werd op het wrak gedoken, samen met
sportduikers en amateurarcheologen. Voor het programma
was dit een grote verrijking van het onderzoek en voor de vele
enthousiaste Britse en Nederlandse duikers ging een droom in
vervulling. Deze samenwerking was mogelijk doordat
duikprocedures in Engeland ruimte bieden voor deelname van
vrijwilligers. Dit is in Nederland niet het geval. Dankzij de
Rooswijk is de discussie over het mee kunnen duiken van
vrijwilligers met professionele archeologen in Nederland op
een hoger plan gebracht en komt een oplossing hiervoor
steeds dichterbij.
3.5.1.1 Media-aandacht Rooswijk
Er is volop media-aandacht geweest voor het #Rooswijk1740
project. Tv-programma’s zoals Digging for Britain (2017),
EenVandaag (2017), RTL Late Night (2017), Pauw (2017), M
(2018), Drain the Oceans (2018), Het Klokhuis (2020), Discovery
Channel (2021) en de omroepen BBC (2017) en WNL (2017)
besteedden aandacht aan het verhaal van de Rooswijk. Op de
radio is de Rooswijk behandeld op BNR-radio (2017) en in Met
het Oog op Morgen (2021). Elsevier Weekblad (2017), de NRC
(2017), de Telegraaf (2017), het AD (2017) en het Parool (2018)
schreven over de opgravingen van de Rooswijk. De Correspondent wijdde een podcastaflevering aan de Rooswijk, en nam
daarin een interview af bij programmaleider Martijn Manders
(2021).
• Zie voor meer informatie over de Rooswijk in de media:
https://english.cultureelerfgoed.nl/topics/maritime-heritage/rooswijk1740/rooswijk-in-the-media
• Documentaire over de Rooswijk bij WNL: https://www.
npostart.nl/rooswijk/06-10-2017/POW_03598655
• BBC over de Rooswijk: https://www.bbc.com/news/av/
uk-england-kent-37355734/rooswijk-shipwreck-explored-on-goodwin-sands
• de Rooswijk bij talkshow M: https://www.npostart.nl/
overblijfselen-voc-schip-de-rooswijk-1740/15-08-2018/
POMS_KN_13074320
• de Rooswijk bij talkshow Pauw: https://www.bnnvara.nl/
pauw/videos/288953
Martijn Manders schreef samen met Laura van der Haar het
publieksboek Rooswijk 1740 (2021), uitgegeven bij Uitgeverij
Balans. Dit is een deels geromantiseerd verhaal over opvarenden van de Rooswijk die hun weg naar Amsterdam vinden,
aanmonsteren op het schip en de reis geen van allen over-
leven. Tegelijkertijd gaan archeologen met moderne technieken
op zoek naar het verhaal achter de aangetroffen wrakresten.
Zie voor meer informatie over het publieksboek over De Rooswijk: https://www.uitgeverijbalans.nl/boeken/rooswijk-1740/
3.5.1.2 Rooswijkdocumentaires
De RCE heeft samen met partner Historic England en maritiem
bedrijf MSDS Marine de opgravingen van de Rooswijk nauwkeurig vastgelegd in drie documentaires. De eerste focust op
de verkenningsexpeditie in 2016 op het wrak. Hierin komt de
reden van het onderzoek aan bod, de geschiedenis van het
schip en de gebruikte methoden en technieken om het wrak in
kaart te brengen en te waarderen. De tweede toont de
opgravingsexpeditie in 2017 en laat verschillende experts aan
het woord over de unieke vondsten, de techniek van registratie, hoe een onderwateropgraving wordt uitgevoerd en hoe
het publiek wordt meegenomen in het verhaal. De derde richt
zich ten slotte op de post-opgravingsperiode, waarin
gegevens worden uitgewerkt, objecten worden geconserveerd en vondsten verder worden onderzocht.
De drie documentaires zijn te bekijken op YouTube:
• Documentaire 1: https://youtu.be/OqtKCYHvVus
• Documentaire 2: https://youtu.be/JA5g8vwkpbI
• Documentaire 3: https://youtu.be/HCNz-ALMLx4
3.5.1.3 Publieksbereik offline
In het project #Rooswijk1740 zijn verschillende activiteiten
georganiseerd voor het grote publiek. Amateurduikers konden
onder begeleiding van de Nautical Archaeology Society (NAS)
duiken naar de wraklocatie (2017) en cursussen volgen in
maritieme archeologie en 3D-fotogrammetrie (2017). Het
niet-duikende publiek was welkom op het Ramsgate-festival
(2017) en op zeven open dagen van het conserveringslab in
Portsmouth, Engeland (2017). In totaal kwamen hier 1600
bezoekers op af. In het Keramiekmuseum Princessehof te
Leeuwarden is de tentoonstelling Gezonken Schatten gepresen-
De open dagen van het Rooswijkproject in Ramsgate tijdens het veldwerk in 2017
en 2018 werden goed bezocht © RCE/MSDS Marine
53
teerd, waarvan een deel was gewijd aan de expeditie naar De
Rooswijk. Deze tentoonstelling trok in totaal 34.500 bezoekers.
Door deze activiteiten is het #Rooswijk1740 ook genomineerd in
de categorie Public Dissemination or Presentation van de Britse
Archaeological Achievement Awards van 2021.
3.5.1.4 Publieksbereik online: virtual dive trail,
Rooswijk blogs en Finds Friday
Ook online is veel communicatie ingezet om het project
#Rooswijk1740 bekend te maken bij een breder publiek. Zo is
in samenwerking met ArtasMedia en Cyansub een virtuele
wraktour gemaakt, waarin het wrak zoals dit op de zeebodem
is aangetroffen, digitaal is nagebootst. Bezoekers kunnen met
de tour digitaal naar het wrak duiken. De tour wordt zowel in
het Engels als in het Nederlands aangeboden. Er wordt
informatie gegeven over het hele archeologische proces van
ontdekking tot conserveringsactiviteiten na de opgraving.
Conservatoren en specialisten vertellen in video-interviews
over het materiaal dat gevonden is op de wraklocatie en het
conserveringswerk in laboratoria. De tour is gemaakt met
archiefmateriaal, geofysische surveys, onderwaterfoto- en
videomateriaal en 3D-fotogrammetrie.
• Bezoek de virtuele wraktour: www.cloudtour.tv/Rooswijk
• Zie voor meer informatie over de tour: https://www.
cultureelerfgoed.nl/actueel/nieuws/2019/01/10/nieuwe-3dvirtuele-tour-van-de-rooswijk
• Rooswijk Shipwreck Excavation Update 2020: https://english.
cultureelerfgoed.nl/latest/weblog/2020/rooswijk-shipwreck-excavation-update-2020
• The story of Rooswijk’s silver: https://english.cultureelerfgoed.nl/latest/weblog/2020/the-story-of-rooswijks-silver
• Weaponry and Ordnance: https://english.cultureelerfgoed.
nl/latest/weblog/2020/weaponry-and-ordnance
• Illuminating the Rooswijk: https://english.cultureelerfgoed.
nl/latest/weblog/2020/illuminating-the-rooswijk
• Glass artefacts on Rooswijk: https://english.cultureelerfgoed.nl/latest/weblog/2020/glass-objects-on-rooswijk
• Pottery on the Rooswijk: https://english.cultureelerfgoed.nl/
latest/weblog/2021/pottery-on-the-rooswijk
• Conservation of a Copper Alloy Breech Chamber from the
Rooswijk: https://english.cultureelerfgoed.nl/latest/
weblog/2021/conservation-of-a-copper-alloy-breechchamber-from-the-rooswijk
• Rooswijk Shipwreck Excavation The Post Excavation Phase:
https://historicengland.org.uk/whats-new/research/
rooswijk-shipwreck-excavation-the-post-excavation-phase/
• Making Waves: Selected Updates from the Rooswijk Project:
https://historicengland.org.uk/whats-new/research/
back-issues/making-waves-selected-updates-from-therooswijk-project/
Op de RCE-website is ook een Nederlandstalige blog gepubliceerd over de rol die vrijwilligers spelen in de zoektocht naar
bemanningsleden van de Rooswijk. Aan het woord komen de
genealogen Els Vermij en Willem-Jan van Grondelle, en de
vrijwilligers Gerta Boonstra, Yvonne Hop en Jan-Willem
Kooistra die helpen in het project Alle Amsterdamse Akten
van het Stadsarchief Amsterdam. Dankzij hun speurwerk in
notariële archieven, transportbrieven en weeshuisarchieven
zijn inmiddels al 29 van de 237 bemanningsleden geïdentificeerd. Het werk van deze vrijwilligers wordt ook belicht in een
vlog van Jochem Boodt (@Vlochemverkent), een historicus die
op zoek gaat naar de verhalen achter Amsterdamse straten.
De Rooswijk virtual dive trail op cloudtour.tv/rooswijk ©#Rooswijk1740 project/
RCE
Op de RCE-website zijn sinds 2017 verschillende Engelstalige
blogs gepubliceerd over de opgraving van de Rooswijk en de
conservering van de gevonden objecten. Die gingen onder
andere over potscherven, artefacten van glas, artefacten die
zorgden voor verlichting op het schip, wapens en zilveren
munten. Ook op de website van Historic England zijn twee
blogs gepubliceerd. Deze gingen over het conserveringsproces
in het algemeen en over de conservering van een ton en een
pistool.
Een scherf van een gedecoreerd chinees porseleinen theeschoteltje. Op de scherf
zijn een vissersboot, huis en verscheidene bomen afgebeeld. Onder de scherf ligt
een centimeterliniaal en naast de liniaal ligt een geel fiche met het artefactnummer. Het artefactnummer is RK1800193 © #Rooswijk1740 project /RCE
54
Zie de blog van Jochem Boodt op:
https://www.cultureelerfgoed.nl/actueel/weblogs/maritiem/2020/nieuwe-namen-bemanning-rooswijk-gevonden
Daarnaast zijn de Finds Friday socialmediaposts in het leven
geroepen. Dit zijn korte blogs over de conservering van
vondsten van de Rooswijk, waarin elke keer een individuele
vondst wordt belicht. Deze posts worden gedeeld onder de
bredere hashtag #FindsFriday, en zijn geplaatst op de Twitter-,
Facebook- en Instagramaccounts van het project #Rooswijk
1740.
• Twitter: https://twitter.com/rooswijk1740
• Facebook: https://www.facebook.com/Rooswijk1740
• Instagram: https://www.instagram.com/rooswijk1740
3.5.2 Galloperwrak Noordzee
Bij de aanleg van een windmolenpark voor de kust van het
Britse Suffolk is in 2019 een groot aantal bronzen kanonnen
ontdekt met sonar- en ROV-opnames (Remotely Operated
Vehicle). Het Britse archeologiebedrijf Wessex Archaeology
(WA) analyseerde deze opnames en daaruit rees het vermoeden dat er naast enkele scheepshouten delen zowel Engelse
als Nederlandse kanonnen zouden liggen op ongeveer dertig
meter diepte. Het kon dus gaan om een scheepswrak van de
Nederlandse of de Engelse Admiraliteit. Bronzen kanonnen
werden nog wel eens van het ene naar het andere schip
overgebracht, waarbij het regelmatig ging om buitgemaakte
kanonnen. De hier aangetroffen kanonnen bleken in een
uitstekende conditie te verkeren, maar vooral de scheepshouten delen werden bedreigd door natuurlijke erosie. Een ander
probleem was dat informatie over de locatie al was verkocht
aan commerciële bergers. Het wrak ligt echter buiten de Britse
territoriale wateren en daarmee buiten het beleidsgebied van
Historic England, de Britse evenknie van de RCE. De mogelijkheid dat het een wrak van de Nederlandse Admiraliteit betrof
waarop de Nederlandse soevereiniteit berust, bracht WA
ertoe om de RCE te benaderen voor een nader onderzoek.
Wegens het waarschijnlijk hoge archeologische potentieel van
de site, het risico van illegale berging, de verwachting van
vergaande erosie in de komende jaren en de mogelijke
eigendomsclaim van Nederland is in gezamenlijk overleg
besloten om WA verder waarderend onderzoek te laten
uitvoeren op het wrak.
Omdat de site diep en omvangrijk is, werd besloten om het
waarderend onderzoek uit te voeren met ROV. Er werden op
locatie maar liefst 33 Britse en Nederlandse bronzen kanonnen aangetroffen. Omdat dit voor het overgrote deel Engelse
kanonnen waren, wordt het waarschijnlijker geacht dat het
wrak van Engelse dan van Nederlandse origine is. Hierop
besloot de RCE om bij de relevante Britse partners in het veld
ROV-beeld van een van de aangetroffen bronzen kanonnen op het Galloperwrak.
Van de badge wordt aangenomen dat deze uniek is voor de kanonnen die door
John Browne zijn gegoten voor Charles I’s vlaggenschip Sovereign of the Seas
uit 1637, en die verloren zijn gegaan bij een brand in Chatham in 1693 © Wessex
Archaeology
van het maritieme-erfgoedbeheer blijvend aandacht te
vragen voor de urgentie van behoud en bescherming van het
wrak, maar wel een stap terug te doen en niet actief betrokken te blijven in het beheer van deze vindplaats.
3.5.3 Eastbourne-wrak
In april 2019 werden de overblijfselen van een historisch wrak
gevonden voor de kust van Sussex. Het materiaal dat werd
aangetroffen, riep meteen de gedachte op dat het hier
mogelijk ging om een 17de-eeuws Nederlands oorlogsschip.
Een groot deel van de houten constructie van het schip is
bewaard gebleven en er werden kanonnen, marmeren tegels
en stukken aardewerk in aangetroffen.
Tijdens een hydrografisch onderzoek in 2015 werd het wrak
voor het eerst gezien als een anomalie op de zeebodem.
Pas in 2019 bevestigde David Ronnan, een lokale duiker, de
vermoedens van dat onderzoek toen hij op deze plek een
scheepswrak ontdekte. Nadat hij de ontdekking aan Historic
England had gemeld, werden hij en Mark Beattie-Edwards
van de Nautical Archaeological Society (NAS) de wraklicentiehouders.1 Sinds 2019 hebben de staf en vrijwillige
duikers van de NAS 188 duiken op de site gemaakt en een
uitgebreid beeld opgebouwd van wat zich op de zeebodem
bevindt.
In augustus 2020 rees het vermoeden dat het wrak van
Nederlandse oorsprong zou kunnen zijn, op grond van de
analyse van eerdere vondsten en historisch onderzoek in het
Verenigd Koninkrijk en Nederland. In augustus en september
1 https://historicengland.org.uk/images-books/publications/accessing-englands-protected-wreck-sites-guidance-notes/heag075-guidance-notes-for-divers-and-archaeologists/
55
Een van de marmeren tegels van het Eastbourne-wrak, die onderzocht werd ©
Een baardmankruik met kurk staat op houten resten van het Eastbourne-wrak ©
NAS/RCE
NAS/RCE
2020 financierde de RCE een duikonderzoek door de NAS,
inclusief de berging en analyse van twee stenen tegels
(lading) door Historic England. Met behulp van petrografisch
onderzoek, de mineralogische samenstelling en isotopenanalyse werd de steensoort geïdentificeerd als marmer uit
de steengroeven van de Apuaanse Alpen in de buurt van
Carrara, Italië.
voortzetten door kennis uit te wisselen, gezamenlijk onderzoek te doen en voorwaarden te scheppen om maritiem
erfgoed te behouden voor de toekomst.
In 2021 documenteerden duikers van de NAS uitgebreide
schade aan de site door vistuig. Die leidde ertoe dat de RCE en
Historic England samen besloten om verder onderzoek naar
het wrak te ondersteunen. Hoewel de locatie is aangewezen
als beschermde wraklocatie, is dit geen garantie dat dreigingen zoals plundering, visserij of schade door natuurlijke
oorzaken kunnen worden voorkomen. Om in de toekomst
beter te kunnen handhaven, worden er tijdens het aankomende veldwerk ook nieuwe manieren onderzocht om
objecten op de zeebodem te markeren zodat ze kunnen
worden getraceerd (zie ook paragraaf 2.5.1). Dit project kan
een grote stap voorwaarts betekenen in de bescherming van
kwetsbare archeologische vindplaatsen onder water. Nieuw
veldwerk staat gepland voor de tweede helft van 2022.
Er liggen veel Nederlandse
scheepswrakken in de Duitse
Waddenzee. Dit is niet
verwonderlijk, want het
gebied is historisch nauw met
Nederland verbonden.
Eeuwenlang zeilden er Nederlandse schepen om de Duitse
Waddeneilanden. In 2016 en 2020 zijn er in dit gebied twee
scheepswrakken uit de 17de en 18de eeuw gevonden die –
gezien de bouwconstructie – erg lijken op wat experts de
Noord-Hollandse scheepsbouw noemen. De dienst voor
Archeologie van de deelstaat Sleeswijk-Holstein onderzocht
ze. Samen met een aantal in Nederland gevonden wrakken
zullen deze wrakken deel uitmaken van een vervolgstudie
naar het gebruik van een dubbele scheepshuid in de constructie van handelsschepen uit het einde van de 16de en de hele
17de en 18de eeuw. In dit onderzoek zullen Nederlandse en
Duitse scheepsarcheologen samenwerken en de RCE zal hierin
participeren.
