De muurschildering in het transept stelt
een Kruisigingstafereel voor. Links van
het kruis staan Maria, door Johannes
ondersteund, twee heilige vrouwen en de
heilige Magdalena. De mantels van Maria
en Johannes zijn afgeboord met goud.
Op de achtergrond bemerken we de stad
Jeruzalem. In de lucht zweven drie
engelen met kelken om Jezus'bloed op te
vangen. Links en rechts bovenaan het kruis
de zon en de maan. Een grote groep
rijkelijk geklede lieden met brokaatmantels
gaat de soldaten met lansen vooraf.
Een tekstbanderol vermeldt: VERE .
FILIUS . DET. ERAT. ISTE (dit was de
ware zoon van God).
Op de plaats van het oorspronkelijk kruis
werden in 1951 een nieuw houten kruis en
een soort geschilderde rotsen op paneel
aangebracht.
Deze schildering van hoge kwaliteit kan
DENDERMONDE,
Onze- Lieve -Vrouwekerk
De gotische Onze-LicveVrouwekerk te Dendermonde
dateert uit de 14de eeuw
met belangrijke uitbreidingen
in de loop van de 15de en
16de eeuw.
De schilderingen bevinden
zich in het koor, in de
noordelijke transeptarm en in
de beuk.
1430-1450 gedateerd worden en kan
vergeleken worden met een kruisiging uit
de late 15de eeuw in de Notre-Dame te
Dijon, waarvan het (verdwenen) crucifix in
hout uitgevoerd was.
De huidige toestand van het tafereel is
middelmatig. De scène is vrij vervuild en er
zijn onder andere grote lacunes onder de
handen van Maria en in het gelaat van
Johannes.
In dezelfde kerk bevindt zich nog een
voorstelling van de heilige Petrus op één
van de ronde stenen pijlers. Hij staat voor
een zwarte achtergrond met een groen
eretapijt en draagt een paars gewaad en een
boek. Onderaan is een tekst aangebracht:
De heilige Andreas in een landschap met stichter
De heilige Petrus met de sleutel op een koorpijler
1 0 6 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
Claviger celoru(m) hie princeps apostolorum
(sleuteldrager van de hemel (is) deze vorst
der apostelen.
Op een laatste koorpijler verschijnt een
heilige Andreas uit dezelfde periode
(einde 15de- begin 16de eeuw). Hij staat
in een groen heuvelend landschap met
links achteraan een boerderij in vakwerk.
Hij draagt een blauw kleed, een rode
mantel en toont zijn attributen:
het x-vormig Andreaskruis en een boek.
Links van hem knielt een stichtersfiguur
met witte albe en stola, uit wiens mond
een tekstbanderol komt.
Aan de andere zijde van het koor zijn twee
figuren geschilderd onder nissen met
gemarmerde zuilen. Ze stellen de heilige
Jakobus en de heilige Johannes Evangelist
voor. Ze lijken uit de 17de eeuw te
dateren.
Achteraan in de noordelijke zijbeuk, boven
de latere houten lambrizering, verschijnt
een meer dan levensgrote figuur tegen een
rode achtergrond met schclpmotieven en
gekruiste pelgrimsstokken en een pelgrimstas. We zien hierop ook twee zwarte
muizen, waarvan de betekenis onduidelijk
is. Misschien behoorden ze tot een andere
schildering. De heilige Willem van
Aquitanië is voorgesteld in betievaardersplunje, met mantel, gordel, pelgrimsstaf,
tas en een pluimenbaret. Onder zijn voeten
vertrappelt hij een draak.
De kerk van Dendermonde bezat een
groot aantal muur- en gewelfschilderingen.
Deze laatste zijn herschilderd naar
overgebleven resten van de middeleeuwse
decoratie door het atelier Bressers. Bij het
ontpleistercn van de kerk is wellicht veel
verloren gegaan.
De muurschilderingen in de kerk van
Dendermonde werden in verschillende
periodes aangebracht, waarschijnlijk op
bestelling. De grote kwaliteit van het
Kruisigingstafereel is opvallend, zowel wat
schildertechniek als gebruikte materialen
betreft: een rijk kleurenpalet met brokaatmotieven en veel gebruik van goudblad.
De ondergrond van deze schildering is met
een borstel in vertikale bewegingen aangestreken, waarvan de striemen zichtbaar
zijn.
De schildering van Willem van Aquitanië
daarentegen bevindt zich op een dunne
oranje onderlaag en werd in aardekleuren
met een beperkt palet geschilderd.
Het tafereel met de Kruisiging in de
noordelijke transeptarm werd ontdekt in
1907 toen men het toenmalig Sint-Rochusaltaar verwijderde, en werd in 1943 door
Cornelis Leegenhock gerestaureerd.
Een fotografische opname van 1914-18
(fotoarchief Koninklijk Instituut voor het
Kunstpatrimonium, Brussel, nr.9959A)
toont de ontdekte schildering vóór de
restauratie. Op enkele lacunes na, is de
schildering vrij intact bewaard.
De schilderingen in het koor werden in
1908 gevonden, maar pas in 1951
aangepakt.
Een Calvaricvoorstclling in de
noordelijke transeptarm
Bibliografie
Van den Gheyn G., Lapeinture murale de la collegiale
de Termonde, in Annales de l'Académie royale
d'archéologie de Beljjique, 1907, p. 295-302;
ld.. Lespeintures murales anciennes de la collegiale de
Termonde, in Annales de VAcadémie royale
d'archéologie de Belgique, 1909, p. 99-106;
Dhanens E., Inventaris van het kunstpatrimonium
van Oost-Vlaanderen, 4. Dendermonde, Gent, 1961,
p. 112-114; Vermeiren R. en Bergmans A., Inventaris
van het neogotische tekeningenarchief RressersBlanchaert ca. 1860-1914, Leuven, 1993, p. 37
(calques van de apostelfiguren en documenten van de
gewelfschilderingen door atelier Bressers).
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 0 7
De voorstelling toont een heilige,
waarschijnlijk Sint-Hnbertus te paard,
gekleed in een rood en geel gewaad tegen
een roodbruine achtergrond die in een
later stadium herschilderd werd in olieverf
(?). De heilige met nimbus zit te paard en
blaast op zijn jachthoorn. Hij is vergezeld
van twee honden.
Deze muurschildering wordt door Michel
Savko op stilistische en technische gronden
in de twaalfde of dertiende eeuw
gesitueerd. Indien deze schildering
inderdaad tot deze periode behoort, staan
we hier voor één van de oudste voorstellingen van Sint Hubertus op jacht.
Het legendarische bekeringsverhaal van
Hubertus, aan wie tijdens een jachtpartij
een hert met een kruisbeeld tussen het
gewei verschijnt, is ontleend aan de Vita
van Sint Eustachius, wiens feest vroeger
GENK, Sint-Hubertuskapel
van Erpekom
Het éénbeukig kerkje met
koor dateert wellicht uit de
twaalfde of dertiende eeuw
en werd omstreeks het midden
van de 16de eeuw uitgebreid
met een westertoren.
Het gebouwtje is in 1960
overgebracht naar het
Provinciaal Openluchtmuseum
te Rokrijk.
ook op 2 en 3 november gevierd werd en
waarmee Hubertus soms verwisseld werd.
Een zeer volledige uitbeelding van het
leven van de heilige Hubertus vinden we
terug op de muurschilderingen van de
Sint-Hubertuskerk te Sint-HuibrechtsHern.
Over de oorspronkelijke decoratieve
afwerking van het interieur is weinig
geweten. Bij de verplaatsing van het bedehuis werden enkele fragmenten van een
zwaar beschadigde muurschildering,
verborgen onder kalklagen, vrijgelegd en
van de muur afgenomen. Ze bevonden
zich op de noordwand van het schip en
maakten ongetwijfeld deel uit van een
groter, samenhangend geheel. Ze werden
in de zestiger jaren gerestaureerd door
Michel Savko van het Koninklijk Instituut
voor het Kunstpatrimonium, die de
fragmenten op een nieuwe drager
monteerde.
108 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
Bibliografie
Savko M., La restaumtion d'unepeinture murale de
l'église d'Erpekom transferee au musée en plein air de
Bokrijk, in Bulletin van het Koninklijk Instituut voor
het Kunstpatrimonium,'), 1966, p. 197-205;
Sint-Hubertus in Limburgse bedehuizen (tentoonstellingscat.), (Kunst en Oudheden in Limburg, 1),
Hasselt, 1972, p. 61-62; Smets L. en Vanthillo C ,
Muurschilderingen in Limburgse kerken en abdijen,
Sint-Truiden, 1983, p. 11; Muursehilderingen in
Limburgse kerken en abdijen (tentoonstellingscat.),
Sint-Truiden, 1983, p. 9-10, nr. 5.
De heilige Hubertus te paard
met jachthoorn en honden in
een geschilderde nis
GIDS M U L ' R S C H I L D K R I NGHN | 1 0 9
Op de westmuur zijn op een hoogte van
ongeveer 7 meter boven het vloerpeil twee
zeer grote heiligenfiguren links en rechts
van de schouw aangebracht. Links SintJan-de-Doper met als attributen een
medaillon met het Lam Gods en een haren
boetekleed. Hij vertrapt Herodes onder
zijn voeten. Rechts de heilige Christoffel,
een populaire heilige die werd aanroepen
tegen de plotse dood en die het zware
Jezuskind over de rivier draagt. Hij steunt
hierbij op een bloeiende staf.
Op de tegenoverliggende muur wordt in
een vierlob de Zegening van Maria door
haar goddelijke Zoon voorgesteld, die
beiden op een houten gotische bank
gezeten zijn.
Hieronder is een Laatste Avondmaal
geschilderd, een toepasselijk motief voor
een refectorium. Jezus zit centraal met de
GENT, voormalige abdij
van de Bijloke
Het refectorium van de ahdij
van de Bijloke te Gent van
circa 1325-1330 maakt deel
uit van de voormalige
Cistcrciënzcrinnenabdij, die
thans het Oudheidkundig
Museum huisvest. De refter of
Gotische zaal is 31 meter lang,
10 meter breed en 13,7 meter
hoog.
rustende Johannes aan zijn borst. Links en
rechts achter de lange tafel zitten de
overige apostelen, behalve Judas die aan de
andere kant zit en van Christus een stuk
brood krijgt hetgeen hem als verrader
aanwijst.
De taferelen werden waarschijnlijk na het
Algemeen zicht van het refectorium met het Laatste
avondmaal, de Kroning van Maria en het herschilderd
decoratief svsteem
voltooien van de bouwwerken aangebracht
en kunnen mede op stilistische gronden
gesitueerd worden in het midden van de
14de eeuw. Het kleurenpalet bestaat
hoofdzakelijk uit aardekleuren, met
spaarzaam gebruik van groen en blauw.
De omtreklijnen zijn in het zwart
geschilderd.
De muurschilderingen maakten
integrerend deel uit van een volledige
interieurafwerking die, naast de beschreven
figuratieve componenten, eveneens uit een
rode achtergronddecoratie met bloemen
als repetitiemotieven bestond.
Het onderste register toonde traditioneel
een gestileerde gordijnschildcring.
Deze decoratie werd tijdens de behandeling
in 1924 gereconstrueerd naar vondsten.
Op sommige plaatsen, zoals op de gordijnplooien, zijn de lijnen van de oude
beschildering nog goed zichtbaar onder de
herschildering.
Bij een verbouwing in 1715 werd een
gedeelte van de muurschilderingen aan het
zicht onttrokken door een nieuwe lagere
zoldering. Ze kwamen opnieuw tevoorschijn tijdens de restauratie van de abdij in
1924. De muurschilderingen werden toen
gerestaureerd door Frans-Jozef Coppejans.
In 1977 volgde een nieuwe behandeling
door Guido Bral en Walter Schudel voor
het Koninklijk Instituut van het
Kunstpatrimonium.
Bibliografie
Rousseau H., 1926, p. 22-23, nrs. 193-195;
Goossens M., 1975, p. 47 51; Martens M., 1989,
p. 217-219.
Het Laatste avondmaal met de apostelen en Jezus aan
een lange tafel. Judas zit vooraan.
Sint-Jan-de-Doper en de heilige Christoffel aan
weerszijden van de schouwmantel
110 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
GIDS MUURSCHILDERINGEN
| 111
De heilige Mattheus,
die gedeeltelijk achter de
archiefrekken verborgen zit
De muurschilderingen zitten gedeeltelijk
achter archiefrekken en zijn moeilijk zichtbaar.
Een levensgrote heilige Mattheus staat op
een geschilderde console. De achtergrond
is groen. Hij draagt een rood kleed en zijn
gelaat is vrij goed bewaard. Als attribuut
heeft hij een hakbijl en een boek in een
blauw omhulsel. Op een banderol rechts
de tekst: SANCTAM
ECCLESI(AM)
CATHOLICAM
COMMUNIONEM
SANCTORUM.
Op een rode achtergrond staat een tweede
apostel [Johannes de Evangelist'?) met een
kruisstaf en een banderol ...
CRUCIFIXUS... Het gezicht is zeer
slecht bewaard. Deze moeilijk zichtbare
muurschilderingen in middelmatige
toestand van bewaring kunnen in de 15de
eeuw gesitueerd worden.
Deze twee apostelfiguren zijn bewaard in
de zogenaamde gotische zaal, die zich
G E N T , Geeraard de Duivelsteen
Van het oorspronkelijk
romaans steen uit de 13de
eeuw blijven alleen de
ingrijpend gerestaureerde
oostvleugel en donjon
bewaard. Het gebouw is
opgetrokken in Doornikse
kalksteen en doet thans dienst
als Rijksarchief.
boven de overwelfde benedenverdieping
bevindt, en werden in de 19de eeuw
ontdekt. Rond 1892 maakt Leon Bressers
een olicverfkopic van de apostelen
(Gent, Bijlokemuseum, inv. nr. 795),
waarvan er toen drie bewaard waren.
Camille Tulpinck schilderde er twee in
aquarel (Brussel, Koninklijke Musea voor
Kunst en Geschiedenis). De apostelen
werden in 1978 door Waker Schudel
gerestaureerd.
Bibliografie
Rousseau H., 1926, p. 23, nr. 198; Verhaegen A.,
Le chateau de Gérard le Diable, in Messaaer des sciences
histortques, 1886, p. 1-17; Martens M., 1989, p. 224225; Vermeiren R. en Bergmans A., Inventaris van
het neogotische tekeninjfenarchiefBressers-Blanchaert
ca.1860-1914, Leuven, 1993, p. 53.
112 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
r
/>.
^
\
i
• '?
•
t
mfr
i,
Een aquarel \an C. Tuipinek
met de apostel Mattheus en
een andere, nu niet meer
zichtbare apostel
(Koninklijke musea voor kunst
en geschiedenis Brussel)
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N
|
113
In een kamer met fraaie neogotische
aankleding is op de wand een Laatste
Avondmaal voorgesteld. Onder een
gedrukte boog kijkt men binnen in een
eenvoudig gepleisterd vertrek, waaarin een
rood eredoek is opgehangen. De tafel op
schragen is voorzien van het traditionele
lam, brood, kruiken en bekers.
