de duopassagier zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: duo·pas·sa·gier Verbuigingen: duopassagiers (meerv.) Verbuigingen: duopassagiertje (verkleinwoord)
iemand die achterop de scooter, brom- of motorfiets meerijdt Voorbeeld: 'Door het onverwachte optrekken viel de duopassagier bijna van de motor.' . 1 definitie...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/duopassagier
1) Medereiziger 2) Meerijder op een motorfiets 3) Reiziger
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Duopassagier/1
Geen exacte overeenkomst gevonden.