zaniken werkw. Uitspraak: [ 'zanəkə(n) ] Afbreekpatroon: za·ni·ken Vervoegingen: zanikte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gezanikt (volt.deelw.) op een vervelende toon steeds min of meer dezelfde vraag of klacht herhalen Voorbeelden: 'Ze blijven zaniken over hun pech.' , 'Genoeg gezanikt, aan de slag!' Synoniem: zeuren Synoniemen... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/zaniken
er op een vervelende manier telkens weer over praten of om vragen vb: ze zanikt de hele dag om snoep Synoniem: zeuren Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=zaniken