De apostelen en Christus zitten op lange
banken rond de tafel. Judas is in het geel
gekleed, de kleur van het verraad, en zit
vooraan, terwijl Jezus hem het brood
aanreikt en hem zo als de verrader
aanduidt. Johannes, de meest beminde
leerling, rust aan de borst van zijn meester,
terwijl de andere apostelen hun handen
heffen ten teken van verwondering.
Een vreemd iconografisch detail is dat het
gezelschap bediend wordt van spijzen en
dranken door drie engelen. Miek Goosscns
G E N T , Huis Spijkeboort,
Geldmunt 22
Hoekhuis met de
Haringsteeg, met kern uit de
15de eeuw en een vernieuwde
gevel in rococostijl, aangebracht in 1766 ter vervanging
van de oorspronkelijke houten
voorgevel. De schildering
bevindt zich in de achterkamer
van het 15de-eeuws gedeelte.
wees reeds op een vergelijkbare voorstelling van Justus van Gent, geschilderd
rond 1473 voor het Hertogelijk Paleis van
Urbino, waar het nog steeds bewaard
wordt.
Gezien de ingrijpende restauratie en de
beschadigingen is datering moeilijk.
De schildering gaat vermoedelijk terug tot
het einde van de 15de eeuw. Het kleurenpalet vertoont veel rood, geel en donkergroen.
In 1905 werden schilderingen ontdekt op
de muur kant Haringsteeg en zwaar
beschadigde fragmenten op de muur naar
de binnenkoer. Ze werden door FransJozef Coppejans gekopieerd (Gent,
Bijlokemuscum, inv. nr. 4073 en 4074) en
vervolgens nogal ingrijpend door hem
gerestaureerd. De meeste gezichten
werden hernomen, alsook een brede strook
onderaan, zodat er nog maar weinig
origineel overblijft.
114 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
Bibliografie
Goosscns M., 1975, p. 92-94; Hulin G., La peinture
muralc de la rue de la Monnaie, in Bulletijn der
maatschappij van geschied- en oudheidkunde te Gent,
jg. 14, nr. 8, Gent, 1906, p. 364-368; Martens M.,
1989, p. 253.
Een neo-gotisch deeor rond
een laatmiddeleeuws Laatste
avondmaal, waarin Jezus en de
apostelen door engelen
norden bediend
GIDS
MUURSCHII-DKRIXGEN
I 115
De muurschildering stelt de Aanbidding
van Jezus voor en wordt toegeschreven
aan de Gentse schilder Nabur Martins
(1404-1454), die in 1437 meester wordt
in de gilde. Een tekst onderaan maakt
melding van de opdrachtgever Jacob de
Ketelboetere en van het jaartal 1448.
Het Jezuskind ligt in een stralenkrans op
de grond, omringd door Maria, Jozef en
een vrouw met een tulbandhoed. Op de
voorgrond knielen links Philips de Goede
en zijn zoon, de latere Karel de Stoute.
Rechts Isabella van Portugal en achter haar
Adolf van Cleve. Deze personages kunnen
onbetwistbaar geïdentificeerd worden door
de wapenschilden boven hun hoofden.
ontbrekende delen bijschilderde.
Vele restauraties zouden nog volgen: in
1887 door E. Briotct, in 1894 door
M. Cogen, in 1899 door T. Lybaert, in
1955 door Georges Messens, in 1958 door
Seghcrs, in 1978 en 1983 door Waker
Schudel voor het Koninklijk Instituut van
het Kunstpatrimonium.
Mede door het gebruik van de olieverftechniek, sluit deze muurschildering aan
bij de kwaliteitsvolle paneelschilderkunst
uit de 15de eeuw. Miek Goossens wees op
de iconografische overeenkomsten met de
Geboorte van Christus van (Dijon, Musée
GENT, Groot Vleeshuis
Het Groot Vleeshuis werd
opgetrokken in het eerste
kwart van de 15de eeuw naar
ontwerp van de stadsbouwmeester Gillis de Sutterc.
In 1445 werd aan deze hal
een kapel met saeristie toegevoegd.
des Beaux-Arts) toegeschreven aan Robert
Campin, ook de Meester van Flcmalle
genoemd.
In 1855 werd de schildering ontdekt
onder vele lagen kalk. Ze was zwaar
beschadigd door de installatie van een
marmeren altaar en retabel door JeanBaptiste van Helderbergh in 1683,
waardoor het tafereel grote leemtes
vertoonde. Een jaar later volgde de eerste
restauratie door F. De Vigne, die de
116 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
Bibliografie
Rousseau H., 1926, p. 23, nr. 199; Goossens M.
1975, p. 43-46; Martens M., 1989, p. 215-217.
De thans niet zichtbare
muurschildering op een
aquarel van C. Tulpinck
(Koninklijke musea voor kunst
en geschiedenis Brussel)
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N
| 117
Tijdens vooronderzoeken door het
Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium werden zowat overal in het
gebouw resten van wandbeschilderingen
aangetroffen. Niet alle resten werden
bewaard en evenmin werden alle
schilderingen even deskundig
gerestaureerd.
In de oostelijke pand gang zijn nog
interessante resten van de 15de-eeuwse
decoratie bewaard: de ribben in rood en
blauw en langs de ribben een sjabloonschildering van ruitjes met klaverblad.
Ze werden vrijgelegd en gerestaureerd
door het Restaurateurscollectief.
Op de overige drie pandgangen werden de
restanten van de polychromie gedeeltelijk
gereconstrueerd, waardoor het authentiek
en documentair karakter verloren ging.
Deze werken werden uitgevoerd door
firma Thienpont.
Algemeen zicht van de
beschilderde geweken
In de kapittelzaal werden op en rond de
gewelfribben twee opeenvolgende
G E N T , voormalig pand van de
dominicanen te Onderbergen
Het voormalig dominicanenklooster, beter bekend als het
Pand, kende een eerste
bouwcampagne tussen 1215
en 1240 met de bouw van
het vroegere hospitaal.
Van 1240 tot 1370 werden
hieraan toegevoegd: de kerk,
een Leievleugel en een
gedeelte van het klooster.
In de 15de eeuw ging men
verder met de bouw van een
nieuwe oostelijke kruisgang,
een dwarsvleugel en een
straatvleugel van het eerste
binnenhof. Na 1474 werd de
westvleugel verbouwd en
verdubbeld met een
bibliotheek en een westelijke
kruisgang.
beschilderingen aangetroffen, die in 1982
door het Restaurateurscollectief vrijgelegd
en gerestaureerd werden.
De sacristie bevindt zich in de zuidoosthoek van het klooster en gaf rechtstreeks
toegang tot het nu verdwenen kerkkoor.
De ruimte is overwelfd met twee kruisribgewelven uit het einde van de I4de eeuw.
De sacristie werd op het einde van de 15de
eeuw volledig beschilderd. De restanten
van taferelen op de muren werden niet
bewaard. Enkel de voorstellingen op de
gewelven werden geconserveerd en
gerestaureerd. Op elk gewelfveld
verschijnen twee engelen met muziekinstrumenten en verder een decoratie van
accanthusbladeren, granaatappels en
heiligen (de heilige Dominicus).
Verder bemerken we nog Christus- en
Mariamonogrammen en op de ribben is
een imitatie-damast geschilderd.
Deze sacristie werd gerestaureerd door het
Restaurateurscollectief.
Tijdens vroegere en recente restauratiewerken aan dit omvangrijk complex,
werden praktisch overal restanten van
muur- en gewelfschilderingen teruggevonden. Reeds in 1915 werden in het
refectorium twee monumentale composities
ontdekt, die vrijgelegd en gerestaureerd
werden door F. Coppejans en J. Cornells.
Op de zuidmuur links verscheen een
Laatste Avondmaal en rechts het Broodmirakel van de heilige Dominicus, twee
toepasselijke iconografische onderwerpen
voor een refter. Deze I4de-ecuwse schilderingen werden twaalf jaar na hun restauratie
om onduidelijke redenen van de muur
afgenomen en in stukjes verkocht.
Het Christushoofd van het Laatste Avondmaal bevindt zich thans in het Museum voor
Schone Kunsten van Gent (inv. nr. 1958.
K). Van de rest van dit monumentale
ensemble bezitten we enkel nog een
uitgebreide reeks zwartwit foto's in het
fotoarchief van het Koninklijk Instituut
voor het Kunstpatrimonium te Brussel.
Bibliografie
Martens M., 1989, p.219-223; Simons W., Bral G.J.,
Caudron J. en Bockstaele J., Het Pand. Acht eeuwen
geschiedenis van het oud Dominicanenklooster te Gent,
(Tielt, 1991); Bral GJ., 15de-ceuwsegewelfschilderingen in de sacristie van het oud-dominikanen
klooster Het Pand te Gent, in Mzï-L, jg. 13, nr. 3.
1 1 8 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
TpWwn^n^
Op de noordoostmuur van de refter
bevinden zich drie rondboogvensters,
waarop beschildering bewaard bleef.
De rest van het refectorium, dat zich op de
bovenverdieping van de noordvleugel
bevindt en met haar afmetingen van
41 x 10,5 m de grootste in België is, was
wellicht volledig beschilderd, maar werd
tot op de steen gedecapeerd. Dit gedeelte
van de abdij dateert uit de 12de eeuw en
werd op het einde van de 16de eeuw
voorzien van een houten tongewelf.
De figuren in het linker- en rechtervenster
zijn goed bewaard gebleven, terwijl deze
op het middenste venster nagenoeg
volledig verloren gingen. Op de dagkant
van het linkerraam zien we de heilige
Maeharius en een ongeïdentificeerde
diaken, met bovenaan een Pietasmedaillon. Het rechtervenster toont de
heilige Brietius en de heilige Caphrahildis
(?) met in het midden een Sapientiamedaillon.
G E N T , voormalige Sint-Baafsabdij
Het refectorium maakt deel
uit van het complex van de
voormalige Sint-Baafsabdij,
thans huisvesting voor het
Stedelijk Museum voor Stenen
Voorwerpen, en dit gedeelte
dateert uit de 12de eeuw.
Op het einde van de 16de
eeuw werd de refter voorzien
van een houten tongewelf.
Deze karaktervolle schilderingen behoren
tot de oudst bewaarde en zeldzame
getuigen van de romaanse schilderkunstZe worden gesitueerd in de tweede helft
van de 12de eeuw en vallen op door hun
meer dan levensgrote afmetingen en de
kwaliteit van de schilderkunstige techniek.
E. Dhancns wijst op twee tekeningen in
een handschrift van de 11de eeuw uit de
Sint-Baafsabdij ( Vitae Sanctorum, Rijksuniversiteit Gent, Hs. 308, schutblad), die
dateren uit de zestiende eeuw. Ze stellen
romaanse figuren voor in dezelfde stijl als
de nog aanwezige in de vensters en zouden
twee figuren kunnen afbeelden die op de
muren stonden. Dit wordt afgeleid uit het
feit dat déze personages frontaal zijn
voorgesteld.
In 1889 werden de muurschilderingen
ontdekt door E. Lacquet, toen men het
metselwerk uit de dichtgemaakte vensteropeningen verwijderde. De vondsten
werden onmiddellijk behandeld door Leon
120 1 UIDS
MUURSCHILDERINGEN
SBRIC-
Bressers, die er eveneens bijgewerkte
calques van maakte (bewaard in het
Bijlokemuseum, Gent, nr. 4090).
Latere restauraties werden uitgevoerd door
Frans-Jozef Coppejans in 1936, door
Albert Philippot van het Koninklijk
Instituut voor het Kunstpatrimonium in
1955 en door Walter Schudel in 1982-83.
CU
De heilige Brictius op de
dagkant van een raam
De heilige Caphrahildis (?)
een decoratief gewaad
De heilige Macharius
Een ongeïdentificeerde diaken
met een gedeelte van het
Pietas-medaillon
De heiligen Macharius, een
diaken, Brictius en Caphrahildis
op een aquarel van C. Tulpinck
(Koninklijke musea voor kunst
en geschiedenis Brussel)
Bibliografie
Bethune de Vilkrs J., Anciennespeintures murales aux
ruines de St. Bavon, in Revue de l'art chrétien, jg. 33 1,
1890, p. 361 372; Rousseau H., 1926, p. 22, nr. 192
(verkeerdelijk geïdentificeerd als 'Sainte Brigitte');
Bontinck E., Microchemisch analyse der muurschilderingen van de St. Baafsabdij te Gent
(Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse academie
voor wetenschappen, letteren en schone kunsten van
België, Klasse der schone kunsten, 13), Gent, (1940);
Philippe J., 1951, p. 606 607; Goossens M., 1975,
p. 43-46; Dhanens E., Twee getuigen van de romaanse
muurschilderingen in de Sint-Baafsabdij te Gent
(Academia Analecta. Mededelingen van de
Koninklijke academie voor wetenschappen, letteren en
schone kunsten van België. Klasse der schone kunsten,
jg. 48, 2), Brussel, 1987, p. 9-16; Martens M., 1989,
p. 215-217.
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 2 1
De taferelen concentreren zich boven de
pijlerformaties en op de gewelven in het
middenste schip van de crypte en in één
van de kranskapellen. De iconografie is rijk
en gevarieerd. Tweeëntwintig muur- en
gewelfschilderingen voeren een groot
aantal heiligen ten tonele, alsook scènes uit
het leven van Christus.
Te beginnen aan de zuidzijde treffen we
volgende voorstellingen aan: centraal een
Kruisdragende Christus met een
spijkerblok, links een kleinere voorstelling
met de heilige Apollonia, die als attribuut
een tang met een tand toont en rechts een
scène uit het leven van de heilige Guido
van Anderlecht, met een paardenspan en
een middeleeuwse stad op de achtergrond.
Onder vele schilderingen staat een
verklarende tekst in gotisch minuskelschrift, die de scènes en de heiligen
identificeert.
G E N T , Sint-Baafskathedraal, crypte
De crypte werd in drie fasen
opgetrokken: een romaans
gedeelte uit het midden van
de 12de eeuw, een gotische
crypte rond het romaans
gedeelte in het laatste kwart
van de 13de en begin
14de eeuw en tenslotte een
uitbreiding met vijf kranskapellen.
De apostel Simon met boek en zaag is
afgebeeld samen met de heilige Clara met
een monstrans en abdissenstaf Ze zijn
voorgesteld tegen een rode achtergrond
met gesjabloneerde sterren.
Een zwaar beschadigd tafereel toont een
Fieta in een landschap, met links een
ongeïdentificeerde vrouwelijke heilige en
rechts de heilige Gertrudis met kromstaf en
omhoogkruipende muizen.
Een Sint-Anna-ten-drieën wordt vergezeld
van de heilige Livinus met een tang en
uitgerukte tong en van de heilige
Macharius met nagels op een boek, beiden
in bisschoppelijk ornaat.
Een iconografisch interessante voorstelling
is de zogenaamde Gregoriusmis, waarbij
tijdens een mis opgedragen door paus
Het paardenspan op een voorstelling uit het leven van
de heilige Guido
(foto M. Buyle)
1 2 2 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
Gregorius Christus met zijn passiewerktuigen verschijnt.
De heilige Agnes is afgebeeld met een
boek, een lam en een zwaard door de hals.
Hen dubbelvoorstelling toont de heilige
Daniël in de leeuwenkuil en de heilige
Julianus. Daniël verschijnt tussen zes
leeuwen in een open gebouw, terwijl de
profeet Habacuc, geleid door een engel,
hem voedsel bezorgt. Julianus en zijn
vrouw brengen Christus in hun boot naar
de overkant van de rivier.
