TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS 134.1 (2021) 26-46
HTTPS://DOI.ORG/10.5117/TVG2021.1.003.DHAE
26
Zorgeloos plezier
Stedelijke promotie van de kermiscultuur in de Oostenrijkse Nederlanden
Emma D’haene
Abstract
Fun without worries. Cities promoting fairs in the Austrian Netherlands.
Focusing as a case study on the fairs of Kortrijk, a middle-sized city in the county of Flanders,
this contribution aims to further our knowledge of an increasing respectability of fairs in
the eighteenth century. The city magistrate regulated fairs, but also increasingly had an
active role in their organization. Kortrijk had a variety of fairs in the early modern period,
ranging from local parish processions to two large scale commercial fairs with additional
forms of entertainment visited by people coming from as far away as Normandy. The fairs
were celebrated practically all year round and were spread over many locations in the city.
They took place on squares and in public buildings. Although traces of the fairs are scarce
and need deep archival research to be recovered, there is no doubt that in the latter half of
the seventeenth century and in the eighteenth century the fairs of Kortrijk were attractive
for all social groups and deemed respectable. This ties in with current research on fairs
by, among others, Benjamin Heller and Ann Tlusty, who have situated fairs as visited by
elites and actively promoted by city governments. Why this was so, I suggest, is because the
persistence of fairs as cyclical ritual in the Austrian Netherlands matched with policies of
local government to create spaces and activities of leisure for their citizens.
Keywords: early modern fairs, public festivities, Low Countries, urban entertainment
Op 17 juli 1737 meerde de Gentse schipper
Pieter Ingels aan in de Leiestad Kortrijk.
Hij wou er zijn lading bouwmaterialen uit
Holland lossen, maar aan de kade in de
buurt van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in de
wijk Amazonië sprak een groep ‘tournoiers
ofte waeterlanders’ hem onmiddellijk
aan. Zij wilden zijn schip gebruiken voor
hun rituele zeepstaakwedstrijd tijdens
de parochiekermis. De uitdaging was om
‘ballekens te haelen van het uytterste
van eenen mast, den welcken met zeepe
gestreken was’.1 Ingels weigerde, maar de
schepenen van de stad ontboden hem dadelijk op het stadhuis. Ze lieten de schipper
opsluiten en het behendigheidsspel ging
door.2 Het ‘hardneckig refuys’ van de schipper viel uit de toon, aldus kroniekschrijver
Jacques Goethals-Vercruysse, en stond
1 Rijksarchief Kortrijk (verder RAK), Verzameling
Goethals Vercruysse. Handschriften, nr. 203/8: Chronyke
van Cortryck [1806].
2 RAK, Oud Stadsarchief Kortrijk (verder OSAK),
nr. 14498: proces tussen Pieter Ingels en burgemeester
en schepenen van Kortrijk 1737.
© Emma D’haene
[This is an open access article distributed under the terms of the CC BY-NC 4.0 license ]
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
27
D’HAENE
lijnrecht tegenover de houding van het
stadsbestuur, die het jaarlijks weerkerende
feest goedkeurde en met 72 Parijse ponden
royaal subsidieerde.3 De emoties laaiden aan
beide zijden hoog op want het kwam tot een
proces. Deze afloop van het incident doet
vermoeden dat het kermisritueel voor het
stadsbestuur prestige uitstraalde, ook al was
het georganiseerd in een parochie en had het
als kern een volksspel. Waarom de Kortrijkse
schepenen zoveel belang hechtten aan een
kermisviering staat centraal in deze bijdrage.
Het paste in hun strategie om ontspanningsactiviteiten in te schakelen in de stedelijke
politiek om de openbare ruimte vorm en
inhoud te geven. Onderzoek over kermis
in de Oostenrijkse Nederlanden ontbreekt
nagenoeg volledig. Dit is een eerste aanzet
om daarin verandering te brengen.4
Kermissen waren in de vroegmoderne periode een jaarlijks weerkerend onderdeel van
het leven op het platteland zowel als in de
stad. Maar het staat overwegend bekend als
een weinig geciviliseerde vorm van populaire
cultuur.5 In de historiografie van het laatste
kwart van de twintigste eeuw werd kermis
vrijwel uitsluitend geanalyseerd op basis
van decreten en ordonnanties, met onder
meer het befaamde kermisedict van Jozef II
uit 1786, en aan de hand van concepten als
sociale disciplinering, confessionalisering
en civilisatieprocessen.6 Geleidelijk zou er
in de vroegmoderne periode een scheiding
3 RAK, OSAK, nr. 1932: stadsrekening 1737-1738.
4 De ideeën geformuleerd in deze bijdrage worden
verder uitgedaagd binnen het KU Leuven BOF-project
‘Het succes van de kermis in de Spaanse en de Oostenrijkse Nederlanden’ van de onderzoeksgroep Nieuwe Tijd
van de KU Leuven onder begeleiding van prof. dr. Johan
Verberckmoes en prof. dr. Eddy Put.
5 Sandrine Vézilier-Dussart ed., Fêtes et kermesses au
temps des Brueghel (Gent 2019).
6 Ann Tlusty, ‘Sociability and leisure’, in: Ann Tlusty
en Mark Häberlein ed., A companion to late medieval and
early modern Augsburg (Leiden 2020).
gegroeid zijn tussen de lagere klassen, die
kermis bleven vieren, en de burgerij die zich
distantieerde van het ongeremde ontspanningsleven van het gewone volk.7 Kermissen zouden in dat opzicht een uitlaatklep
geweest zijn voor gewone mensen en de
herbergen tijdens de kermisdagen broeihaarden van onderhuids verzet. Als alternatief,
zo werd geargumenteerd, stimuleerden
burgers nieuwe vormen van geciviliseerde
recreatie door commerciële ingrepen, zoals
het opleggen van toegangsprijzen voor activiteiten in theaterzalen. Openbare feesten
in de stedelijke ruimte, zoals blijde intredes,
zouden rechtstreekser onder toezicht van
de vorst zijn komen te staan. In de recente
historiografie zijn vraagtekens geplaatst bij
een verminderd aandeel van de stedelijke
burgerij en de stedelijke bestuurders in recreatieve en feestelijke openbare evenementen
op hun grondgebied die door brede lagen
van de bevolking bezocht werden. In de
achttiende eeuw waren blijde inkomsten
bijvoorbeeld nog steeds het resultaat van
uitgekiende onderhandelingen tussen
machthebbers en de hele stadsbevolking.8
Ann Tlusty beargumenteert in haar
hoofdstuk ‘Sociability and leisure’ uit 2020
dat lokale machthebbers zelf enthousiaste
deelnemers waren aan de groeiende cultuur
van sociabiliteit, onder meer omdat ze in
dergelijke feestelijkheden positieve politieke
en economische gevolgen voor de stad zagen.
Via zelf georkestreerde spektakels bevestigden de stadsbestuurders de bestaande
7 Hugo Soly, ‘Openbare feesten in Brabantse en
Vlaamse steden (16de-18de eeuw)’, in: Handelingen van het
11de internationaal colloquium Spa 1982 door het openbaar
initiatief van de gemeenten in België. Historische Grondslagen (Ancien Regime) (Brussel 1984) 605-631 aldaar
625-627.
8 Klaas van Gelder en Bert Van Cauter, ‘De inauguratie
van Maria Theresia als gravin van Vlaanderen (1744)’,
Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en
Oudheidkunde te Gent 67 (2013) 101-130.
2021, JRG. 134, NO. 1
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
28
ZORGELOOS PLEZIER
Op het water, aan de Leiebrug, vonden ook in 1859 Leiespelen plaats.
Beeldbank Kortrijk
sociale hiërarchie en plaatsten zij zichzelf in
een positief daglicht. Bovendien genereerden
de feesten extra inkomsten voor de stad.
Bestaande ontspanningsmogelijkheden
werden getolereerd zo niet aangemoedigd
door de elites.9
Dat die steun ver kon gaan, werd reeds
duidelijk in het Kortrijkse spel op de Leie.
Het vermoeden van Tlusty dat de stedelijke
overheid creatief en flexibel was om aan
de vraag en de smaak van de stedelingen
tegemoet te komen vergt meer dan enkel
pragmatische verklaringen in termen van
politiek prestige, economisch voordeel en
financiële armslag. Sinds Peter Borsay het
idee van leisure towns lanceerde en die in de
historiografie verbreed werd tot acties door
stadsbesturen om de stad als aantrekkelijk
9
Tlusty, ‘Sociability and leisure’ 336.
oord van ontspanning te profileren, zijn culturele en emotionele factoren als verklaring
op het voorplan gekomen voor het stedelijk
initiatief in de feestcultuur aan het einde van
de zeventiende en in de achttiende eeuw.10
Omdat kermissen veel tijd en plaats innamen
in heel wat steden, waren ze de inzet van
een symbolische strijd om de smaak van de
burger. Stadsbesturen moesten mediëren
tussen verschillende smaken die er onder
de bevolking konden bestaan.
Benjamin Heller nuanceerde recent
het idee van een afstandelijke elite ten
opzichte van de andere kermisgangers. Hij
10 Peter Borsay, The English Urban Renaissance.
Culture and Society in the Provincial Town, 1660-1770
(Oxford 1989); Peter Clark and Robert A. Houston,
‘Culture and leisure 1700-1840’, in: Peter Clark ed., The
Cambridge Urban History of Britain. Volume II: 1540-1840
(Cambridge 2000) 575-613.
TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
29
D’HAENE
introduceerde het concept politeness om
de aanwezigheid van de aristocratische
en hoogste burgerlijke elite op de Londense Bartholomew Fair te verklaren. Uit
getuigenissen blijkt dat die elite zich op de
populairste kermis in de Britse hoofdstad
vanaf ongeveer 1700 mentaal distantieerde
van het volk door hun bezoek aan de kermis
als een polite activity te beschrijven. De
activiteiten waaraan de sociale toppers
deelnamen waren op voorhand gepland en
ze kwamen slechts voor bepaalde vormen
van vermaak. Die sterke splitsing tussen een
breed deelnemersveld aan de kermis en een
selectieve participatie door een kleine bovenlaag is wellicht op rekening te schrijven van
de specifieke Londense context. Maar Heller
suggereert vooral dat de lokale stedelijke
elite aan de kermis bleef deelnemen. Al trok
niet iedereen met dezelfde agenda naar de
kermis, allen gebruikten ze aangrenzende
ruimtes en keken naar dezelfde performances. De heterogene groep kermisparticipanten verschilde op vlak van voorkomen en
gedrag, maar ze werden allemaal door de
kermis aangetrokken.11 Hoewel de Londense
Bartholomew Fair niet te vergelijken is met
de Kortrijkse kermissen, kan Hellers werk
als inspiratie dienen voor de zoektocht naar
een dynamiek die vergelijkbaar is met het
idee van de kermis als een ontspanningsmogelijkheid die voldoende voornaamheid
uitstraalde om de stadsbestuurders in een
middelgrote stad als Kortrijk tot de promotie
ervan te laten overgaan.
De verklaring van Heller dat beleefdheid
of de ideologie van politeness en respectabiliteit de tools waren waarmee de Londense
elite haar deelname legitimeerde aan de
Bartholomeuskermis die op 24 augustus
11 Benjamin Heller, ‘The ‘mene peuple’ and the polite
spectator. The individual in the crowd at EighteenthCentury London fairs’, Past and Present 208 (2010) 131-157
aldaar 131.
opende, verdient nadere aandacht. Op de
Bartholomeuskermis paste het bijwonen
van de kermisprocessie bijvoorbeeld goed
bij haar drang om een ontspanningsactiviteit
als vroom en leerrijk te profileren.12 Dat is
heel gelijklopend met kermisprocessies in de
Habsburgse Nederlanden, zoals bijvoorbeeld
de Leuvense ommegang ter gelegenheid van
de kermis en de jaarmarkt in september. Die
bestond sinds 1377 en was in de zeventiende
eeuw nog steeds een succesformule waarmee
de stedelijke gemeenschap zichzelf op de
kaart zette. De stedelijke regentenfamilies
waren er steevast aanwezig, zowel in de stoet
als langs het parcours.13 Activiteiten zoals
het tonen van wetenschappelijke curiosa
en nieuwigheden waren andere factoren die
een kermis respectabeler maakten omdat
er zo lering aan te pas kwam. Het ging dan
bijvoorbeeld over misvormde embryo’s of een
schip in een fles.14 In de negentiende eeuw
zou de kermis door deze formule een heel
nieuwe dynamiek geven.15 Voor de Kortrijkse
casus zijn er voorlopig geen bewijzen voor
de spectaculaire varianten daarvan, zoals
de Europese rondreis van 1688 tot 1706 van
een olifant geleid door Bartel Verhagen uit
Amsterdam of die van neushoorn Clara die
vanuit Bengalen naar Amsterdam gekomen
was en eveneens een Europese tournee
neerzette.16 Al met al heeft het onderzoek
12 Heller, ‘London fairs’ 146.
13 Eddy Put, De Leuvense Ommegang in 1594 (Leuven
2018).
14 Vicky Vanruysseveldt, ‘Tussen niche en overlevingsstrategie? Rondtrekkende artiesten in het hertogdom
Brabant in de 2de helft van de 18de eeuw’, Volkskunde 115
(2014) 121-144 aldaar 128.
15 Nele Wynants, ‘Wetenschap op de kermis. De
verspreiding van technologie, kennis en spektakel in
Belgische provinciesteden tijdens het f in-de-siècle’,
Volkskunde 121 (2020) 1-34; zie ook het B-Magicproject
‘Education through images. The Magic Lantern in Belgian
schools, 1830-1940’ (www.b-magic.eu).
16 Maarten Roscam-Abbing, Rembrandts olifant. In
het spoor van Hansken (Amsterdam 2016); Glynis Ridley,
2021, JRG. 134, NO. 1
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
30
ZORGELOOS PLEZIER
naar de rituele en theatrale aspecten van het
presenteren van natuurcuriosa en exotische
individuen en dieren het traditionele beeld
van de kermis als louter dronken boerenfeest
flink bijgesteld.17 Tenslotte, respectabele
en prestigieuze activiteiten die lering verstrekten en vroomheid bevorderden, waren
compatibel met de commerciële activiteiten
op de jaarmarkten die in een stad als Kortrijk
van grote betekenis waren voor de lokale
economie.
Op deze manier was de kermis in de
zeventiende en de achttiende eeuw een feest
waar een stad zich niet aan wou onttrekken.
Integendeel, de eerbare religieuze expressie,
de drang om te weten en de nieuwsgierigheid naar nieuwe consumptiespullen,
maar ook een toenemende voorkeur voor
ontspanning in de openbare ruimte van
de stad maakten van de kermis een ideale
focus voor stedelijk initiatief en stedelijke
promotie.18 In dat opzicht kan op basis van
nieuw archiefonderzoek benadrukt worden
dat de veel bestudeerde kroegcultuur en
dronkenschap weliswaar niet ontbraken
Clara’s Grand Tour: travels with a rhinoceros in Eighteenthcentury Europe (New York 2004).
17 Johan Verberckmoes, ‘Kermisacts en sneeuwpoppen
in de Lage Landen in de 17de en 18de eeuw’, Jaarboek de
Achttiende eeuw 50 (2018) 79-92.
18 Zie daarvoor de eerder beperkte historiografie over
de Republiek, onder meer Marja Keyser, Komt dat zien! De
Amsterdamse kermis in de 19de eeuw (Amsterdam 1976);
Ton Baetens e.a., ‘Sluipwinkel van ongerechtigheid en
ontucht: de kermis in Utrecht 1750-1919’, themanummer
Volkscultuur nr. 5 (1988) 25-52 aldaar 25; Puck Meijer
en Cees Vanwesenbeeck, ‘De jaarmarkt-kermissen van
Bergen-op-Zoom’, in: Johanna Jacobs (red.), Kennis,
kunstjes en kunnen (Amsterdam 2002) 123-146; Aranka
Meijerink-Wijnbeek, ‘Handel en wandel in Zwolle’, in:
Johanna Jacobs, Kennis, kunstjes en kunnen. Kermis. De
wondere wereld van glans en glitter (Amsterdam 2002)
221-237 aldaar 221-223; Paul Spapens, ‘De kermiszin der
Tilburgers. Hoe een dorpskermis uitgroeide tot één van
de grootste kermissen van Europa’, in: Johanna Jacobs,
Kennis, kunstjes en kunnen (Amsterdam 2002) 105-122
aldaar 108-110.
in de kermiscultuur, maar dat de zeldzame
ontsporingen ervan begrepen kunnen worden als een gelegenheid voor een stad om
haar rol in openbare ordehandhaving in
de verf te zetten.19 In de stedelijke context
van de Oostenrijkse Nederlanden waren de
uiteenlopende organisatieprikkels voor de
stedelijke overheid, wijkcomités en ondernemers veel belangrijkere factoren dan het
drinkgelag, dat anderzijds de brouwindustrie
geen windeieren legde.20
Het kermisgebeuren is slechts moeizaam
te reconstrueren, zelfs voor wie een grondige kennis van de reeksen in het Kortrijkse
stadsarchief achter de hand heeft. Zoals
gebruikelijk in de kermishistoriografie zijn
het vaak toevallig ontdekte processtukken,
verzoekschriften en eenmalige reglementen
die toelaten om een beeld te schetsen van
wat er zich op de kermis effectief afspeelde.
Aangevuld met het grotere kader op basis van
de seriële notities uit (stads)rekeningen en
resolutieregisters is een reconstructie van de
stedelijke kermiscultuur mogelijk, hoewel dit
nog altijd slechts het tipje van de ijsberg is. Ik
schets eerst de contouren van de Kortrijkse
kermissen. In de twee volgende twee paragrafen ga ik nader in op de actieve rol van
het stadsbestuur om kermisactiviteiten niet
alleen toe te staan, maar ook naar zijn hand
te zetten. Tenslotte wordt geanalyseerd hoe
de kermisactiviteiten de stadsbestuurders
motiveerden om er promotie voor te maken.
Het geheel suggereert dat de kermiscultuur
in de Oostenrijkse Nederlanden verre van
stervende was en de ingreep van Jozef II om
19 De schepenen van de Vlaamse stad Eeklo openden
bijvoorbeeld in 1616 een onderzoek naar een gevecht met
dodelijke afloop in een herberg. Dat gevecht gebeurde op
de tweede kermisdag van Lembeke. Stadsarchief Eeklo,
Stadsarchief, nr. 1365.
20 Erik, Aerts, Het bier van Lier. De economische ontwikkeling van de bierindustrie in een middelgrote Brabantse
stad (eind 14de-begin 19de eeuw) (Brussel 1996).
TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
31
D’HAENE
alle kermissen op één dag te laten doorgaan
niet uit de lucht gegrepen was als middel voor
een vorst die lokale en regionale overheden
tot hervormingen wou dwingen.21
‘Van zo ouden en langhen tijde’:
Kortrijkse kermissen
Kortrijk in het zuidwesten van het graafschap Vlaanderen had in de achttiende eeuw
een bevolking van tussen de tien- en de veertienduizend inwoners. Zij lag op de grens met
het Franse koninkrijk en door de afwezigheid
van andere betekenisvolle stedelijke centra
in haar ruime omgeving fungeerde ze als
centrum voor vermaak. Kortrijk kende in de
periode vóór 1800 verschillende kermissen.
Een eerste variant was de religieuze kermis.
Kerkwijdingskermissen speelden zich af op
het niveau van de parochie, of in de buurt
van een kerk, en kwamen voort uit de misdiensten en processies die de wijding van de
kerk herdachten. De herdenking gebeurde in
en rond de betreffende kerk, en min of meer
op hetzelfde moment van het jaar als de kerkwijding oorspronkelijk plaatsvond. Al zeker
sinds juli 1642 vertrok in Kortrijk vanuit de
dertiende-eeuwse Onze-Lieve-Vrouwekerk
een processie doorheen de wijk en dat deed
ze vermoedelijk de hele achttiende eeuw
door.22 Op die kermisdag vond aan de haven
telkens een watertoernooi plaats tussen de
arbeiders of ‘pijnders’ uit de wijk.23 Met deze
door de overheid gesubsidieerde jaarlijkse optocht en waterspelen vierden de
21 Paul Verhaegen e.a. ed.., Recueil des ordonnances
des Pays-Bas Autrichiens. 3e Série: 1700-1794 (Brussel
1860-1942) XII 470.
22 Dit is oudste vermelding van de processie. E.
Neylants, ‘Mevrouwe van Amazonië. Een ommegangsfiguur te Kortrijk 1839’, Biekorf 73 (1972) 121.
23 Antoon Viaene, ‘Watertornooien op Vlaamse
rivieren’, Biekorf 77 (1976) 5-12 aldaar 10.
buurtbewoners de kerkwijding van de
kapittelkerk.24 Vreemd genoeg is over de
kerkwijding van de Kortrijkse parochie
Sint-Maarten zeer weinig geweten. Die
viel tussen Pasen en Pinksteren en werd
hoogstwaarschijnlijk gevierd op de tweede
of vierde zondag na Pasen.25 Over meer dan
een jaarlijkse vermelding in het speelschema
van de stadsbeiaardier en uitgaven voor
meitakken in kerkrekeningen beschikken
we voorlopig niet.26
Een tweede variant vormden de buurtkermissen die ook jaarlijks plaatsvonden,
maar niet voortkwamen uit een jaarmarkt
of kerkwijding. Ze werden gesticht door de
inwoners van een buurt of door de lokale
overheid. In Kortrijk lag ten noorden van
het centrale Buda-eiland en de noordelijke
Leie-arm, en dus afgescheiden van de rest
van de stad, de wijk Overleie, die over een
eigen kermis beschikte. Dankzij kroniekschrijver Jean-Baptiste Filleul weten we dat
burgemeester Denis de Schinkel vóór zijn
dood in 1727 het initiatief genomen had om
hier een buurtkermis te organiseren op de
zondag na Sint-Lucas (18 oktober).27 Deze
zogenaamde ‘Schinkelsche kermisse’ komt
echter niet meer voor in latere stadsrekeningen, hoewel ze als jaarlijkse kermis tot diep
in de twintigste eeuw gevierd werd. Wellicht
was de figuur van de burgemeester die met
zijn ambt van die buurtkermis een gerespecteerde kermis maakte de rechtstreekse
aanleiding voor de notitie in de kroniek van
Filleul.
24 RAK, OSAK, nr. 1976: stadsrekening 1780-1781.
25 RAK, OSAK, nr. 2001: resolutieboek 1736-1748.
26 RAK, OSAK, nr. 2003: resolutieboek 1780-1794; RAK,
Archief van de Sint-Maartensparochie Kortrijk, nr. 100:
kerkrekening 1736-1745.
27 RAK, Verzameling Stadsfonds. Handschriften, nr. 31/1:
kroniek van Kortrijk 1700-1790 Jean-Baptiste Filleul [19de
eeuw].
2021, JRG. 134, NO. 1
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
32
ZORGELOOS PLEZIER
Affiche gedrukt bij Jan van Mullem in opdracht van de stad Kortrijk. De affiche dateert van 1671, vier jaar na
het beleg van Kortrijk door de Fransen.
Foto auteur
TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
33
D’HAENE
De grootste kermissen waren de Paasfoor
en de Oogst- of augustusfoor. Dit soort
kermissen vond plaats tijdens de uit de middeleeuwen stammende jaarmarkten, in het
voorjaar (rond Pasen of Pinksteren) en het
najaar (in augustus of september). In Kortrijk
was dat niet anders. Reeds in 1303 verleende
de graaf van Vlaanderen een octrooi voor
een Kortrijkse jaarmarkt zodat de stad zich
economisch kon herstellen van de Slag op de
Groeningekouter op 11 juli 1302. Graaf Lodewijk van Nevers bevestigde het recht op deze
voorjaarsmarkt in 1424.28 De jaarmarkt vond
aanvankelijk plaats rond Pinksteren, maar
evolueerde in de late middeleeuwen naar een
Paasfoor die officieel van de donderdag tot
de zaterdag in de week na Pasen georganiseerd werd. Omdat het een ‘vrije’ jaarmarkt
betrof, kregen de kooplieden bescherming en
konden ze niet aangehouden worden wegens
schulden. Dit gold zowel tijdens de foor zelf
als tijdens de drie dagen ervoor en erna. Kortrijk had naast een voorjaarsmarkt ook een
najaarsmarkt. De Vlaamse graaf Lodewijk
van Male stond in 1365 toe dat de stad Kortrijk
twee oogstforen organiseerde in augustus:
een paardenmarkt en een jaarmarkt ‘van
allerhande goederen’. Deze tweede, vrije ‘Curtricmaerct’ ging door op de drie werkdagen
vóór Sint-Jansonthoofdingsdag (29 augustus).29
Beide foren groeiden uit tot de grootste kermissen van de stad en dat bleven ze tot het
einde van het Ancien Régime.30
28 Theodoor Sevens, Kortrijk in het verleden. Historische
schetsen en aanteekeningen (Kortrijk 1883) 12; RAK, Oorkonden van de stad Kortrijk, nr. 397: […] la foire annuelle
des Pâques […] est déclarée foir libre et privilégiée 1531;
RAK, OSAK, nr. 15210: affiches [18de eeuw].
29 RAK, Charters van de stad Kortrijk, nr. 278: Octroi […]
autorisant les prévôt et échevins de Courtrai, à augmenter
les droits sur les vins et les bières 1441; RAK, OSAK, nr. 15210:
affiches [18de eeuw]. Zie ook Christiaan Germonprez,
Kermissen en circussen in Kortrijk (Kortrijk 1995).
30 Dat gebeurde niet zonder slag of stoot. Op 27 juli
1540 trok Karel V het Kortrijkse recht op het houden
De jaarmarkten waren een klassieker
van stedelijke interventie in het openbare
leven. Aan de basis van een jaarmarkt lag
een verzoekschrift van een lokaal bestuur.
De keuze voor een Paas- en een Oogstfoor
in Kortrijk versterkte de positie van de stad
als lokaal centrum met een markt bij het
begin en een andere aan het einde van het
zomerseizoen.31 De jaarmarkt kon door de
schepenen verlengd worden, wat meestal gebeurde op vraag van de vreemde kooplieden
zelf. Lokale handelaars zagen dit liever niet
gebeuren, maar hun invloed op de duur van
de markt, en dus de kermis, bleek heel klein.32
Dat de lokale overheid geen graten zag in de
verlenging van een foor, had waarschijnlijk
te maken met het feit dat de feestelijkheden
in realiteit toch veel langer duurden dan de
officiële marktdagen. Het bestuur speelde
bijgevolg in op de aanwezigheid van een
grote menigte kopers en handelaars, die van
heinde en verre kwamen, naast entertainers
die een graantje kwamen meepikken van de
aanwezigheid van een gretige massa. Velen
die van buiten de stad kwamen, arriveerden
reeds vóór het begin van de kermis in de stad
en vertrokken vaak pas dagen na het einde
van de jaarmarkt.33 Onder meer daarom viel
van markten in. Dat kaderde in de represailles na de
opstand tegen Karel V als graaf van Vlaanderen. Vier
dagen later kreeg het stadsbestuur dat recht terug. RAK,
Charters van de stad Kortrijk, nrs. 436 en 437: Sentence
prononcée […] pour crimme de rébellion et de sédition
1540 en Ordonnance […] la permission de la prochaine
franche foire 1540.
31 Bijvoorbeeld Jessica Dijkman, Shaping medieval
markets: the organisation of commodity markets in Holland, c. 1200-c. 1450 (Leiden 2011).
32 RAK, OSAK, nr. 3389: verzoek van de vreemde
kooplieden 1728; RAK, OSAK, nr. 4171: rekwest van de
nering van Sint-Niklaas 1779. Dat gebeurde ook in Zwolle:
Meijerink-Wijnbeek, ‘Handel en wandel in Zwolle’ 223.
