tekortschieten werkw. Uitspraak: [ təˈkɔrtsxitə(n) ] Afbreekpatroon: te·kort·schie·ten Vervoegingen: schoot tekort (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is tekortgeschoten (volt.deelw.) niet goed genoeg zijn Voorbeeld: 'in aandacht tekortschieten' Synoniem: in gebreke blijven Woorden schieten (mij) tekort. (ik kan de woorden niet vinden ...
1) Afweten 2) Deficiëntie 3) Falen 4) Feilen 5) Mankeren 6) Mislukken 7) Nalaten 8) Onderdoen 1) Deficiëntie 2) Falen 3) Feilen 4) In gebreke blijven 5) Mankeren 6) Mislukken 7) Missen