De heilige Stef'anus met bock en stenen is
afgebeeld samen met de heilige Fiakele met
een spade en een boek in een beurs en met
de heilige Leonardus met een boek en
ijzeren boeien.
Onder een laat-gotische dubbelnis staan de
heilige Ravo (?) met zwaard en boek en de
heilige Amelberga met staf, boek en een
steur onder haar voeten.
De Bespotting van Christus is een tafereel
dat in de crypte tweemaal voorkomt, zij
het met ongeveer dezelfde componenten:
Christus is met gekruiste handen gezeten,
terwijl enkele beulen de doornenkroon
dieper op zijn hoofd drukken met stokken.
Een beul knielt spottend voor hem neer en
biedt hem een rietpalm aan.
Pilatus woont het gebeuren bij.
De heilige Bernardus van Siena is
voorgesteld als monnik met een open boek
en een Christusmonogram in een stralenkrans. Op de grond staan drie bisschopsmijters met staf.
Een zwaar gehavende voorstelling stelt de
heilige Ontcomena, ook bekend als
Wilgefortis (virgo-tbrtis), hangt aan een
kruis met een kroon op haar hoofd en een
baard, die ze op haar verzoek kreeg om
aldus te ontsnappen aan een niet-gewenste
heidense echtgenoot. De heilige Christoffd
naast haar brengt moeizaam het Jezuskind
naar de overkant van de rivier. De derde
figuur is de heilige Elisabeth, die een boek
en drie kronen draagt, waarvan één op het
hoofd.
Eveneens erg verweerd is de voorstelling
van een heilige pelgrim (Sint Brandaan?)
met reisstaf, tas en boek.
Op de gewelven verschijnen engelen met
Een algemeen zicht van de
crypte met op de voorgrond
links de Bespotting van
Christus en rechts de heiligen
Bavo en Amelberga. Rechts
achteraan de Gregoriusmis.
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 2 3
Een algemeen zicht met de
heilige Appolonia, de Kruisdraging, de heilige Gnido en
de heiligen Simon en Clara
Een Sint-Anna ten drieën met
de heilige Anna met een appel,
Maria en het Jezuskind met
een vogel en een koralen
halssnoer
(foto M. Buyle)
124 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
passie- en muziekinstrumenten of andere
attributen, maar deze voorstellingen lijken
ofwel erg afgewassen ofwel overvloedig
bijgewerkt (?).
In een geschilderde retabelomlijsting
verschijnt centraal een Johannes-de-Doper
met een Lam Gods in een medaillon.
Hij vertrapt het hoofd van Herodes
Antipas (?) onder zijn voeten. Links van
hem een heilige pelgrim en rechts de heilige
Margaretha van Antiochië met kruisstaf,
staande op een draak.
Deze voorstelling is het grootste deel van
zijn oorspronkelijke kleurigheid
kwijtgeraakt door het afvallen van het
azuriet en het bijna volledig verdwijnen
van een helle omlijstingsboord in minium
(?)•
Een laatste voorstelling toont twee
ongeïdentificeerde heiligen: een bisschop
met een kerkmodel in de hand en een
gekroonde vrouw met een mandje.
In één van de kranskapellen links zijn nog
mooie voorstellingen bewaard van muziekspelende engelen. Als achtergrond
verschijnen muziekinstrumenten als
repetitiemoticf.
De muurschilderingen, die typische
devotiebeelden zijn, werden niet
terzelfdertijd en ook niet door dezelfde
hand geschilderd. Ze zijn wisselend van
kwaliteit zowel wat techniek als wat
uitvoering betreft. Ze kunnen gedateerd
worden tussen 1480 en 1540, toen deze
crypte in gebruik was als zogenaamde
Jeruzalemkapei en ze werden waarschijnlijk
door stichters besteld. Dit verklaart het
soms tweemaal voorkomen van bepaalde
voorstellingen en heiligen. Hun huidige
toestand laat niet toe uitgediepte
stilistische beschrijvingen te maken, omdat
niet duidelijk is wat het origineel en wat de
latere overschilderingen zijn. Een aantal
van deze schilderingen vertonen een rijk en
gevarieerd kleurenpalet, waarbij rood de
boventoon voert en verder ook geel en
groen voorkomen. Ze vertonen bijna alle
een groot aantal kleine lacunes en
beschadigingen, vooral aan de zijkanten.
De muurschilderingen werden ontdekt in
•-*•$£
1936 tijdens werkzaamheden in de crypte.
Ze werden vrijgelegd en gerestaureerd
door Frans-Jozef Coppejans in 1936-37.
Thans zijn ze opnieuw aan behandeling
toe. De schildering met voorstelling van
Johannes de Doper, Margaretha en een
pelgrim werden in 1994 door de
conserveringsploeg van het Bestuur
Monumenten en Landschappen
behandeld. De pleisterlaag werd gefixeerd
en een glanzende laag van een vroeger
restauratieprodukt werd verwijderd.
De Bespotting v a n C h r i s t u s
Bibliografie
Van den Gheyn G. , Les pemtures murales a la crypte
de St.Bavon, in Bulletijn der maatschappij van
geschied- en oudheidkunde te Gent, jg. 45, Gent,
p. 105-131;
Dhancns E., Sint-Baafskathedraal Gent (Inventaris
van het kunstpatrimonium van Oost-Vlaanderen, 5),
p. 168-173; Goossens M., 1975, p. 75-88;
Martens M., 1989, p. 226-232.
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 2 5
De schilderingen bevinden zich in de
askapel van het koor, de zogenaamde kapel
van de metselaarsnering.
De taferelen zijn moeilijk leesbaar, deels
door hun fragmentaire bcwaringstoestand,
deels door het feit dat er twee schilderingen
boven elkaar aanwezig zijn. Op de
onderste bepleisteringslaag treffen we
engelen aan in paren van twee, met niet
altijd identificeerbare attributen. Sommige
dragen een schild met symbolen van het
metselaarsamht: truweel, hamer.
Andere hebben passiewapens: lans, nagels,
tang, rietstengel, kruis, of banderollen of
muziekinstrumenten. De schilderingen zijn
zeer lineair en de omtreklijnen werden
slechts spaarzaam hier en daar met kleur
ingevuld. Dit niveau van beschildering is
waarschijnlijk 15de-ceuws.
Op het einde van de 15de of het begin
van de 16de eeuw werd een nieuwe
beschildering aangebracht, weliswaar met
ongeveer dezelfde iconografie: engelen met
passiewapens en muziekinstrumenten.
De rest van de gewelfvelden was met
rankwerk ingevuld. Tijdens deze periode
werd beduidend meer kleur gebruikt.
Zeer fragmentarisch was hierboven nog
een derde beschilderingsniveau aanwijsbaar, maar dat verdween tijdens de vrijIcgging.
Het is uiteraard te betreuren dat tijdens de
jongste restauratiecampagne het koor van
zijn overige afwerkingslagen ontdaan werd
en het ruwe bouwmateriaal toont,
waardoor de gewelfschilderingen nu uit
hun verband gerukt zijn.
Deze schilderingen in de askapel en op
andere gewelfvelden van de kooromgang
werden tijdens de restauratie in 1970-71
bij toeval ontdekt en in 1981-83 door de
firma Thienpont behandeld.
G E N T , Sint-Niklaaskerk
D e Sint-Niklaaskerk werd
S c h e l d e g o t i e k opgetrokken in
t w e e bouwfazen: eerste vier
s c h i p t r a v c e c n uit het eerste
k w a r t v a n de 13de eeuw en
a a n s l u i t e n d transept,
k r u i s i n g t o r e n en koor vanaf
h e t m i d d e n van de 13de eeuw.
B e g i n 14de eeuw is de kerk
v o l t o o i d , maar er worden
r e e d s v l u g veranderingen
d o o r g e v o e r d om het groeiend
a a n t a l gilden een kapel te
b e z o r g e n . Het bouwwerk is
o p g e t r o k k e n in Doornikse
k a l k s t e e n , met gebruik van
t u f s t e e n en Avesnessteen voor
d e gewclfvlakken en Ledesteen
v o o r d e afwerking van het
koor.
Bibliografie
De Smidt F., De kapel van de metselaarsnering in de
St. Niklaaskerk te Gent.
Gewelfsehildering (Verhandelingen van de Koninklijke
academie voor wetenschappen, letteren en schone
kunsten van België. Klasse der schone kunsten, jg. 35,
26), Brussel, 1973; Goosscns M., 1975, p. 71-74;
(Lefève R.), Laboratoriumonderzoek van monsters van
de gewelfschilderingen in de metselaarskapel, in
Verhandelingen van de Koninklijke academie voor
wetenschappen, letteren en schone kunsten. Klasse der
schone kunsten, jg. 35), Brussel, 1973, p. 105-114;
Martens M., 1989, p. 226-232.
126
GIDS
MUURSCHILDERINGEN
De gewelfschilderingen in de
metselaarskapcl met engelen
en rankwerk
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 2 7
Op de oostelijke en de zuidelijke wand van
de axiale apsiskapel bevinden zich de enige
resten van de gotische beschildering.
Zij vullen de blinde spitsboognissen die
door fraai sculptuurwerk omgeven zijn.
Aangezien slechts zeven van de zestien
taferelen bewaard bleven is de iconografie
niet gemakkelijk de verklaren. -
Een bijgewerkte en
ingekleurde calque van het
atelier Bressers
De figuratieve taferelen stellen verschillende legendarische scènes voor uit het
leven van heiligen, die doorgaans
geïdentificeerd worden als Sint-JanEvanjjelist en de heilige Catharina van
Alexandrië. De heilige Catharina is de
tweede patrones van de kerk.
Tot de legende van Sint-Jan wordt vooreerst zijn marteling in de kokende olie
gerekend op de oostelijke muur, in de
meest zuidelijke blindnis bovenaan.
De beulen wakkeren het vuur aan, en links
staat keizer Domitianus toe te kijken.
HALLE, Sint-Martinuskerk
De gotische bedevaartskerk
van Halle werd opgetrokken
in functie van de devotie tot
een miraculeus Onze-LieveVrouwebeeld van 1267.
Haar koor is één der belangrijkste Europese bouwwerken
van rond 1400. De kerk is
beroemd voor haar gotische
steensculptuur. Het interieur
werd einde 19de-begin 20ste
eeuw ontpleisterd en uitgezuiverd overeenkomstig de
toen heersende restauratiepraktijk.
Hij had Johannes naar Rome laten komen
omdat die weigerde te offeren aan de
afgoden. Johannes kwam evenwel
ongedeerd uit de olieketel.
Onder dit tafereel bevindt zich een tweede
voorstelling uit de legende van Sint-Jan:
door zijn gebed bekomt hij de vernieling
van de tempel van Ephese en van het idool
van Diana. De keizer, een voorname figuur
met tulbandhoed en een groep personages
op de achtergrond, zijn hiervan getuigen.
Links van deze scène vinden we opnieuw
een heiligenfiguur in gezelschap van de
keizer, en een constructie met een dubbel
rad waarop messen zijn aangebracht.
Een vuurregen daalt neer uit de hemel.
Dit tafereel kan in verband gebracht
worden met de legende van de heilige
Catharina. Het rad waarop zij moest
gemarteld worden, werd namelijk door
Goddelijke tussenkomst vernietigd.
De scènes op de zuidelijke muur van de
apsiskapel zouden volledig aan de heilige
Catharina gewijd zijn, namelijk aan haar
1 2 8 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
marteling in aanwezigheid van keizer
Maxentius die haar het hof maakte en eiste
dat zij haar geloof zou afzweren; in de
blindnis linksboven haar geseling;
daaronder wordt zij met gebonden voeten
voortgesleurd door een paard. Op de
taferelen rechts wordt zij bovenaan
onthoofd; onderaan worden de schuldigen
gestraft door een regen van vuur.
Voor de duiding van de taferelen komen
echter ook andere heiligen in aanmerking.
Een specifieke iconografische studie is hier
nodig om uitsluitsel te geven over het
programma.
Deze levendige en expressieve taferelen
alsook de handelingen van de personages
zijn goed in de ruimte gesitueerd.
De gebaren hebben evenwel een wat
stereotiep karakter. De compositie is evenwichtig. Het landschap dat een groot
gedeelte van het beeldvlak inneemt, is
gevormd door elkaar overlappende heuvelruggen. Een gouden achtergrond, versierd
met een reliëfapplicatie van bloemmotieven, sluit op verschillende scènes de
ruimte af. Op de meeste bloemen is alleen
nog de rode grondlaag aanwezig.
Kostuums en hoofddeksels zijn met
gouden details verlevendigd.
De ruimtelijke opvatting, de opvallende
gesticulatie met de handen alsook
verschillende details in de kostumering als
de horizontaal gestreepte gewaden, de
exotische tulbandhoed en de kledij van de
keizer, roepen associaties op met de
Meester van Flémalle, alias Robert
Campin, die een belangrijke schildersactiviteit ontplooide in Doornik gedurende
de eerste helft van de 15de eeuw.
Zoals bekend bestond er een artistieke
relatie tussen beide steden, die zich in
dezelfde periode bijvoorbeeld uitte in de
Halse doopvont van 1446 door Willem
Lefevrc uit Doornik. Wellicht horen de
muurschilderingen die in het tweede kwart
van de 15de eeuw gedateerd kunnen
worden, thuis in dit circuit.
Deze taferelen in de blindnissen van de
askapel, werden ontdekt in 1885 tijdens de
inwendige restauratie en de ontpleistering
van de kerk. Zij waren toen reeds in slechte
staat. Thans is de toestand ronduit
dramatisch door verregaande afschilfering.
De taferelen zijn vervuild en enkel nog
identificeerbaar dank zij de historische
opnamen, kort na de ontdekking:
de aquarellen van Camille Tulpinck, en de
bijgewerkte, ingekleurde calques van het
atelier Bressers (Leuven, Kadoc).
In de onmiddellijke omgeving van de
schilderingen heeft de architectuurpolychromie van de kapel talrijke sporen
nagelaten.
De decoratieve schilderingen in de
sacramentskapel ten noorden van het koor,
zijn gereconstrueerd door het atelier
Bressers circa 1890. Op een rode achtergrond zijn repititievc motieven van het
Lam Gods en de kelk met hostie aangebracht, naar model van de in de 19de
eeuw aangetroffen oorspronkelijke resten.
De marteling van Johannes
evangelist
Figuratieve schilderingen van uitzonderlijk
kunsthistorisch belang, in de stijl van rond
1400, bevonden zich in de Onze-LieveVrouwkapel, doch werden kort na hun
ontdekking vernield tijdens de restauratiewerken van rond de eeuwwisseling.
Ook de toen op vele andere plaatsen aangetroffen resten ondergingen hetzelfde lot.
Bibliografie
Cloquet L., Anciennes peintures murales a Hal et a
Tournai, in Revue de l'art chréticn, jg. 31, 1888,
p. 477-481; Everaert L., Excursion archéologique a
Hal, in Annalcs du Cercle archéulogique de Mons, 2 1 ,
1888, p. 187-229; De Behault A., Les anciennes
peintures murales découvertes en 1887dans l' éjylise de
Saint-Martin d Hal, in Annates de la Sociétc d'archéolqgiedeBruxelles,2, 1888-1889, p. 136-143;
Rousseau H., 1926, p. 7-8, nr. 60-84; Philippe J.,
1966, p. 349-350, 359; Wouters W., Degotische
wandschilderingen van de basiliek van Halle, in 1489.
