Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdstreekliteratuurLiteratuur die wordt gekenmerkt door de beschrijving van een bepaalde landelijke streek (regionalisme) en de bewoners daarvan (vandaar ook de vaak gebruikte benaming 'heimatliteratuur' uit Du. Heimat = geboortestreek). De nadruk ligt daarbij op het eigene van de beschreven regio, waarbij de sociale verhoudingen binnen een kleine gemeenschap de hoofdrol spelen, maar ook dialect en folklore die de eigen aard van de streek tot uitdrukking brengen (provincialisme), al is het maar vanwege de couleur locale. Ook de wisselwerking tussen mens en omgeving krijgt in deze regionale literatuur een sterk accent. Er zijn allerlei grensgevallen in de literatuur aanwijsbaar die weliswaar de genoemde kenmerken bezitten, maar desondanks niet of niet uitsluitend tot de streekliteratuur gerekend worden. Vaak is er dan sprake van een problematiek die het typisch streekgebondene overstijgt (bijv. John Steinbecks The grapes of wrath, 1939 of Richard Llewellyns How green was my valley, 1939). Veel streekromans zijn tevens familieromans waarin het conflict van de generaties zich afspeelt in een milieu van boeren, landarbeiders of andere regionale beroepsgroepen. De streekliteratuur bestaat voornamelijk uit streekromans, maar andere vormen komen evenzeer voor, zoals novelle, verhaal of poëzie. Het genre is evenmin aan een bepaalde tijd gebonden, al wordt de term vooral gebruikt voor de sinds de 19de eeuw tot bloei gekomen streekromans en –novellen. In het buitenland zijn in de periode tussen romantiek en naturalisme voorbeelden te vinden bij J. Gotthelf (Bauernspiegel, 1837) en G. Sand (La petite Fadette, 1848). De dorpsnovellen van Hendrik Conscience en van J.J. Cremer gaven nog een romantisch en geïdealiseerd beeld van de samenleving op het platteland. Later zou dat beeld realistischer worden, mede onder invloed van het naturalisme. Na 1900 ontstaat door toenemende verstedelijking en het verzet tegen de als decadent ervaren grotestadsmentaliteit een nieuwe stroom regionale literatuur die een groot lezerspubliek trekt. In verband met deze tweede golf van streekliteratuur kunnen de namen genoemd worden van E. Wiechert, R. Bazin, J. Giono, C.F. Ramuz, S. Reymont e.v.a. Belangrijke Nederlandstalige auteurs van streekliteratuur zijn dan Stijn Streuvels (De Vlaschaard, 1907), Felix Timmermans (Pallieter, 1916), Ernest Claes (Wannes Raps, 1926), Herman de Man (Het wassende water, 1926), Antoon Coolen (Peelwerkers, 1930), Anne de Vries (Bartje, 1935). Door het gebruik van streektaal is er verwantschap met de dialectliteratuur, maar dit laatste type literatuur wordt gewoonlijk gedefinieerd naar locale herkomst en niet naar inhoud. Lit: P.J. Meertens, De lof van de boer. De boer in de Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde van de middeleeuwen tot heden (1942) J. van Bremen, Sj. van der Geest & J. Verrips (red.), Romantropologie. Essays over antropologie en literatuur (1979-1984) M.H. Parkinson, The rural novel: Jeremias Gotthelf, Thomas Hardy, C.F. Ramuz (1984) W. Copmans & F. Verboven (red.), Wanneer heimatliteratuur ter sprake komt …, themanummer van Creare 13 (1984) 4 A. Kunne, Heimat im Roman (1991) Streekliteratuur in Nederland en Vlaanderen, themanummer van Spiegel der letteren 47 (2005) 2 D. de Geest, ‘Hugo Claus als auteur van streekromans’ in Jaarboek Koninklijke Academie Nederlandse taal- en letterkunde (2005), p. 101-111 H. Moors [e.a.] (red.), Heimatliteratur 1900-1950: regional, national, international (2009) J. Donovan, European local-color literature: national tales, Dorfgeschichten, romans champêtres (2010) M. Beer, Das Heimatbuch: Geschichte, Methodik, Wirkung (2010).
|
|