Dat onderzoek maakt deel uit van een grotere campagne van
veldwerk- en maritieme-erfgoedprojecten waarin het
Verenigd Koninkrijk en Nederland nauw samenwerken om
hun gedeelde maritiem erfgoed te behouden. Beide landen
vinden onderlinge samenwerking belangrijk en willen deze
3.6 Duitsland
3.6.1 Scheepswrakken
in de Duitse Waddenzee
56
Zie voor meer informatie over het onderzoek:
• Zwick, D., 2021: De jongste dubbele planken. Scheepswrakken in de Duitse Waddenzee, Tijdschrift Rijksdienst voor het
Cultureel Erfgoed 4-2021. Te raadplegen op: https://www.
academia.edu/71773933/De_jongste_dubbele_planken
3.6.2 Hörnum-Odde-wrak
Het eerste van de twee wrakken die worden genoemd in
paragraaf 3.6.1, spoelde in oktober 2016 vrij op HörnumOdde, de zuidpunt van het eiland Sylt. Als gevolg van erosie en
winterstormen viel het wrak steeds verder uit elkaar en kon
het helaas niet worden gered. Wel werden net op tijd nog
enkele belangrijke details gedocumenteerd. De slanke
spanten waren niet met elkaar verbonden, maar alleen aan de
beplanking vastgemaakt. Deze planken hadden enorme
afmetingen en bevatten kleine houten pluggen, die bekendstaan als spijkerpennen. Spijkerpennen werden vooral
gebruikt bij scheepsbouw waarbij als eerste de buitenkant in
elkaar werd gezet. Deze manier van bouwen had in Nederland
vooral in de 17de eeuw de overhand. Bovendien was de romp
voorzien van een dubbele laag eikenhouten beplanking, vaak
aangeduid als Double Dutch. Dit kenmerk werd ook gezien bij
een aantal schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, bijvoorbeeld bij de Batavia (gebouwd in 1628) en de
Mauritius (gebouwd in 1612). Ook bij het Admiraliteitsschip
Utrecht (gebouwd in 1633) en het wrak van de Scheurrak SO1, een
graanvaarder uit het einde van de 16de eeuw, zien we die
dubbele huid. Van het schip dat gevonden is bij Hörnum-Odde
wordt geschat dat het rond 1690 gebouwd is. Over de rol van
de dubbele scheepshuid in de Nederlandse scheepsbouw
wordt de laatste jaren in academische kringen naar aanleiding
van deze vondsten en het afrondend onderzoek van het
Scheurrak SO1-wrak flink gediscussieerd. Het programma
heeft dit debat gefaciliteerd (en de RCE zal dit blijven doen)
door mensen bij elkaar te brengen en extra onderzoek op
wrakken als deze te financieren.
In lokale kronieken wordt melding gemaakt van een Nederlands schip van de West-Indische Compagnie met een
waardevolle lading, dat in een storm op 13 december 1703 bij
Hörnum aan de grond liep. In 2022 wordt een historisch
onderzoek uitgevoerd om te zien of dit inderdaad het
Hörnum-Oddewrak zou kunnen zijn. De uitkomst hiervan
wordt einde van dat jaar verwacht.
Zie MaSS voor meer informatie over het wrak:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/hornum-odde-1690
De achtersteven van het Hörnum Odde-wrak in oktober 2016 met de opvallen
houten pluggen © ALSH
3.6.3 Süderoogsand
In 2020 werd in een getijdenkreek op de zandplaat Süderoogsand een 18de-eeuws wrak ontdekt. Dit heeft precies
dezelfde constructieve bijzonderheden als de hierboven
beschreven wrakken. Dicht bij het wrak lagen een kleipijp en
een scherf Delfts aardewerk. Het eikenhout is rond 1733
gedateerd, dus dit schip was nog jonger.
Zie MaSS voor meer informatie over het wrak:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/suederoogsand-1733
De Duitse archeoloog Daniel Zwick bezoekt het wrak op Süderoogsand in mei
2020. De dubbele planken zijn goed zichtbaar op de foto © Holger Spreer-Wree
57
3.7 Zweden
3.7.1 Finding the Vasa
Cannon
Nederland en Zweden werken
al verschillende jaren samen
aan scheepsarcheologisch
onderzoek. Eerder onderzochten deze landen
bijvoorbeeld al gezamenlijk
het 17de-eeuwse Ghost ship,
een fluitschip dat gevonden is op 130 meter diepte ten
noorden van Gotland in de Oostzee. Binnen het programma
Maritiem Erfgoed Internationaal is de afgelopen jaren
samengewerkt in het onderzoek van de Vasa, een Zweedse
oorlogsbodem die in 1628 door deels Nederlandse scheepsbouwers in Stockholm werd gebouwd en al bij haar uitvaart
zonk. Met een citizen science project heeft het Vasa Museum
geprobeerd om de kanonnen van dit schip te vinden, die ooit
na de berging zijn doorverkocht. Het is een groot raadsel waar
en op welke schepen deze kanonnen uiteindelijk terecht zijn
gekomen. Gehoopt werd dat het inschakelen van een grote
groep mensen misschien aanwijzingen zou opleveren om een
paar kanonnen terug te vinden, maar dit is tot op heden nog
niet gelukt.
• Zie voor meer informatie: https://www.vasamuseet.se/
finding-the-vasa-cannon
• Zie MaSS voor meer informatie over het Ghost ship:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/ghostship
3.8 IJsland
3.8.1 Het Wapen van
Amsterdam
Tijdens het eerste maritiem
programma heeft het team
samengewerkt met IJslandse
onderzoekers in het kader
van een onderzoek naar het
fluitschip de Melkmeid, dat in
1659 zonk bij het eiland Hafnarey in IJsland. De Melkmeid was
een privaat Nederlands koopvaardijschip. Er is echter in 1667
ook een VOC-schip gezonken voor de kust van IJsland: het
Wapen van Amsterdam. Dit wrak ligt vermoedelijk meer dan tien
meter onder het sediment, maar de masten hebben volgens
lokale IJslanders nadat het schip was vergaan nog jarenlang
boven het water uitgestoken. Toch geloven sommigen dat het
wrak nog ladingen zilver of misschien zelfs goud verborgen
houdt in zijn resten. Daarom worden al sinds de jaren zestig
verschillende pogingen ondernomen om het wrak en zijn
lading te vinden. Sinds 2013 houdt een groep genaamd Anno
1667 de droom weer levend om het schip te vinden. Deze
groep sloot hiertoe een overeenkomst met de IJslandse
overheid. Omdat het gaat om een VOC-schip, zal er ook met
Nederland eenzelfde overeenkomst moeten worden gesloten.
Dat is nog niet gebeurd, omdat er nog geen archeologisch
projectplan is voorgelegd. Het is de bedoeling dat het
onderzoek vergezeld wordt door een filmploeg die een
documentaire gaat maken.
• Zie MaSS voor meer informatie over het wrak de Melkmeid:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/melkmeid
• Zie MaSS voor meer informatie over het wrak het Wapen van
Amsterdam: https://mass.cultureelerfgoed.nl/
wapen-van-amsterdam
• Informatie over Anno 1667: https://anno1667.com/mission-story/
3.9 Indonesië
3.9.1 Wrakken Slag in
de Javazee
Nederland en Indonesië
deden samen van 10 tot en
met 21 juni 2019 maritiem-archeologisch onderzoek op de
locaties van de wrakken van
Hr.Ms. De Ruyter, Hr.Ms. Java
en Hr.Ms. Kortenaer. Dit onderzoek paste in het driesporenplan
dat Nederland en Indonesië in 2016 opstelden nadat ontdekt
werd dat er een illegale berging was gedaan op deze drie
Nederlandse oorlogswrakken uit de Slag in de Javazee (1943).
In dit project werken de ministeries van Onderwijs Cultuur en
Wetenschap (OCW), Defensie en Buitenlandse Zaken intensief
samen. Behalve dat met het veldwerk het driesporenplan
werd uitgevoerd, was het ook een invulling van de Letter of
Intent die tussen de twee landen is opgezet om de drie
wrakken te beheren en van het Memorandum of Understanding voor Cultuur, die beide landen in 2017 tekenden.
Maritiem archeologen Martijn Manders en Robert de Hoop bekijken een multibeam opname van een wraklocatie in de Javazee © RCE
58
Live onderwaterbeelden van de ROV op een tv aan boord van de surveyboot © RCE
De expeditie werd namens Nederland geleid door de RCE en
bestond uit een team van specialisten uit Nederland en
Indonesië. De wrakresten liggen op een grote diepte van
tussen de vijftig en zeventig meter. Ze zijn in kaart gebracht
met behulp van sonarapparatuur (side scan sonar, multibeam
sonar en subbottom profiling), een magnetometer en een
onderwaterrobot met camera (Remotely Operated Vehicle).
Binnen deze samenwerking werd ook een duurzaam beheerplan voor de wraksites opgesteld, werden afspraken gemaakt
over de manier van kennisuitwisseling, werd capaciteit
opgebouwd in onderwaterarcheologie en cultureel erfgoedbeheer onder water, en werd gezamenlijk onderzoek gedaan.
Tijdens het veldwerk bleek op alle drie de sites redelijk wat
materiaal van de drie Nederlandse WOII-schepen aanwezig te
zijn. Dit stond echter niet in verhouding tot de wrakken zoals
ze er lagen voor de illegale berging. De sites zijn voor Nederland van cultureel en historisch belang, maar hebben een nog
sterkere herinnerings- en gedenkwaarde voor de familieleden
van degenen die in de Javazee zijn omgekomen. In oktober
2019 zijn deze nabestaanden geïnformeerd over de resultaten
van het veldwerk tijdens een speciaal voor hen georganiseerde bijeenkomst. Dit was een emotioneel moment. De
impact die illegale berging heeft op de nabestaanden mag
nooit worden onderschat. Naast deze bijeenkomst zijn
nabestaanden individueel op de hoogte gebracht en van
informatie voorzien.
De drie wraklocaties van De Ruyter, Java en Kortenaer werden in
juli 2017 op de nautische kaarten van Indonesië gemarkeerd
als historische scheepswrakken. Dit waren echter slechts
puntlocaties. Samen met Indonesië heeft Nederland de
puntlocaties van de wraksites omgezet in grotere beschermde
gebieden door ze te markeren als cultureel erfgoed en
gedenkplaatsen. De wraksites zijn niet volledig gesloten, maar
kunnen worden opengesteld voor respectvolle gedenkactiviteiten. Op die manier hebben de locaties nog steeds een
waardevolle functie.
De bel van de Hr.Ms. Java is uit zijn kist gehaald en hangt in een speciaal voor
deze bel gemaakte klokkenstoel op de erebegraafplaats Kembang Kuning
(Surabaya in Indonesië) © Oorlogsgravenstichting
Verschillende scheepsbellen zijn illegaal geborgen van de
wrakken Hr.Ms. Java en De Ruyter. Deze zijn via een veiling in
Australië in Nederlandse handen gekomen. Een van de bellen
hangt bij het Marinemuseum in Den Helder, en een andere
hangt in de Kloosterkerk in Den Haag en wordt ieder jaar
gebruikt bij de ceremonie waarin de Slag in de Javazee wordt
herdacht. Een bel van de Hr.Ms. Java wordt beheerd door de
Oorlogsgravenstichting. Deze ligt het hele jaar in een speciaal
hiervoor gemaakte kist. Alleen tijdens de herdenking van de
Slag in de Javazee op de erebegraafplaats Kembang Kuning
(Surabaya in Indonesië), komt deze bel eruit en wordt dan
geluid. Het programma heeft Elisabeth Kuiper, conservator
metalen, gevraagd om de bel te onderzoeken en een conditierapport op te stellen. Op basis daarvan kan de bel regelmatig
gemonitord worden. Wegens de coronacrisis is besloten om
dit onderzoek te doen op basis van gedetailleerde foto’s en
filmmateriaal. Dit was niet ideaal, maar toch lukte het om een
aantal belangrijke aandachtspunten te formuleren.
Zie MaSS voor meer informatie over de drie WOII-wrakken:
• https://mass.cultureelerfgoed.nl/hrms-de-ruyter
• https://mass.cultureelerfgoed.nl/hrms-java
• https://mass.cultureelerfgoed.nl/hrms-kortenaer
59
Zie voor meer informatie en voor de rapporten van de drie
verschillende sporen:
• https://english.cultureelerfgoed.nl/publications/publications/2017/01/01/report-of-the-dutch-shipwrecks-in-the-java-sea
Over dit onderzoek zijn de volgende artikelen geschreven:
• Hoop, R.W. de/M.R. Manders, 2018: Slag in de Javazee: Een
voortdurende strijd, Strijdigheden 2, 52-62.
• Hoop, R.W. de/M.R. Manders, 2019: Battle of the Java Sea:
Past and Present Conflicts, in N. Moreira/M. Derderian/A.
Bissonnette (eds.), Fields of Conflict Conference 2018 Pequot
Museum, Conference Proceedings Volume 1, 50-62.
Te raadplegen op: https://www.academia.edu/38536617/
Battle_of_the_Java_Sea_Past_and_Present_Conflicts
• Lovegrove Pereira, S./Hoop, R.W. de/S. Adhityatama, 2020:
Good Practice: International Collaboration on Shared
Difficult Heritage, Sharing Heritage Expertise 13. Te raadplegen
op: https://www.academia.edu/44239101/Good_practice_
international_collaboration_on_shared_difficult_heritage
• Manders, M.R./R.W. de Hoop/S. Adhityatama/D.S. Bismoko/P. Syofiadisna/D. Haryanto, 2021: Battle of the Java Sea:
One Event, Multiple Sites, Values and Views, Journal of
Maritime Archaeology 16(1), 39–56. Te raadplegen op:
https://doi.org/10.1007/S11457-020-09287-5
3.10 Australië
3.10.1 Roaring 40s
Een skelet van een van de opvarenden van de Batavia (1629), dat is opgegraven in
het kader van het Roaring 40s-project, wordt voorzichtig gelicht © RCE
geherwaardeerd en is zelfs nieuw veldwerkonderzoek gedaan.
Zo werden er nog verschillende slachtoffers gevonden en
opgegraven van de slachtpartij door de muiters van de Batavia
op Beacon Island, werden verschillende eilanden van de
Houtman Abrolhos gedetailleerd in kaart gebracht, onder
andere met 3D-fotogrammetrie, is uitvoerig studie gedaan
naar de zilveren munten uit de wrakken en is ook de Zeewijklocatie onderzocht, waarbij de theorie van een of twee wrakken
verder is uitgeplozen. Het project is afgerond met een
eindpublicatie en er verschenen verschillende artikelen over.
Een deel van het onderzoek wordt mogelijk voortgezet binnen
een nieuw Australia Research Council (ARC) project: ‘Mobilising Dutch East India Company collections for new global
stories’ (LP210300960). Midden 2022 weten we of dit project
wordt gehonoreerd.
Aan de Westkust van
Australië liggen de vier
bekende VOC-scheepswrakken Batavia (1629), Zuiddorp
(1712), Zeewijk (1727) en de
Vergulde Draeck (1656). In 1972
zijn deze wrakken als enige
ooit in het ANCODS-verdrag in eigendom overgedragen aan
de Australische overheid. De verantwoordelijkheid voor
beheer en onderzoek ligt dus volledig bij Australië. Toch voelt
Nederland zich door de geschiedenis nog altijd sterk verbonden met de geschiedenis van deze wrakken.
Projectleider van het Roaring 40s-project Alistair Paterson en Wendy van Dui-
In de afgelopen jaren is de collectie archeologische vondsten
die in de jaren zestig, zeventig en tachtig is geborgen, opnieuw
bekeken en onderzocht in het Roaring 40’s-project: ‘Shipwrecks
of the Roaring 40s: A maritime archaeological reassessment of
some of Australia’s earliest shipwrecks. An Australian Research
Council (ARC) Linkage-Project’ (LP130100137). Hierin participeerden zowel Australische als Nederlandse onderzoekers,
waaronder die van de RCE en de Universiteit van Amsterdam.
Met moderne technieken en een frisse blik is nieuwe informatie gehaald uit eerder opgegraven materialen, zijn archieven
venvoorde (Flinders Universiteit) bekijken twee skeletten van de opvarenden van
de Batavia (1629) in het lab van Daniel Franklin (Universiteit Western Australia)
© RCE
Over het Roaring 40s-project zijn de volgende artikelen
geschreven:
• Artikel over het veldwerk op de Zeewijk: Green, J., 2020:
The Zeewijk Story and the missing second wreck, Journal of
Maritime Archaeology 2020 15, 333–364. Te raadplegen op:
https://doi.org/10.1007/s11457-020-09268-8
60
• Eindpublicatie Roaring 40s: Green, J/A. Paterson (eds.),
2020: Shipwrecks of the Roaring Forties: Researching some of
Australia’s earliest shipwrecks, Perth.
• Manders, M. & Smits, L.,2020: Illuster en Sinister: Graven
naar de schipbreukelingen van de Batavia op Beacon Island,
Australië, Archeologie in Nederland 4(1): 2-10.
• Zie MaSS voor meer informatie over scheepswrakken in
Australië:
• https://mass.cultureelerfgoed.nl/batavia
• https://mass.cultureelerfgoed.nl/zeewijk
• https://mass.cultureelerfgoed.nl/zuiddorp
• https://mass.cultureelerfgoed.nl/vergulde-draeck
3.10.2 Aanval op Broome
Op 3 maart 1942 deden negen Japanse Zero jachtvliegtuigen
– begeleid door een Babs verkenningsvliegtuig – een aanval
op de Australische havenstad Broome aan de noordwestkust.