Halle, belegerd en overvallen maar niet gevallen
( Verhandelingen van de Koninklijke geschied- en
oudheidkundige kring van Halle, nieuwe reeks 26),
Halle, 1989, p. 137-152; Bergmans A., La peinture
murale vers 1400 dans les Pays-Bas méridionaux.
Quelques ensembles de Vanden duché de Brabant, in
Proceedings of the Colloquium Flanders in a European
Perspective. Manuscript Illumination around 1400 in
Flanders and Abroad (September 8-10, 1993)
(Corpus of Illuminated Manuscripts, 7. Low Countries
Series, 6), Leuven, 1994 (ter perse).
De marteling van de heilige
Catharina van Alexandric
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 2 9
De heilige Lucia tussen wee
beulen
Van alle muurschilderigen, die vroeger de
pijlers en de muren sierden, blijven slechts
drie fragmenten bewaard: op de noordwestelijke vicringpijler, dichtbij de
Corneliuskapel, staan paus Cornelius en
Antonius abt zfgehedd. Cornelius draagt
een bisschoppelijk gewaad: albe, dalmatiek,
koorkap, mijter en kromstaf.
In de linkerhand houdt hij zijn persoonlijk
attribuut: de hoorn. Met gebruik van
sjablonen zijn op de achtergrond
bloemmotieven aangebracht.
De eremijt Antonius is gekleed in het
habijt van zijn orde: bruine pij en kap.
In de ene hand houdt hij de abtsstaf, in de
andere een boek en een belletje,
verwijzend naar de gewoonte van de
Antonieten om hun heilbrengende komst
bij de pestlijders aan te kondigen met een
bel. De vlammen aan de voeten van de
kluizenaar duiden op het zogenaamde
Sint-Antoniusvuur, een gevreesde en
besmettelijke ziekte waarbij de uiteinden
HASSELT, Sint-Kwintenskathedraal
Omstreeks 1300 werden het
schip, het transept en de
zijbeuken gebouwd ter
vervanging van de oude
romaanse kerk.
De zijkapellen werden
toegevoegd circa 1371.
Het koor van 1406 keeg vier
jaar later een omgang met
straalkapellen.
van de ledematen afstierven.
Op de tweede zuil rechts in de middenbeuk staat de maajfd en martelares Lucia
tussen dreigende beulen. Zij draagt een
wijde mantel die tot op de grond valt.
De beulen zijn kleiner van gestalte en in
driekwart aanzicht voorgesteld. Ze dragen
een tuniek en puntige laarzen.
In 1936 brengt de Koninklijke commissie
voor monumenten en landschappen een
plaatsbezoek en stelt daarbij vast dat de
schilderingen dringend hersteld moeten
worden. Zij heeft geen bezwaar om
Cornells Leegenhoek uit Brugge met de
opdracht te belasten "op voorwaarde
nochtans dat er geen enkele retouche wordt
aan toegebracht". Het is niet bekend of
deze restauratie ooit werd uitgevoerd.
In 1968 wordt er opnieuw onderhandeld
tussen de kerkfabriek en de commissie om
de restauratie van drie schilderijen en één
muurschildering toe te vertrouwen aan
dezelfde Leegenhoek.
130 | ÜIDS
MUURSCHILDERINGEN
Bibliografie
Rousseau J., 1926, p. 31, nrs. 254-255; 1000 jaar
kerkelijke kunst in Limburg (tentoonstellingscat.),
Hasselt, 1961; Bussels M., Drie oude kerken van
Hasselt, Sint-Kwintinuskathedraal, Onze-LieveVrouwekerk en klooster van de Minderbroeders, Hasselt,
1975, p. 53-54; Muurschilderingen in Limburgse
kerken en abdijen (tentoonstellingscat.), Sint-Truiden,
1983, p. 18, nr. 18.
HHHHHI^H
De heilige bisschop Cornelius
met een hoorn
De heilige Antonius abt in
habijt op een pijler
i "V
t
^A
¥m' ^
•
1 • -.:.
u^
gMWMHK' • uWSS^X «5. *?
GIDS
MUURSCHILDERINGEN
| 131
De ribben en de kapitelen met
wapenschilden zijn ook
polychroom uitgewerkt
Het voormalig abdisvcrblijf in de
zuidervleugel, waar de schilderingen zich
bevinden, dateert uit de jaren van
vernieuwde bouwactiviteit tijdens het
abbatiaat van Mechtildis de Lechy (15191548), die de noord-, oost- en een
gedeelte van de zuidvleugcl liet optrekken.
Het is gebouwd in baksteen met hardstenen vensteromlijstingen en negblokken.
De interieurs zijn afgewerkt met een witte
kalkbepleistering.
Op elke muur van de beide vertrekken zijn
drie florale motieven van circa 1 m 2
geschilderd. De ribben, wapenschilden en
kapitelen en de gewelven zijn eveneens
versierd. Elk motiefis verschillend en zeer
zwierig uitgewerkt op basis van overwegend groen rankwerk, kleurige fantasiebloemen en af en toe een figuratief detail:
een putte metgedraaide bazuin, een
andere met een buks (?), een uiltje en een
HASSELT, abdij van Herkenrode
t e Kuringen
D e voormalige cisterciënzerinnenabdij van Herkenrode
bewaart nog imposante
architecturale getuigen van
een lange bouwgeschiedenis.
D e abdij, gesticht in 1182
d o o r Gerard graaf van Ix)on,
trad in 1271 toe tot de orde
van Cïtcaux. Vanaf'1972
w o r d e n de abdisverblijven
aangekocht door de reguliere
kanunnikessen van het heilig
graf, die er hun klooster en
bezinningsoord onder
brengen.
roofvogel (?). Een gele banderol zonder
tekst is "vastgespijkerd" op de muur.
Langs de ribben en muren waren rode
sjabloonboorden, die zeer fragmentarisch
bewaard zijn. De ribben zijn monochroom
in fel okergeel, met uitgewerkte manchetten
en rankwerk op de kruisingen van de
ribben. De kleine ronde gewelfsleutels
hebben een geschilderd rozasmotief.
Overwegende kleuren van deze decoratie
zijn okergeel, rood, zwart, groen, wit, roze
en blauw. De ribben komen neer op
gepolychromeerde wapenschilden, die met
een gesculpteerde zwarte gordel aan de
consoles opgehangen zijn. De heraldische
voorstellingen houden verband met de
opdrachtgeefster van deze vleugel, abdis
Mechtildis de Lechy.
Vermits deze beschildering rechtstreeks op
de onderste bepleistering zit, kan ze
gedateerd worden in het tweede kwart van
de 16de eeuw. Het is een opvallend goed
bewaarde getuige van een laatmiddel-
1 3 2 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
eeuwse binnenafwerking, waarvan de
gewelfversiering veel overeenkomsten
vertoont met gelijktijdige decoraties van
kerkgewelven.
Tijdens het vooronderzoek van de
restauratie werden in 1982 sonderingen
uitgevoerd door de conserveringsploeg van
het Bestuur Monumenten en Landschappen. De schilderingen werden
ontdekt onder een groot aantal kalklagen
en bevinden zich op de onderste, vrij dikke
kalkmortellaag. Deze is wit-roze van kleur
en is met de borstel aangestreken. In 1984
werden ze volledig vrijgelegd en behandeld
door Walter Schudel voor het
Restaurateurscollcctief van Gent.
Bibliografie
Bollen M., Gooien L., Cresens R., De Dijn C.G.,
Francois E., Martens J. en Van Hcrck L., Abdij
Herkenrode. Voorstudie van de rehabilitatie van de
voormalige abdij in haar geheel en het 16de eeuw
abdisverblijf in het bijzonder als klooster voor de
Reguliere Kanunnikessen van het H.Graj] onuitg.
manuscript.
1.
Algemeen zicht van een
beschilderd vertrek in het
voormalig abdissenkwartier
Een muurvlak met decoratief
rankwerk en een onbeschreven
gele banderol
3.
Een muurvlak met drie
rankwerkmotieven
De gewelfsleutcls met
geschilderde uitlopers
Rankwerk, bloemen en een
uiltje
Een decoratieve schildering
met een putto met buks (?)
»*>
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 3 3
De schilderingen bedekken de koonvanden
en zijn door een centraal rondboogvenster
in twee beeldengroepen onderverdeeld.
De figuratieve taferelen zijn onderaan
afgewerkt met een brede boord met
bloemenrankcn op witte achtergrond en
bovenaan een smallere decoratie met
rankwerk zonder bloemen. Deze versiering
loopt door in de nissen onderaan in de
koorwand.
De personages tekenen zich aftegen een
rode achtergrond met gestileerde
bloemmotieven, die met een sjabloon
aangebracht werden.
Van links te beginnen identificeren we
volgende scènes en heiligen: een
Genadestoel als symbolische voorstelling
van de heilige Drievuldigheid. De zittende
God de Vader houdt zijn gekruisigde
Zoon voor hem. Boven diens hoofd zweeft
de heilige Geest. Deze laatste verdween
tijdens de vroegere restauratie en in de
plaats verscheen een ronde mantelsluiting
van God de Vader. De aquarel van
Tulpinck toont een grote lacune in deze
scène, vooral in het onderste gedeelte, dat
door de restaurateur Léon Pringels in de
vijftiger jaren volledig bijgeschilderd werd
(lichaam van Christus, zitbank van God de
Vader).
Vervolgens drie staande mannelijke
heiligen: de heilige Cornelius herkenbaar
aan zijn hoorn, tiara en staf; de heilige
Hubertus als bisschop met een jachthoorn
in de hand en tenslotte de heilige Joris,
uitgedost als een jonge krijger in maliënkolder en wapenrusting met zwaard,
schild, lans en puntige schoenen met
sporen aan de enkels.
Zoals zovele ensembles worden ook deze
muurschilderingen bij toeval ontdekt, en
wel in 1870 door de toenmalige pastoor C.
Daniels. In 1938 is er sprake van een
geplande restauratie, uit te voeren door
Cornells Lecgenhoek. Door oorlogsomstandigheden gaat dit niet door en
worden ze pas in 1954 aangepakt door
kunstschilder Léon Pringels uit Brussel,
onder begeleiding van Albert Philippot van
het Centraal Iconografisch Archief voor
Nationale Kunst (het latere Koninklijk
Instituut voor het Kunstpatrimonium).
Amper vijfjaar later rapporteert pastoor H.
Boonen reeds nieuwe afschilferingen,
volgens hem te wijten aan een restauratie
op een nog te verse bepleistering.
Camille Tulpinck aquarelleerde deze
schilderingen in het begin van de eeuw en
het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium bewaart in zijn fotoarchief
nog oude foto's van vóór de Pringelsbehandeling.
De voorstellingen rechts van het venster
beginnen met een Passietafereel: een
treurende Madonna houdt haar dode zoon
op de schoot, terwijl Johannes beide
handen naar hem uitstrekt. De scène wordt
gesitueerd op de Calvarieberg, waar volgens
Het huidig uitzicht van dit ensemble wordt
gehypothekeerd door de "restauratie" van
1954 door de kunstschilder Léon Pringels,
die met een voor die tijd kenmerkende
onzorgvuldigheid ten opzichte van de
originele materie het geheel nogal
HASSELT, Onze-Lieve-VrouwBoodschapskapel van Spalbeek te Kermt
De vroegere woonplaats van
de heilige Hlisabeth van
Spalbeek bewaart een
eenbeukige landelijke kapel,
bestaande uit een koor in
ijzerzandstcen van omstreeks
1260-67, een eerste deel van
het schip in hetzelfde
bouwmateriaal uit 1320-50
en een uitbreiding in
baksteen uit de eerste helft van
de 17de eeuw. Het gebouw is
ongeveer 18m lang en is
afgedekt met een leien dak en
een dakruitertje.
de overlevering Adam zou begraven zijn,
hetgeen weergegeven wordt door de
beenderen en het doodshoofd. Achter de
figuren verschijnen de werktuigen van de
passie: de spons, de ladder, de lans, het
kruis met de cartouche, de dertig
zilverlingen, het kleed van Jezus en de
dobbelstenen, de zwepen en de doorboorde handen en voeten.
De drie heiligen rechts zijn naar elkaar
toegewend: de eerste is waarschijnlijk de
heilige Genovevct van Parijs, met haar kaars
die door de duivel gedoofd en door de
engel terug aangestoken wordt.
Naast haar een abt in monniksgewaad, die
meestal geïdentificeerd wordt als de heilige
Bernardus van Clairvaux en een abdis met
staf en boek en een muis (nog zichtbaar op
aquarel van Tulpinck), hetgeen wijst op
een voorstelling van de heilige Gertrudis
van Nijvel. Boven de twee taferelen
verschijnen grote ongeïdentificeerde
wapenschilden.
1 3 4 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
ingrijpend aanvulde en overschilderde: bij
de vergelijking met de voornoemde
iconografische documenten draagt de
heilige Genoveva oorspronkelijk geen
boek; de heilige Geest in de vorm van een
duif verdween, alhoewel dat een essentieel
onderdeel is van de Genadestoel;
de meeste figuren werden verbreed; de
muis van de heilige Gertrudis, de sporen
van Sint-Joris en de voeten van Johannes
verdwenen.
Er zijn elementen die een datering in de
late 14de eeuw verantwoorden: de rode
achtergrond met sjablonen die we ook in
de gelijktijdige schilderingen van de
slotkapel in Laarne, van de Bijloke en van
het voormalig dominicanenklooster te
Gent terugvinden; het puntige schoeisel
van sommige personages;
de vereenvoudigde tekening van de
gezichten, zoals we ze op de oude foto's
kunnen zien, en het gebruikte kleurenpalet
met aardekleuren. De behandeling van
Pringels heeft het geheel een vals
vijftiende-eeuws uitzicht gegeven.
Een grondige en wetenschappelijke
restauratie kan uitsluitsel geven over een
meer gefundeerde datering en over de
omvang van de overschilderingen.
0
Bibliografie
Sint-Truiden, Bestuur Monumenten en Landschappen, dossier Kermt, kapel van Spalbeek,
correspondentie vanaf 22 juli 1938 tot 3 juni 1960;
Jaminé H., Eglise de Spalbeek, in Jaarboek van het
Limburgs (feschied- en oudheidkundig gezelschap, 15,
1881, p. 62-66; Rousseau H., 1926, p. 34, nrs. 284
en 285; Bussels M., Het kerkje van Spalbeek,
in Verzamelde opstellen, 18, 1943, p. 296; Geenen G.,
De muurschilderingen van de kapel van Spalbeek
(1350-1390), in Ons heem, jg. 16, 1961-62, p. 81-84;
Muurschilderingen in Limburgse kerken en abdijen
(tentoonstellingscat.), Sint-Truiden, 1983, cat. nr. 19.
Algemeen zicht op de
muurschilderingen in de apsis
Een Genadestoel en de
heiligen Cornelius, Hubertus
en Joris op een aquarel van
C. Tulpinck
(Koninklijke musea voor kunst
en geschiedenis Brussel)
Een Piëta met passiew apens en
de heiligen Genoveva,
Bernardus en Gertrudis op een
aquarel van C. Tulpinck
(Koninklijke musea voor kunst
en geschiedenis Brussel)
GIDS MUURSCHILDERINGEN | 135
Het koor, waar de schilderingen zich
bevinden, is 7,3 m lang en 5,3 m breed en
eindigt op een driezijdigc koorsluiting.