33 RAK, OSAK, nr. 759/20: rekening van de schouwburg
1767-1777; RAK, OSAK, nr. 7770: rekening van de schouwburg 1778-1795; RAK, OSAK, nr. 9875: proces tegen Joan
wegens beschuldiging van verkrachting 1771.
2021, JRG. 134, NO. 1
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
34
ZORGELOOS PLEZIER
het entertainment dat in de rekeningen van
het stedelijke theater geregistreerd staat, niet
enkel samen met de Paasfoor en Oogstfoor.34
Na enkele jaren wisten de kermisgangers uit
ervaring dat er zowel vóór als na de officiële
kermisdagen opvoeringen te beleven vielen.
Door dit alles oversteeg het uiteindelijke
aantal kermisdagen het aantal bij octrooi
toegelaten marktdagen.
De oorlogen in de Habsburgse Nederlanden aan het einde van de zeventiende
eeuw en occasioneel in de achttiende eeuw
lijken de kermissen niet wezenlijk geschaad
te hebben. Zo bleef tijdens de Oostenrijkse
Successieoorlog de continuïteit van de Kortrijkse Paasfoor en Oogstfoor verzekerd. Een
bijzondere episode net voor de Oogstfoor van
1742 illustreert dat er bij het lokale bestuur
sprake was van een historisch tijdsbesef
zowel als van commerciële motieven om de
foren in stand te houden. Toen de Leiestad
in augustus 1742 bijna tweeduizend Engelse soldaten moest inkwartieren, bleven
de bezoekers en handelaars voor de jaarlijkse Oogstfoor toestromen. In juli kregen
de Engelsen de toestemming om een deel
van de lakenhallen om te vormen tot kapel,
wat voor spanningen zorgde toen een kooplieden aan de vooravond van de Oogstfoor
goederen in de hallen wilde stockeren. De
Engelse soldaten weigerden hen de toegang.
Een lid van het Kortrijkse schepencollege
probeerde de gemoederen te bedaren, maar
liet rond middernacht alle goederen naar het
stadhuis verhuizen. Daar was slechts plaats
voor een klein deel van de producten, zodat
vele handelaars zich genoodzaakt zagen
met hun koopwaar te vertrekken. Volgens
de schepenen die getuige waren van dit
voorval, zouden verschillende handelaars
tegen elkaar gefluisterd hebben dat ze nooit
34 RAK, OSAK, nr. 759/20: rekening van de schouwburg
1767-1777; RAK, OSAK, nr. 7770: rekening van de schouwburg 1778-1795.
meer naar Kortrijk zouden terugkeren. In
een brief aan gouverneur-luitenant de Harrach in Brussel benadrukten de schepenen
dat dit een groot verlies betekende voor de
stad.35 Met andere woorden, het stadsbestuur
ging er prat op dat het een lange traditie van
dergelijke feesten kende, zag de politieke,
economische en culturele voordelen ervan
in, en probeerde dus ook te bemiddelen als
de continuïteit van de viering in het gedrang
kwam. Ze deden dat met succes, zo blijkt uit
een verzoekschrift uit 1779. Toen verkozen
54 koopmannen en -vrouwen uit heel Westen Zuid-Europa Jacques Hauzart uit het
Normandische dorpje Saint-Jean-des-Bois
als vertegenwoordiger en bewaker van de
goederen die tijdens de jaarmarkt in Kortrijk
werden opgeslagen. Volgens de kooplieden
die hem hadden voorgedragen, kwam Hauzart al 35 jaar naar de augustusfoor, dus al
sinds de bezetting van de stad door de Fransen tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog.36
Kermis op één dag?
Een belangrijke indicatie dat kermissen in
de achttiende eeuw populair waren is hun
aandeel in discussies die in heel Europa
woedden om het grote aantal religieuze
feestdagen terug te dringen. Overheden gebruikten onder meer economische motieven
om het aantal feestdagen te beperken. Recent
nuanceerde Thijs Lambrecht dit argument
door aan te tonen dat werken en religieuze
feesten zoals een kerkwijdingsdag elkaar
niet uitsloten.37 Een verbod op werken op
een zondag gold niet altijd de hele dag en
35 RAK, OSAK, nr. 2001: resolutieboek 1736-1748.
36 RAK, OSAK, nr. 15205: verzoek van de ‘principaele
cooplieden, feestenaeren ende alle de waekers’.
37 Thijs Lambrecht, ‘Les fêtes religieuses et le travail
dans les Pays-Bas méridionaux XVIIe et XVIIIe siècles’,
in: Corinne Maitte en Didier Terrier ed., Les temps du
TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
35
D’HAENE
de Kerk stelde zich flexibel op. Op basis van
achttiende-eeuwse traktaten en pamfletten
concludeerde Lambrecht dat burgers de
centrale overheid vroegen om een structurele
kalenderhervorming, en dus het beperken
van het aantal feestdagen. Die kwam er na
inspanningen van de Geheime Raad van de
Oostenrijkse Nederlanden. Met steun van
de onder druk gezette kerkelijke overheden
resulteerden hervormingen uit 1751 en 1771
in een aanzienlijke daling van het aantal
feestdagen. Deze informatie raakte relatief
snel tot bij de parochianen. Het mandement
van de bisschop van Doornik over de afschaffing van zestien heiligendagen, op basis van
de beslissingen van de Geheime Raad in 1751,
werd drie maanden na de pauselijke bulle
afgeroepen op de Kortrijkse preekstoelen.38
De kerkwijdingen, daarentegen, kwamen
niet in gevaar omdat ze enkel op de lokale
feestkalender stonden.
Naar aanleiding van deze discussie
kwamen er meningsverschillen naar boven
over kerkelijke en stedelijke autoriteiten en
hun rol in het organiseren van kermissen.
We kennen de mening van de lokale clerus
of de stedelingen over de Kortrijkse kerkwijdingskermissen niet in detail, maar een
conflict over de viering van Sint-Maarten als
patroonheilige in Kortrijk geeft een indicatie.
Toen de Kortrijkse deken en pastoor Joannes
Verslype en de bisschop van Doornik er in
1702 samen voor probeerden te zorgen dat
de patroonheilige Sint-Maarten niet langer
gevierd werd, stuitte dat op verzet van
zowel de inwoners als van de schepenen.
Verslype vond dat het volk ‘last’ had van te
veel opeenvolgende feestdagen. Op 4 juli
verkondigde de pastoor op straat dat het geen
geboden heiligendag was en dat iedereen
travail. Normes, pratiques, évolutions, Cahiers d’histoire
125 (2014) 43-62 aldaar 43 en 61-62.
38 RAK, Verzameling Goethals-Vercruysse. Handschriften, nr. 203/9: Chronyke van Cortryck [1806].
moest werken. De stadsmagistraat zag dit
als een aanval op de stedelijke identiteit en
autonomie en wees erop dat de afschaffing of
verplaatsing van een heiligendag enkel kon
mits de toestemming van ‘het volk’, waarmee
ze zichzelf en de vorst bedoelden.39 Hier
moet echter rekening gehouden worden met
de specifieke context waarbinnen dit tafereel
zich afspeelde. 4 juli 1701 was een maandag,
en twee dagen daarvóór was het Maria
Visitatie. Dit wil zeggen dat de bevolking
al drie dagen niet meer aan het werk was,
en zich bezighield met activiteiten die de
pastoor in kwestie niet graag zag gebeuren.
De afnemende invloed van de geestelijkheid
op het kermisgebeuren en de toenemende
interesse van het stadsbestuur suggereren
dat de kermis als evenement een prestige
uitstraalde dat het wijkkarakter oversteeg.
Sinds het kermisedict van Karel V uit
1531 was het de bedoeling dat er nog slechts
één kermisdag per jaar was, en dat overal
op dezelfde datum.40 Dat dit in de praktijk
niet het geval was, kwam omdat de stedelijke
overheden steeds oogluikend toelieten dat
kermissen op verschillende dagen konden
doorgaan. Tijdens de synode van het bisdom Doornik in 1589, waartoe Kortrijk
behoorde, was besloten dat de viering van
de kerkwijding in het hele bisdom door
moest gaan op de vierde zondag na Pasen.
Zelfs na de herhalingen van het edict van
1531 in 1589 en nog eens, twee eeuwen later,
in 1786 veranderde er in die eeuwen niet veel
in Kortrijk. De diverse kermissen en foren
bleven bestaan.
Volgens het kermisedict van Jozef II van
1786 mocht er slechts één kermisdag per
39 RAK, OSAK, nr. 13419: proces tussen burgemeester
en schepenen van Kortrijk en Joannes Verslype en de
bisschop van Doornik 1701-1702.
40 Soly, ‘Openbare feesten’ 573; Gerard Rooijakkers,
Rituele repertoires: volkscultuur in oostelijk Noord-Brabant
1559-1853 (Nijmegen 1994) 397.
2021, JRG. 134, NO. 1
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
36
ZORGELOOS PLEZIER
Een processie waarbij het Heilig Sacrament over de Kortrijkse Broelbrug richting het Kapucijnenklooster wordt
gedragen. Tot het einde van de achttiende eeuw waren de processies die op Heilig-Sacramentsdag en op de
octaaf ervan uitgingen de belangrijkste.