De Japanners hadden inmiddels grote delen van NederlandsIndië veroverd en konden vanaf Timor met hun jachtvliegtuigen Australisch grondgebied bereiken. In Roebuck Bay bij
Broome lagen vijftien geallieerde vliegboten afkomstig uit
Java en gevuld met evacuees uit Nederlands-Indië te wachten
op brandstof om de reis voort te kunnen zetten naar Perth,
verder in het zuiden. Onder deze toestellen waren vijf
Nederlandse Dornier Do-24K’s en vier Catalina-vliegboten.
De Japanse aanval kwam als een complete verrassing en alle
vliegboten en landvliegtuigen op het vliegveld van Broome
werden vernietigd door de Japanse jagers. Ongeveer honderd
mensen, veelal burgers, kwamen om bij dit drama.
Het Western Australia Museum (WAM) in Perth doet al langer
onderzoek naar de (tastbare) restanten van deze aanval.
Bij eerder onderzoek in 2001 werden de resten gevonden van
meerdere vliegboten. Door het diepe water van de baai en de
sterke stroming bleven drie toestellen vermist: waarschijnlijk
alle Catalina’s van zowel de Nederlandse Marineluchtvaartdienst als de Australische luchtmacht (RAAF). In september
2020 zou de WAM in samenwerking met de RCE opnieuw
Een wrak van een vliegtuig in de Roebuck Bay in Broome © Sheyneg
onderzoek gaan doen in Broome. Door de coronapandemie is
dit uitgesteld naar de zomer van 2022. Met de ten opzichte
van 2001 sterk verbeterde apparatuur zal een aantal locaties
in diep water opnieuw onderzocht worden om de vliegtuigwrakken daar te identificeren. Daarnaast zal gezocht worden
naar een Amerikaanse bommenwerper die kort na de start
vanaf het vliegveld van Broome is neergeschoten en ook naar
het wrak van een Japanse Zero jager. Die laatste is neergehaald door de Nederlandse vlieger Gus Winckel van het
Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, met behulp van een
losse mitrailleur uit zijn Lodestar transportvliegtuig.
Bij geschikte duikomstandigheden zal het team bij negen
locaties duikers naar beneden sturen om meer gedetailleerd
onderzoek te doen en mogelijk ook om relevante objecten te
bergen voor nader onderzoek. Op basis van de bevindingen
van het onderzoek in 2022 zal een beheerplan worden
gemaakt voor dit oorlogserfgoed, dat zeer nauw gerelateerd
is aan de oorlog in Nederlands-Indië. Er liggen verschillende
eerder geborgen vliegtuigdelen in Broome en bij het Aviation
Heritage Museum in Bull Creek, bij Perth. Op dit moment
voert het programma, als vertegenwoordiger van de eigenaar
(de Nederlandse Staat) samen met de beheerders van deze
objecten gesprekken over registratie, bruikleen en conservering van deze delen, die vaak in slechte staat verkeren.
3.11 Suriname
3.11.1 De Leusden
In 2011 publiceerde Leo Balai
zijn boek over het slavenschip de Leusden dat in 1738
zonk in de monding van de
Marowijnerivier tussen wat
nu Suriname en Frans Guyana
is. Hij bracht daarmee deze
vergeten tragedie weer onder
de aandacht: doordat de bemanning de luiken dichttimmerde
kwamen bijna 700 slaven om het leven.
In 2014 hebben Balai en de stadsarcheoloog van Amsterdam,
Jerzy Gawronski, een eerste zoektocht opgezet naar het wrak.
Die werd financieel ondersteund door de RCE. Onderdeel van
het project was ook om zodra het wrak zou worden aangetroffen, de discussie erover en wat ermee te doen op gang te
brengen. De RCE financierde ook een veldactie in 2019, die in
2021 werd afgemaakt. Deze was erop gericht het wrak te
lokaliseren met behulp van een magnetometer die was
bevestigd aan een drone. Hoewel de apparatuur een paar
veelbelovende locaties aanwees, is het nog niet gelukt om de
aanwezigheid van het wrak te bevestigen. Naast het slechte
zicht en de hevige stroming in het gebied, ligt er op de bodem
61
ook een dikke laag fijn sediment die alle potentiële sites
afdekt, en niet eenvoudig kan worden verwijderd. Binnenkort
wordt een rapport over deze zoektocht verwacht, waaraan
ook de Department of Underwater and Underwater Archaeological Research (DRASSM) uit Frankrijk meewerkt. Op basis
daarvan zullen eventuele vervolgplannen worden besproken.
Heel belangrijk bij dit project is dat naast het archeologische
werk ook verschillende stakeholdergroepen uit Frans-Guyana,
Suriname en Nederland betrokken moeten worden. Als het
wrak wordt aangetroffen moet namelijk het gesprek al
gevoerd zijn over wat ermee zou moet gebeuren: wordt het
opgegraven of wordt het een gedenkplek?
Zie MaSS voor meer informatie over de Leusden:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/leusden
3.12 Trinidad
en Tobago
3.12.1 Rockley Bay
Research Project
In de 17de eeuw heette
Tobago een tijdlang Nieuw
Walcheren. Er stond een
Nederlands fort, maar ook
andere maritieme mogendheden in de Cariben hadden
interesse in het eiland. Op 3 maart 1677 startte de Franse
viceadmiraal Jean d’Estrées een aanval op het fort Nieuw-Vlissingen en de Nederlandse vloot die gecommandeerd werd door
Jacob Binckes. De Nederlandse vloot lag op dat moment in
Rockley Bay voor anker. In de slag die volgde, leden beide
partijen zware verliezen. De Fransen verloren duizend man en
vijf van hun schepen, waaronder hun vlaggenschip Le Glorieux.
De Nederlanders verloren tien van hun schepen, maar wisten
de aanval af te slaan. Toch kwamen ook aan Nederlandse kant
veel mensen om het leven.
De locatie van de slag wordt ernstig bedreigd door plannen
om Tobago geschikter te maken voor grote cruiseschepen. Er
is eerder onderzoek gedaan door de Nautical Archaeology
Society en een team van de Universiteit van Connecticut en
het Institute for Nautical Archaeology (INA), onder leiding van
Kroum Batchvarov. Daarbij zijn resten van schepen gevonden
en er zijn aanwijzingen dat een daarvan de locatie van Huis te
Kruiningen is. De RCE heeft regelmatig contact met de
opgravingsleider, de ambassade van Nederland in Trinidad en
Tobago en met onderzoeker dr. Levis Guy en duiker Derek
Chung, lokale medewerkers aan het project. Het streven is om
de vondst van dit wrak en het verhaal rondom de gebeurtenis
te gebruiken om zowel de maritieme archeologie en onderwaterarcheologie als het beheer van de vindplaatsen te verbe-
Bronzen kanonnen van de slag uit 1677 tussen de Nederlanders en de Fransen,
geëxposeerd op de kust bij Rockley Bay, Tobago © Rockley Bay Research Project
teren. Hierbij is behalve de inzet van Trinidad en Tobago ook
een plan nodig waarin voor de langere termijn geborgd is dat
het land dat deze site beheert, hierin ook ondersteund wordt.
Daar wordt op dit moment aan gewerkt. Vanaf november 2021
tot en met januari 2022 is een serie lezingen georganiseerd
vanuit Trinidad en Tobago met de hulp van de Nederlandse
Ambassade en de RCE over de historische gebeurtenissen
rondom de slag.
Zie MaSS voor meer informatie over de slag:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/battle-of-scarborough
Voor meer informatie over het Rockley Bay Research Project
zie: https://nauticalarch.org/projects/rockley-bay-research-project/
3.13 Sint
Eustatius
3.13.1 SE-504 Triple
Wreck veldwerk
Het programma heeft tussen
2 en 21 augustus 2021 een
waardestellend onderzoek
uitgevoerd op een locatie
800 meter uit de kust in de
Oranjebaai, bij Sint Eustatius in Caribisch Nederland. Deze
locatie, met sitecode SE-504, wordt in de volksmond het Triple
Wreck genoemd. De site was bij duikers van de duikschool
Scubaqua en archeologen van Sint Eustatius Center for
Archaeological Research (SECAR) in 2017 al opnieuw onder de
aandacht gekomen doordat de orkanen Irma en Maria een
grote hoeveelheid objecten aan het bodemoppervlak hadden
gebracht. Een groot deel hiervan dateert uit het tweede deel
van de 18de eeuw en zou bij een scheepswraklocatie kunnen
horen. Toen binnen het programma werd gepeild welk
veldwerk in 2021 kon doorgaan, was reizen door de corona-
62
vondsten en eventuele structuren die zouden kunnen worden
aangetroffen. Nadat de nog onverstoorde bodem uitvoerig
was gedocumenteerd, zijn met behulp van airlifts kleinschalige opgravingen gedaan in elf putten die zijn aangelegd op
verschillende punten langs de basislijn. In deze putten is de
gelaagdheid in de bodem onderzocht en zijn alle objecten
gedocumenteerd die per put zijn aangetroffen. De objecten
zijn voor verder onderzoek tijdelijk mee naar boven gebracht.
Drie duikers leggen een opgravingsput aan langs de basislijn, met een airlift. Een
van de duikers gebruikt de airlift om de put aan te leggen. Twee duikers kijken
mee voor de veiligheid en om eventuele vondsten te verzamelen © RCE
Het kanon dat prominent aanwezig was op de Triple Wreck-site © RCE
pandemie beperkt mogelijk. Omdat de waardering van de
objecten vroeg om specifieke kennis van methoden, technieken
en een budget, heeft het programma toch ingezet op dit project
om in het veld stappen te kunnen blijven zetten. Het project
diende tegelijkertijd als uithangbord voor de aanstaande
ratificatie van het UNESCO-verdrag uit 2001, dat rijksbreed zal
worden geïmplementeerd.
Om de werkzaamheden goed uit te kunnen voeren en daarbij
ook capaciteitsopbouw te garanderen, is het onderzoeksteam
samengesteld uit drie archeologen van de RCE en twee
archeologen van het Sint Eustatius Center for Archaeological
Research (SECAR). Het duiken werd begeleid door duikcentrum Scubaqua. In eerste instantie is de bodem op locatie
systematisch afgezocht en in kaart gebracht. Daarbij is onder
andere gekeken naar vondstconcentraties en de diepte van
het losliggende sediment. Daarnaast is onderzocht hoe het
verdere onderzoek zo min mogelijk impact kan hebben op het
nabijgelegen koraalrif en de rest van de natuurlijke omgeving.
Vervolgens is een basislijn neergelegd en zijn meetpunten op
de bodem aangebracht om metingen te kunnen doen op
Dit kleinschalige onderzoek leverde interessante resultaten
op. Er werden bijzonder veel objecten aangetroffen, vaak nog
in zeer goede staat. Daarbij ging het om flessen, kruiken,
borden, maar ook om bijvoorbeeld kleiaarden pijpen en een
schoengesp. Andere vondsten waren verschillende typen
baksteen en overblijfselen van scheepsonderdelen zoals
ankers en delen van roeren en masten. Prominent aanwezig
was ook een kanon. Het merendeel van al deze objecten kan
worden gedateerd in de 18de eeuw.
De vraag rees echter meteen of het hier wel om een scheepswrak ging. Historisch gezien is dit goed mogelijk omdat er veel
schepen zijn vergaan in stormen op de rede van Sint Eustatius.
In de aangelegde opgravingsputten zien we echter vooral een
dunne laag vondsten, die ook nog eens erg verstoord is. Naast
onder andere 18de-eeuwse objecten vinden we op verschillende diepten ook moderner materiaal. De bodem is dus erg
dynamisch. Het 18de-eeuwse materiaal heeft niet direct een
homogene afkomst, maar komt vooral uit Nederland en
Engeland. Dit sluit niet direct uit dat de vondsten afkomstig
zijn uit een wrak, maar in combinatie met de scheepsdelen die
zijn aangetroffen – ijzeren onderdelen van masten en roeren
die tijdens stormen makkelijk los kunnen breken – kunnen we
hier ook te maken hebben met een hoge concentratie aan
vondsten die door verlies, ongeluk, opzettelijk overboord
gooien, stormen en stromingen op één plek terechtgekomen
zijn, of vast zijn blijven zitten achter een rif. Bij de fieldschools
uitgevoerd door Shipwreck Survey op een meer noordelijk
gelegen deel, zou wel meer homogeniteit onder de vondsten
zijn vastgesteld. Deze locatie is niet meegenomen in het
onderzoek dat door de RCE is uitgevoerd, maar kan op een
later moment op eenzelfde manier worden onderzocht.
De onderzochte locatie is bijna exact het centrum van de baai
en ook van de rede van Sint Eustatius in de 18de eeuw. In het
gebied was het een drukte van een jewelste met schepen die
lagen te wachten om uit- en ingeladen te worden. Bij al die
handelingen en tijdens alle stormen die er gewoed hebben,
ging er ongetwijfeld weleens wat fout bij het overhevelen van
lading. Zo eindigden vooral lege drankflessen, stenen kruiken,
kleiaarden pijpen, maar ook zwaardere spullen als bakstenen
– ballast bij aankomst en op de rede omgeruild voor lading –
en een kanon op de bodem van de baai. Ook de verloren
63
Een 18de-eeuws Delftsblauw aardewerken bord dat bij Sint Eustatius werd
Vier ankers die bij Sint Eustatius onder het rif vast zijn komen te zitten © RCE
aangetroffen in put 4 © RCE
ankers aan de rand van het rif – sommige uit de 18de eeuw
maar ook van later – zijn stille getuigen van deze zeer
dynamische locatie. Wind en stormen woelen niet alleen al
eeuwen de bodem om, maar zorgen ook voor circulaire
stroming, met als resultaat dat veel materiaal wordt afgezet in
het oog van die stroming. Mogelijk zit hier zelfs materiaal bij
dat vanaf de kust bij de talloze pakhuizen die Sint Eustatius
telde, in zee is gevallen. Het rif zorgt voor een natuurlijke
grens, waardoor de spullen zich ophopen.
Hierboven is een voorlopige conclusie geschetst. Als we naar
locatie SE-504 kijken, zien we op de bodem van de Oranjebaai
de geschiedenis van de drukste periode – vaak aangeduid als
bloeiperiode – letterlijk liggen. Deze tastbare geschiedenis van
de 18de eeuw illustreert het verhaal van de unieke positie die
Sint Eustatius had in die tijd. We zien in de vondsten een
multinationale samenkomst van schepen, de drukte op de
rede, de handel, wat mensen aten en dronken, maar ook hoe ze
gekleed waren en wat ze mooi vonden. Ze vormen ook een
bron van kennis over de donkere kanten van deze geschiedenis.
Ondanks het feit dat er nu geen scheepswrak is aangetroffen
in de bodem, is de locatie historisch belangrijk. Ze vertelt
namelijk over de bloeiperiode van de handel van Sint Eustatius,
de periode dat het eiland als eerste de Verenigde Staten van
Amerika erkende. Aan de kust van de benedenstad stonden
toen nog honderden pakhuizen vol met handelsgoederen. Tot
slaaf gemaakte mensen werden in grote groepen verhandeld
en gedwongen onder erbarmelijke omstandigheden te
werken op de suikerplantages en raffinaderijen, of thuis bij de
rijke handelaren van het eiland en ver daarbuiten. De locatie is
vooral voor duiktoeristen een uitgelezen kans om de geschiedenis van het eiland te verkennen. Die ligt onder water,
geconcentreerd en zichtbaar. Daarmee heeft de vindplaats
waarde in een bredere context en geeft deze een extra
dimensie aan het duiken waarvoor velen Sint Eustatius ook
aandoen.
Na het onderzoek is al het materiaal opgeruimd en zijn de
opgravingsputten weer dichtgemaakt. De vondsten die voor
onderzoek omhoog zijn gebracht, zijn weer teruggeplaatst in
de putten. Slechts één put is open blijven liggen, in samenspraak met Sint Eustatius National Parks (STENAPA) en de
duikschool Scubaqua. Hier kunnen sportduikers vier ankers
zien die onder het rif vast zijn komen te zitten. De vondsten
die daaromheen zijn gevonden, zijn rondom de ankers
neergezet, zodat recreanten ook die kunnen bewonderen. Alle
data worden in 2022 verder uitgewerkt, inclusief de foto’s en
tekeningen die zijn gemaakt van de vindplaats en individuele
vondsten. De resultaten zullen worden beschreven in een
rapport. Er ligt een voorstel om de locatie niet fysiek te
beschermen, zodat deze juist door duiktoeristen kan worden
onderzocht. Verder wordt ervoor gezorgd dat duikers geen
souvenirs van de bodem omhooghalen, maar de objecten
laten liggen zodat ook anderen hiervan kunnen genieten.
De locatie SE-504 kan op die manier een leerzame duiklocatie
worden. Een vervolgactie lijkt nu niet aan de orde, maar zou
zich kunnen aandienen wanneer er toch een scheepsconstructie wordt aangetroffen op of rondom de onderzochte locatie.
Dan zou bijvoorbeeld het noordelijk deel van de site nog
systematisch onderzocht kunnen worden.