De oorspronkelijke overdekking van het
koor werd in het begin van de 19de eeuw
vervangen door een vals gewelf, dat een
gedeelte van de muurschilderingen aan het
oog onttrekt.
De muurschilderingen van het begin van
de 14de eeuw bevolken de volledige
wanden van het oude koor, dat nog
gedeeltelijk uit de romaansc muren van de
vroegere kerk bestaat. Ze werden tijdens
cen beschilderingscampagne en volgens
één iconografisch programma uitgevoerd
en zijn in registers onderverdeeld.
De drager is tufsteen, waarop een pleisterlaag werd aangebracht.
Het onderste gedeelte is een roodschildering. Het tweede register op de
HOESELT, Sint-Hubertuskerk te Sint
Huibrechts - Hern
Het kerkje is een hybride
samenvoegsel van elementen
uit verschillende periodes: een
koor uit het einde van de
13de eeuw en een westertoren
uit de 14de eeuw, verbonden
door een modern schip uit
1963.
noordermuur toont de Aankomst van
Hubertus als pelgrim in Rome.
Een slapende figuur bewaakt de stadspoort. Paus Sergius ontvangt van een engel
een tekstbanderol en van cen boodschapper een bisschopsstaf, hetgeen naar
Hubertus' latere bisschopsambt verwijst.
Op hetzelfde muurpand staat een
ongeïdentificeerde diaken.
Op het muurvlak links van het apsisvenster
staan twee heiligenfiguren met nimbussen
onder een drielobbig baldakijn. Rechts van
dit venster bevinden zich twee koningen
{Aanbidding van de Koningen?) en een
derde figuur. Een bijna verdwenen scène
zou een Maria met kind kunnen
voorgesteld hebben.
Op het derde register worden de verdere
lotgevallen van Hubertus verhaald:
de Jacht op het hert (een zwaar beschadigde
voorstelling) op de noordermuur. Op de
tegenoverliggende muur episodes uit het
1 3 6 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
verblijf van de heilige in Rome: Hubertus
ingebed voor een altaar, waarop de mijter
en staf van de toekomstige bisschop liggen;
de Wijding van Hubertus en de dankzegging voor de verkregen gunsten, terwijl
een goddelijke hand hem zijn stola aanbiedt.
Op het hoogste muurvlak, in het midden
van de koorsluiting, verschijnt cen scène
die qua iconografie zeldzaam is in onze
gewesten: Christus tussen de Kerk en de
Synagoge. De triomferende Christus staat
tussen de Kerk met kelk en kruisstandaard
en de geblinddoekte Synagogefiguur
houdt de Tafelen der Wet en een gebroken
lans in de hand. Christus maakt met zijn
rechterhand een zegenend gebaar en in
zijn linkerhand toont hij een opengeslagen
boek met de tekst EGO SUM VERITAS
(ET) VITA (Johannes 14,6) in gotisch
unciaalschrift.
Het gebruikte kleurenpalet bestaat
hoofdzakelijk uit rode en gele pigmenten.
De compositie is monumentaal en volgt de
architectonische opbouw van het koor.
Soms zijn bepaalde details vergroot weergegeven, om zo de uitdrukkingskracht te
vergroten, een procédé dat ook in de
romaanse kunst veelvuldig werd gebruikt:
de handen van Christus, van de Kerk en
van de heilige Hubertus bij zijn bekering.
Het muurvlak met scènes uit
het leven van de heilige
Hubertus
Onbelangrijk geachte elementen daarentegen zijn zeer eenvoudig en gestileerd
weergegeven zoals bijvoorbeeld de bomen
en de landschapsaanduiding.
De schilderingen zijn aangebracht op een
zeer resistente mortellaag van drie delen
kwartszand en twee delen kalk, waarop een
laagje kalkmelk als ondergrond voor de
schilderingen moest dienen. Op de
bovenste registers werd een waterig
bindmiddel vastgesteld. Het onderste
register met de roodschildering werd
blijkbaar uitgevoerd op een nog natte
bepleistering.
1970 onder leiding van Michel Savko van
het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium.
Bij de restauratie van 1964-1970 werden
de muurschilderingen ontdaan van negen
tot twaalf gesuperposeerde kalklagen.
De scènes vertonen grote lacunes, vooral
op de zuidermuur en in de noordoosthoek. De pleisterlaag werd hersteld, de
verflagen gehecht en tenslotte werd het
geheel zeer licht geretoucheerd. Er werd
hierbij vooral aandacht geschonken aan het
herstel van de architectonische
omlijstingen. Storende witte puntjes in de
gekleurde achtergrond werden, eveneens
met aquarel, bijgetint.
De muurschilderingen werden ontdekt in
1963 door Raymond Lemaire tijdens de
bouw van de moderne middenbeuk ter
vervanging van de neogotische. Ze werden
vrijgelegd en gerestaureerd tussen 1964 en
Twee koningen en een ongeïdentificeerd personage in
geschilderde drielobnissen
Bibliografie
Savko M., Les peintures murales de l'éjflise de Hern Saint-Hubert. Tmitement et essai d'identifieation,
in Bulletin van het Koninklijk Instituut voor het
Kunstpatrimonium, 13, 1971-72, p. 90-130.
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 3 7
De schilderingen bevinden zich in de
overwelfde kamer boven de kelder, op het
eerste niveau van de donjon. Als ontvangstruimte van de woontoren had deze een
representatieve functie. Zij bezit nog een
hoge graad van authenticiteit. De vensteren deuropeningen zijn origineel en de
open haard is nog aanwezig. De schouw
met mijtervormige latei vertoont een rabat
dat toeliet de opening in de zomer af te
sluiten. In de dikte van de muur is in de
zuidoostelijke hoek een latrine bewaard.
Een smalle intramurale steektrap leidt naar
het tweede niveau, dat een residentiële
functie had.
Vooral de aanwezigheid van de oorspronkelijke bepleistering in de ontvangstruimte
is uitzonderlijk. In een romantische visie
op middeleeuwse woontorens is immers
veelal tijdens onderhouds- of restauratiewerken het natuurstenen of bakstenen
parement in zicht gebracht.
H O L S B E E K , kasteel van H o r s t
te Sint-Pieters-Rode
Vermoedelijk was het de
kapitaalkrachtige Amelric
Boote die het kasteel van
Horst liet bouwen, in het
laatste kwart van de 14de
eeuw. De donjon of woon
toren maakt deel uit van een
cirkelvormige polygonale
burcht, die tijdens de
opstand van 1488-1489
tegen Maximiliaan van
Oostenrijk werd verwoest,
doch waarschijnlijk nog voor
1500 werd heropgebouwd.
De donjon bleef gespaard in
het oorlogsgeweld.
Het gewelf, de vier muren en alle architecturale onderdelen van dit vertrek zijn
integraal beschilderd.
Op de muren en op het gewelf herhaalt
zich tegen een rode ondergrond, en met
circa 40 cm tussenruimte, steeds eenzelfde
motief: een knielend hert op blauwe
achtergrond is gevat in een besloten
medaillon, omrand met een in- en uitzwenkend drielobbig siermotief.
De gotische ribben van het gewelf zijn met
een eigen decoratief patroon versierd.
De sluitsteen en de rijk met sculptuur
versierde consoles waarop de gewelfribbcn
neerkomen, zijn eveneens gepolychromeerd.
Gezien de context betreft het hier vermoedelijk een heraldisch of emblematisch
motief. In dit verband kan bijvoorbeeld
verwezen worden naar de gelijktijdige
hindemotieven, die in verband staan met
het devies van Richard II van Engeland:
onder meer op het Wilton-diptiek
(Londen, National Gallen') draagt deze
vorst een rijke mantel waaarvan het
patroon bestaat uit de repetitieve voorstelling van de geketende hinde in een
medaillon.
De zeer verzorgde schildering is
aangebracht op een dunne kalkmortelbepleistering en stamt uit de bouwtijd
(laatste kwart I4dc eeuw). Zij vertoont een
gedifferentieerde en zachte lijnvoering.
Opmerkelijk bij de herten is de verfijnde
detaillering in de tekening van het oog met
oogkas, neusgaten, bek, en inplanting van
het gewei.
Toevallig ontdekt in 1985, werden zij
gedeeltelijk vrijgelegd door de conserveringsploeg van het Bestuur monumenten
en landschappen. Verdere vrijlegging en
onderzoek dringen zich op.
Bibliografie
Doperé F. en Ubregts W., De donjon in Vlaanderen.
Architectuur en wooncultuur, Brussel-Leuven, 1991,
p. 230.
138 i GIDS
MUURSCHILDERINGEN
Het decor met de geknielde
herten tijdens de verwijdering
van de kalklagen
Een geschilderd decor met
repetiticmotieven van een
geknield hert in een wolk\ ormig medaillon
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 3 9
Op de oostelijke muur van het noordelijk
pseudo-transcpt bevinden zich meerdere
en zeer verscheiden schilderingen.
Bovenaan is een Laatste Oordeel voorlopig
slecht leesbaar. Het tafereel is nog maar
gedeeltelijk vrijgelegd; twee fragmenten
- een bazuinblazende engel en verdoemden
in de hellemuil - ondergingen een
restauratieproef. De compositie gaat nog
op de middeleeuwse voorbeelden van het
Laatste Oordcel terug, doch is renaissancistisch van stijl. Zij is geschilderd in olieverf.
In de onderste zone is links de heilige
Sebastiaan voorgesteld als een jonge man,
gekleed in een harnas met daarboven een
rode mantel. Pijl en boog waren zijn
martelwerktuigen en werden dus zijn vaste
attributen. Sebastiaan was een Romeins
legerhoofdman onder keizer Diocletianus.
Omwille van zijn christelijk geloof werd hij
H U L D E N B E R G , Sint-Agathakerk
te Sint-Agatha-Rode
De gotische Sint Agathakcrk
daterend uit de 13de eeuw,
werd helemaal herbouwd op
het einde van de middeleeuwen. Een monumentale
wcstertoren is gevat tussen de
uiteinden der zijbeuken. De
pseudo-transeptarmen worden
gevormd door het verlengde
van deze zijbeuken in de
oosttravee. Het koor loopt uit
op een vijftiockige apsis met
hoge spitsboogvensters.
met pijlen doorzeefd, doch overleefde deze
pijnlijke steken. Volgens de gelovigen wist
hij daarom ook de pestaanvallen te
immuniseren, en dus werd hij hiervoor
veelvuldig aangeroepen.
geschilderd. Zij kunnen gedateerd worden
in het laatste kwart van de 15de eeuw.
Het decoratief rankwerk dat de scheiboog
versiert loopt door op het gewelf, zoals op
de steekproeven zichtbaar is.
Gescheiden door een witsellaag ligt deze
schildering bovenop de beide heiligenfiguren. Deze florale motieven hebben een
laatmiddeleeuws karakter (16de eeuw).
De figuur van de Salvator Mundi met
wereldbol is nog recenter.
Met uitzondering van het Laatste Oordeel
dat in olieverf geschilderd is, zijn de
overige voorstellingen uitgevoerd in
tempera. De preparatielaag bestaat uit een
zeer oneffen kalkmortel.
De schilderingen werden in 1983 tijdens
de voorbereidingswerken voor het
schilderen van de kerk toevallig zichtbaar,
bij het afsteken van loszittende verflagen.
Hier dient vermeld dat dergelijke
toevallige vondsten altijd nadelig zijn voor
het kunstwerk.
Onderzoek, vrijlegging en integratieproef
einde 1983 - begin 1984 door Walter
Schudel voor het Restaurateurscollecticf, in
samenwerking met Mare Hcnricot.
Beneden rechts is vermoedelijk - evenwel
zwaar beschadigd - een tweede populaire
pestheilige voorgesteld, namelijk de heilige
Rochus van Montpellier met pelgrimsstaf.
Volgens de legende werd Rochus circa
1350 geboren met een rood kruisje op de
borst. Zijn naam is daarom afgeleid van het
Latijnse rubeus, rood. Op de terugweg van
een bedevaart naar Rome genas hij talrijke
pestlijders door hen een kruisteken te
geven. Zelf werd hij ook slachtoffer van de
gevreesde ziekte, doch genas op wonderbare wijze.
De heiligen Sebastiaan en Rochus zijn
geheel overeenkomstig de laat-15deeeuwse beeldtraditie voorgesteld.
De eerder tengere figuren zijn plastisch
1 4 0 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
Bibliografie
Schudel W., Onuitg. verslag van de behandeling,
1984.
De heilige Sebastiaan als
ridder met de boog als martelwerktuig
Muurvlak met Laatste
Oordeel, waarvan twee rechthoeken vrijgelegd zijn
GIDS
MUURSCHILDERINGEN
| 141
De doopkapel bevindt zich ten noorden
van het koor met vierkante oostertoren.
Rechts van het venster op de noordermuur
is een Kruisiginff geschilderd.
Bovenaan wordt zij deels afgesneden door
het later ingebrachte gewelf, onderaan
wordt het tafereel begrensd door een fries
van schijn-plastische ronde schijven met
merkwaardige dieptewerking.
Christus die aan het kruis genageld werd is
reeds gestorven. De Romeinse soldaat
Longinus brengt hem de lanssteek toe.
Bloeddruppels spatten uit de zijdewonde
tot in de ogen van zijn beul die een
beschermend gebaar maakt met de linkerhand.
Links van het kruis valt Maria in zwijm,
en wordt zij ondersteund door de apostel
Johannes. Rechts houdt de Romeinse
honderdman toezicht op het gebeuren.
Hij is gekleed in een harnas met lage
K A M P E N H O U T , Sint-Stefanuskerk
te Nederokkerzeel
De Sint-Stcfanuskerk is cen
heterogeen gebouw, tot stand
gekomen van de 13de tot de
18de eeuw. Het kalkstenen
gotiseh koor uit de 16de eeuw
en de oostertoren met
romaanse kern, steken at'tegen
de 18de eeuwse zuiderzijbeuk
en het transept van baksteen,
dat speklagen vertoont.
Inwendig is het natuurstenen
parement ontpleisterd.
Een mooi stucplafond in het
schip draagt de datum 1723.
van Maria, het model van het harnas en de
lage gordel van de honderdman situeren
de schildering in de gotische stijl van rond
1400. Zij kan in het begin van de 15de
eeuw gedateerd worden.
Het kruisigingstafereel is niet professioneel
vrijgelegd of behandeld. De tekening
schijnt bijgewerkt. Slechts enkele kleuraccenten in rood en oker zijn waarneembaar.
Op hetzelfde muurvlak in deze kapel, doch
links van het later ingebrachte venster, zijn
sporen aanwezig van een tweede schildering, die vermoedelijk inhoudelijk bij de
Kruisiging aansluit. Ook zij is nog niet
vrijgelegd. De hele ruimte is overigens aan
een herwaardering toe, hetgeen in het
vooruitzicht gesteld wordt.
Het fragment met drie apostelfiguren
onder een bogenrij (Andreas, Johannes,
Thomas), dat op de oostmuur van het
noordertransept als een eiland op de
ontblote natuursteen zweeft, draagt geen
middeleeuwse kenmerken meer, en valt
dus buiten het bestek van dit cahier.
gordel, waarboven een wijde mantel valt.