Trezoor, Collectie Museum voor Schone Kunsten te Kortrijk, inventarisnr. 482: anoniem schilderij van een processie, begin 18de
eeuw
jaar georganiseerd worden. In een resolutie
uit datzelfde jaar duidden de schepenen de
octaafdag van Heilig Sacramentsdag aan
als kermisdag.41 Op die manier brachten
de schepenen het keizerlijke decreet in
uitvoering, zoals de centrale overheid van
hen verwachtte, maar ze speelden het ook
slim door slechts één dag op de kalender
aan te wijzen en niet over de data van de
andere kermissen te reppen. Bovendien
bleven de Kortrijkse jaarmarkten met bijhorende kermissen buiten schot omdat die op
papier nog steeds louter jaarmarkten, foren
of feesten waren. Dat er in het keizerlijke
decreet geen exacte definitie van een kermis
41 ‘De solemnele processie van de kermisdagh deser
stadt de welcke men gewoon was te doen op den dagh van
de octave van het Heilige Sacrament, zal geschieden op
den dertighsten deser maend ende in de toecommende
voor altijd op den tweeden sondagh naer Paesschen.’
RAK, OSAK, nr. 2003: resolutieboek 1780-1794.
gegeven werd, had in dit geval tot gevolg
dat de Kortrijkse kermissen gewoon bleven
bestaan. Volgens de letter van de wet waren
de stadsbestuurders in hun recht, maar de
kerkwijdingen, de foren én de buurtkermissen waren zozeer een vast onderdeel van het
kermisgebeuren dat ze met een juridische
handigheid uit de wind van de keizerlijke
hervormingsdrift gezet werden. De hardnekkigheid van het Kortrijkse stadsbestuur om
de kermiskalender ongeschonden te houden
suggereert dat de kermissen hun plaats in
het openbare leven ruim verdienden. In het
volgende onderdeel wordt onderzocht hoe
een stad als Kortrijk mee de ruimtelijke
organisatie van de kermissen in handen
nam om haar reputatie als leisure town te
bestendigen en te promoten.
TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
37
D’HAENE
De kermis palmt de stad in
In de loop van de vroegmoder1ne tijd stelden
stedelijke overheden over heel Europa vast
dat kermissen en rituele feesten hun eigen
vaste ruimtes hadden. Bartholomew Fair vond
elk jaar plaats aan de Sint-Bartholomeuspriorij in West-Smithfield in het centrum van
Londen. Die vaste locatie garandeerde haar
voortbestaan en de gebruikte gebouwen
lieten een naar sociale status gedifferentieerd publiek toe.42 Hoewel de locatie van
de Kortrijkse Paasfoor en Oogstfoor in geen
enkel octrooi vermeld wordt, was het voor de
bezoekers en kooplieden geen geheim waar
ze plaats hadden. De beide foren vroegen om
grote, open ruimtes zoals pleinen, kaaien en
straten die grote menigtes aankunnen. In
Tilburg was een plein het brandpunt van de
kermis43 en tijdens de Amsterdamse kermis
werden naast de Dam zelfs meerdere pleinen
42 Heller, ‘London Fairs’ 137.
43 Spapens, ‘De kermiszin der Tilburgers.’ 109.
ingenomen, namelijk de Nieuwmarkt, Botermarkt, Amstelveld, Westermarkt en de
Herenmarkt.44 Gebouwen die vele kraampjes
konden herbergen, zoals de lakenhal in het
Brabantse Bergen-op-Zoom, maakten al
snel deel uit van de kermisruimte.45 Een
bijzondere manier om een kermisruimte te
creëren was terug te vinden in Utrecht. Daar
was het kerkhof omgebouwd tot kermisplein
en stonden de kraampjes tijdens de kermis
in de kerk.46
In Kortrijk werden de foren georganiseerd
op en rond de Markt, in de nabijheid van de
zuidelijke oever van de Leie en dus pal in het
centrum van de stad. De aangrenzende straten
maakten samen met dat centrale plein en de
nabijgelegen lakenhallen deel uit van het
kermisterrein. De lakenhal was een centrale
44 Keyser, De Amsterdamse kermis 11-13.
45 Meijer en Vanwesenbeeck, ‘De jaarmarkt-kermissen
van Bergen-op-Zoom’ 124.
46 Baetens e.a., ‘De kermis in Utrecht’ 25.
2021, JRG. 134, NO. 1
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
38
ZORGELOOS PLEZIER
locatie voor de jaarmarkt en de kermis.47 Hier
bevonden de koopmannen en entertainers
zich in één ruimte. Grote hallen zoals deze
konden de kermisactiviteiten mee vormgeven
en sturen. De stad werd zelf kermisdecor. De
zijstraten van de Markt waren ideaal om gevuld te worden met kramen en tenten waarin
goederen tentoongesteld lagen. Het losse
amusement door dierentemmers, goochelaars
en koorddansers speelde zich eerst vooral af
op losse podia of in tenten op marktpleinen,
in straten of op bruggen. Hier botsten de
uitvoerders op minder restricties dan in de
schouwburgen.48 Zoals dat overal in Europa
gebeurde, was de heraanleg en het onderhoud
van grote pleinen en brede straten en bruggen in de achttiende eeuw een prioriteit van
stadsbesturen en de foren doen vermoeden
dat dat in Kortrijk niet anders was.49
Een andere belangrijke ontwikkeling
voor de kermiscultuur was het groot aantal
schouwburgen die in de loop van de achttiende eeuw overal in Europa als paddenstoelen
uit de grond sprongen.50 Voor de kermissen
betekende dit dat zij naast de pleinen en
hallen, ook gebruik konden maken van
nieuwe, kwaliteitsvolle gebouwen met een
zeker prestige. Voor zelf bewuste steden
waren theatergebouwen een ideaal middel
47 Philippe Despriet, Noodopgravingen aan het Kortrijkse schouwburgplein (Kortrijk 1994) 53-59 en 67.
48 Verberckmoes, ‘Kermisacts en sneeuwpoppen’, 85.
49 De stedelingen waren verplicht om de straat schoon
en vrij te maken en houden. Die verplichting werd onder
meer herhaald in het kader van de Heilig Sacramentsprocessie. RAK, OSAK, nr. 3158: ordonnanties van het
stadsbestuur i.v.m. de Heilige Sacramentsprocessie,
1668-1793.
50 Voor de verhouding tussen architectuur en feestcultuur: Ida Mauro, ‘Making space for festival, 1400-1700.
Interactions of architecture and performance in late
medieval and early modern festivals’, Cuadernos de Historia Moderna 38 (2013) 251-256. Over de schouwburgen:
bijvoorbeeld Timothy de Paepe, ‘De eerste commerciële
schouwburg van Antwerpen’, De Zeventiende Eeuw 24
(2008) 25-37.
om enigszins toezicht te houden op het soort
entertainment. Theaters boden ruimte voor
de hogere burgerij om een eigen rol spelen in
de kermisactiviteiten. Ze leverden geld op en
straalden macht en status uit. In de context
van de Kortrijkse kermissen zijn voornamelijk de schouwburgen van belang omdat er
tijdens de foren heel wat toneelstukken en
andere shows werden opgevoerd. De drie
erkende rederijkerskamers traden al van in
de zestiende eeuw op in een tijdelijk theater
in de lakenhallen.51 Vanaf de achttiende
eeuw ijverden de toneelgroepen voor een
permanent theater. Een eerste voorstel in
Kortrijk kwam van de ‘libertine liefhebbers
van rhetorica’. Zij gebruikten als argument
dat het bestaan van dat permanente theater
zou zorgen voor ‘divertissement van het
publicq ende eer van de stadt’:
De voorseyde plaetse onder de directie
van U Edele soude connen dienen tot
vertooninge van alderhande voorvallende divertissementen van vremde
passagiers, spectakels, coordedansers
ende alle andere, die aen U Edele versoucken hunne vertooninghen alhier in
het publicque te geven, elckers permissie
soude connen gevinculeert worden met
aenwijs der gemelde plaetse.52
Aan dit verzoek werd echter geen gevolg gegeven. Later gooiden de vier rederijkerskamers
(de drie eerder genoemde en de Hovelingen
uit Overleie) het over een andere boeg en
benadrukten onder meer de brandveiligheid
en het feit dat het jaarlijks opbouwen van het
theater op lange termijn duurder was dan
het éénmalig inrichten van een permanent
51 Betreft de Kruisbroeders, de Barbaristen en de
Fonteinisten. Niklaas Maddens, De geschiedenis van
Kortrijk (Kortrijk 1990) 254-256.
52 RAK, OSAK, nr. 3897: verzoekschriften van rederijkersgilden [1677-18de eeuw].
TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
39
D’HAENE
Het binnenzicht van de Kortrijkse lakenhallen. In dit stadsgebouw konden kermisgangers stoffen kopen,
toneel kijken en andere performers bezig zien.