• Zie MaSS voor meer informatie over het Triple Wreck:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/se-504
Het veldwerk op Sint Eustatius diende ook als middel om
verdere kennis en capaciteit op te bouwen in het Caraïbisch
gebied. In het project hebben de twee archeologen gelieerd
aan SECAR en ook verder actief in het Nederlands-Caribische
gebied, ervaring opgedaan met het uitvoeren van een
waardestelling met behulp van airlifts. Voor een dergelijke
operatie ontbreekt in de Caraïben niet alleen de financiële
slagkracht, maar ook de training en ervaring die nodig zijn om
deze goed uit te kunnen voeren. De resultaten van het
onderzoek worden gedeeld met de groep experts die zich
64
ook op de andere eilanden voorbereidt op de implementatie
van het UNESCO 2001-verdrag. Het project dient zo als pilot
voor de kennis- en capaciteitsopbouw die als zeer noodzakelijk wordt gezien na de ratificatie van dit verdrag en de
implementatie ervan in het Caraïbisch gebied. De locatie is
daarnaast opgenomen in zowel MaSS als MACHU. Zo krijgt ze
een plek in het totale overzicht van onze voorraad en
bevordert ze het begrip van ons maritieme verleden.
3.14 Japan
Japan was een van de
prioriteitslanden van het
Gedeeld Cultureel Erfgoed
(GCE) beleid 2017-2020.
Tussen 2014 en 2019 heeft
het programma intensief
samengewerkt met het
Kyushu Nationaal Museum
en de Japanse commissie voor onderwaterarcheologie, die de
mogelijkheden onderzochten om maritieme archeologie en
erfgoedbeheer op te zetten in Japan. Voor het GCE-programma heeft het eerste maritiem programma destijds een
overzicht gemaakt van gemeenschappelijk erfgoed tussen
Nederland en Japan. Op basis daarvan zijn voorstellen gedaan
om een aantal projecten uit te werken. Daar zaten vanzelfsprekend ook maritieme projecten bij. Vanaf 2019 is de rol van
het museum in Kyushu binnen het Japanse bestel een stuk
kleiner geworden. Er zijn dan ook andere partnerschappen
aangegaan om de projecten te kunnen verwezenlijken.
Deze projecten worden hieronder beschreven.
• Klos, M./L. Derksen, 2016: Shared Cultural Heritage of the
Netherlands and Japan, Amersfoort.
• Het rapport over het gemeenschappelijk erfgoed tussen
Nederland en Japan is te raadplegen via:
https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2016/01/01/shared-cultural-heritage-of-the-netherlands-and-japan
Student Hiromu Akamatsu bestuurt de surveyboot tijdens de zoektocht naar de
Kanrin Maru in 2019 © RCE
kadetten die in Nagasaki werden opgeleid door Nederlandse
marineofficieren.
Uit vooronderzoek in 2016 en 2017 bleek de erfgoedgemeenschap die ontstaan is rondom de Kanrin Maru, behoefte te
hebben om via onderzoek het wrak verder onder de aandacht
te brengen. Ook bleek uit interviews met lokale vissers en een
duiker dat een aantal jaar terug een onbekend houten
scheepswrak zou zijn gezien. In 2018 voerden TUMSAT en de
RCE in samenwerking met de lokale duiker daarom een
zoekactie uit om dit wrak terug te vinden voor verder
onderzoek, wat helaas niet lukte.
3.14.1 Zoektocht naar het gezamenlijke maritiem
erfgoed van de Kanrin Maru
In 2019 besloten TUMSAT en de RCE het project alsnog voort
te zetten, na verzoeken hierom van verschillende belanghebbende partijen. Dit waren de Society of Kanrin Maru Crew
Descendants, de Kikonai Society for Preserving the Kanrin
Maru, de gemeente van Kikonai en ook de Nederlandse
ambassade in Japan. Voor de ambassade droeg het project
positief bij aan de culturele diplomatie tussen Nederland en
Japan. Door een financiële bijdrage van de Society of Kanrin
Maru Crew Descendants, de logistieke hulp van de gemeente
en de levering van sonarapparatuur en specialistisch personeel door de Windy Network Corporation (een Japans
sonarbedrijf), bleek ook dat er kon worden gerekend op hulp
vanuit de gemeenschap zelf.
In 2018 en 2019 heeft het programma Maritiem Erfgoed
Internationaal in samenwerking met Tokyo University of
Marine Science and Technology (TUMSAT) het maritiem
erfgoed rondom de Kanrin Maru onderzocht. De Kanrin Maru
was een marineschip dat op Japanse bestelling in Kinderdijk is
gebouwd en in 1857 is overgedragen aan Japan. In 1871 is het
schip in het noorden van Japan vergaan in de buurt van
Kikonai (Hokkaido). Het schip staat symbool voor de instrumentele rol die Nederland destijds speelde in de aanzet van
een Japanse marine naar Europees voorbeeld. De Kanrin Maru
werd daarbij ingezet als opleidingsschip voor de Japanse
Besloten werd om in te zetten op twee doelen: een zoekactie
met sonarapparatuur en een inventarisatie van de oral history
en persoonlijke memorabilia – de immateriële waarden –
rondom de Kanrin Maru. In november 2019 is daarop met sonar
een gebied afgezocht ten westen van kaap Saraki, waarbij
opnieuw geen wrak werd aangetroffen. Met de inventarisaties
van de immateriële waarden kwamen wel een aantal
persoonlijke verhalen naar boven, zoals dat van de Munakatafamilie, waarvan de leden nog altijd met trots spraken over
hun voorouder admiraal Kimura, die opgeleid werd door
65
Nederlandse officieren en in 1860 leiding gaf aan de Japanse
bemanning van de Kanrin Maru. Ook de familie Masai kende
een voorouder in Masanoshin Kosugi, die als tiener door zijn
oudere broer naar de marineschool in Nagasaki is gestuurd,
waar ook hij werd opgeleid door Nederlandse marineofficieren. Zijn oudere broer stond na het overlijden van hun vader
als oudste man aan het hoofd van de familie. In de Japanse
traditie was het destijds gebruikelijk om de jongste zoon te
laten adopteren door een andere familie, in dit geval door een
contactpersoon die kadetten moest werven voor de marineschool in Nagasaki. Uiteindelijk zou Masanoshin zelfs nog
meevaren op de Kaiyo Maru – een andere Japanse oorlogsbodem die in 1863 in Dordrecht was gebouwd en in 1866 aan
Japan was geleverd. Veel bemanningsleden van de Kanrin Maru
zouden later belangrijke maatschappelijke posities innemen in
Japan. Deze en andere verhalen onderstrepen de sterk
verbindende factor van het cultureel erfgoed van de Kanrin
Maru en geven een extra dimensie aan onze kennis over de
directe en indirecte invloeden van Nederland op de Japanse
marine en scheepsbouw in de 19de eeuw.
• Zie MaSS voor meer informatie over de Kanrin Maru:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/kanrin-maru
3.14.2 Oral history en vooruit op Faro
Met het gebruik van oral history heeft het programma ingezet
op het gebruik van vernieuwende aanvullende methoden en
technieken om de waarde van erfgoed te bepalen. Dit geeft
inzicht in andere, vaak veel persoonlijkere waarden, die zelfs
niet altijd te koppelen zijn aan het materiële erfgoed. Maar
waar dat wel zo is, brengen de verhalen die zijn doorverteld
door eerdere generaties, het (fysieke) erfgoed tot leven. Met
dit project heeft het programma ook gewerkt in de geest van
het Verdrag van Faro (Raad van Europa, 2005), waarin de
gemeenschap centraal staat en cultuur open en beschikbaar
moet zijn voor iedereen. Erfgoedparticipatie is hier het
uitgangspunt. De verandering van het centraal georganiseerde erfgoeddiscours naar een participatieve collaboratie
die sterk van onderaf wordt bepaald, is ook in andere delen
van de wereld sterk in opkomst of zelfs al leidend. Voor het
programma is het een sterk middel geworden om niet alleen
de samenwerking aan te gaan met overheden, maar ook die
met de samenleving die gebonden is met het erfgoed. Door
deze aanpak leren wij vanuit Nederland ook hoe anderen naar
het erfgoed kijken en ermee omgaan.
Naast een artikel en een presentatie op de Asia-Pacific
Conference on Underwater Archaeology dat werd gehost in
Taiwan in 2021, wordt in een vlog op YouTube kort uitgelegd
wat oral history kan betekenen voor ons begrip van het
maritiem erfgoed, in het bijzonder van het gedeelde verleden
tussen Japan en Nederland.
Vergadering met de Kanrin Maru-vereniging te Kikonai over het belang van het
erfgoed rondom de Kanrin Maru voor de gemeenschap © RCE
• Vlog - Researching the Oral History of the Dutch-built
Japanese warship the Kanrin Maru (1856):
https://www.youtube.com/watch?v=f2XMn0X5OD4
3.14.3 Van Bosse Stories
In 2017, in de laatste fase van het eerste maritiem programma,
voerde de RCE een verkenning uit in de wateren van het
eilandje Tarama in Zuid-Japan. Doel was om het wrak van het
Nederlandse schip Van Bosse te lokaliseren. Er werden
vondsten gedaan en ook eerder opgedoken objecten werden
geanalyseerd, maar het wrak zelf werd nergens aangetroffen.
Wel waren de gesprekken met de lokale bevolking zo
fascinerend dat besloten werd om deze op te gaan tekenen.
In 2019 is de eerste fase doorlopen van het oral-historyproject
‘Van Bosse Stories’. Hierbij gaat het om de verhalen van het in
1857 bij Tarama (Okinawa, Japan) gezonken Nederlandse schip
en de tijd dat de schipbreukelingen verbleven in het district
Okinawa. Een tweede doel van het project is om te onderzoeken in hoeverre de verhalen en de wraksite van betekenis zijn
voor de hedendaagse samenleving. Het oral-historyproject
kan worden gezien als een vervolg op het onderzoek dat het
maritiem programma in 2015-2016 uitvoerde naar het wrak
van de Van Bosse.
Oral history, identity and geo-cultural
features are also aspects of cultural
heritage. Despite there being no artefact,
a location can still have heritage
significance due to these intangible
values.
Hans van Tilburg, National Oceanic and Atmospheric
Administration, Verenigde Staten
66
Door bemiddeling van de Nederlandse ambassade in Tokyo
en een Nederlands onderzoeker is contact gelegd met
dr. Shimoji die als taalkundige verbonden is aan Okinawa
International University. Ze is gespecialiseerd in het Taramees,
de oorspronkelijke taal van de bewoners van het eiland.
Tijdens een bezoek van de projectleider José Schreurs zijn
onder meer gesprekken gevoerd met dr. Shimoji en medewerkers van de gemeentes Tarama en Myakojima. De laatste
gemeente werd betrokken in het onderzoek, omdat het
overleg in Tarama uitwees dat de bemanning van het schip
ook een tijd op het eiland Myakojima verbleef. Op dit moment
wordt een volgend bezoek gepland om interviews te gaan
afnemen bij bewoners uit het district. Met een deel van deze
mensen is al eerder in het traject contact opgenomen, maar
sommige anderen hebben via een poster- en flyercampagne
te horen gekregen dat het programma op zoek is naar
verhalen. De flyer is verspreid als bijlage bij een nieuwsbrief
voor (oud-)bewoners van Tarama, en riep onmiddellijk
reacties op van mensen met verhalen. Met de gemeente
Tarama zijn afspraken gemaakt over de verspreiding van de
poster. De planning is om deze pas te verspreiden zodra de
coronasituatie het toelaat om interviews af te nemen.
Er is een samenwerkingsovereenkomst (Letter of Intent
Cooperation Netherlands and Japan in Shared Cultural
Heritage) gesloten tussen Okinawa International University,
de Japanse partner in het project, en de Rijksdienst voor het
Cultureel Erfgoed, zodat het vervolgonderzoek in 2022 na de
coronacrisis op een soepele manier en in samenwerking door
kan gaan.
Van links naar rechts: projectmedewerker, -liaison en tolk Randy Sasaki, de heer
Namihira, een van de heren die verhalen kent over de Van Bosse en RCE-projectleider José Schreurs, gefotografeerd bij de wraklocatie © RCE
De heer Namihira, een van de mannen die verhalen kent over de Van Bosse,
gefotografeerd bij de wraklocatie © RCE
Om meer informatie te verkrijgen over de scheepsramp, die
mede richting kan geven aan de interviews, is een Japanse
tekst in het Nederlands vertaald en is er archiefonderzoek
gedaan. De Japanse tekst die door Ilona Bausch van de
Universiteit Leiden is vertaald, doet verslag over de schipbreuk van het Nederlandse schip Van Bosse in Tarama, uit de
annalen van de Ryukyu Koninklijke Regering.2
In Nederland deed Jacob-Bart Hak een archiefonderzoek, dat
primair gericht was op de vaart van het schip van Singapore
naar Shanghai en het verblijf van de bemanning op Okinawa.
Secundair in het onderzoek was de repatriëring van de
bemanning naar Batavia en vervolgens naar Nederland, en de
eventuele berging van de vracht uit het gezonken schip. De
resultaten van het archiefonderzoek zijn vastgelegd in een
rapport.3 De gegevens uit het archiefonderzoek en de Japanse
bronnen over de scheepsramp en de bemanning komen
overeen, al zijn de Nederlandse bronnen beperkter over het
verblijf van de Nederlanders op Tarama. In beide bronnen
blijven de echtgenote van de kapitein en mogelijk zelfs een
dochter aan boord van het schip onderbelicht. Ze behoorden
tot de drenkelingen, maar nadere informatie over hen
ontbreekt. In de mondeling opgetekende verhalen over de
terugkeer van de Nederlanders naar Tarama in 1860 om de
scheepslading te repatriëren, is evenmin een nadere onderbouwing gevonden. In 1859 is er wel een verdrag getekend
tussen het koninkrijk Ryukyu en Nederland, dat een terugkeer
mogelijk maakte. De officiële lading van het schip bestond uit
thee. Het lijkt onwaarschijnlijk dat deze lading nog waardevol
genoeg was om op te komen halen. De vraag blijft of er nog
een andere lading aan boord was.
2 Bausch, 2021. De tekst is in 1988 gepubliceerd in Hirara Stadsgeschiedenis,
volume 8 (Archeologie, Personen, Appendices).
3 Hak, 2021.
67
Het programma is ook een samenwerking aangegaan met de
faculteit archeologie van de Universiteit Leiden (Monique van
den Dries) om een plaatjesboek te maken. De betrokken
Japanse gemeentes zouden dit graag willen gebruiken, zodat
het verhaal over het Nederlandse schip tastbaarder wordt en
onderwezen kan worden op scholen. Normaliter zou dit
plaatjesboek vervaardigd zijn in de laatste fase van het project,
na het veldwerk. Besloten is echter om hier eerder mee te
starten en als input de resultaten te gebruiken van de in 2019
gevoerde verkennende gesprekken met bewoners van Tarama,
samen met de informatie uit de Japanse teksten en het
archiefonderzoek. Als doelgroep werd gekozen voor 10- tot
11-jarigen. Per episode is in het boek een tekening gemaakt
door Daphne Vos, studente archeologie aan de Universiteit
Leiden. Gijs van der Lubbe van de Universiteit van Okinawa
vertaalde de Nederlandse tekst in het Japans, waarna een
vertaling in het Taramees zal volgen. Met deze vertaling helpt
het boek het verhaal van het Nederlandse schip, de relatie
tussen Nederland en Japan en de Taramese taal levend houden.
• Zie voor meer informatie over het onderwater onderzoek
naar het Van Bosse wrak:
https://english.cultureelerfgoed.nl/latest/weblog/2019/
searching-underwater-for-van-bosse
• Zie MaSS voor meer informatie over de Van Bosse:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/van-bosse
3.15 ZuidAfrika
Zuid-Afrika is al jaren een van
de prioriteitslanden binnen
het GCE/IE-beleid. Samen
hebben we een bewogen
geschiedenis. Er wordt op
verschillende vlakken samengewerkt binnen zowel de
eerste als de tweede pijler van het programma. Hieronder
volgen twee belangrijke projecten die zijn uitgevoerd binnen
het programma met Zuid-Afrika.
3.15.1 Modern Oral History: Dutch Wrecks
in South Africa
In Zuid-Afrikaanse wateren liggen ruim honderd Nederlandse
historische scheepswrakken. Het overgrote deel daarvan zijn
scheepswrakken van de VOC. Al tijdens het vorige maritiem
programma heeft de RCE daarom actief de samenwerking
gezocht met zijn Zuid-Afrikaanse evenknie, het South African
Heritage Resources Agency (SAHRA). Zo is onder andere in
2015 het project ‘Modern Oral History: Dutch Wrecks in South
Africa’ op touw gezet. Dit is na een korte stop in 2019 weer
nieuw leven ingeblazen.
For me what’s been very nice, as a young
person coming into this field, you hear
things described in a very categorical way,
salvors versus archaeologists, heritage
managers versus exploiters of shipwrecks,
and I’ve learned that there are a lot more
grey areas. A lot of people who had been
salvaging shipwrecks had an idea of how
they were actually contributing to telling
those histories, and they believed they
were not only interested in acquisition. Of
course their arguments are quite flawed.
But it is interesting to listen to how much
education is still needed on this issue, as
clearly we’ve failed to explain so far what
the issues are with salvage, because many
salvors still very much see themselves as
being part of the good guys.