Op zijn hoofd staat een kroon, een
onverklaarbaar ikonografisch detail dat
mogelijk door een niet-professionele hand
werd bewerkt. Normaal draagt de
honderdman een modieus hoofddeksel.
Zijn rechterhand wijst naar de gekruisigde.
Op de tekstbanderol links van hem waren
wellicht de woorden "waarlijk dit was de
zoon van God" aangebracht. Zo sprak de
honderdman immers toen hij zag hoe het
voorhangsel van de tempel scheurde terwijl
Christus stierf.
Uiterst rechts achter hem staat nog een
tweede personage met een standaard in de
hand.
De muurschildering roept reminicenties op
aan het Calvarie-paneel van de Huidevetters (circa 1400) in de Sint-Salvatorkathedraal te Brugge.
De houding van sommige personages en
bepaalde details in hun kleding als het
puntige schoeisel van de soldaat, het kleed
142 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
Bibliografie
Philippe J., 1956, p. 345; ld., 1966, p. 347.
Calvarievoorstelling in de
sacristie
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N
1 143
De vroeggotischc muurschilderingen zijn
zeer fragmentarisch bewaard en daar zijn
verschillende redenen voor: ze zijn blijkbaar zeer lang zichtbaar gebleven (van de
14de tot de 17de eeuw?) en bijgevolg erg
afgesleten; de barokverbouwing heeft
ganse stukken bepleistering weggekapt;
de drager (Balegemsc steen voor de muren
en baksteen voor de gewelfvelden) is niet
deugdelijk geconstrueerd en vooral
onzorgvuldig gevoegd; een aardbeving zou
verantwoordelijk zijn voor de grote scheur
in de westermuur.
Naar de iconografie van de voorstellingen
is het soms wel gissen. Duidelijk is dat de
kapel volledig beschilderd was. Tot op
ooghoogte waren er de traditionele
gordijnschilderingen. Daarboven, op een
rode achtergrond, tekenen zich levensgrote
figuren af, die in deze grond zijn uitgespaard. Op de noordermuur zien we nog
zeven van de twaalf apostelen, waarvan de
LAARNE, slotkapel van het kasteel
Het kasteel van Laarne, een
middeleeuwse waterburcht,
werd in verschillende periodes
opgetrokken. De slotkapel
bevindt zich in de vierkante
donjon, die deel uitmaakt van
de oorspronkelijke 14deeeuwse constructie.
Deze toren is geflankeerd
door twee achthoekige torens
en een traptoren. De kapel,
die zich situeert op de
verhoogde gelijkvloerse
verdieping, heeft een vierkant
grondplan met een kruisribgevvelt.
middenste sneuvelden bij de bouw van het
barokvenster. Dit deed ook de centrale
voorstelling bovenaan verdwijnen, waarvan
enkel rechts de heilige Catharina met haar
wiel en links een vrouwelijke heilige
overblijven.
Op de oostmuur onttrekt het barokaltaar
1 4 4 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
een immens grote figuur aan het gezicht:
dit is vermoedelijk een heilige Christoffel.
De zuidmuur bewaart slechts weinig
resten: sporen van een heilige met een hinde
(?). De westmuur tenslotte toont
fragmenten van een Laatste Oordeel met
tronende Christus op een regenboog en
verrezen uitverkorenen links en een
Geboorte van Christus rechts.
De apostelen Andreas met het
Andrieskruis, Matthias met de
bijl, Johannes de Evangelist
met de kelk en Bartholomeus
met het mes
Terwijl de muren figuren en scènes uit het
Nieuwe Testament tonen, brengen de
gewelven personages uit het Oude
Testament ten tonele. Elk gewelfveld is in
tweeën gedeeld met een geschilderde
grijze band, waardoor elk veld plaats biedt
aan twee voorstellingen. De bewaringstoestand op de gewelven is bijzonder
slecht en het mozaïek van kleine
beschilderde eilandjes vergemakkelijkt de
identificatie niet, al kan men toch enkele
scènes onderscheiden: Abraham en Isaac,
het Offer van de ram, en verder een ander
offer en dan, met veel verbeeldingskracht,
Jacob en Ezau met hun blinde vader en De
trap van Jacob {}).
Het kleurenpalet is bescheiden en beperkt
zich tot aardekleuren: rood, geel, oker,
zwart. De meeste details van de gezichten
GIDS
MUURSCHILDERINGEN
De noordmuur met apostelen,
beschadigd door de inbreng
van het barokvenster
| 145
zijn verdwenen. Enkel op het gewelf
treffen we een nog bijna intact gelaat aan
(vader van Jacob), met krachtig
gepenseelde trekken.
De drager werd slordig ingevoegd, om de
grootste oneffenheden weg te werken.
De pleisterlaag is van zeer wisselende dikte
en volgt organisch het onregelmatig
verloop van de muur. Deze laag van kalk
en zand is met de borstel aangestreken.
Op de gewclfribben werden enkel de
voegen uitgestreken en hierover kwam
rechtstreeks een dun kalklaagje.
De verflaag is overal uiterst dun en
afgesleten. Het geheel is nog slechts de
schim van de oorspronkelijk volledig
beschilderde slotkapel.
De vroeg-gotischc beschildering van de
kapel verdween wellicht onder de kalklagen
tijdens de 'barokizering' van deze bidruimte, waarbij een nieuwe vloer, een
marmeren barokaltaar en een groot nieuw
venster in de noordermuur werden aangebracht. De muren werden gedeeltelijk
met goudleer aangekleed. Tijdens het
demonteren van dit leer in 1911 werd voor
de eerste maal de aanwezigheid van
muurschilderingen vastgesteld. Pas in 1963
werden ze gedeeltelijk en onzorgvuldig
werden vrijgelegd door Seghers. Ze werden
toen niet gereinigd noch gefixeerd, enkel
wat bijgeschilderd en gesausd op de
vervuilde verflaag. Het duurde tot in
1987-88 voor de uiteindelijke restauratie
werd aangevat, te beginnen met de
noordermuur. Het werk wordt in
verschillende campagnes uitgevoerd door
de conserveringsploeg van het Bestuur
Monumenten en Landschappen.
Bibliografie
Dhanens E., Laarne, in Kastelen van België, 1967,
p. 140-144; Van Liefferinge H., Laarne, in Burchten
en hoevekastelen, Brussel, 1976, p. 162-164;
Goossens M., 1975, p. 62; Van Elslande R.,
Dejjiotische muurschilderingen in de kapel, in
Castellum, jg. 1, nr. 3, 1984; Buyle M., Van frivole
putti en gotische apostelen. Conserveringswerken in het
kasteel van Laarne, in M&L, jg. 7, nr. 4, 1988,
p. 24-29.
De Geboorte van Jezus met
liggende Madonna, Jczuskind
in kribbe en de os en de ezel
Een algemeen zicht op de
westmuur en de noordmuur
met een Laatste Ooordeel, de
Geboorte van Christus en
enkele apostelen
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 4 7
Op de zuidwand van het schip zijn twee
reeksen taferelen bewaard, geschilderd in
horizontale registers.
Deze worden boven- en onderaan
begrensd door een ornamentband met
repetitieve motieven van bladwerk, die aan
weerszijden is afgelijnd met een doorlopende rode streep.
1 ^p*fe
É
^ ^ ^
m
n
pr
Op het eerste tafereel laten zich volgende
figuren onderscheiden: links God als
wereldrechter, rechts van hem Christus die
zijn wonden toont, daarnaast drie heiligen,
waarvan de uiterst rechtse herkenbaar is als
Maria Magdalena met haar attribuut de
zalfbus.
Het tweede register toont een verhaal dat
nog niet geïdentificeerd werd. Vermits
verschillende taferelen overeenkomen met
episodes uit de legende van de heilige
Barbara, nemen wij aan dat haar leven hier
in beeld gebracht is.
LEUVEN, Sint-Jan-de-Doperkerk
De Sint-Jan-de Doperkerk
is opgetrokken als een sober
driebeukig gotisch bedehuis,
gekenmerkt door een vlakke
koorafsluiting en een klokkeruiter op de nok. Overeen
komstig een opschrift naast
het noorderportaal, werd de
bouw aangevat in 1305.
Na een eerste campagne in het
begin van de 14de eeuw, werd
de kerk voltooid gedurende de
jaren 1421-1468.
Zij werd geboren in Nicomcdic als dochter
van de heidense satraap Dioscurus.
Om haar voor het christendom te
behoeden sloot de landvoogd zijn dochter
op in een toren. Een priester die zich
uitgaf voor geneesheer onderwees de jonge
vrouw en doopte haar. Als teken van haar
geloof in de drie-eenheid liet zij een derde
venster in haar toren metselen. Toen de
razende vader dit vernam bedreigde hij
haar met een zwaard. Barbara vluchtte en
verborg zich in een rots, doch werd door
een herder verraden. Door de rechter werd
zij tot verschillende martelingen veroordeeld; beulen geselden Barbara, brachten
haar brandwonden aan, verscheurden haar
lichaam met ijzeren kammen, en sneden
haar borsten af. Tenslotte bracht Dioscurus
zijn dochter naar de top van een berg waar
hij haar eigenhandig onthoofde.
Onmiddellijk daarop werd hij door
goddelijke tussenkomst neergebliksemd en
naar de hel gevoerd.
Rode en gele okers vormen de hoofdtonen
1 4 8 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
van het vervaagde kleurenpalet.
Verschillende scènes spelen zich af, naast
elkaar geplaatst in kleine groeperingen van
meerdere personages. De figuurtjes zijn
neergezet in ongelijke schalen.
Een gotische S-vormige lijn bepaalt de
houding van de rechtstaande personages.
De levendige tekenstijl en de gebaren
tussen de figuren onderling sluiten zeer
nauw aan bij de Franse miniatuurkunst uit
het tweede kwart van de 14de eeuw.
De schilderingen kunnen daarom in deze
periode gesitueerd worden.
Tussen het eerste en het tweede venster
bevindt zich een voorstelling van de heilige
Veronica. Met beide handen houdt zij het
zweetdoek vast waarop het ware gelaat van
Christus is afgedrukt. Naast haar staat een
heiligenfiguur voor een gebouw.
De architectuur is meer geëvolueerd dan
op de voorgaande taferelen van de heilige
Barbara. Het gelaat is veel plastischer
geschilderd. Dit tafereel dient daarom later
gedateerd. Gezien de fragmentaire
toestand wordt het ruim genomen in de
tweede helft van de 14de eeuw gesitueerd
(naar 1400 toe?).
Op de westelijke muur ten noorden van de
ingangspoort, bleef een merkwaardige
voorstelling bewaard die de bijbelse
parabel illustreert van de Wijze en dwaze
maagden: Jezus vergeleek het Rijk Gods
hier met een bruiloftsfeest.
Bovenaan een trap staat Christus in het
midden als de hemelse bruidegom voor de
poort van het paradijs. Hij verwelkomt aan
zijn rechterhand de wijze maagden die
voor olie zorgden en hun lampen brandend
hielden. Zij personifiëren de deugden.
Een tekstbanderol boven het hoofd van de
maagd op de hoogste trede identificeert
haar als de reinheid. De dwaze maagden
met hun lege lampen keren terug om olie
te halen, en worden belaagd door een
vliegende duivel. Zij zijn getypeerd door
modieuze hoofddeksels, hebben hun tijd
onnuttig besteed en zullen te laat bij de
paradijspoort terugkeren. Naast hun
hoofden zweven tekstbanderollen waarop
hoofdzonden vermeld staan ("luxuria" op
de bovenste).
Onder de trap is een gewelfde kerkruimte
r'
-»fi
jsmm
geschilderd. Op het altaar staat een retabel
waarop de gekruisigde Christus met
heiligen is voorgesteld. Links personifiëren
de bezige begijnen de deugden;
de modieuze vrouwen rechts wenden zich
af van het altaar. Zij beelden verschillende
hoofdzonden uit. De slapende begijn
rechtsonder zit vervaarlijk dicht in de buurt
van de hellemuil: zij verbeeldt de luiheid.
Een andere vrouw draagt een geldbeurs
(de gierigheid). Een derde houdt een
spiegel in de hand (de ijdelheid of de wellust). Een vierde rukt zich de haren uit
(de toorn).
mÊÊIt
Dit tafereel op een groene achtergrond is
rijk aan kleuren en vertoont een uitgebalanceerde, hiërarchische compositie.
De schildering is gedetailleerd en zeer
plastisch uitgewerkt, met opmerkelijke
lichttoetsen. Stijl en klederdracht verwijzen
naar de gelijktijdige Leuvense paneelschilderkunst uit de tweede helft van de
15de eeuw. Hiervan is Dirk Bouts de
bekendste exponent.
Verhoudingen en modellering van de
personages, en de uitdrukking op hun
aangezicht verwijzen naar zijn werk.
Het in de hoogte uitgewerkte hoofddeksel.
1.
Lange fries met voorstellingen
uit het leven van de heilige
Barbara
Het verder verloop met de
martelingen van Barbara
GIDS M U U R S C H I L D E R I N Ü t X | 1 4 9
f
De parabel van de wijze en de
dwaze maagden
1 5 0 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
atour genoemd, waaromheen een sluier
gedrapeerd is op de hoofden van de
modieuze dames, laat een meer precieze
datering toe tussen circa 1470-1485.
Ook het lang en smal profiel van deze
vrouwen waarbij de borst weinig
ontwikkeld is, de buikpartij daarentegen fel
benadrukt, past in dit modebeeld.
Iconografisch is deze muurschildering
volledig geïnspireerd op een voorstelling
uit een blokboek van de Spiegel van de
menselijke behoudenis, circa 1470
{Speculum humanaesalvationis.
Ein niederldndisches Blockbuch, ed. Kloss E.,
München, 1925).
De besproken legendarische en bijbelse
voorstellingen passen volkomen in de
middeleeuwse becldwereld van de
begijnen, die onder meer een uitgesproken
voorkeur voor vrouwelijke heiligen
vertoont: Veronica, Maria Magdalena en
Barbara zijn hiervan duidelijke voorbeelden. Ook de parabel van de vijf wijze
en de vijf dwaze maagden met het thema
van de goddelijke bruidegom, dat ook
thuishoort binnen de algemene Laatste
Oordeels-iconografie, werd hier vertaald
naar de leefwereld van de begijnen
(bruidsmystiek en personifiëring van
deugden en ondeugden).
Een ander specifiek thema, de passie van
Christus, kwam aan bod in de kwaliteitsvolle 16de-eeuwse schildering van de
Kruisafneming ten zuiden van het westportaal.
Muurschilderingen in begijnhofkerken zijn
unieke bronnen voor de studie van de
begijneniconografie, omdat zij vast met het
gebouw verbonden zijn, en de herkomst van
de voorstellingen dus onbetwist is.
Vermeldenswaard is nog het 14de-eeuws
decor van wit imitatie-voegwerk op grijze
ondergrond, dat in de sacristie werd aangetroffen, goed beschermd door de 18deeeuwse lambrizering.
Ook op de noordelijke wand van het koor
bevonden zich nog belangrijke resten van
hetzelfde beschilderingssysteem, onder het
Geboortetafereel. Een klein gedeelte hiervan
is nog zichtbaar.
