Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdromanEtym: Volkslatijn: romanice = in het Romaans. Met de term roman wordt een grote verscheidenheid aan (proza)teksten aangeduid die overwegend van fictionele aard zijn en in omvang doorgaans het verhaal-1, de romance en de novelle overtreffen. Het onderscheid tussen novelle en roman is echter niet altijd goed aan te geven. Harry Mulisch’ ‘kleine roman’ Het zwarte licht (1956) is wat betreft omvang niet groter dan Jacob van Lenneps novelle Een schaking in de 17e eeuw (1850) en G.K. van het Reve’s roman De avonden (1947) heeft als ondertitel ‘een winterverhaal’. Om zijn omvang zou men Ward Ruyslincks De ontaarde slapers (1957) een novelle kunnen noemen, maar dan wel een novelle die in 1957 de ‘romanprijs’ van de stad Antwerpen kreeg. Naast de lengte als criterium worden meestal ook inhoudelijke argumenten genoemd om tot een onderscheid te komen. Zo zou de roman breder van opzet zijn en de personages in een bepaalde ontwikkeling tonen, terwijl de novelle slechts één (beperkt) conflict uitwerkt. In de roman zou de intrige of plot als gevolg daarvan gecompliceerder zijn, d.w.z. samengesteld uit hoofd- en nevenintriges. De novelle zou daarentegen een enkelvoudige structuur kennen. Voorts zou de roman een groter aantal personages, een bredere milieuschildering en een groter tijdsbestek omvatten dan de novelle. Bovendien zou de karaktertekening in de roman uitvoeriger zijn dan in de novelle (bijv. round characters). In de praktijk blijkt dat al deze eigenschappen noch alleen voorbehouden zijn aan de roman, noch aan de novelle of het verhaal. James Joyce’s roman Ulysses (1922) omvat bijv. slechts een tijdspanne van 24 uur en in Jeroen Brouwers’ Zonsopgangen boven zee (1977) is niet alleen de tijd zeer beperkt, maar ook het aantal personages. Soortgelijke tegenvoorbeelden zijn te geven voor de karaktertekening, de milieuschildering en de intrige. De prozavorm is al evenmin een eigenschap die altijd aan het genre verbonden is geweest. De term ‘roman’ is oorspronkelijk afkomstig van ‘romanice’ (in de Romaanse volkstaal tegenover het Latijn van de geleerden), wat in het middeleeuwse romance is overgenomen. De middeleeuwse romancen geven berijmde verhalen in de volkstaal en dat geldt ook voor de middeleeuwse ridderroman (Karelepiek, hoofse roman (hoofse literatuur), Brits-Keltische roman etc.) en de dierenfabel (bijv. Le roman de Renart) die behoren tot de berijmde epiek. Een al wat moderner type roman ontstaat in de 16de eeuw wanneer de middeleeuwse epiek verschijnt in prozaromans en volksboeken. Ook worden nu grotere originele prozawerken geschreven: Rabelais’ Gargantua et Pantagruel is van 1537 en in 1605 verschijnt Cervantes' Don Quijote, in de literatuurgeschiedenis vaak de ‘eerste grote moderne roman’ genoemd. De 17de eeuw bracht vanuit Spanje de picareske roman (schelmenroman), bijv. bij ons Daniël Heinsius Jr. met Den vermakelyken avanturier, 1695. Het genre zou ook lang daarna nog voorbeelden opleveren (bijv. Mark Twains Huckleberry Finn, 1884; bij ons Jan Cremers Ik Jan Cremer, 1964). In de loop van de 18de eeuw begint een romanproductie op gang te komen die nog duidelijker aansluiting vertoont bij de thans gebruikelijke omschrijvingen van het genre (Voltaire, Diderot, Defoe, Fielding, Richardson e.v.a.). Bovendien breidt het genre zich uit, zodat behoefte ontstaat aan een nadere precisering in subgenres. Een adequate omschrijving van de heterogene en complexe romanproductie – het meest vormeloze van alle genres – is overigens onmogelijk te geven, net zo min als een duidelijke aflijning van andere verhaalgenres. Wel heeft men gepoogd in de onoverzichtelijke verscheidenheid orde te scheppen door bepaalde indelingen voor te stellen. Afgezien van inhoudelijke maatstaven (bijv. zeeromans, boerenromans, oorlogsromans, enz.), die weinig of niets over de romans in kwestie als soorten van verhaalkunst vertellen, zijn de laatste tijd vooral thematisch-structurele en vormelijke criteria aangewend om de verscheidenheid aan romanvormen te classificeren. Op thematisch-structurele gronden, d.w.z. criteria die te maken hebben met de