Foto auteur
theater in de lakenhallen.53 We weten niet
van wanneer deze rekwesten dateren, maar
in 1767 was de bouw van de schouwburg
afgerond. Het theater, dat afgesloten was
van de rest van de hallen, bestond uit een
parterre en galerijen, een gemeubileerde
loge voor de performers en een scène met
gordijnen, een valluik en vele geschilderde
decoraties.54 De rederijkers traden er voornamelijk op tijdens de wintermaanden, en
dan vooral rond nieuwjaar. Zij verdwijnen uit
de rekeningen van het theater rond maart,
dus net voor het kermisseizoen, wanneer ze
plaats maakten voor troepen koorddansers,
53 RAK, OSAK, nr. 15200: verzoekschrift van de rederijkersgilden [18de eeuw].
54 RAK, OSAK, nr. 7770: rekening van de schouwburg
1778-1795; RAK, OSAK, nr. 15200: verzoekschrift van de
rederijkersgilden [18de eeuw].
toneelspelers, muzikanten, dierentemmers
en goochelaars.55
Schouwburgen en theaters kunnen dus
niet los worden gezien van het kermisentertainment dat de vroegmoderne stad overspoelde. Dankzij deze eerder uitzonderlijk
bewaarde rekeningen en verzoekschriften
weten we meer over het ruimtegebruik
van de schouwburg tijdens de Paasfoor
en Oogstfoor. Hoewel de rekeningen de
bedragen bevatten die de performers
moesten betalen, blijft het gissen naar de
prijs die de toeschouwers betaalden. Dat
het theater afgesloten was van de rest van
de hallen en dat er een nachtwaker werd
ingehuurd, impliceert dat er toegangsgeld
55 RAK, OSAK, nr. 759/20: rekening van de schouwburg
1767-1777; RAK, OSAK, nr. 7770: rekening van de schouwburg 1778-1795.
2021, JRG. 134, NO. 1
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
40
ZORGELOOS PLEZIER
moest betaald worden.56 Door deze actieve
politiek verhoogde de stad het prestige van de
kermis, maakte het mogelijk dat een elitair
publiek op haar eigen wijze kon deelnemen
en bewaakte zo de eer van de stad als oord
van een gepaste ontspanningscultuur.
Het grootste deel van het kermisentertainment tijdens de foren blijft echter onder
de radar omdat het plaatsvond op de straat
en in de herbergen. Maar door een triest
incident uit 1771 weten we dat de stad haar
uiterste best deed om ontsporingen tegen te
gaan en, indien ze zich voordeden, ze met
repressie te bestraffen. Tijdens de Paasfoor
in dat jaar sliepen een aantal Italiaanse
glazenmakers en barometerverkopers samen
met de koopmansfamilie Boniface uit het
Noord-Franse Sint-Omaars in één kamer in
de herberg de Papegaai in de Rijselsestraat.
Ze verbleven al respectievelijk vijftien en
acht dagen vóór de aanvang van de jaarmarkt
in de stad. Toen Marie-Françoise en Pierre
Philippe Boniface hun elf jarige dochter
Marie Guillaine achterlieten op de kamer om
hun goederen aan de man te gaan brengen,
vergreep een dronken Italiaan Joan zich
aan het meisje. De Italiaan werd acht dagen
opgesloten in de hoge wacht, de wachtpost
van de burgerwacht, en er op water en brood
gezet. Nadat de Paasfoor afgelopen was, werd
hij voorgoed uit de stad verbannen.57 Onderhuidse motieven speelden misschien een rol
bij deze uitzonderlijk zware straf. De Italiaan
had als reizende vreemdelingen in de stad
misschien al een bedenkelijke reputatie.58
56 RAK, OSAK, nr. 759/20: rekening van de schouwburg
1767-1777.
57 RAK, OSAK, nr. 9875: proces tegen Joan wegens
beschuldiging van verkrachting 1771. Over kroeggeweld
zie Dirk Lueb, ‘De ruimtelijke dynamiek van achttiendeeeuws kroeggeweld in Amsterdam’, Tijdschrift voor
Geschiedenis 130 (2017) 153-171 aldaar 155; Maarten Hell,
De Amsterdamse herberg 1450-1800 (Amsterdam 2017).
58 Bert De Munck en Anne Winter ed., Gated communities? Regulating migration in early modern cities
(Farnham, 2012).
Maar belangrijker is dat de stad instond voor
ordehandhaving om haar reputatie hoog te
houden.
Kermissen konden op heel diverse locaties
doorgaan, en niet alleen in het centrum van
de stad, maar ook daarbuiten in bepaalde
stadswijken en aan of op het water, zoals
dat voor de Schinkelkermis en de kerkwijdingen van de Onze-Lieve-Vrouwe- en
Sint-Maartenskerk het geval was. Op die
manier waren de alomtegenwoordige kermissen en de transformatie van de stad tot
een cultureel aantrekkelijke ruimte in de
achttiende eeuw twee loten van een zelfde
stam, namelijk de identificatie van een stad
met haar openbare feestcultuur die massa’s
volk lokte. In het laatste onderdeel wordt
geargumenteerd dat die politiek ingegeven
was door een toenemende respectabiliteit
van het kermisgebeuren.
Plezier zonder zorgen
Kermisbezoek kon de vorm aannemen van
een deftig uitje. Dat blijkt uit brieven die
de Kortrijkse schepen en linnenkoopman
Augustin Laviolette in juli 1777 schreef aan
zijn vrouw. Zij bevond zich op dat moment
bij haar ouders in Brussel en had hem uitgenodigd om naar de Brusselse kermis te
komen. Laviolette antwoordde dat hij geen
vijf dagen van huis kon zijn, maar wenste
zijn echtgenote veel vermaak: ‘C’est donc
votre cermesse demain. Je vous souhaite
particulièrement à vous, et à tous les convives, mes hommages et amitiés. […] Surtout
soyez bien gaie, et divertissez-vous bien, sans
d’inquiétudes.’59 Uit de brief blijkt dat hij een
59 Voor een bespreking van die brieven, zie Emma
D’haene, ‘Eet geen kaas. Persoonlijke brieven van de
Kortrijkse familie Laviolette uit de zomer van 1777’, De
Leiegouw 60 (2018) 5-30. RAK, Archief van Jean-Baptiste
en Pierre Joseph Delacroix, nr. 8: brieven van Augustin
Laviolette [1777].
TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
41
D’HAENE
bezoek aan een kermis als een ontspannende
activiteit beschouwde, dat zijn vrouw ernaar
uitkeek en dat het bezoek op voorhand door
haar gepland was. Een dergelijke planning
is net wat een kermisbezoek voor de elite
respectabel maakte.60 Bovendien ging het
hier om een kermis naar aanleiding van een
religieuze viering – de kermis ving aan met
een processie vanuit de Onze-Lieve-Vrouwter-Zavelkerk, wat het kermisbezoek een
cachet gaf. De reputatie van de Brusselse
kermis is een extra indicator dat in de achttiende eeuw steden promotie maakten voor
het heel diverse kermisgebeuren. In deze
paragraaf wordt verkend hoe de uiteenlopende kermisactiviteiten met verschillende
noemers van respect voor de religie, respectabiliteit van het aangeboden entertainment,
commercialisering en nieuwsgierigheid een
stad aantrekkelijk maakten en de stadsbestuurders inspireerden om de organisatie
ervan nauwgezet op te volgen, zo niet zelf
in handen te nemen. Precies de mix van al
die motieven veranderde de kermis tot een
stedelijk promotievehikel. De stad verschafte
haar burgers en de vele kermisbezoekers
plezier zonder zorgen.61
Religie was traditioneel de belangrijkste
pijler van de kermis. In het achttiendeeeuwse Kortrijk gingen elk jaar tot twintig
verschillende processies uit. Een deel
daarvan werd eenmalig georganiseerd,
bijvoorbeeld in het kader van de afweer
tegen epidemieën en oorlogen. De jaarlijkse
processie tijdens de kerkwijdingskermissen
was anderzijds een geheugeninstrument om
de wijding van de kerk te herdenken.62 De
enige Kortrijkse kermis waarvan bekend is
60 Heller, ‘London fairs’ 135-136.
61 Vgl. Robert Isherwood, Farce and fantasy: popular
entertainment in eighteenth-century Paris (Oxford 1986).
62 Over de Brusselse kermis op de Zavel: Judith Pollmann, Memory in early modern Europe 1500-1800 (Oxford
2017).
dat ze werd ingeluid met een herdenkingsstoet, was de kerkwijdingskermis van de
Onze-Lieve-Vrouwekerk.63 Van die processie
is geweten dat ze actief ondersteund werd
door het stadsbestuur, zoals de anekdote
in het begin van deze bijdrage illustreert
over de Gentse schipper die zich in 1737
gedwongen zag zijn schip tijdelijk af te staan.
Na de door de stad gesubsidieerde processie
uit de Onze-Lieve-Vrouwekerk volgde een
volksfeest dat zich deels op het water van de
nabijgelegen zuidelijke Leie-arm afspeelde.
Het watertoernooi tussen de arbeiders van de
haven vond er ook al op kermiszondag 13 juli
1642 plaats. De ‘jonckmans van de confrerie
van den wijck van Amazonien’ toernooiden
toen in de namiddag, met toestemming van
de schepenen. Voor de middag paradeerden
ze reeds in hun ‘tournoy-kleederen’ door de
straten. In 1811 streden ze voor een zilveren
zakhorloge.64 De combinatie van volkse
waterspelen stevig ingebed in een traditioneel ritueel met zowel religieuze als profane
dimensies zorgde voor een breed draagvlak,
zodat de stadsbestuurders het de moeite
waard vonden om het feest te subsidiëren
en daadkrachtig te ondersteunen.65
Voor de foren hing het stijgende prestige
samen met een zich wijzigende consumptiecultuur in de steden vanaf de tweede
helft van de zeventiende eeuw.66 Sommige
kermisgangers vonden het bijwonen van
een processie het belangrijkste, anderen
spaarden het hele jaar om op een foor spullen
te bemachtigen die ze anders niet konden
vinden. De stedelijke kleinhandel groeide
63 RAK, Verzameling Goethals Vercruysse. Handschriften, nr. 203/8: Chronyke van Cortryck [1806]; OSAK,
nr. 1976: stadsrekening 1780-1781.