Tijdens de recente restauratiewerken
(1978-1985) werden alle wanden van de
Sint-Jan-de-Doperkerk systematisch onderzocht op de aanwezigheid van muurschilderingen, door Michel Savko van het
Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. De hierboven vermelde taferelen
en fragmenten kwamen hierbij aan het
licht. De restauratie gebeurde in het voormeld Instituut. Wegens de zeer slechte
toestand van het bakstenen parement, de
uitzonderlijk hoge vochtigheidsgraad van
de muren en een zeer hoge concentratie
van zouten tussen de muur en de pleisterlaag, werden de schilderingen afgenomen
en op een nieuwe drager geplaatst.
Zij werden na deze behandeling opnieuw
in de kerk aangebracht. Waar twee
taferelen gesuperponeerd waren, werden
deze gescheiden. De damastpatronen die
men aantrof op de oostelijke muur achter
het hoofdaltaar, zijn om reden van zichtbaarheid op de zuidermuur aangebracht.
Zo ook is een (engel?)figuur die zich in de
dichtgemetselde dagkant van de zuidelijke
paradijspoort bevond, verplaatst naar de
noordermuur. De zwarte contourschilderingen op dezelfde muur dateren uit de
17de eeuw. Het Geboortetafereel is nog
niet behandeld.
Bibliografie
Bergmans A., De Maegd C , ülyslagcr W. A., en
Vandc Gaer D., De Sint-Jan-de-Doperkerk van het
groot begijnhof in Leuven, in M&L, jg. 4, nr. 4, 1985,
p. 6-27.
GIDS
MUURSCHILDERINGEN
1
•
De sacristie van de prediklierenkerk is de
voormalige kapittelzaal van het
dominicanerklooster. Zij heeft een bijna
vierkante plattegrond en bestaat uit twee
traveeën, die elk overkluisd worden met
een paar vierdelige gewelven. De ribben
met amandelvormig profiel vallen in het
midden neer op een smalle centrale zuil
(het vloerpeil is in de loop der eeuwen
circa 1.20 m verhoogd). Op de muren en
de gewelven zijn sedert lang onder de
afbladderende kalk kleine fragmenten
zichtbaar van een middeleeuwse
beschildering. Recent onderzoek in functie
van de restauratie kon bevestigen dat
onder een vijfentwintigtal kalklagen een
merkwaardige architectuurpolychromie
bewaard is gebleven. Vanuit kunsthistorisch oogpunt zijn deze schilderingen
van uitzonderlijk belang.
Het betreft de oorspronkelijke beschildering van deze 13de-eeuwse constructie, die
Leuven, Onze-Lieve-Vrouw-terPredikherenkerk
De oudste gotische kerk van
Leuven is de voormalige
kloosterkerk van de
dominicanen of predikheren.
Een eerste bouwcampagne
van 1250 tot 1276 betrofhet
koor en de aansluitende vier
oostelijke traveeën.
Pas in de tweede helft van de
14de eeuw werden de
westelijke traveeën gebouwd.
Het interieur is in 1763-1764
met stucwerk versierd.
de ruimte volledig geleedt en versiert.
Zowel de muurvlakken als de gewelfvelden, de gewelfribben en de scheibogen,
zijn met decoratieve patronen beschilderd.
Op de muren en de gewelfschelpen is voor
zover de beperkte steekproeven aantonen
overwegend een eenvoudig imitatievoegwerk aangebracht: een smal rood
voegennet in het midden van een bredere
witte streep, op okeren grond.
Dit geschilderd voegwerk komt zoals
gebruikelijk in het geheel niet overeen met
het onderliggende natuurstenen parement,
doch is veel regelmatiger.
Op de gewelfribben en de gordelbogen
ontwikkelen zich drukke ornamentbanden
met motieven als trappenfriezen, diagonaal
gelegde strepen, S-vormig lopend bladwerk, palmetten en driehoekige tandfriezen.
Stilistisch is dit ornamenteel decor in de
bouwtijd, de tweede helft van de dertiende
eeuw, dateerbaar. Het illustreert ten dele
1 5 2 | GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N
nog de doorlevende romaanse traditie,
zoals die ook herkenbaar is in de sculptuur
van de hoekconsoles. Dit is normaal als
men weet dat er in dezelfde tijd te Leuven
nog in romaanse stijl gebouwd wordt.
In de kerk zelf, meer bepaald in de kapconstructie zijn ook nog verschillende laatromaanse kenmerken te onderscheiden.
De beschildering van de sacristie bevestigt
dus de situering van het gebouwencomplex
in volle overgangsfase van romaanse naar
gotische architectuur, zoals die zich in de
Zuidelijke Nederlanden in de 13de eeuw
voltrok.
Zowel door hun hoge ouderdom als door
de volledige bewaring van het decoratieschema zijn deze schilderingen uniek voor
ons land. Zij illustreren hoe architectuur
en beschildering in de middeleeuwen een
onverbreekbaar geheel vormden, en
verduidelijken de gcledcndc, ondersteunende maar ook de versierende functie
die de beschildering in deze periode had.
Dit belangrijk decor bleef bewaard dank zij
het feit dat het gebouw nooit gerestaureerd
werd.
In 1992 en 1993 werd een onderzoek naar
materialen en technieken uitgevoerd door
Walter Schudel van het Koninklijk
Instituut voor het Kunstpatrimonium,
alsook vrijleggingsproeven. Het eindrapport is in voorbereiding.
Bibliografie:
(bouwgeschiedenis) Roorj-ck M. De architectuur van
de O.-L.-Vrouwkerk-ter-Predikheren en van het
voormalig dominikanenklooster op 's Hertogeneiland te
Leuven (onuitg. lic.verh.), Leuven, 1979; ld..
Een betere datering voor de kerk van O. L. Vrouw-tcrPredikhcren, in Mededelingen van de Geschied- en
oudheidkundige kring voor Leuven en omgeving, 1980,
p. 3-36.
2
3
Zicht in de sacristie tijdens het
uitvoeren van de steekproeven
Sondering van de geschilderde
ribben
Sondering van een gewelfvlak
met voegenbcschildering
GIDS ML'URSCHII.DERINGHN
| 153
Op de noordelijke en zuidelijke wand van
het koor was eertijds in lange registers de
legende van de heilige Kwinten voorgesteld.
Met uitzondering van twee taferelen op de
zuidwand, vlak naast de toegang tot de
sacristie, resten hiervan uitsluitend nog
vage kleuren. Enkele jaren geleden werden
daarom de koorbanken teruggeplaatst op
enige afstand van het muurvlak. Thans zijn
enkel de twee leesbare taferelen zichtbaar.
De heilige Kwinten werd als zoon van een
Romeins senator geboren in de tweede
helft van de derde eeuw. Hij verzaakte aan
alle rijkdom, bekeerde zich tot het christendom, en trok rond het jaar 300 naar de
streek van Amiens om er zijn geloof te
prediken. Daar werd hij gevangen gezet,
vreselijk gemarteld, en uiteindelijk
onthoofd. Zijn hoofd en lichaam werden
in de Somme geworpen. Op aanwijzing
van een engel, trof de blinde Romeinse
dame Euscbia ze daar vijftig jaar later aan.
Leuven, Sint-Kwintenskerk
De gotische SintKwintcnskcrk verving een
laat-romaans bedehuis uit
het begin van de 13de eeuw.
De aanvang van de bouw
van het koor wordt
traditioneel gesitueerd rond
1445; de muursehilderingen
spreken dit echter tegen.
Daarop volgden het transept
(1460-1490) en het schip
(1500-1535). De SintKwintenskcrk was tijdens de
middeleeuwen een zeer
belangrijk bedevaartsoord.
intact op het water dobberend. Zij begroef
de heilige in Saint-Quentin, en kreeg
hierop het gezicht terug.
Het is de Vinding van het lichaam en het
hoofd van de heilige Kwinten in de Somme,
die op de zuidelijke koorwand nog zichtbaar is. Vlak naast de koorbank zien we de
menner van de rijdieren, die de kar van
Eusebia voorttrekt. Daarnaast is de
Romeinse dame zelf voorgesteld, gesluierd
en in een lang gewaad, terwijl zij het hoofd
van de heilige draagt. Het gemartelde
lichaam met gekruiste armen op de
buikpartij, vertoont bloedspatten.
Onder de nagels zitten nog de spijkers
waarmee de heilige gepijnigd werd.
Verklarende teksten of tituli zijn onder de
voorstelling aangebracht.
In de sacristie van de Sint-Kwintenskerk
werd in de 19de eeuw een geïllustreerde
rol ontdekt met het leven van de heilige
Kwinten. De kerkfabriek verkocht dit
154
ÜIDS
MUURSCHILDERINGEN
perkamenten handschrift in 1904 aan de
Koninklijke Bibliotheek te Brussel (Ms. II
3189). Vermoedelijk ontstaan circa 13501360 in Saint-Quentin, Noord-Frankrijk,
wordt de rol toegeschreven aan een
kunstenaar, afkomstig uit of beïnvloed
door het Brabants milieu.
De taferelen op deze rol (168 x 808 cm)
stonden vermoedelijk model voor de cyclus
die op de koormuren van de kerk
geschilderd werd. Dit blijkt althans bij de
zichtbare taferelen.
De specifieke vorm van dit modclhandschrift, de rotulus, werd in de middeleeuwen vaak aangewend als inspiratiebron
bij het vervaardigen van kunstwerken.
Een datering van de schilderingen in de
16de eeuw, waarbij als terminus post quem
gesuggereerd.
De blonde haarkrullen van de heilige zijn
gehoogd met fijne lichte en donkerder
borstelstrepen; zwarte lijnen accentueren
het bruine haar van de wagenmenner.
Het gelaat van de personages is met witte
penseelstreken verlevendigd. Al deze
stijlkenmerken vindt men terug in de
schilderkunst van rond 1400.
Daarom dienen de schilderingen in deze
periode gesitueerd.
Deze datering impliceert dat de bouwgeschiedenis, die op weinig zeggende
documenten berust, en die de aanvang van
de bouw van het koor in 1445 plaatst,
moet worden herzien.
Het vinden van het lichaam en
het hoofd van de heilige
Kwinten in de Somme
De muurschilderingen werden vermoedelijk een eerste maal ontdekt tijdens de
restauratiewerken onder leiding van Pieter
Langerock, in het begin van deze eeuw.
Tijdens een plaatsbezoek van de
Koninklijke commissie voor monumenten
op 15 januari 1903, was er immers sprake
van erg aangetaste geschilderde
fragmenten, die evenwel nog duidelijke
personages vertoonden.
Na hun "herontdekking" in 1969, op het
einde van de jongste restauratiewerken aan
de kerk, werd de cyclus met de legende van
de heilige Kwinten vrijgelegd en geconserveerd door het Koninklijk Instituut voor
het Kunstpatrimonium.
een in het pleisterwerk aangetroffen sterk
afgesleten muntstuk van 1489-1490 gold,
dient hier met klem te worden weerlegd.
Ook de toeschrijving aan de Leuvense
stadsschilder Hubert Stuerbout, die
samenhangt met een datering circa 14531458 kan niet weerhouden worden.
De stijl van de schilderingen, die gekenmerkt wordt door een grote expressiviteit,
hoort in het geheel niet thuis in de Zuidnedcrlandse schilderkunst van het midden
van de 15de eeuw. De schildering is zeer
verfijnd. Het naakte lichaam van de heilige
Kwinten en de aangezichten zijn op een
trefzekere manier gemodelleerd met
grijstinten. Het zware en volumineuze
hoofd van de heilige contrasteert sterk met
de eerder kleine en verfijnde aangezichten
van de andere figuren. Misschien wordt
hier de opzwelling door het water
Bibliografie
Bulletin des Commissions royales d'art et d'archéologie,
jg. 42, 1903, p. 38-40; Bulletin van bet Koninklijk
Instituut voor het Kunstpatrimonium, 12, 1970,
p. 289; Steyaert E., De geïllustreerde rol met de legende
van Sint-Kwinten uit de Koninklijke Bibliotheek
Albert l te Brussel. Een kunsthistorische studie
(onuitg. lic. verh.), Leuven, 1976.
GIDS
MUURSCHILDERINGEN
I 155
In het kloosterpand kwamen tijdens de
restauratiewerken in 1902 verschillende
sporen van beschildering aan het licht, die
grotendeels vernield werden.
De vervaagde kleuren op het lavatorium in
de zuidelijke arm, naast de toegangsdeur
tot de refter, bieden nog een zwakke
afglans van de middeleeuwse architectuurpolychromie.
Ook in de oostelijke gang zijn nog vage
sporen aanwezig van vermoedelijk de
oorspronkelijke beschildering. Zij bevinden
zich op de zwik aan de binnenzijde van de
dubbele archeologisch gepresenteerde
gotische spitsbogen uit een oudere bouwfase (thans museumruimte).
In het begin van deze eeuw ontdekte men
in het pand onder meer nog levensgrote
personages, die met een tussenruimte van
anderhalve meter op de muren geschilderd
waren tegen een bruinrode achtergrond.
Zij werden in de 13de eeuw gedateerd.
Hieraan besteedde men niet de nodige
Leuven, Parkabdij te Heverlee
Het uniek complex van de
Parkabdij der norbertijnen is
gelegen aan de rand van de
stad Leuven. De poortgebouwen met watermolen en
provisorenhuis,
de hoevegebouwen met
stallingen en schuur,
de monumentale kerk,
het klooster en het gastenkwartier zijn de elementen van
een klassiek abdijtype dat door
de benedictijnen verspreid
werd. De datering van de
verschillende onderdelen
varieert van de 13de tot de
18de eeuw.
zorgen, zodat zij vandaag niet meer zichtbaar zijn.
Op het timpaan van de romaanse deuropening die eertijds toegang verleende tot
de kerk, in de noordelijke gang, bevindt
zich een Annunciatie. De voorstelling is
gesitueerd in een interieur met zwart-gele
tegelvloer en tegen een rode achtergrond,
bezaaid met bloemmotieven.
Links verschijnt de boodschappende engel
met een tekstbanderol waarop de woorden
\-
L
1 5 6 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
" Ave gratia plena D(omi)nns tecum"
(Gegroet gij vol van genade, de Heer zij
met u) nog slechts ten dele zichtbaar zijn.
Hij draagt een wit kleed met daarboven
een groene, met rood gevoerde koorkap.
In de hand houdt hij een bodestaf.
Rechts zit Maria in een wit gewaad
geknield aan een bidstoel. Zij antwoordt
"fiar mihi secundum verbum tuum"
(Mij geschiede naar uw woord).
Tussen beiden staat een vaas met lelies.
De bloemen duidden er oorspronkelijk op
dat de gebeurtenis in de lente plaatsvond;
later werden de lelies ook geïnterpreteerd
als symbool van Maria's zuiverheid.
Helemaal bovenaan verschijnt God de
vader als halffiguur.
Verschillende andere details zijn door de
slechte toestand verloren gegaan.
De muurschildering is dringend aan een
behandeling toe.
Deze Annunciatie wordt traditioneel
toegeschreven aan de Leuvense schilder
Hubert Stuerbout, die volgens een
rekening in 1445 onder meer aan het
vertrek van de abt en aan de gewelven van
het kloosterpand werkzaam was.
Hij verrichtte talrijke decoratiewerken in
de stad, en stoffeerde onder meer de grote
sluitsteen in het koor van de Sint-Pieterskerk.