Lesa Le Grange, Heritage officer maritime archaeology bij de
South African Heritage Resources Agency (SAHRA)
Het project verzamelt en interpreteert informatie rondom
bergingsacties door sportduikers en schatzoekers die tussen
de jaren zestig en negentig van de vorige eeuw hebben
gedoken op Nederlandse scheepswrakken in Zuid-Afrikaanse
wateren. Ze ondernamen deze acties nog voordat Zuid-Afrika
de UNESCO-conventie uit 2001 ratificeerde en ook voordat de
relevante Zuid-Afrikaanse wet- en regelgeving ter bescherming van historische scheepswrakken effectief was geïmplementeerd. Het gros van de wrakken waarop is gedoken, was
van de VOC. Bij deze bergingen ging men vaak niet of
nauwelijks archeologisch-systematisch te werk. Daarmee is
erfgoed verloren gegaan en veel kennis verdwenen over ons
gedeelde verleden. Er ligt echter nog veel informatie bij de
mensen die de bergingsacties destijds ondernamen: zowel in
kleine beetjes documentatie als in herinneringen van de
betrokkenen. Een aantal van hen is echter al overleden, terwijl
anderen al op hoge leeftijd zijn. Om hun herinneringen niet
verloren te laten gaan, zijn zij geïnterviewd met de oral-historymethode en is de opbrengst daarvan vastgelegd in geluidsopnames en transcripties. Daarnaast hebben studenten van
de Universiteit Leiden historisch onderzoek gedaan naar
enkele VOC-schepen die in Zuid-Afrikaanse wateren zijn
vergaan.
68
De verhalen die naar boven zijn gehaald met het project
‘Modern Oral History’ zijn zeer gelaagd en geven een bijzonder multidimensionaal beeld van zowel het verre verleden – in
de vorm van levendige ooggetuigenverslagen van talloze
schipbreuken die uit de archieven zijn opgedoken – als het
nabije verleden, waar de bergers die zich op deze scheepswrakken wierpen op zeer dynamische wijze te werk gingen.
Soms gaat het in de vertellingen sec over de handelingen die
de bergers ondernamen, met geavanceerde apparatuur. Zo
stuitte men met een magnetometer in combinatie met een
metaaldetector op de Reigersdaal. De verhalen hebben ook
een hoog avonturengehalte, getuige de inzet van een
helikopter waarmee onder meer zes bronzen kanonnen van
diezelfde Reigersdaal omhoog zijn gehaald. Ook het gebruik
van dynamiet – om vastgekoekte zilveren munten en andere
waren los te breken uit wrakken – bevestigen dit beeld. In een
dergelijk dynamisch speelveld met risicovol handelen lijkt
persoonlijk leed onontkoombaar. Menig geïnterviewde berger
heeft dan ook mensen het leven zien laten bij het najagen van
de schatten van de VOC. Wel schemert in de interviews steeds
door dat de bergers wel degelijk een interesse najoegen die
dieper ging dan puur het materiële en het economische
aspect.
Ook uit het verdere verleden doemen verhalen op van
menselijk leed. Bij nagenoeg elke schipbreuk die in de
archieven door Leidse studenten verder is uitgediept voor het
vak Maritime treasures: diving into maritime history and archaeology
(gegeven door Dr. Van Dissel en Dr Manders), gingen vele
mensenlevens verloren. Dit confronteert ons met het feit dat
veel scheepswrakken, waar ook ter wereld en uit welke
tijdsperiode dan ook, een laatste rustplaats kunnen zijn van
een medemens. Tegenwoordig werkt het Zuid-Afrikaanse
systeem naar behoren en komen aantastingen van erfgoed en
rustplaatsen niet meer op grote schaal voor.
Rond de scheepswrakken hangen ook verhalen die vandaag
de dag nog een plek hebben in de Zuid-Afrikaanse maatschappij, bijvoorbeeld over het vergaan van de Jonge Thomas.
Tegen het einde van mei in 1773, ligt de Jonge Thomas samen
met enkele andere schepen nog voor anker in de Tafelbaai. Dit
geheel tegen de richtlijnen van de VOC in, want het is winter
en de vaak catastrofale stormen kunnen plotseling de baai
overvallen. Een storm doemt inderdaad op en de Jonge Thomas
wordt van zijn ankers geblazen. Kapitein De la Maine probeert
in allerijl het schip nog op het strand te zetten, maar het komt
vast te zitten op een zandbank en slaat om. De VOC stuurt een
ploeg van dertig man om potentiële plunderaars tegen te
houden, maar – zo blijkt ook steeds uit de andere verhalen –
de VOC geeft maar weinig om haar personeel dat ondertussen
dreigt te verdrinken. En, zoals student Idema het verwoordt,
begint hier feit en legende door elkaar te lopen. Het verhaal
wil dat Wolraad Woltemade, een kolonist van Duitse komaf,
het tragische tafereel van ver af zag, op zijn paard sprong en
met het dier het water in en uit snelde om steeds meer
schipbreukelingen van de verdrinkingsdood te redden.
Uiteindelijk zou hij veertien man hebben gered. Bij de laatste
poging hingen er echter zo veel mannen aan zijn paard dat
Wolraad met paard en al in de golven achter is gebleven.
Naast de veertien geredden door Wolraad, wisten er nog 25
zichzelf te redden. In totaal kwamen bij deze schipbreuk 168
zeelieden om het leven. De VOC liet zich hier verder niet over
uit, maar meldde alleen koeltjes dat de overlevenden zo snel
mogelijk weer aan het werk gezet moesten worden. Ook los
van dit verhaal blijkt dat de VOC zich zeer autoritair opstelde
tegenover de lokale bevolking – alle inwoners in de nabijheid
van een schip werden aangemerkt als potentiële dieven. Deze
en de andere studies van de studenten schetsen een beeld van
een door wederzijds wantrouwen gevoede sociale wrevel
tussen de VOC en de bevolking in Zuid-Afrika.
3.15.1.1 Resultaten
De materiële maar vooral ook de immateriële overblijfselen
van Wolraads verhaal en van al die andere wrakken zijn
vandaag de dag nog terug te vinden in het Zuid-Afrikaanse
cultuurlandschap. Al deze verhalen worden gebundeld in een
publicatie en geven ons zo een beter begrip over ons koloniale
verleden. De publicatie wordt verwacht in de loop van 2022.
Met het totaal aan informatie uit het Leidse onderzoek met de
herinneringen en overige informatie die met de interviews zijn
opgehaald, heeft dit project bijgedragen aan de kennis over
ons gedeelde verleden met Zuid-Afrika. Ook is inzichtelijker
geworden wat nu de impact is geweest van de bergingsacties.
Daarnaast is het databeheersysteem van SAHRA bijgewerkt
en bevat nu de meest actuele informatie, waarmee een
holistische verzameling kennis is veiliggesteld, die bijdraagt
aan een beter beheer van het Nederlands erfgoed in Zuid-Afrikaanse wateren. De informatie is deels al verwerkt in MaSS.
Duiker dicht bij een oud anker op een wraklocatie van vermoedelijk de Rodenrijs
(1737) in de Tafelbaai, Zuid-Afrika © Reg Dodds
69
Zie MaSS voor onder andere de volgende informatie over
wrakken in Zuid-Afrika:
• De Reijgersdaal:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/reijgersdaal
• De Jonge Thomas:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/jonge-thomas
• De Vis: https://mass.cultureelerfgoed.nl/vis-de
• De Rodenrijs: https://mass.cultureelerfgoed.nl/rodenrijs
3.15.2 VOC burial ground Simonstown
Het programma is sinds 2019 betrokken geweest bij een
onderzoek naar menselijke resten op een erf in Simontown
dicht bij Kaapstad. Deze kwamen eind 2018 bij bouwwerkzaamheden aan het licht. Bureauonderzoek in combinatie met
waarderend veldwerk leidde bij het lokale archeologisch
bedrijf ACO Associates tot het vermoeden dat het hier ging om
een begraafplaats die hoorde bij een VOC-hospitaal, dat van
1765 tot begin 19de eeuw aan dit terrein had gelegen. Omdat
er mogelijk een connectie was met de VOC nam ACO Associates, een archeologisch bedrijf uit Kaapstad, contact op met
de Nederlandse ambassade. Dit paste in een wettelijk
verplicht onderzoek naar de belanghebbenden en betrokken
partijen bij de vondst van menselijke resten, zoals het
Zuid-Afrikaanse National Heritage Resources Act (1999)4 dit
voorschrijft. Tegelijkertijd vroeg ACO via de ambassade aan
Nederland om een wetenschappelijke bijdrage te leveren in de
vorm van een herkomststudie naar de menselijke resten.
Omdat het verzoek een specialistische karakter had, kwam
het terecht bij het programma. Mede door het lokale gebrek
aan de benodigde expertise om de menselijke resten
wetenschappelijk te analyseren, is besloten dit project met
Nederlandse middelen te ondersteunen en de analyse in
Europese laboratoria te doen.
Daarnaast bood dit een zeldzame kans om skeletmateriaal
van vermoedelijk VOC-lieden te kunnen onderzoeken, om
daarmee mogelijk ook een nieuw licht te werpen op ons
gedeeld verleden met Zuid-Afrika. Voorwaarden die de RCE
stelde aan de steun waren kennisuitwisseling en capaciteitsopbouw, om daarmee bij te kunnen dragen aan de
overkoepelende doelen van het programma. Zo kon het
veldwerkteam van ACO Associates twee weken lang worden
aangevuld met twee net afgestudeerde osteoarcheologen
Rachael Hall en Judyta Olszewski (beiden afgestudeerd aan de
Universiteit Leiden).
3.15.2.1 Resultaten uit het lab
Uiteindelijk zijn op het terrein de stoffelijke resten gevonden
van minimaal 165 individuen. Standaard osteologische
analyses in het veld bleken amper mogelijk, omdat de
stoffelijke resten in zeer broze staat verkeerden. In totaal
bemonsterden de osteoarcheologen wel zo’n 133 individuen
voor nader onderzoek in het lab: steeds twee kiezen per
individu. Deze monsters zijn geëxporteerd naar Nederland,
met goedkeuring van de lokale erfgoedautoriteit. Omdat het
organische materiaal in slechte staat was en wegens de
inherent destructieve onderzoekstechnieken zijn de analyses
in de Europese laboratoria trapsgewijs gedaan. De eerste fase
van het onderzoek richtte zich op 10% van de bemonsterde
populatie, waarbij de bruikbaarheid van de verschillende
methoden werd getoetst. De methoden gebaseerd op de
aanwezigheid van collageen in de monsters bleken niet
toepasbaar, omdat het organische materiaal in zo’n slechte
staat was. De methoden die afhankelijk zijn van de staat van
het tandglazuur bleken wel toepasbaar. Daarmee konden
isotopenanalyses worden uitgevoerd op basis van het
aanwezige strontium, zuurstof en koolstof (uit carbonaat).
Het isotopenonderzoek is vervolgens opgeschroefd naar 50%
van de populatie. Uit deze analyses bleek dat het overgrote
deel van het resultaat suggereert dat de individuen mogelijk
van Europese origine zijn. Er is besloten de overige 50% van de
populatie zorgvuldig te bewaren, om in de toekomst kansen
over te laten voor nieuwe onderzoeksvragen en/of -technieken.
3.15.2.2 Historisch onderzoek
Osteoarcheoloog Judyta Olszewski inspecteert een zojuist gelichte schedel © ACO
Associates/RCE
4
https://www.gov.za/sites/default/files/gcis_document/201409/a25-99.pdf
Naast het archeologische veldwerk en de analyses in laboratoria, werden in opdracht van het programma ook twee
opeenvolgende historische onderzoeken gedaan. Het eerste
richtte zich op de in Nederland beschikbare primaire en
secundaire bronnen en werd uitgevoerd door Hanna te Velde,
een net van de Universiteit Leiden afgestudeerde historica.
Een groot aantal aanwijzingen uit haar onderzoek leidde naar
stukken in de Zuid-Afrikaanse archieven waar veelal de lokale
VOC-stukken zijn bewaard. Hierop startte het in Zuid-Afrika
gehuisveste Trust Foundation een vervolgonderzoek. Dit team
bestond uit onderzoekers Helena Liebenberg, Antonia Malan,
70
Jaco van der Merwe en Kalthy Schultz. Hierbij werden onder
andere twee historische kaarten gevonden, waarop dicht bij
het hospitaal objecten getekend zijn, die lijken op graven. Uit
impliciete aanwijzingen is verder onderbouwd dat de
begraafplaats alleen door het hospitaal werd gebruikt.
Al met al wijst het geheel aan aanwijzingen in het archeologische veldwerk, het isotopenonderzoek en de historische bronnen erop dat de locatie een begraafplaats was, waar vanaf de
tweede helft van de 18de eeuw Europese zeelieden zijn
begraven. Voor het grootste gedeelte van de periode
gebeurde dit tijdens het bewind van de VOC. De resultaten
van het onderzoek dragen verder bij aan ons begrip van het
verleden, over waar de zieke zeelieden terechtkwamen en hoe
ze soms onverhoopt alsnog stierven, vaak op een locatie ver
van het vertrouwde bed.
Shipwreck heritage is in fact really
international heritage.
The claims of Dutch sovereignty over VOC
ships, even when lying in foreign waters,
emphasize the importance of a
cooperative approach to managing these
highly significant archaeological
resources.
In order to preserve the world’s shared
maritime heritage, we need to approach
standard-setting and capacity building in
a globally inclusive way that reflects the
internationality of this heritage or we will
end up with a very one-dimensional vision
of this history. For this, we need to move
away from only funding relationships.
Nobody wishes to only fund projects.
Cooperation is much more valuable and
means giving and taking from both sides,
working together as equals.
Lesa Le Grange, Heritage officer maritime archaeology bij de
South African Heritage Resources Agency (SAHRA)
3.15.2.3 Maatschappelijke gevoeligheden
Gedurende het project kwamen lokale maatschappelijke
gevoeligheden naar boven van politieke, culturele en
religieuze aard. Dit leidde tot zowel positieve als negatieve
aandacht in de pers. De kritiek vanuit de gemeenschap was in
eerste instantie vooral gericht op de projectontwikkelaar. De
perceptie was dat het geplande bouwproject geen rekening
zou houden met de recente bewoningsgeschiedenis op het
erf, rakende aan de verwijdering van moslimfamilies tijdens
de Apartheid in de jaren zeventig van de vorige eeuw.
Daarnaast zouden de menselijke resten volgens sommigen
mogelijk juist ook verbandhouden met dezelfde moslimfamilies. Bovendien werd geopperd dat de menselijke resten
werden verwijderd zonder dat ze gedegen onderzocht waren.
ACO weerlegde deze claims tijdens een informatieavond in
2019. Later laaide de onrust nog eens op omdat de uitslag van
de analyses in de laboratoria op zich liet wachten door de
coronapandemie. Kritische partijen beschouwden de stilte als
teken dat het project in de doofpot werd gestopt. Dit gaf weer
voeding aan claims dat de menselijke resten toch van tot slaaf
gemaakten zouden zijn. Dit is opnieuw weerlegd tijdens een
informatiesessie met behulp van alle wetenschappelijke
onderzoeken, inclusief die uit de laboratoria.
3.15.2.4 Herbegraving en herdenkingsmonumenten in 2022
In nauw overleg met de Nederlandse Ambassade en het
Consulaat in Zuid-Afrika, en met goedkeuring van erfgoed_
autoriteit Heritage Western Cape zullen de menselijke resten
in 2022 worden herbegraven bij een door Nederland bijgewoonde ceremonie.
Een tand wordt mechanisch geprepareerd voor het isotopenonderzoek in het lab
© RCE
71
3.16 Verenigde
Staten
3.16.1 De Braak
De HMS De Braak zonk in 1798
dicht bij kaap Henlopen,
Delaware. Bij het binnenlopen van de haven stak er
plotseling een wind op en
kapseisde het schip. Hierbij
kwamen 35 bemanningsleden, inclusief de commandant, om
het leven. Op dat moment was De Braak een oorlogsschip van
de Royal Navy, met achttien kanonnen. Oorspronkelijk was De
Braak, toen nog De Brak geheten, een Nederlands oorlogsschip. Het werd in 1781, vlak na de vierde Engelse oorlog,
aangekocht door de Admiraliteit Maze. Het is onduidelijk of
het schip nu een Nederlands of Engels gebouwd schip was.
De Britten namen het schip in 1795 in beslag in Groot-Brittannië,
vlak nadat de Nederlandse Republiek was ingenomen door de
Fransen. De Royal Navy paste het schip volledig aan. Zo veranderden de Engelsen bijvoorbeeld de tuigage (alle onderdelen,
zoals de zeilen, die nodig zijn om een schip met behulp van
windkracht voort te duwen) en de kanonnen. In maart 1798
werd het schip ingezet om een groep schepen met handelswaren te begeleiden naar Delaware Bay. Voor de Azoren
raakte De Braak echter gescheiden van de rest van de vloot
toen het bevel kreeg een Franse kaper af te weren die hun
konvooi naderde. Dit en een naderende storm zorgden ervoor
dat het schip zeven weken alleen ronddobberde op open zee.
In die periode kwam het een Spaans koopvaardijschip op het
spoor. De Braak confisqueerde het schip en met zo’n £160.000
aan prijzengeld aan boord arriveerde het uiteindelijk op 25
mei 1798 in Delaware Bay, waar het zonk nadat een plotselinge wind het schip deed kantelen.
