de international zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ɪntər'nɛʃənəl ] Afbreekpatroon: in·ter·na·ti·o·nal Verbuigingen: internationals (meerv.) 1) speler in internationale wedstrijden sport Voorbeeld: 'voetbalinternational' 2) Nederlands bedrijf dat veel omzet maakt in andere landen commercie Gevonden op https://www.woorden.org/woord/international