de vrouw zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ vrɑu ] Verbuigingen: vrouwen (meerv.) 1) volwassen mens die geen man is Voorbeelden: 'buurvrouw' , 'huisvrouw' , 'zakenvrouw' , 'vrouwentennis' Antoniem: man 2) vrouw (1) met wie iemand getrouwd is Voorbeeld: 'Zijn vrouw is vorig jaar overleden.' Antoniem: man Synoniemen: : e...
1) Brunette 2) Dame 3) Deerne 4) Echtgenote 5) Eega 6) Gade 7) Gemalin 8) Juffrouw 9) Kneep 10) Koningin 11) Maagd 12) Madam 13) Meesteres 14) Meid 15) Mens 16) Moeder 17) Niese 18) Partner 19) Porre 20) Ria 21) Taart 22) Troel 23) Troela 24) Troelala 25) Wijf 1) Dame 2) Deel van een kaartspel 3) Echtgenote 4) Eega 5) Figuur uit het kaartspel 6) Fregat 7) Ga 8) Gade 9) Geslacht 10) Getrouwden 11) Huwelijkspartner 12) Kaart 13) kaartfiguur 14) Kaartterm 15) Klaverjaskaart 16) Levenspartner 17) Maagd 18) Mannin 19) Meid 20) Mens 21) Mevrouw 22) Moeder 23) Prinses 
mens van het vrouwelijk geslacht; echtgenote (toon de herkomst via de etymologiebank)
volwassen persoon van het geslacht dat kinderen baart vb: in het onderwijs werken meer vrouwen dan mannen Synoniem: mevrouw Tegenstellingen: heer man meneer mijnheer
•een volwassen vrouwelijke mens. •de vrouwelijke partner in een huwelijk.
[I] mens van vrouwelijk geslacht; echtgenote [II] naam van een speelkaart
echtgenote - Jaar van herkomst: 1512 (WNT )
vrouwelijk organisme, met alleen vrouwelijke geslachtskenmerken