Over de jaren heen ontstonden er geruchten over de schat die
De Braak naar verluidt bij zich had toen het zonk, met schattingen tot een waarde van wel $500 miljoen. Een aantal artefacten werd tijdens de jaren tachtig omhooggehaald, maar
maritiem archeologen bekritiseerden deze inspanningen,
omdat er geen archeologische methoden gebruikt werden en
alles werd weggegooid wat niet als (financieel) waardevol
werd beschouwd. De romp werd gelicht, maar op zo’n manier
dat een groot deel van de lading weer in het water verdween
en aanzienlijke schade werd aangericht aan de scheepsconstructie. De rompresten zijn uiteindelijk geplaatst in het
Zwaanendael museum te Delaware, net als veel van de
gevonden voorwerpen. Er werd slechts een kleine hoeveelheid
munten teruggevonden, aanzienlijk minder waard dan de
kosten van het grote aantal bergingspogingen dat door de
jaren heen was ondernomen. De manier waarop is omgegaan
met het wrak van De Braak, droeg eraan bij dat in 1987 de
Abandoned Shipwrecks Act werd aangenomen in Amerika.
De RCE gaf in 2018 de onafhankelijk Amerikaanse onderzoeker
Colin McKewan opdracht om in het museum de resten van De
Braak te bekijken en informatie te verzamelen over het schip
en de gevonden artefacten.
Doel was om te kijken of de herkomst van het schip bevestigd
kon worden. Tegelijk deed Colin ook onderzoek naar het
Roosevelt inlet wreck (zie paragraaf 3.16.2). Er is contact gelegd
met medewerkers van het Zwaanendael museum in Delaware
om toestemming te vragen voor het onderzoek en om te
kijken of er een samenwerking kon worden opgezet.
De artefacten van De Braak blijken bijna allemaal Engels te zijn,
behalve enkele pistolen die mogelijk Frans zijn. De resten van
het schip zijn in slechte staat door de manier waarop met het
schip is omgegaan tijdens de berging, maar ook door de
(passieve) conservering. Het is dus niet met zekerheid te
zeggen waar het schip oorspronkelijk gebouwd is.
• Zie MaSS voor meer informatie over het wrak:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/braak
• Weblog De Braak: de kameleon onder de scheepswrakken:
https://www.cultureelerfgoed.nl/actueel/weblogs/
maritiem/2021/de-braak-de-kameleon-onder-de-scheepswrakken
De overblijfselen van de romp van De Braak liggen tentoongesteld in het
Zwaanendael museum te Delaware © RCE
72
3.16.2 Roosevelt Inlet Wreck
Het Roosevelt Inlet Shipwreck is een 18de-eeuws scheepswrak
dat is gevonden in de wateren van Delaware Bay dicht bij
Lewes, Delaware. Het wrak werd ontdekt tijdens baggerwerkzaamheden bij de Roosevelt inlet in 2004 en werd in 2006
onderzocht door onderwaterarcheologen. Uit analyse blijkt
dat het een commercieel schip was dat waarschijnlijk uit
Europa kwam en ergens tussen 1772 en 1780 zonk. Meer dan
40.000 artefacten werden teruggevonden nadat een baggeroperatie overblijfselen van het wrak op de stranden van het
gebied verspreidde, en nog eens 26.000 artefacten werden
gevonden door de archeologische duikers. Slechts een klein
deel van de scheepsromp is intact, waardoor het moeilijk is
om het wrak verder te identificeren en analyseren. Er zijn veel
schepen gezonken in de wateren van Delaware bay, maar op
grond van de vondsten wordt gedacht dat het Roosevelt inlet
wrak mogelijk de Maria Johanna is.
Colin McKewan, die ook De Braak heeft onderzocht voor het
programma, kreeg in 2018 de opdracht van de RCE om naar
het Zwaanendael museum te gaan om gegevens te verzamelen over de scheepswrakken De Braak (zie paragraaf 3.16.1) en
het Roosevelt inlet wreck en de artefacten, om te kijken of de
herkomst van de schepen bevestigd kon worden.
Vervolgens ging historicus Jacob Bart Hak aan de slag met de
verzamelde informatie over het Roosevelt inlet wreck, om te
kijken of dit wrak de Maria Johanna kon zijn. Met archiefonderzoek verzamelde hij meer achtergrondinformatie over de
Maria Johanna en over de gevonden artefacten in het wrak. Het
onderzoek heeft informatie opgeleverd over de bouw en
afmetingen van de Maria Johanna die gebruikt kunnen worden
bij een identificatie. Uit het onderzoek bleek verder dat er
zowel Nederlandse als Engelse artefacten gevonden zijn. In de
omgeving zijn veel wrakken vergaan (ongeveer 31) en helaas is
niet met zekerheid te zeggen of het Roosvelt inlet wreck de Maria
Johanna is. Mogelijk liggen er twee of meer wrakken, een
Nederlandse en een Engelse, dicht bij elkaar en mogelijk zijn
meer wrakken geraakt tijdens de baggerwerkzaamheden. Er
spoelen op het strand nog steeds regelmatig artefacten aan.
3.17 Buitenlandse schepen in
Nederlandse wateren
Het programma richtte zich in eerste instantie vooral op
wrakken van Nederlandse schepen in buitenlandse wateren
en dan vooral de wrakken die nog altijd staatseigendom zijn.
Die Nederlandse eigendomsclaim is niet uniek. Ook andere
landen claimen voormalige staatsschepen in vreemde
wateren. In het kader van wederkerigheid is het programma
de afgelopen jaren actief aan de slag gegaan om bij de vondst
van dit soort staatsschepen de vlaggenstaat te betrekken bij
het beheer van de site en de vondsten. Hieronder worden
twee daarvan besproken.
3.17.1 Sophia Albertina
In 1781, op weg naar huis, verging het Zweedse oorlogsschip
Prinses Sophia Albertina in Nederlandse wateren bij het
Noorderhaaks, vlak bij Texel. Slechts 31 opvarenden van de
450 opvarenden overleefden de ramp. Dit is een van de
grootste rampen geweest in de Zweedse maritieme geschiedenis. In 2002 vonden amateurarcheologen de bel van het
schip en de RCE deed in 2004 een waardestellend onderzoek.
De vondsten worden nu overgedragen aan de Zweedse
overheid. In 2021 trof het programma de voorbereidingen
hiervoor, in samenwerking met de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie van Nederland, de sportduikers die
de bel hebben gevonden, het maritiem depot Nederland en de
Zweedse partners van de ministeries van Cultuur en Defensie.
De vondsten zullen worden tentoongesteld in het Marinemuseum van Karlskrona. De officiële overdracht is in augustus
2022 tijdens het 500-jarig bestaan van de Zweedse marine.
Zie MaSS voor meer informatie over de Sophia Albertina:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/princess-sophia-albertina
• Zie MaSS voor meer informatie en voor het historisch
onderzoek dat werd uitgevoerd:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/roosevelt-inlet-wreck
Musketkogels uit het wrak Sophia Albertina in de Waddenzee © RCE.
73
3.17.2 HMS Apollo
Niet ver van de Sophia Albertina verging in 1799 de Engelse
oorlogsbodem de HMS Apollo. Een aantal jaren geleden werd
een aantal vondsten van het vrij gespoelde wrak geborgen
door een groep amateurarcheologen. Deze vondsten behoren
toe aan Engeland, omdat het schip soeverein was. De RCE liet
het restaureren, zodat de objecten tijdelijk bij museum Kaap
Skil tentoongesteld kunnen worden. In 2022 zullen de
objecten worden overgedragen aan het Royal Navy Museum
in Portsmouth.
• Zie MaSS voor meer informatie over de HMS Apollo:
https://mass.cultureelerfgoed.nl/hms-apollo
Patroontassen en schedes die werden gevonden op de HMS Apollo. De patroontassen zijn bedrukt met het wapen van de toenmalige Engelse koning George III.
© Provincie Noord-Holland
3.18 Conclusie
De projecten in dit hoofdstuk laten zien dat de Rijksdienst
voor het Cultureel Erfgoed goed te vinden is voor relevante
partners en dat de samenwerkingen overwegend goed
verlopen. Het is de taak van de RCE om vooral het contact met
partnerorganisaties, veelal van overheid naar overheid, open
te houden en met hen samen te gaan werken. Toch wordt ook
met anderen samengewerkt. De ene keer op initiatief van de
dienst, de andere keer op initiatief van de partner. Dit is mede
door de inzet van oral history intensiever geworden. Bovendien
tonen de projecten aan dat de eigendomsclaim op Nederlandse scheepswrakken in harmonie kan samengaan met de
internationale wens om potentieel waardevol maritiem
erfgoed te beschermen. Hiermee loopt Nederland via de RCE
vooruit op de richtlijn van het UNESCO 2001-verdrag voor de
bescherming van het cultureel erfgoed onder water, waarin
wordt aangestuurd op internationale samenwerking.
4. Publieksbereik:
communicatie,
pers, media en andere
publieksoptredens
75
4.1 Expertsessies
4.4 Wij en Water
Om het programma af te sluiten, zijn er twee digitale Engelstalige expertsessies georganiseerd over het thema ‘The Future
of Maritime Heritage Management’. In de eerste expertsessie
stond de vraag ‘How do we protect our International Maritime
Heritage?’ centraal. Yolande Melsert van de Nederlandse
ambassade in Jakarta, Chris Underwood van UNESCO en
Pablo Trueba van OceanMind gaven hier presentaties over. In
de tweede expertsessie werd gesproken over ‘Different views
on the significance of Underwater Cultural Heritage Management’. De uitgenodigde experts waren Hans van Tilburg van
de National Oceanic & Atmospheric Administration van de
Verenigde Staten van Amerika, Lesa la Grange van de South
African Heritage Resources Agency (SAHRA) en Zainab Tahir
van het Indonesische Ministery of Fisheries. Na de presentaties konden de leden van het programma en het digitale
publiek in discussie met de experts. Verschillende citaten van
experts in dit rapport zijn afkomstig uit deze sessies.
In 2018 is het programma de campagne ‘Wij en Water’ gestart
om bijzonder maritiem erfgoed onder de aandacht te
brengen. In het kader van het Europees Erfgoedjaar werd het
publiek opgeroepen om verhalen in te sturen over favoriet
maritiem erfgoed. De ingezonden verhalen zijn geborgen in
de MaSS-database (zie ook paragraaf 2.4.4.2).
4.2 Aandacht in de pers
Voor een aantal projecten is uitermate veel media-aandacht
geweest. Dit was onder andere voor het #Rooswijk1740
project (zie paragraaf 3.5.1.3 en 3.5.1.4), maar ook voor de
publicatie van de Wrakkentelling (2021), de zoektocht naar het
slavenschip de Leusden (2021), de publicatie van de ‘UNESCO-Training Manual for the Protection of the Under water
Cultural Heritage in Latin America and the Caribbean’ (2021),
de vondst van een Nederlands fluitschip in de Baltische Zee
(2020 en 2021), de opname van Flevolandse scheepswrakken
in de database MaSS (2020), de aankomende ratificatie van
het UNESCO-verdrag voor bescherming van het onderwatererfgoed (2020-2023), het project ‘Dutch Presence in Cuban
Waters’ (2019), het onderzoek naar de oorlogswrakken in
Indonesië en Maleisië (2016-2019) en het afsluiten van een
Memorandum of Understanding tussen Nederland en
Maleisië (2019). Met deze projecten bereikte het programma
een miljoenenpubliek.
4.3 Factsheets
In de landen waar het programma actief was, werd het
ambassadepersoneel op de hoogte gehouden via factsheets.
Hierin werden lopende projecten samengevat en het bestaan
aangestipt van Nederlands maritiem erfgoed in buitenlandse
wateren. Deze factsheets zijn ontvangen door de Nederlandse
ambassades van Australië, België, Brazilië, China, Cuba,
Denemarken, Duitsland, Finland, IJsland, Indonesië, Japan,
Maleisië, Noorwegen, Sri Lanka, Suriname, Vietnam, het
Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en
Zweden.
4.5 Nieuwsbrieven
De resultaten van het programma zijn tussentijds gedeeld in
de Archeologie Nieuwsbrief van de RCE, in de Nieuwsbrief
Gedeeld Cultureel Erfgoed (later Internationale Erfgoedsamenwerking) van de RCE en in de Shared Cultural Heritage
nieuwsbrief van de organisatie DutchCulture. Ook zijn er
incidenteel artikelen geplaatst op het Maritiem Portal1, een
platform over de maritieme geschiedenis van Nederland.
Betrokkenen bij het #Rooswijk1740-project zijn in twee
nieuwsbrieven (2020) apart geïnformeerd over de voortgang
van het project.
4.6 RCE-tijdschrift
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed brengt elk kwartaal
een gratis tijdschrift uit over zijn diverse werkzaamheden.
Daar zijn op het moment van schrijven meer dan 23.000
mensen op geabonneerd. Vanuit het programma zijn diverse
artikelen geschreven voor het tijdschrift. In het derde nummer
van 2019 stond een artikel over de conservatie van de
vondsten van het VOC-schip de Rooswijk. In het vierde nummer
van 2019 stond een artikel over veldwerk in Australië, waarbij
onderzoek gedaan is naar de wrakken van de spiegelretourschepen Zeewijk en Aagtekerke. In het tweede nummer van 2021
stond een artikel over de UNESCO-training Manual for the
Protection of the Underwater Cultural Heritage in Latin
America and the Caribbean. In het vierde nummer van 2021
ten slotte stond een artikel over de vermoedelijk Nederlandse
wrakken die gevonden zijn in de Duitse Waddenzee (zie
paragraaf 3.6.1).
4.7 Communicatie voor de
jongsten
Een interessante doelgroep zijn kinderen in het lager en voortgezet onderwijs. Hoe vroeger kinderen in aanraking komen
met maritiem erfgoed, hoe groter de kans dat zij zich later op
een professionele manier met maritiem erfgoed zullen
bezighouden of op een andere verantwoorde manier om
1
Zie voor meer informatie over de Maritiem Portal: https://maritiemportal.nl/
Video opnames bij vondsten uit het wrak van de Rooswijk © #Rooswijk1740 project, Jarno Pors/RCE
76
kunnen en willen gaan met dit erfgoed. Vanuit deze insteek
heeft Martijn Manders diverse lezingen gegeven voor Museum
Jeugduniversiteit (2017, 2020, 2021) en ook een training
gegeven aan begeleiders van Museum Jeugduniversiteit
(2021). Een van de lezingen is onderwerp geworden van een
vlog2, gemaakt door een van de leerlingen. Ook is tijdens de
Maand van de Geschiedenis (2020) een van de vragenuurtjes
gewijd aan kinderen van het lager onderwijs.
Daarnaast droeg het programma structureel bij aan educatie
door samen te werken met de Canon van Nederland. Dit
digitale platform geeft een overzicht van culturele en
historische onderwerpen die we als samenleving belangrijk
genoeg vinden om mee te geven aan nieuwe generaties en
nieuwe inwoners. Tijdens de vernieuwing van de canon in de
periode van 2019-2020 is er ruimte vrijgemaakt voor het
verhaal van het VOC-schip de Rooswijk. Bij de topstukken in de
categorie VOC en WIC (1602-1799) is informatie te vinden over
enkele objecten die gevonden zijn bij het archeologische
onderzoek naar het wrak. Ten slotte deed stagiair Laurine
Oranje van de Reinwardt Academie een verkennend onderzoek naar de manier waarop maritiem erfgoed in het basisonderwijs geïmplementeerd zou kunnen worden.
4.8 Maand van de
geschiedenis
In 2020 heeft het programma deelgenomen aan de Maand
van de Geschiedenis. Onder het thema Oost/West zijn er vier
digitale evenementen georganiseerd. Bij ‘Vraag het een
maritiem archeoloog’ konden er vragen worden gesteld aan
Martijn Manders. Dit vragenuur is drie keer gehouden, en een
ervan was specifiek gericht op kinderen in het lager onderwijs.
Daarnaast organiseerde Sabine Waasdorp een quiz over het
VOC-schip de Rooswijk.
4.9 Lezingen
Teamleden Martijn Manders, Robert de Hoop en Leon
Derksen gaven verschillende lezingen voor het programma.
Daarin bespraken ze de database MaSS, de verdwenen
schepen van de Javazee, verdwenen wereldoorlogwrakken,
3D-fotogrammetrie, maritiem cultureel-erfgoedbeheer, in
situ-behoud, de Rooswijk, scheepswrakken op de maritieme
zijderoute, veldwerk op Sint Eustatius en het scheepswrak van
de Zeewijk.
2 MJU vlogt! | Scheepswrakken op de zeebodem, wat moeten we ermee?
https://www.youtube.com/watch?v=HFm94Lt_yas
Er is onder andere gesproken op de European Association of
Archaeologists Annual Meeting (2017, 2019), de Landelijke
Werkgroep Archeologie Onder Water (2017, 2019), de Nautical
Archaeology Society (2017, 2020), de Asia Pacific Regional
Conference on Underwater Cultural Heritage (2017, 2021), het
Programma voor een Rijke Waddenzee (2017), het ICLAFIsymposium (2017), de Hydro17 Conference (2017), de Reuvensdagen (2017, 2018), de Fields of Conflict Conference (2018), het
Europees Erfgoedjaar (2018), het HISWA-symposium (2018),
een Heeren van het Pakhuys-bijeenkomst (2018), een StepTalk
van de Universiteit Leiden (2018), de North Sea Conference
(2018), verschillende symposia van Maritiem Portal (2018,
2019, 2021), de Erfgoedacademie (2019), het International
Shipwreck Festival in Warschau (2019), de ARCHON Winterschool (2019), de Vlootschouw (2020), de opening van de
tentoonstelling Verzonken Schatten (2019), de Australian
Institute for Maritime Archaeology Conference (2019), de
International Committee on the Underwater Cultural Heritage
(2021), de Caribbean Netherlands Science Institute (2021),
UNESCO (2021) en de Ship Stability, Dynamics and Safety
Meeting (2021).