64 Antoon Viaene, ‘Watertornooien op Vlaamse
rivieren’, Biekorf 77 (1976) 5-12 aldaar 10.
65 Heller, ‘London fairs’ 143.
66 Bruno Blondé en Ilja Van Damme, ‘From consumer
revolution to mass market’, in: Jon Stobart, The Routledge
companion to the history of retailing (Londen 2019) 31-49.
2021, JRG. 134, NO. 1
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
42
ZORGELOOS PLEZIER
De toernooiers van de stad kregen een subsidie van 72 Parijse ponden voor hun vertoning op de Leie.
RAK, OSAK, nr. 1932: stadsrekening 1737-1738
en bloeide. Jaarmarkten brachten nog meer
nieuwigheden naar de steden. Al aan het
begin van de drie officiële ‘toogdagen’ zorgden stedelingen en plattelanders voor een
immense drukte in de Kortrijkse lakenhallen, waar ze op zoek gingen naar de mooiste
stoffen.67 De koopmannen en rondtrekkende
artiesten kwamen tijdens de middeleeuwen
uit het graafschap Vlaanderen en het noorden van Frankrijk. Vanaf de zestiende eeuw
doken in Kortrijk handelaars en bezoekers
uit Duitse, Noord-Nederlandse en andere
Franse gebieden op.68 Zij namen de foren op
in hun route en trokken soms decennialang
naar dezelfde kermis. Ze putten daarbij uit
hun eigen herinneringen, uit informatie die
ze van anderen kregen of uit almanakken
om hun routes uit te stippelen.69 Schrijvers
van almanakken ontleenden die info aan
de wereld van de handel en orale traditie.70
67 RAK, OSAK, nr. 9474: proces tussen Catharina
Verschauwen en Cornelis van Ackeren.
68 Wat betreft de Duitse gebieden: Hainhausen en
Koblenz. RAK, OSAK, nr. 8689: proces tussen Jan Willaert
en Nicolas de Herve 1688-1690.
69 Zie lijst van jaarmarkten in bijvoorbeeld RAK,
Verzameling Goethals-Vercruysse. Handschriften, nr. 453:
Den Grooten Ghentschen Comptoir Almanach 1734-1767.
70 Rooijakkers, Rituele repertoires 276.
Een jaarmarkt tijdens de kermis was voor
iedereen toegankelijk.71 De kermisgangers
vonden er zowel lokale goederen als binnen- en buitenlandse luxegoederen. Op de
Kortrijkse Oogstfoor van 1785, bijvoorbeeld,
bracht de Brugse koopman Joseph Descheemaeker kristallen glazen aan de man.72
Naast de gestructureerde activiteiten
bestond een kermis uit een veelheid aan
entertainment. Eten, drinken, dansen en
gokken zaten in het DNA van de kermis. De
herbergen waren centra van sociabiliteit
en feestgedruis.73 Volksspelen gingen door
op straat of in en rond herbergen. Dit nietcommercieel, intern en vluchtig vermaak
verdween even snel als het verscheen.
Hoewel het overal in de stad opdook, vinden
we hier amper sporen van terug in de bronnen. In kronieken kunnen we af en toe een
glimp opvangen van dat tijdelijke vertier,
maar ook van de rituelen waarin dat ingebed
lag. Twee jongemannen hingen tijdens de
zomer van 1743 een gans ondersteboven
aan een touw voor de Kortrijkse herberg
71 Tlusty, ‘Sociability and leisure’ 322-323.
72 RAK, OSAK, nr. 14393: proces tussen Joseph Descheemaeker en Judocus Gadeijne 1785.
73 Tlusty, ‘Sociability and leisure’ 331.
TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
43
D’HAENE
Oost-Indien. Beide jongens deden een blinddoek aan en hieuwen met hun sabel naar de
nek van de gans. Bij één van die pogingen
vloog de sabel uit de handen van één van
de jongens. Die verwondde een meisje, dat
later aan haar verwondingen stierf.74 De
schepenen beschouwden dit soort volksspelen als weinig verfijnd, maar lieten het
aanvankelijk begaan. Pas na de dood van
dit meisje grepen ze in: niet per se omdat
ze het ritueel ‘barbaars’ vonden, maar om
gelijkaardige drama’s met dodelijke afloop in
de toekomst te vermijden.75 Groots opgezette
volksspelen die meer praktische organisatie
vergden en subsidies ontvingen, zoals het
mastklimmen tijdens de kerkwijdingskermis
van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, hadden een
grotere kans om geregistreerd te worden.76
Vooral sinds de zeventiende eeuw zorgde
het reizend entertainment voor nieuwe
connecties.77 Die evolutie zette zich tijdens
de achttiende eeuw voort, waardoor tijdens
de Oostenrijkse periode voornamelijk de
reizende artiesten het kermisentertainment
gingen domineren.78 Het gebrek aan een
vaste verblijfsplaats wekte echter bij velen
74 RAK, Verzameling Goethals Vercruysse. Handschriften, nr. 203/9: Chronyke van Cortryck [1806]. Ganssabelen, ganstrekken en gansrijden kwam ook in de Republiek
voor als kermisentertainment. Keyser, De Amsterdamse
kermis 25; Spapens, ‘De kermiszin der Tilburgers.’ 111.
75 Tlusty, ‘Sociability and leisure’ 316-318.
76 RAK, Verzameling Goethals Vercruysse. Handschriften, nr. 203/8: Chronyke van Cortryck [1806]; RAK, OSAK,
nr. 1976: stadsrekening 1780-1781.
77 Bijvoorbeeld Keyser, De Amsterdamse kermis; Fam
Kuppens, Marskramers voor de Geheime Raad (1752-1786),
licentiaatsverhandeling Geschiedenis, KU Leuven (2002);
Vanruysseveldt, ‘Tussen niche en overlevingsstrategie?
Rondtrekkende artiesten in het hertogdom Brabant in
de 2de helft van de 18de eeuw’.
78 Anne Winter en Bert De Munck, Gated communities?
Regulating migration in early modern cities (Farnham
2012). Respectievelijk over reizende handelaars en
entertainers: Kuppens, Marskramers 59-60 en Peter
Burke, Popular culture in early modern Europe (Londen
1978) 142.
wantrouwen. Uit Brabants onderzoek is
bekend dat vele groepjes performers uit
heel Europa voor de gewestelijke en lokale
rechtbanken moesten verschijnen omdat
ze door de lokale bewoners vaak aanzien
werden als vagebonden. Toch waren de
reizende artiesten een succesvol fenomeen.
De doorsnee ambulante artiest was jong en
mannelijk, en meestal trokken ze rond in
groepjes. Ze hadden muziekinstrumenten,
dieren, marionetten of curiosa bij. In hun
getuigenissen gaven de entertainers aan dat
ze hiermee steeds op kermissen stonden
en een gepland traject volgden, rekening
houdend met lokale kermiskalenders in
de zomer. De meeste groepen kwamen uit
Frankrijk en Italië, waren op weg naar de
Republiek en pikten onderweg een aantal
Brabantse of Vlaamse kermissen mee. De
vanzelfsprekendheid, systematiek en onderlinge overeenstemming bij de opsomming
van hun geplande route toont aan dat er min
of meer vaste trajecten bestonden.79
Artiesten prefereerden voorstellingen in
theaters omdat de gesloten ruimte ervoor
zorgde dat alle aandacht naar hen ging, want
op straat vochten ook andere entertainers
om de aandacht van de bezoekers. Overal
kon je liedjes en muziek horen, want voor
deze simpele attractie had je enkel een stem
of instrumenten nodig. De zanger ging zo
hoog mogelijk staan en sprak het publiek aan
om de aandacht te trekken.80 Dergelijke zangers hadden een nieuwsfunctie, al konden zij
evengoed over de liefde zingen. Acrobaten
en koorddansers hadden genoeg aan hun
lichaam (en een touw) om de toeschouwers
te verbazen. Koorddansers toonden al
zeker sinds de zestiende eeuw hun kunsten
op straat, bijvoorbeeld door hun touw aan
79 Vanruysseveldt, ‘Rondtrekkende artiesten’ 131-133.
80 Martine De Bruin, ‘Rolzeilen, liedbladen en het
kermislied’, in: Johanna Jacobs, Kennis, kunstjes en kunnen (Amsterdam 2002) 23-34 aldaar 24-26.
2021, JRG. 134, NO. 1
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
44
ZORGELOOS PLEZIER
twee gebouwen te bevestigen. Artiesten die
voorheen op straat werkten, wisten ook de
theaters binnen te dringen door de groeiende professionalisering. In de achttiende
eeuw konden ze voor een bepaald bedrag
de nieuwe theaterzaal gebruiken. Dit ging
dan vooral om grotere groepen die een hele
show in elkaar hadden gestoken. Tussen 1767
en 1791 traden minstens elf groepen koorddansers op in de Kortrijkse schouwburg.
