serveren werkw. Uitspraak: [ sɛrˈverə(n) ] Afbreekpatroon: ser·ve·ren Vervoegingen: serveerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geserveerd (volt.deelw.) 1) (eten en drinken) naar de klanten brengen in een café of restaurant Voorbeeld: 'het voorgerecht serveren' 2) (bij tennis of volleybal) de bal in het spel ...
1) Aan tafel bedienen 2) Aanbieden 3) Bedienen 4) Bijgieten 5) De eerste slag doen bij tennis 6) Inschenken 7) Inslaan bij tennis 8) Intappen 9) Opdienen 10) Opdissen 11) Opdoen 12) Opslaan 13) Schenken 14) Serven 15) Sportterm 16) Tappen 17) Tennisterm 18) Term uit de tennissport 19) Voleybalterm 20) Voorschotelen 1) Aanbieden 2) Bedienen 3) Bijgieten 4) Inschenken 5) Intappen 6) Opdienen 7) Opdissen 8) Opdoen 9) Opslaan 10) Schenken 11) Tappen 
opdienen; opslaan (toon de herkomst via de etymologiebank)
op tafel brengen vb: de ober serveerde het eten Synoniem: opdienen
opdienen
opdienen
Serveren is het opdienen van eten of drinken in het restaurant of aan de bar van het hotel.