Ook zijn er diverse interne lunchlezingen gegeven aan
collega’s van de RCE (in 2018 en 2021), heeft het programma
gepresenteerd op het door de RCE georganiseerde vrijwilligerssymposium voor onderwaterarcheologie (2018 en 2019)
en twee expertsessies georganiseerd over de toekomst van
maritiem-erfgoedbeheer (2021) (zie paragraaf 4.1).
77
Projectmedewerker #Rooswijk1740 vertelt aan een gezin over de vondsten uit het wrak © #Rooswijk1740 project, Jarno Pors/RCE
5. Beleidsperiode 2021-2024
79
In de periode 2021-2024 staan grote veranderingen op stapel
in het maritiem-erfgoedbeheer van de RCE. De directie heeft
gekozen voor een nieuwe vorm van uitvoering waarbij het
maritiem-erfgoedbeheer onderdeel wordt van het reguliere
beleid. Er gaat gewerkt worden met een front- en backofficesysteem, waarbij de regiocoördinatoren de rechtstreekse
contacten onderhouden met partijen buiten de dienst en de
afdeling Archeologie zich vooral richt op kennisvermeerdering
en advisering van de frontoffice. Voor het beheer van het
internationale erfgoed veranderen er, voorlopig althans, in de
praktijk niet veel zaken. Dit internationale werk en de
werkzaamheden daarbij blijven apart gecoördineerd worden
(hoewel niet meer in een programma) en zullen betaald
worden uit een speciaal hiervoor gereserveerd budget.
Binnen het programma is een structuur van beheer opgezet,
die nu uitgevoerd gaat worden. De Wrakkencommissie, de
samenwerking met de ambassades, het afwegingskader, de
protocollen voor activiteiten rondom scheepswrakken in het
buitenland en buitenlandse scheepswrakken in Nederland –
om maar een paar in dit rapport beschreven resultaten te
benoemen – zullen verder gebruikt worden. De UNESCOconventie 2001 gaat na implementatie in (vermoedelijk) 2023
ook een verdere rol in de uitvoering spelen.
Het internationale erfgoedbeleid loopt nog door tot 2024. De
projecten die daarin worden uitgevoerd en waarin kennisuitwisseling en training de boventoon voeren, blijven daarin
ondergebracht.
Nu we het maritiem-erfgoedbeheer hebben geprofessionaliseerd, is het van belang om continuïteit te waarborgen. Dit
betekent dat naast budget (op dit moment geborgd), ook
capaciteit en continuïteit van kennis geborgd moeten blijven.
Dit rapport heeft hopelijk duidelijk gemaakt dat het werk bij
de RCE om te zorgen voor een goed en verantwoord beheer
van het Nederlands maritiem erfgoed overzee, niet alleen het
domein is van archeologen, maar dat daar meer bij komt
kijken. De waarde van dit erfgoed ligt niet alleen bij het
verwerven van kennis, maar is zeker ook belangrijk voor
Nederland in het diplomatieke verkeer, voor het begrip over
wie wij zijn en hoe anderen naar ons kijken, en om van dit
erfgoed te kunnen genieten.
Anker gevonden tijdens onderzoek in Cuba © RCE
Diplomacy is looking after international
relationships. It is the art and skill of
conducting consultations between two
nations in order to achieve a specific goal
and needs tactful dexterity.
In our relationship we often make
mistakes. Our main job is to identify
differences and negotiate. It is important
to make a strategy and to control the
process. Negotiating is a lot of preparation
and also the realization that you do it
together: you have to create an
environment in which you can locate the
shared interests. Know the ones you are
negotiating with (who are they and what
do they want?).
It is important to know what you really
want and what you don’t want. Indicate
what your limit is and in what aspects you
want to give something away.
Yolande Melsert, cultureel attaché, Nederlandse ambassade in
Jakarta
Bijlagen
81
1
Financiële overzichten 2017-2021
Jaar
Projectnummer
Omschrijving
Uitgaven
2017
P/000542
Maritiem Erfgoed Internationaal
€ 129.035
P/001029
#Rooswijk1740
Beheer scheepswrakken in den vreemde totaal
€ 1.363.071
GCE Maritiem Erfgoed
2018
2019
€ 88.959
P/000542
Maritiem Erfgoed Internationaal
P/001029
#Rooswijk1740
€ 897.952
€ 957.118
GCE Maritiem Erfgoed
€ 101.661
P/000542
Maritiem Erfgoed Internationaal
€ 512.992
#Rooswijk1740
€ 233.704
APK-budget
€ 302.000
Beheer scheepswrakken in den vreemde totaal
€ 1.048.696
GCE Maritiem Erfgoed-programma
€ 58.234
GCE Maritiem Erfgoed APK
€ 35.000
GCE Maritiem Erfgoed totaal
€ 93.234
P/000542
Maritiem Erfgoed Internationaal
€ 236.313
P/001029
#Rooswijk1740
€ 139.238
APK-budget
Beheer scheepswrakken in den vreemde totaal
P/000542
P/001029
€ 264.000
€ 639.551
GCE Maritiem Erfgoed-programma
€ 37.952
GCE Maritiem Erfgoed APK
€ 15.000
GCE Maritiem Erfgoed totaal
2021
€ 59.166
Beheer scheepswrakken in den vreemde
P/001029
2020
€ 1.234.036
€ 52.952
Maritiem Erfgoed Internationaal
#Rooswijk1740
APK-budget
Beheer scheepswrakken in den vreemde totaal
€ 408.114
€ 140.511
€ 225.000
€ 773.625
Internationale Erfgoedsamenwerking-programma
€ 92.447
Internationale Erfgoedsamenwerking APK
Internationale Erfgoedsamenwerking
Totaal 2017-2021
Beheer scheepswrakken in den vreemde (inclusief Rooswijk)
Internationale Erfgoedsamenwerking
Roaring 40s onderzoek in Australië
€ 92.447
Uitgaven
€ 4.782.060
€ 429.253
82
2
Werkprocessen en protocollen
De maritieme programma’s hebben geresulteerd in beleid,
protocollen en een preferente manier van werken bij het
beheer van het Nederlandse maritiem erfgoed overzee.
Omdat in het maritiem-erfgoedbeheer veel wordt samengewerkt met buitenlandse partners, zijn de protocollen in het
Engels gesteld.
De werkprocessen die worden getoond in het overzicht
hieronder zijn afbeeldingen van interactieve pdf’s die te
raadplegen zijn via www.cultureelerfgoed.nl
Overview producten Maritiem Erfgoed
Klik op een afbeelding en ga
naar het betreffende product
Invulformulier
‘Vondstmelding
Maritieme objecten’
Dynamisch pdf
‘Interdepartementaal
beleidskader Nederlandse
historische scheepsvondsten
en scheepsvindplaatsen in
den vreemde’
Dynamisch pdf
‘Melding Nederlandse
scheepswrakken in buitenlandse
wateren’
Dynamisch pdf
‘Melding buitenlandse
scheepswrakken in Nederlandse
wateren’
Melding Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren
Melding buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren
1
Archeologische
dienst
Nationale
overheid
NL Ambassade
Data verzamelen
|
1.3 Organisatie
|
7
Op de bodem van de Nederlandse wateren
liggen duizenden wrakken, waarvan een deel
nog altijd eigendom is van buitenlandse
mogendheden.
2
3
We werken hard aan de basis voor het beheer van het
maritiem erfgoed. Belangrijk hiervoor is de wrakkentelling, die bijna is afgerond.
Het gaat om de verdeling van schepen waarbij
staatsschepen Nederlandse soevereiniteit hebben.
Particuliere schepen hebben dat niet en daar kan
de staat dus geen eigendomsrechten aan ontlenen.
Klik in het schema hiernaast voor meer informatie.
Koopvaardij
Niet-oorlogsschepen
Visserij
Overig
Klik in het schema hiernaast voor meer
informatie.
6
Douane
Politie
MaSS
Afstemming
kuststaat
|
8
+
8
|
Rijkswaterstaat
Visserij-inspectie
Afstemming
Vlaggenstaat
MACHU
|
1.6 E-mailadres *
Particuliere schepen
5
4
Oorlogsschepen
Hiernaast staat het ideale meldproces voor
buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse
wateren.
Agenderen
Wrakkencommissie
Klik op de items in het schema hiernaast
voor meer informatie.
Agenderen
Wrakkencommissie
|
1.1 Naam melder *
1.4 Adres *
Data verzamelen
Hiernaast staat het ideale meldproces voor
Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse
wateren.
6
7
1.5 Telefoon *
Ministerie van
Buitenlandse Zaken
6
Staatsschepen
Vlaggenstaat
CONTACT RECHTSTREEKS
5
RCE
RCE
Contactgegevens
1.2 Naam vinder
> Wanneer anders dan melder: naam vinder.
Burgemeester
De Nederlandse staat claimt het eigendom
van haar voormalige staatsschepen (VOC, WIC,
Admiraliteit en marineschepen).
5
Bezoekadres
Smallepad 5, 3811 MG Amersfoort
Telefoon: (033) 427 14 21
E-mail:
[email protected]
www.cultureelerfgoed.nl
Dit is het meldingsprotocol voor
buitenlandse scheepswrakken in
Nederlandse wateren.
4
3
Diverse ministeries
Meer informatie
Op werkdagen tussen 9:00 en 17:00 uur op (033) 427 14 21
of via ‘contact’ op www.cultureelerfgoed.nl
1
2
Nederland voelt zich sterk verbonden met
haar maritieme verleden. Scheepswrakken die
buiten Nederlandse wateren liggen zijn hier
ook onderdeel van.
4
Stuur de melding naar
[email protected].
1
Melder
Dit is het meldingsprotocol voor
Nederlandse scheepswrakken in
buitenlandse wateren.
3
2
Nederlandse scheepswrakken in het
buitenland en soevereine scheepswrakken
in Nederlandse wateren
Indeling scheepswrakken naar eigendom
1
Melder
Vondstmelding
Dynamisch pdf
‘Indeling scheepswrakken
naar eigendom’
Overig
|
1.7 Datum vondst *
> (dd/mm/yyyy)
9
2
2.1 Locatie/vindplaats *
> Bij voorkeur aangeven in WGS84 of
via Google Maps (zie hiernaast)
9
Vondstomstandigheden
Actieplan
Actieplan
Ga naar Google Maps, zoek de plek op waar je de vondst hebt gevonden. Als je op deze plek klikt met de muis
krijg je een ballonnetje te zien. De locatie wordt dan onderaan de pagina weergegeven met coördinaten.
De coördinaten zien er als volgt uit, bijv. 52.089488, 4.330182.
Heb je meerdere vondsten gedaan in één veld, vermeld dan de centrumcoördinaten.
|
2.2 Diepte in meters
onder wateropppervlak *
|
2.3 Toponiem
> De aan vondstlocatie gerelateerde naam.
Bijvoorbeeld Burgzand Noord 2 of
Scheurak SO1
|
2.4 Ruwe omschrijving van wat er is
aangetroffen *
> Bijvoorbeeld scheepswrak, anker, kanon
|
10
m
11
Communicatieplan
12
Managementplan
10
Factsheet
Ambassade
11
12
Factsheet
Ambassade
Managementplan
Communicatieplan
* Verplicht invulveld
Interdepartementaal
beleidskader
Nederlandse historische
scheepsvondsten en
scheepsvindplaatsen in
den vreemde
Protocol Identification of Human Remains
1
Location
2
Document objects
3
4
ONDER
CONSTRUCTIE
Document context
Secure
5
Identify stakeholders
6
Inform relevant authorities
7
Leave location undisturbed
8
Consult
Afwegingskader Nederlandse Scheepswrakken in den Vreemde
AANLEIDING
This is the Protocol Identification
of Human Remains during
underwater archeological projects.
A
CRITERIA
1
URGENTIE
1
R A N D VO O RWA A R D E N
1
Waarden
This protocol should be used as an aid,
a guideline, for when human remains are
being discovered on an archaeological site
underwater.
Variatie
2
Directe bedreiging
Kenniswinst
Beheer
bekende voorraad
With this protocol not everything can be
covered, much also comes back to the
common sense of the archaeological
excavation crew.
Missie, visie en strategie
3
Kennisdeling/advies
Financiën
4
2
Eigendom wrakken
Not all sites need exactly the same treatment,
however it is important to have a strategy in
place for when human remains are being
discovered, regardless the age of the site.
4
Capaciteit
5
Zonder goed verantwoord beheer verdwijnen
deze wrakken.
5
Wederkerigheid
6
Archaeological value
expected?
measured
Hiernaast staat het afwegingskader waarmee
dat gebeurt.
Klik in het schema hiernaast voor meer
informatie.
Any
change?
Repeated
action!
Action!
Action!
Action!
Action!
Action!
Desk based
research
Field
Prospection
Archaeological
significance
assessment
In Situ
Preservation
Monitoring
Deselection
Deselection
Deselection
not possible?
8
GCE beleid/
prioriteitsland
Dynamisch pdf
Beleidskader
‘Nederlandse historische
vliegtuigen in den
vreemde’
Storage
11
Follow up
Dynamisch pdf
Protocol ‘Identification
of Human Remains’
Culturele diplomatie
SELECTIE
Maatschappelijk belang/
onrust
Deselection
Beleidskaders
8
9
10
Deselection
Wettelijke kaders
7
Report to local authorities
Background information on
underwater archaeological research
Preservation
6
3
Strategisch
partnerschap
Samenwerking
In the Netherlands we
follow the Archaeological
Monuments Care cycle
(AMZ-cyclus). The process
presented here is more or
less a representation of this.
Click on the items in the diagram
for more information.
Hulpverzoek
ander ministerie
7
9
The Archaeological
Underwater Management
Process is standardized and
widely accepted within the
archaeological community.
Archaeological Underwater Management Process
Archaeological value
Er zijn verschillende afwegingen te maken
of een scheepswrak wordt beschermd of
een locatie wordt onderzocht door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en daarmee
dus ook door de Staat.
Politieke opdracht
Hulpverzoek kuststaat
B
Click on the items in the diagram
for more information.
Op de bodem van de zeeën liggen duizenden
wrakken, waarvan velen onderdeel uitmaken
van het Nederlandse cultureel erfgoed.
Hoeveel dat er precies zijn is niet helemaal
duidelijk, maar wrakkentelling heeft al meer
dan 1600 scheepswrakken opgeleverd.
2
3
Duurzaamheid
Excavation
Het afwegingskader wordt gebruikt om de
werkzaamheden vanuit de Staat te prioriteren.
Dynamisch pdf
‘Afwegingskader Nederlandse
Scheepswrakken in den Vreemde’
Dynamisch pdf
‘Archaeological Underwater
Management Process’
83
3
AMZ-cyclus
De AMZ-cyclus is het proces om het archeologisch erfgoed te
beheren (the archaeological management process).
Dit proces – dat in gebruik was bij het programma Maritiem
Erfgoed Internationaal – is gebaseerd op internationale
standaarden van goed gebruik en uitvoering in het beheer van
het erfgoed onder water. Het zal als leidraad blijven gelden in
het toekomstige beheer van het maritiem erfgoed overzee.
conventie voor de bescherming van het cultureel erfgoed
onder water (Parijs, 2001), en ook in de cyclus van de Nederlandse Archeologische Monumentenzorg en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
De afbeelding die hieronder wordt getoond, is de statische
weergave van een interactieve pdf die te gebruiken is via
www.cultureelerfgoed.nl.
De internationale standaarden waarop dit proces gebaseerd
is, zijn onder andere verwoord in de annex van de UNESCO-
The Archaeological
Underwater Management
Process is standardized and
widely accepted within the
archaeological community.
Archaeological Underwater Management Process
Archaeological value
Archaeological value
expected?
measured
Any
change?
Repeated
action!
Action!
Action!
Action!
Action!
Action!
Desk based
research
Field
Prospection
Archaeological
significance
assessment
In Situ
Preservation
Monitoring
Deselection
Deselection
Background information on
underwater archaeological research
Click on the items in the diagram
for more information.
Preservation
Deselection
In the Netherlands we
follow the Archaeological
Monuments Care cycle
(AMZ-cyclus). The process
presented here is more or
less a representation of this.
not possible?
Deselection
Excavation
Deselection
84
4
Vondstmeldingsformulier
Het vondstmeldingsformulier is grotendeels hetzelfde
gehouden als het formulier dat in gebruik is voor scheepswrakken in Nederlandse wateren. Met dit digitale formulier
kan de vondst van een wrak gemeld worden. De data die
worden gevraagd, sluiten aan bij de informatie die nodig is
voor de maritieme database MACHU, die samen met Rijkswaterstaat beheerd wordt.
De afbeelding die hieronder wordt getoond, is de statische
weergave van een interactieve pdf die te gebruiken is via
www.cultureelerfgoed.nl.
Vondstmelding
Nederlandse scheepswrakken in het
buitenland en soevereine scheepswrakken
in Nederlandse wateren
Stuur de melding naar
[email protected].