Daarmee waren zij naast de toneelspelers
degenen die het theater tijdens de kermis
het meest gebruikten.81 Zeldzamer waren
de goochelaars. Tijdens de Paasfeesten van
1778 gaf een goochelaar drie voorstellingen
in het theater.82 Het systematische gebruik
van de schouwburg door deze figuren suggereert dat de voorbijtrekkende artiesten
aan respectabiliteit gewonnen hadden in
vergelijking met periodes waarin hun optreden in de open lucht even vluchtig als weinig
verheffend leken. Acrobaten en goochelaars
rangschikten in de publieke opinie niet ver
boven charlatans met verdachte trucs.83
Ook het aanschouwen van toneelstukken,
opera- en muziekvoorstellingen maakte van
het kermisbezoek een respectabele activiteit.
Het meest voorkomende entertainment in
de schouwburg bleef toneel. De rederijkers
waren er koning tijdens de winter, maar
lieten tijdens het kermisseizoen ruimte
voor reizende gezelschappen. Beide groepen
hadden toestemming nodig om stukken op
te voeren.84 De rederijkerskamers zouden
in de loop van de zeventiende eeuw meer
afstand hebben genomen van de populaire
81 RAK, OSAK, nr. 759/20: rekening van de schouwburg
1767-1777; RAK, OSAK, nr. 7770: rekening van de schouwburg 1778-1795.
82 RAK, OSAK, nr. 759/20: rekening van de schouwburg
1767-1777.
83 Robert Isherwood, Farce and Fantasy: Popular
Entertainment in 18th-Century Paris (Oxford 1986).
84 RAK, OSAK, nr. 3897: verzoekschriften van rederijkersgilden 1715-1735.
cultuur op de kermissen.85 Volgens Paul
Post speelde toneel als vermaak tijdens de
kermis geen grote rol.86 Van die afwezigheid
is in Kortrijkse bronnen geen sprake. In de
rekeningen van de vaste schouwburg die
sinds 1767 bestond, staan talloze reizende
gezelschappen vermeld.87 Op momenten dat
de rederijkers het lieten afwezen, speelden
professionele reizende toneelgezelschappen
alsnog in op de behoefte aan theater tijdens
de kermis. Deze acteurs gingen zelf op de
scène staan, terwijl anderen poppen of marionetten meebrachten om hun verhaal te vertellen. In de Kortrijkse schouwburg konden
kermisgangers tijdens de augustusfeesten
van 1771 naar vijf dergelijke voorstellingen
gaan kijken. Tijdens en na de augustusfoor
van 1769 en 1770 verzorgden ook Fransen en
Italianen er opvoeringen.88
Nieuwsgierigheid was een factor met zowel commerciële facetten als ontspanningspotentieel. Al eeuwen stelden dierentemmers
inheemse en exotische dieren tentoon, zoals
apen, kamelen, stieren, en zelfs neushoorns,
olifanten en tapirs, en rendieren uit Lapland.89
Inheemse dieren waren enkel interessant als
ze kunstjes konden, zoals de dansende en
vechtende beren, paarden die zich gedroegen
als mensen en vogels die rakelings langs de
85 Anne-Laure Van Bruane, Rederijkerskamers en de
stedelijke cultuur in de Zuidelijke Nederlanden 1400-1650
(Amsterdam 2008).
86 Paul Post, ‘Het toneel op de kermis’, in: Johanna
Jacobs, Kennis, kunstjes en kunnen (Amsterdam 2002)
169-186 aldaar 169.
87 De rederijkers vertoonden hun kunsten tussen oktober en maart, en de reizende gezelschappen van februari
tot november, dus tijdens de kermisperiode. RAK, OSAK,
nr. 759/20: rekening van de schouwburg 1767-1777; RAK,
OSAK, nr. 7770: rekening van de schouwburg 1778-1795.
88 RAK, OSAK, nr. 759/20: rekening van de schouwburg
1767-1777.
89 Florence Pieters, ‘Menagerieën op de kermis: oorsprong van circus en dierentuin’, in: Johanna Jacobs,
Kennis, kunstjes en kunnen (Amsterdam 2002) 59-74
aldaar 66.
TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
45
D’HAENE
Tijdens de Paasfeesten van 1769 liet N. Lemoine zijn vogels enkele rondjes vliegen in het theater.
RAK, OSAK, nr. 759/20: rekening van de schouwburg 1767-1777
toeschouwers vlogen.90 Naast het gapen naar
exotische dieren – die heel zeldzaam waren
en dus slechts uitzonderlijk te zien – waren
dieren waar de bezoekers menselijk gedrag
in meenden te herkennen onuitputtelijke
bronnen van amusement. Dergelijke acts
gebeurden voornamelijk in tenten of in
schouwburgen, waar de bezoekers de attractie pas konden zien na het betalen van
toegangsgeld. Degenen die hoopten om toch
een glimp op te vangen van wat er zich op
de scène afspeelde, waren eraan voor de
moeite want een nachtwaker hield hen op
afstand.91 Dat wakkerde de nieuwsgierigheid
waarschijnlijk nog meer aan.
90 Verberckmoes, ‘Kermisacts en sneeuwpoppen’ 84.
Dat laatste gebeurde tijdens de Paasfoor op 5 april 1769.
RAK, OSAK, nr. 759/20: rekening van de schouwburg
1767-1777.
91 RAK, OSAK, nr. 759/20: rekening van de schouwburg
1767-1777.
Vooral in het laatste kwart van de achttiende eeuw was de kermis aan een culturele
opmars bezig. Net na de Oogstfoor van 1769
konden de Kortrijkzanen naar een opvoering
van de opera La Clochette kijken.92 Enkele
jaren later, in november 1780, gaf de Brusselse
violist, dirigent en theaterdirecteur Ignaz
Vitzthumb samen met zijn groep acteurs,
zangers en muzikanten drie voorstellingen.93
Volgens artikel zeventien van het model voor
de stedelijke reglementen gedecreteerd door
de vorst op 11 mei 1754, kreeg elk college
van burgemeester en schepenen jaarlijks
vierhonderd gulden om uit te geven tijdens
de ‘rejouissances publicques’ (‘publieke feestelijkheden’). Datzelfde bedrag, een stijging
van honderd gulden tegenover het reglement
van 1705, zien we jaarlijks terugkeren in
92 RAK, OSAK, nr. 759/20: rekening van de schouwburg
1767-1777.
93 RAK, OSAK, nr. 7770: rekening van de schouwburg
1778-1795.
2021, JRG. 134, NO. 1
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59
46
ZORGELOOS PLEZIER
de Kortrijkse stadsrekeningen.94 Door dit
bedrag uit te geven tijdens de feesten zorgden
ze er bovendien voor dat de handel en het
commerciële entertainment tijdens de
kermissen floreerde.
Conclusie
Kermiscultuur was in de Oostenrijkse
Nederlanden levendiger dan ooit. Hoewel
de literatuur ons wil doen geloven dat stadsbesturen kermis beschouwden als barbaarse,
populaire cultuur, bleek dat de jaarlijks
terugkerende evenementen in Kortrijk in
de achttiende eeuw in aanzien wonnen
en in de stedelijke openbare feestcultuur
niet meer weg te denken waren. Meer nog,
kermisactiviteiten drongen in grote mate
bij tot het vorm en inhoud geven van de
openbare ruimte van de stad als een oord van
ontspanning. Dit idee breidt het argument
van Ann Tlusty uit dat lokale besturen zelf
gretig deelnamen aan de groeiende cultuur
van sociabiliteit omdat de feestelijkheden
positieve politieke en economische gevolgen
voor de stad hadden. Mijn pleidooi is om daar
een culturele verklaring aan toe te voegen
van de kermis als een emotioneel gebeuren
van ontspanning zonder zorgen dat door
stedelijke overheden gepromoot werd
Het Kortrijkse stadsbestuur liet ondanks
de uitvaardiging van verschillende kermisedicten toe dat de stadsbevolking op meerdere
momenten kermis vierde en het bepaalde
de duur en het moment van de kermissen.
Bovendien stonden de schepenen borg voor
de continuïteit van de vieringen, wat onder
meer bleek uit het feit dat ze onderhandelden
in conflictsituaties. De actieve rol van het
stadsbestuur bleek niet alleen uit deze
onderhandelingen, maar ook uit de manier
waarop het de kermisactiviteiten naar zijn
hand probeerde te zetten. Zo probeerde het
stadsbestuur de lokale kermiskalender te
behouden door niet altijd mee te gaan in de
hervormingswoede van de achttiende eeuw.
Vooral het in 1767 afgewerkte theater in
de stadshallen bleek een handig instrument
voor het stadsbestuur: de lokale overheid
kon toezicht houden op het entertainment,
en het door straattheater naar binnen te
verplaatsen steeg het aanzien van de kermis.
Het stadsbestuur droeg er actief toe bij dat de
kermis een oord en een tijd was van drinken
en volkse rituelen, van nieuwe consumptie
en traditionele processies en het stimuleerde
zorgeloos vermaak voor zichzelf respecterende en respectabel geachte burgers, uit
wiens kringen de stadsbestuurders zelf
kwamen.
Over de auteur
Emma D’haene is als doctoraatsbursaal verbonden aan de onderzoeksgroep Nieuwe Tijd
van de KU Leuven waar ze een proefschrift
over kermis in de Spaanse en Oostenrijkse
Nederlanden voorbereidt.
E-mail:
[email protected]
94 RAK, OSAK, nr. 5679: afschrift van een reglement
voor de stad Kortrijk 1739; bijvoorbeeld RAK, OSAK,
nr. 1930: stadsrekening 1735-1736.
TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS
Guest (guest)
IP: 44.200.193.151
On: Fri, 03 Mar 2023 14:35:59