zgn. grondelementen van alle verhaalkunst, teweten gebeuren, personages, tijd en plaats, zou men een onderverdeling kunnen aanbrengen in avonturenromans, psychologische romans, en tijd- en ruimteromans. Tot het eerste type, de avonturenroman, met nadruk op het gebeurteniskarakter van het verhaal – vandaar ook novel of action (Muir) of Geschehnisroman (Kayser) genoemd – zijn een aantal verhaalvormen te rekenen zoals de ridderroman, de Amadis-romans, de robinsonades, het reisverhaal, de detectiveroman, de western, enz. Ligt de nadruk meer op de voorstelling en analyse van een personage (Kayser: Figurenroman), dan kan de psychologische roman als overkoepelend verhaaltype gelden voor ondersoorten als ontwikkelingsroman, Bildungsroman, Erziehungsroman (opvoedingsroman), enz. De tijdroman (Zeitroman, period novel), ten slotte, kan het grondtype genoemd worden van verhalen die een eigen tijdsbeeld evoceren, zoals sleutelromans, sociale romans (Gesellschaftsroman), zedenromans (roman de moeurs, novel of manners), kronieken, roman fleuve, e.d., dan wel een tijdsbeeld uit het verleden oproepen (historische roman) of in de toekomst projecteren (toekomstliteratuur, sciencefiction, utopische literatuur). Valt de nadruk daarbij ook op de beschrijving van de ruimte (Raumroman), dan ressorteren hieronder ook de gothic novel, de streekliteratuur (heimatliteratuur), de stadsroman e.d. Op basis van voornamelijk vormelijke criteria zoals verteller, point of view, specifieke representatie van tijd en ruimte, dominantie van bericht of voorstelling, enz. kan men een onderscheid maken tussen zgn. ik-romans en hij-romans. Een ik-roman kan op zijn beurt verteld worden door een ik-getuige (I-witness) of een ik-hoofdpersonage (I-protagonist). Als bijzondere soorten van ik-romans (ego-documenten) zijn o.m. te vermelden de vooral in de 18de eeuw populaire briefroman (met één of meerdere briefschrijvers), het dagboek, de autobiografie, de memoires, enz. Hij-romans of derde-persoonsverhalen kan men verder opdelen in romans met overwegend auctoriële vertelinstantie en een personale vertelwijze. In de loop van de 19de eeuw is bijv. een duidelijke verschuiving te constateren van de auctoriale vertelwijze, karakteristiek voor de historische roman (men denke aan A.L.G. Bosboom-Toussaint) en voor het realistisch proza (zoals dat van Hildebrand), naar de personale vertelwijze zoals toegepast in het naturalistisch proza. In de 20ste eeuw wordt in toenemende mate met de vertelvorm geëxperimenteerd, bijv. door het bewust loslaten van de chronologie of door verschillende perspectieven naast of door elkaar te gebruiken. In het experimenteel proza (zie nouveau roman) worden bijv. collagetechnieken en verspringing van het perspectief toegepast, o.m. om een vervreemdingseffect te bewerkstelligen. Men spreekt in dit verband daarom ook wel van antiroman. Bovengenoemde indelingen, grotendeels gebaseerd op traditionele categorieën van omvang, personage, tijd en ruimte en duidelijk vertelperspectief zijn in de concrete romananalyse wel bruikbaar, maar blijven in laatste instantie toch ontoereikend om de eigenheid van een aantal vernieuwingstendensen op bevredigende wijze te omschrijven. Lit: W.C. Booth, The rhetoric of fiction (19832, 1961) F.K. Stanzel, Typische Formen des Romans (1964) G. Watson, The story of the novel (1979) Z. Konstantinovíc (red.), Die Entwicklung des Romans (1982) A. Brink, The novel. Language and narrative from Cervantes to Calvino (1997) T. Anbeek, De roman: verleden en toekomst (1997) F. Moretti (red.), The novel. Volume 1: History, geography, and culture; Volume 2: Forms and themes (2006) T. Vaessens, De revanche van de roman. Literatuur, autoriteit en engagement (2009) Ch. Nixon (red.), Novel definitions: an anthology of commentary on the novel, 1688-1815 (2009) P.M. Logan e.a. (red.), The encyclopedia of the novel, 2 dln. (2010) T. Streng, 'Genre-aanduidingen in de titels van het Nederlandse proza van de negentiende eeuw, of waarom een roman geen roman mocht heten' in Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 129 (2013), 2, p. 149-168 St. Moore, The novel: An alternative history, 1600-1800 (2019).
|
|