Meer informatie
Op werkdagen tussen 9:00 en 17:00 uur op (033) 427 14 21
of via ‘contact’ op www.cultureelerfgoed.nl
Bezoekadres
Smallepad 5, 3811 MG Amersfoort
Telefoon: (033) 427 14 21
E-mail:
[email protected]
www.cultureelerfgoed.nl
1
Contactgegevens
1.1 Naam melder *
|
1.2 Naam vinder
> Wanneer anders dan melder: naam vinder.
|
1.3 Organisatie
|
1.4 Adres *
|
1.5 Telefoon *
|
1.6 E-mailadres *
|
1.7 Datum vondst *
> (dd/mm/yyyy)
|
2
2.1 Locatie/vindplaats *
> Bij voorkeur aangeven in WGS84 of
via Google Maps (zie hiernaast)
Vondstomstandigheden
Ga naar Google Maps, zoek de plek op waar je de vondst hebt gevonden. Als je op deze plek klikt met de muis
krijg je een ballonnetje te zien. De locatie wordt dan onderaan de pagina weergegeven met coördinaten.
De coördinaten zien er als volgt uit, bijv. 52.089488, 4.330182.
Heb je meerdere vondsten gedaan in één veld, vermeld dan de centrumcoördinaten.
|
2.2 Diepte in meters
onder wateropppervlak *
|
2.3 Toponiem
> De aan vondstlocatie gerelateerde naam.
Bijvoorbeeld Burgzand Noord 2 of
Scheurak SO1
|
2.4 Ruwe omschrijving van wat er is
aangetroffen *
> Bijvoorbeeld scheepswrak, anker, kanon
|
* Verplicht invulveld
m
85
5
Melding Nederlandse scheepswrakken in
buitenlandse wateren
Als een Nederlands wrak wordt aangetroffen in buitenlandse
wateren, dan wordt dit in eerste instantie gemeld aan een
ambassade of aan een archeologische of cultuurhistorische
erfgoedorganisatie in het land van de vinder, de melder of de
locatie van het wrak. In het protocol ‘Melding Nederlandse
scheepswrakken in buitenlandse wateren’ wordt uitgelegd
hoe de informatiestroom vanaf dat moment moet gaan lopen
en welke organisaties hierbij betrokken zijn.
Het stroomschema dat hieronder wordt getoond, is de
statische weergave van een interactieve pdf die te gebruiken
is via www.cultureelerfgoed.nl.
Door te klikken op de blokjes krijgt de gebruiker meer gerichte
informatie per stap van de melding.
Melding Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse wateren
1
Melder
Dit is het meldingsprotocol voor
Nederlandse scheepswrakken in
buitenlandse wateren.
3
2
Archeologische
dienst
Nationale
overheid
4
NL Ambassade
De Nederlandse staat claimt het eigendom
van haar voormalige staatsschepen (VOC, WIC,
Admiraliteit en marineschepen).
5
RCE
6
Data verzamelen
7
MaSS
+
8
Afstemming
kuststaat
MACHU
9
Actieplan
11
Communicatieplan
12
Managementplan
Hiernaast staat het ideale meldproces voor
Nederlandse scheepswrakken in buitenlandse
wateren.
Klik op de items in het schema hiernaast
voor meer informatie.
Agenderen
Wrakkencommissie
10
Nederland voelt zich sterk verbonden met
haar maritieme verleden. Scheepswrakken die
buiten Nederlandse wateren liggen zijn hier
ook onderdeel van.
Factsheet
Ambassade
86
6
Melding buitenlandse scheepswrakken in
Nederlandse wateren
Als een buitenlands wrak wordt aangetroffen in Nederlandse
wateren, dan wordt dit meestal gemeld aan de Rijksdienst
voor het Cultureel Erfgoed of de gemeente. De melding kan
ook bij een andere overheidsinstelling binnenkomen. In het
protocol ‘Melding buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren’ wordt uitgelegd hoe de informatiestroom
vanaf dat moment moet gaan lopen en welke organisaties
hierbij betrokken moeten zijn.
Het stroomschema dat hieronder wordt getoond, is de
statische weergave van een interactieve pdf die te gebruiken
is via www.cultureelerfgoed.nl.
Door te klikken op de blokjes krijgt de gebruiker meer gerichte
informatie per stap van de melding.
Melding buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse wateren
1
Melder
2
Diverse ministeries
Dit is het meldingsprotocol voor
buitenlandse scheepswrakken in
Nederlandse wateren.
4
3
Burgemeester
Vlaggenstaat
CONTACT RECHTSTREEKS
5
Ministerie van
Buitenlandse Zaken
RCE
6
Data verzamelen
7
Agenderen
Wrakkencommissie
8
Afstemming
Vlaggenstaat
9
Actieplan
10
11
Communicatieplan
12
Managementplan
Factsheet
Ambassade
Op de bodem van de Nederlandse wateren
liggen duizenden wrakken, waarvan een deel
nog altijd eigendom is van buitenlandse
mogendheden.
Hiernaast staat het ideale meldproces voor
buitenlandse scheepswrakken in Nederlandse
wateren.
Klik in het schema hiernaast voor meer
informatie.
87
7
Indeling scheepswrakken naar eigendom
Een belangrijk onderscheid bij het beheer van Nederlandse
scheepswrakken is of het om staatsschepen of private
schepen gaat. De diagram ‘Indeling scheepswrakken naar
eigendom’ maakt dit onderscheid aanschouwelijk.
De afbeelding die hieronder wordt getoond, is de statische
weergave van een interactieve pdf die te gebruiken is via
www.cultureelerfgoed.nl. Door te klikken op de blokjes krijgt
de gebruiker meer gerichte informatie per onderdeel.
Indeling scheepswrakken naar eigendom
1
2
Staatsschepen
3
Particuliere schepen
Oorlogsschepen
Het gaat om de verdeling van schepen waarbij
staatsschepen Nederlandse soevereiniteit hebben.
Particuliere schepen hebben dat niet en daar kan
de staat dus geen eigendomsrechten aan ontlenen.
5
4
Niet-oorlogsschepen
Klik in het schema hiernaast voor meer informatie.
Koopvaardij
Visserij
Overig
6
Douane
Politie
Rijkswaterstaat
Visserij-inspectie
Overig
We werken hard aan de basis voor het beheer van het
maritiem erfgoed. Belangrijk hiervoor is de wrakkentelling.
88
8
Afwegingskader onderzoek Maritiem Erfgoed Overzee
Er liggen nog altijd vele honderden Nederlandse schepen op
de bodem van de wereldzeeën. Het zijn er zoveel dat de
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed prioriteiten moet
stellen en moet bepalen waar de dienst zijn geld aan uitgeeft.
Deze afwegingen kunnen op een goede manier gemaakt
worden met het ‘Afwegingskader onderzoek Maritiem
Erfgoed Overzee’. Hiermee kan de dienst – via aanleiding,
criteria, urgentie en randvoorwaarden als budget en capaciteit
– een afweging maken welk wrak wel en welk wrak niet verder
wordt onderzocht of beschermd.
De afbeelding die hieronder wordt getoond, is de statische
weergave van een interactieve pdf die te gebruiken is via
www.cultureelerfgoed.nl.
Door te klikken op de blokjes krijgt de gebruiker meer gerichte
informatie per onderwerp.
Afwegingskader Nederlandse Scheepswrakken in den Vreemde
AANLEIDING
A
CRITERIA
1
URGENTIE
1
RANDVOORWAARDEN
1
Waarden
Variatie
2
Directe bedreiging
Kenniswinst
Beheer
bekende voorraad
Op de bodem van de zeeën liggen duizenden
wrakken, waarvan velen onderdeel uitmaken
van het Nederlandse cultureel erfgoed.
Hoeveel dat er precies zijn is niet helemaal
duidelijk, maar wrakkentelling heeft al meer
dan 1600 scheepswrakken opgeleverd.
2
Missie, visie en strategie
Zonder goed verantwoord beheer verdwijnen
deze wrakken.
3
3
Kennisdeling/advies
Financiën
4
2
Eigendom wrakken
4
Capaciteit
5
Er zijn verschillende afwegingen te maken
of een scheepswrak wordt beschermd of
een locatie wordt onderzocht door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en daarmee
dus ook door de Staat.
Hiernaast staat het afwegingskader waarmee
dat gebeurt.
Politieke opdracht
Hulpverzoek kuststaat
B
5
Wederkerigheid
6
Klik in het schema hiernaast voor meer
informatie.
Hulpverzoek
ander ministerie
6
7
3
Wettelijke kaders
Strategisch
partnerschap
Samenwerking
7
8
GCE beleid/
prioriteitsland
Beleidskaders
8
9
Culturele diplomatie
SELECTIE
Maatschappelijk belang/
onrust
Duurzaamheid
Het afwegingskader wordt gebruikt om de
werkzaamheden vanuit de Staat te prioriteren.
89
9
Protocol voor de omgang met menselijke resten
Bij het onderzoek naar scheepswrakken, zeker als de schepen
zijn vergaan tijdens oorlogshandelingen, is de kans groot om
ook menselijke resten aan te treffen.
De afbeelding die hieronder wordt getoond, is de statische
weergave van een interactieve pdf die te gebruiken is via
www.cultureelerfgoed.nl.
Daarom werkt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed met
een protocol voor de omgang met menselijke resten.
Protocol Identification of Human Remains
1
Location
2
Document objects
3
Document context
4
Secure
5
Identify stakeholders
6
Inform relevant authorities
7
Leave location undisturbed
8
Consult
9
Report to local authorities
10
Storage
11
Follow up
This is the Protocol Identification
of Human Remains during
underwater archeological projects.
This protocol should be used as an aid,
a guideline, for when human remains are
being discovered on an archaeological site
underwater.
With this protocol not everything can be
covered, much also comes back to the
common sense of the archaeological
excavation crew.
Not all sites need exactly the same treatment,
however it is important to have a strategy in
place for when human remains are being
discovered, regardless the age of the site.
Click on the items in the diagram
for more information.
90
Literatuur
Bausch, I., 2021: Nederlandstalige vertaling van een verslag over de
scheepbreuk van het Nederlandse schip van Bosse in Tarama, uit de
Annalen van de Ryukyu Koninklijke Regering, 2020.
Derksen, L.F./R.W. de Hoop/M.R. Manders/M. Caceres Suarez,
2021: Dutch presence in Cuban waters - a first year of archaeological
surveys, Amersfoort.Te raadplegen op: https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2021/01/01/dutch-presence-in-cuban-waters
Easter G./Vorhees M., 2020: De verzonken kunstschatten van de
Vrouw Maria (Ambo/Anthos)
Ewing, C., 2021: The UNESCO 2001 Convention on the Protection of
the Underwater Cultural Heritage in the Dutch Caribbean. The
Kingdom-wide Ratification and Implementation of the 2001 UNESCO
Convention on the Caribbean Islands Curacao, Bonaire, Aruba, Sint
Maarten, Sint Eustatius and Saba, RMA Thesis Faculty of Archaeology
at the University of Leiden, Leiden.
Green, J., 2020: The Zeewijk Story and the missing second
wreck, Journal of Maritime Archaeology 2020 15, 333–364. Te
raadplegen op: https://doi.org/10.1007/s11457-020-09268-8
Gregory, D./M. Manders (eds.), 2015: Best practices for locating,
surveying, assessing, monitoring and preserving underwater
archaeological sites, SASMAP Guideline Manual 2.Te raadplegen op:
https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2015/01/01/best-practices-for-locating-surveying-assessing-monitoring-and-preserving-underwater-archaeological-sites-guideline-manual-2
Green, J., 2020: The Zeewijk Story and the missing second
wreck, Journal of Maritime Archaeology 2020 15, 333–364.
Te raadplegen op: https://doi.org/10.1007/s11457-020-09268-8
Green, J/A. Paterson (eds), 2020: Shipwrecks of the Roaring
Forties: Researching some of Australia’s earliest shipwrecks, Perth.
Hak, J.B., 2021: Report Archival Research on the ship van Bosse
(1857), commissioned by the Cultural Heritage Agency of the Netherlands, September 17, 2021.
Hoop, R.W. de/M.R. Manders, 2018: Slag in de Javazee: Een
voortdurende strijd, Strijdigheden 2, 52-62.
Hoop, R.W. de/M.R. Manders, 2019: Battle of the Java Sea:
Past and Present Conflicts, in N. Moreira/M. Derderian/A.
Bissonnette (eds.), Fields of Conflict Conference 2018 Pequot
Museum, Conference Proceedings Volume 1, 50-62.Te raadplegen
op: https://www.academia.edu/38536617/Battle_of_the_
Java_Sea_Past_and_Present_Conflicts
Hoop, R.W. de/N. Schoute, 2020: Excavation of the Rooswijk
(1740), Submerged Heritage 9, 29-34. Te raadplegen op: https://
icua.hr/images/stories/publikacije/Potopljena_Ba%C5%A1tina_9_web..pdf
Klos, M./L. Derksen, 2016: Shared Cultural Heritage of the
Netherlands and Japan, Amersfoort
Lovegrove Pereira, S./Hoop, R.W. de/S. Adhityatama, 2020:
Good Practice: International Collaboration on Shared Difficult
Heritage, Sharing Heritage Expertise 13. Te raadplegen op:
https://www.academia.edu/44239101/Good_practice_international_collaboration_on_shared_difficult_heritage
Manders, M.R., 2018: Digging in the deep. Journal of a
maritime archaeologist, The world of Interiors, 136.
Manders, M., 2018: De zoektocht naar de Rooswijk, Jaarboek
Nederlandse Archeologie, 134-143.
Manders, M./A. van Dissel/W. Brouwers/M. Fink/J. Spoelstra/R. de Hoop/M. Heijink/A. Lemmers/A. Heitz/O. de
Vroomen, 2021: Wrakkentelling. Een kwantitatief onderzoek
naar historische Nederlandse scheepswrakken in de wereld,
Amersfoort. Te raadplegen op: https://www.cultureelerfgoed.
nl/publicaties/publicaties/2021/01/01/wrakkentelling
Manders, M./D. Gregory (eds.), 2015:Guidelines to the process of
underwater archaeological research, SASMAP Guideline Manual 1. Te
raadplegen op: https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/
publicaties/2015/01/01/guidelines-to-the-process-of-underwater-archaeological-research-guideline-manual-1
Manders, M.R./R.W. de Hoop/S. Adhityatama/D.S. Bismoko/P.
Syofiadisna/D. Haryanto, 2021: Battle of the Java Sea: One
Event, Multiple Sites, Values and Views, Journal of Maritime
Archaeology 16(1), 39–56. Te raadplegen op: https://doi.
org/10.1007/S11457-020-09287-5
91
Manders, M./W. van de Langemheen, 2018: VOC-schip de
Rooswijk onderzocht: een archeologische opgraving onderwater, Gens Nostra 4, jrg. 73, 208-210.
Manders, M./L. Smits, 2020: Illuster en Sinister: Graven naar
de schipbreukelingen van de Batavia op Beacon Island,
Australië, Archeologie in Nederland 4(1): 2-10.
Manders, M.R./C.J. Underwood (eds.), 2012: Training Manual
for the UNESCO Foundation Course on the Protection and
Management of Underwater Cultural Heritage in Asia and the
Pacific. Te raadplegen op: https://unesdoc.unesco.org/
ark:/48223/pf0000217234
Manders, M.R./C.J. Underwood (eds.), 2021: The UNESCO
Training Manual for the Protection of the Underwater Cultural
Heritage in Latin America and the Caribbean. Te raadplegen
op: https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2021/01/01/unesco-training-manual-latin-america-and-the-caribbean
Manders, M./R. de Hoop/M.H.W. Verrijth/C.H. Trommel/H.
Meinsma/I. Jeffery/T.A. van der Velden/Ruzairy Bin Arbi/
Farizah Binti Ideris/Ahmad Zaharuddin Bin Abdul Kadir/Khairil
Amri/Bin Abdul/Ghani, 2019: Report on the fieldwork at the sites of
the Dutch submarines O16 and K XVII.
Underwood, C.J., M. Manders, 2019: Building Knowledge and
Connections: The Success of the UNESCO International
Capacity Building Training Programmes for Cultural Heritage
Management of Underwater Archaeological Sites. Journal of
Maritime Archaeology 14, 333–354. Te raadplegen op: https://doi.
org/10.1007/s11457-019-09237-w
Zwick, D., 2021: De jongste dubbele planken. Scheepswrakken
in de Duitse Waddenzee, Tijdschrift Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed 4-2021. Te raadplegen op: https://www.academia.
edu/71773933/De_jongste_dubbele_planken
92
Dit is het eindrapport van het programma Maritiem Erfgoed Internationaal, dat tussen 2017
en 2021 is uitgevoerd onder de vleugels van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
Dit rapport beschrijft de doelen van het programma, zijn missie, visie en de manier waarop
naar die doelen is toegewerkt, inclusief de aanpassingen die door de coronacrisis nodig waren
om deze te bereiken. In dit overzicht wordt duidelijk hoeveel in relatief korte tijd bereikt is en
welke structuur is opgezet om ook in de toekomst tot een goed beheer van cultureel erfgoed
onderwater te komen. Aan het einde van het rapport wacht de lezer een blik in de toekomst
als de visie die aan het begin van het programma is omschreven, weer opgeroepen wordt en
suggesties worden gedaan voor verdere stappen en de invulling daarvan.
Met kennis en advies geeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de toekomst een verleden.