vuren

werkw.

Uitspraak:	['vyrə(n)]
Afbreekpatroon:	vu·ren
Vervoegingen:	vuurde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft gevuurd (volt.deelw.)

met een vuurwapen schieten

Voorbeelden:	`Van dichtbij vuurde hij nog tweemaal.`, `staakt-het-vuren`, `afvuren`
Vuur!	(<commando om te schieten met een vuurwapen>)

Zie ook:

vuur

afdrukken   afschieten   afvuren   schieten   schoten lossen   trekker overhalen   

• voor heter vuren gestaan hebben (=al groter problemen gekend hebben)
• tussen twee vuren zitten (=uit twee slechte dingen moeten kiezen)
• al voor heter vuren gestaan hebben (=er erger meegemaakt hebben)
Naar de spreekwoorden

• •een schot lossen.
• [Vergeten woorden] (bn.) als vuur, vurig, op vuur lijkend [van vuur]
• [Vergeten woorden] (zw. -de) ontmannen, castreren, snijden
• van vurenhout Jaar van herkomst: 1285 (MNW )
• 1) Afdrukken 2) Afschieten 3) Een schot lossen 4) Het schieten 5) Hout van de fijnspar 6) Houtsoort 7) Plaats in de Benelux 8) Plaats in Gelderland 9) Plaats in Nederland 10) Schieten 11) Van zekere houtsoort

Toon uitgebreidere definities

• vurenhout• vurenhouten

• afvuren• bevuren• staakt-het-vuren

1. vuren ( gemaakt van hout van de fijnspar Picea abies)
2. vuren (vuur aansteken)

Wat is de verleden tijd van vuren?

De verleden tijd van vuren is 'vuurde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gevuurd'.

Wat betekent vuren?

'met een vuurwapen schieten'

Hoe spel je vuren?

vuren spel je V U R E N

Wat is een ander woord voor vuren?

Andere woorden voor vuren zijn afdrukken, afschieten, afvuren, schieten, schoten lossen en trekker overhalen.

Zoek vuren op Woordenlijst.org
Zoek vuren op Google
Zoek vuren op Wikipedia