uitspoken werkw. Uitspraak: [ 'œytspokə(n) ] Afbreekpatroon: uit·spo·ken Vervoegingen: spookte uit (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft uitgespookt (volt.deelw.) (iets) doen wat misschien niet maginformeel Voorbeelden: 'Wat wetenschappers op congressen al niet uitspoken!' , 'niet weten wat je kinderen uitspoken op interne... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/uitspoken