Stilistisch kan de schildering in ieder geval
in deze tijd gesitueerd worden. De iconografie is volledig conform aan de gelijktijdige voorbeelden uit de Zuidnederlandse
schilder- en miniatuurkunst.
Dat het abtskwartier van de Parkabdij,
gelegen achter de westelijke arm van de
kloostergang, ook al veel vroeger
met muurschilderingen versierd werd,
heeft een interessante vondst in 1974
aangetoond. In het derde salon van deze
vleugel ontdekte men op de buitenmuur
en op de wand aan de pandzijde,
verschillende zeer kleine fragmenten van
een kamerdecoratie, die in zes registers was
onderverdeeld. Diverse siermotieven,
teksten, polychrome banden en ook talrijke
figuratieve details werden er aangetroffen.
Een opvallende Christusfiguur, herders,
schapen en gestileerde bomen maakten
deel uit van een verhaal, dat gezien de
uiterst fragmentair bewaarde toestand niet
geïdentificeerd kon worden.
De tekening van deze fragmenten is zeer
eenvoudig en grafisch. Met eenvoudige
penseeltrekken zijn de haren, de mond, de
rechte neus en de spits uitlopende ogen
van de figuren geschilderd.
Een datering in een brede tijdspanne rond
1300 kan aangenomen worden.
Hiermee staat vast dat de kern van het
abtskwartier ouder is dan tot nu toe werd
aangenomen.
Deze schilderingen zijn bewaard achter
een bcspanning, doch niet zichtbaar voor
het publiek.
Ook in het zogenaamde vierde salon vlak
naast de voornoemde kamer werden
tijdens een onderzoek in 1993 minieme
fragmenten van vermoedelijk gelijktijdige
muurschilderingen waargenomen. Zij zijn
afgedekt met Japans papier. Voor de recent
uitgevoerde restauratie van deze kamer
werd immers geopteerd voor een
herwaardering van de 18de-eeuwse
monochroom witte toestand op het
stucplafond en op de wanden (met grijze
stootplint).
2
3
De Boodschap van de engel
aan Maria op een timpaan
2-3.
Twee figuren uit een
schildering in één van de salons
Bibliografie
Revue de l'art chrétien, jg. 45, 1902, p. 268; Cloquet
L., Abbaye de Pare, in Revue de l'art chrétien, jg. 45,
1902, p. 315-318; Jansen J.E., La peinture d l'abbaye
du Rare et catalogue histonque et descriptifdes
tableaux, in Annates de t'Académie royale d'archéotqgie
deBelj/ique, 62, 1911, p. 121 124, 224; Philippe ].,
1953, p. 574-575; ld., 1966, p. 354, 355, 357;
Dejjtans van Prémontré (tent. cat.), Leuven, 1973,
p. 59; Dederen J.M., Vondsten..., onuitg. nota, 1974;
Grootaers J., Lieverlee Parkabdij. Restauratie salon 4.
Vooronderzoeken, onuitg. rapport, 1993.
ÜIDS M U U R S C H I I D E R I N G E N | 1 5 7
Boven de massieve vierkante pijlers in de
middenbeuk ontplooien zich vroeggotische voorstellingen, die gesitueerd
kunnen worden in de 14de eeuw. Ze zijn
merkwaardig qua stijl en iconografie, maar
hun bewaringstoestand is zeer fragmentair
en ze zijn moeilijk leesbaar.
De muurschilderingen op de zuidelijke
kant zijn relatief gezien het best bewaard.
Te beginnen aan het koor vermelden we
volgende iconografische thema's: de
Marteling van de heilige Barbara, de
heilige Catharina met het rad, de heilige
Margaretha van Antiochië met de draak,
het Kaarsenwonder van de heiligen
Harlindis en Relindis, twee mannelijke
heiligen {apostelen Petrus en Paulus?) en
Johannes de Doper die de komst van
Christus aankondigt.
Op de noordwand zijn de taferelen
moeilijker te identificeren: Joris met de
draak, Vlucht naar Egypte of de heilige
MAASEIK, Sint-Annakerk te Aldeneik
De oude kapittelkerk van
Aldeneik bij Maaseik heeft een
schip uit de tweede helft van
de 12de eeuw, een westbouw
in kalksteen uit de 13de eeuw
en een vroeggotisch koor uit
het einde van die eeuw.
In 1855 werden zijbeuken
aangebouwd. Tijdens een
ingrijpende restauratie in
1875-90 door architect
Mathieu Christiaens uit
Tongeren werden praktisch de
ganse westbouw en toren
herbouwd. De middenbeuk
heeft een vlakke houten
zoldering. Het koor en de
toren zijn met gotische
ribgewelven overkluisd.
Martinus, twee geknielde figuren met een
rechtstaand personage, figuur met staf en
zegenend gebaar, dit alles met de nodige
vraagtekens.
Naast de populaire maaslandse heiligen
treffen we hier dus ook illustraties aan van
plaatselijke legendes. De traditie wil dat de
twee gezusters Harlindis en Relindis in de
8ste eeuw in Aldeneik het eerste vrouwenklooster uit de streek stichten. Ze helpen
zelfs eigenhandig mee aan de bouw van
het oudste bedehuis, door stenen uit de
Maasvallei tot in Aldeneik te dragen.
Hun vader, die hiervan niet op de hoogte
was, betrapt hen op een dag en vraagt hen
wat ze in hun schoot dragen.
Ze antwoorden verschrikt dat het rozen
zijn en als bij mirakel is dit ook zo.
Volgens de overlevering, want het is niet
meer leesbaar, zou dit Rozcnmirakel
voorgesteld zijn op de derde pijler van de
noordmuur (?).
Een ander voorval uit hun leven is het
zogenaamde Kaarsenwonder, waarbij een
duivel de kaarsen voor het Mariabeeld
uitdooft, waarna een engel ze terug
aansteekt. Een dergelijk verhaal komt ook
voor in de legende van de heilige
Genoveva van Parijs, die in Limburg een
grote verering genoot en vaak werd voorgesteld: een afzonderlijke voorstelling in de
begijnhofkerk te Sint-Truiden en de uitgebreide legende in verschillende scènes op
de transeptmuur in de Sint-Genovevakerk
te Zepperen.
Technisch kan men van deze schilderingen
noteren dat ze geschilderd werden op een
drager van mergelsteen en een dunne
preparatielaag van ruwe kalkmelk met een
fijne charge. Deze preparatielaag treft men
ook aan bij de oudste voorstellingen in de
begijnhofkerk van Sint-Truiden
(circa 1300).
Aquarel van C. Tulpinck met links het Kaarsenwonder
en rechts twee apostelen
(Koninklijke musea voor kunst en geschiedenis
Brussel)
Links de marteling van de heilige Barbara en rechts de
heilige Catharina met het wiel
1 5 8 1 GIDS
MUURSCHILDERINGEN
Het kleurenpalet is zeer beperkt:
hoofdzakelijk rode aardekleuren.
Stilistisch werd reeds door J. Philippe
gewezen op de verwantschap van deze
schilderingen met de afbeeldingen in het
schetsboek van Villard de Honnecourt.
De franse invloed in deze periode is
trouwens duidelijk waarneembaar in het
ganse Maasland. In het begin van de 13de
eeuw werd in het hof van Luik de franse
taal gegeneraliseerd, hetgeen de weg
opende voor een nog grotere invloed in
het ganse diocees van Luik.
Vergelijkbare schilderingen in het
Brabantse zijn de oudste voorstellingen in
de Sint-Jan de Doperkerk te Leuven,
die eveneens in de 14de eeuw gedateerd
worden. We vinden hier eenzelfde sobere
lijnvoering en een beperkt kleurenpalet,
waarbij men onwillekeurig eerder aan
tekeningen dan aan muurschilderingen
denkt. We stippen ook nog aan dat
Camille Tulpinck tijdens zijn rondreizen
langs de Belgische muurschilderingen ook
Aldeneik aandeed en er twee voorstellingen op aquarel vastlegde: de
Marteling van de heilige Barbara en de
heilige Margaretha met de draak. Men kan
/
a
|
M^.
opmerken dat de schilderingen toen reeds
in een slechte toestand van bewaring waren
en dat er bepaalde gedeeltes ontbraken.
De voorstellingen werden tijdens vorige
eeuw ontdekt en vrijgelegd tijdens de
ontpleistering van het interieur, maar
werden toen niet gefixeerd noch
behandeld. Ze waren in slechte toestand,
toen ze in 1991 door Profiel en onder
leiding van Walter Schudel gerestaureerd
werden.
Links de marteling van de
heilige Barbara en rechts de
heilige Margaretha met de
draak op een aquarel van
C. Tulpinck
(Koninklijke musea voor kunst
en geschiedenis Brussel)
Bibliografie
Annates de ta Federation historique et archéologique de
Bdgique, 16, (Brugge, 1903), p. 249-250;
Clemen P., Die romanische Monumentatmaterei in
den Rheintanden, Düsseldorf, 1916, fig. 271;
Rousseau H., 1926, p. 30, nrs. 252 en 253; Philippe
J., 1955, p. 567-568; Schudel W., St. Annakerk
Aldeneik. Restauratie van Mde-eeuwse
muurschilderingen, (onuitg. restauratieverslag, 1991)
GIDS
MUURSCHILDERINGEN
| 159
De heilige Thomas onder een
baldakijn
Op de zuilen van de Sint-Catharinakerk
zijn apostelfiguren geschilderd onder een
tentbaldakijn.
De apostelen dragen een lang kleed met
daarboven een mantel, en zijn zoals steeds
blootvoets voorgesteld. In de hand houden
zij hun attribuut vast. Het hoofd is omgeven door een nimbus.
Aan de noordzijde van oost naar west is
vooreerst de apostel Jacobus de Mindere of
Judas Thaddeus voorgesteld. Beiden
werden doodgeslagen met een knots, het
marteltuig dat hier als attribuut gedragen
wordt.
Op de volgende zuil staat Thomas.
Hij heeft een winkelhaak vast, omdat hij
een paleis zou bouwen voor de Indische
koning Gundifar. In plaats van een aardse
woonstede bezorgde hij de vorst echter
een hemels paleis. Het geld dat Thomas
voor de bouw gekregen had, deelde hij
M A C H E L E N , Sint-Catharinakerk
te Diegem
De parochiekerk SintCatharina is een druk
bezochte bedevaartsplaats
van Sint-Cornelis. Zij werd
opgetrokken in de plaatselijke natuursteen, tijdens de
15de en de I6de eeuw, en
behoort tot de Brabantse
laatgotiek. De kenmerkende
vieringstoren rust op een
oudere onderbouw van
circa 1400.
immers uit aan de armen, en de koning
bekeerde zich tot het christendom.
Op de derde zuil zijn resten waarneembaar
van vermoedelijk Jacobus de Meerdere, met
het zwaard in zijn rechterhand en zijn
afgehouwen hoofd in de rechter.
Camille Tulpinck aquarclleerde deze drie
apostelen.
De schilderingen op de zuilen van de zuidzijde zijn volstrekt onleesbaar geworden.
De figuren zijn bijna levensgroot voorgesteld als zuilbcelden, staande op een
gesculpteerde sokkel in grijze steenkleur.
Deze thematiek gaat terug op de idee dat
de apostelen de steunpilaren van de kerk
zijn. Reeds Paulus verwoordde deze
vergelijking in een brief aan de Gallaten
(2, 9), en ook volgens het Boek der openbaring (21, 14) heeft het Hemels
Jeruzalem twaalf grondvesten die de
namen der apostelen dragen.
In talrijke kerken werden apostelen op de
zuilen geschilderd. Enkele voorbeelden
1 6 0 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
zijn de Kapellekerk te Brussel, de SintAmbrosiuskerk te Dilbeek, de Sint
Jacobskerk te Gent, de Sint-Martinuskcrk
te Meise en te Westmalle (Malle).
Hoewel de figuren van Diegem volop in de
16de eeuw te situeren zijn, is het concept
nog volledig gotisch. De uitgelengde
figuren en de smalle schouders zijn
kenmerkend voor de laat-gotiek.
De apostelen werden ontdekt in 1895,
naar aanleiding van de ontpleisteringswerken. Bij wijze van proef werd de apostel
Thomas gerestaureerd. De kerkfabriek was
hierover niet enthousiast. Niettegenstaande
haar uitdrukkelijke wens om de schilderingen te verwijderen, en de zuilen te laten
"harmoniëren" met de rest van het
ontpleisterde interieur, opteerde de
Koninklijke commissie voor monumenten
voor hun behoud.
In 1981 werden de schilderingen gefixeerd
door de conserveringsploeg van het
Bestuur Monumenten en Landschappen.
±Z- 1
In de sacristie ten noorden van het koor is
op de oostelijke muur een Kruisiging
aanwezig. Een textielschildering van rode
damast met granaatappelmotief vormt de
achtergrond van dit kleine tafereel.
Christus hangt aan het kruis, dat staat op
een groene grond. Het ietwat gedrongen
lichaam, is zeer plastisch uitgewerkt.
De compositie is rustig.
De schildering kan gedateerd worden in
het derde kwart van de 15de eeuw, en
verwijst naar de gelijktijdige Zuidnederlandse paneelschilderkunst.
De sacristie bewaart nog haar originele
pleisterlagen.
Drie apostelen op de pijlers:
Jakobus de Meerdere met zijn
hoofd in de hand. Jakobus de
Mindere met een knots en
Thomas met de winkelhaak op
een aquarel van C. Tulpinck
(Koninklijke musea voor kunst
en geschiedenis Brussel)
Kleine muurschildering in de
sacristie met een voorstelling
van de gekruisigde Christus
Bibliografie
Bulletin des Commissions royales d'art et A'arehéologie,
jg. 34, 1895, p. 129 en jg. 36, 1897, p. 17-18;
Rousseau H., 1926, p. 6, nr.56; Philippe J., 1958,
p. 61; Davidts J., De kerk van Diegem, s.l., 1963,
p. 92-93.
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N
161
Op de oostelijke muur van het zuidertransept zijn in de blinde gotische spitsboognissen enkele fragmenten bewaard
van de middeleeuwse beschildering.
Gedeeltelijk achter het marmeren altaar
van de heilige Anna verborgen, is Sint-Jande-Doper ten voeten uit afgebeeld.
Hij draagt een lange baard, een geelbruine
kemelharen mantel met rode voering, en is
blootvocts. In zijn linkerhand houdt hij
een lam vast en een kruisstaf waaraan een
banderol bevestigd is met de deels
verdwenen woorden "Ecce ajjnus (Dei) ecce
qui t(ollitpeccata mundi)" (Zie het Lam
Gods dat wegneemt de zonden van de
wereld).
Op de grond onder zijn voeten groeien
bloemen, en ontwikkelt zich vanuit de
links gelegen blindnis een tweede banderol
met de tekst "Inter natos mulierum non
surrexit maior Johanne Baptista" (Onder
de kinderen der vrouwen is er geen grotere
Mechelen, Sint-Romboutskerk
Ingeplant in de kern van
Meehelen domineert de
monumentale westertoren van
de Sint-Romboutskerk het
stadsbeeld. De bouw verliep
over verschillende eeuwen en
in twee grote campagnes:
13de-eerste helft 14de en
tweede helft 14dc-16de eeuw.
Beroemde bouwmeesters als
Jan van Osy en de familie
Keldermans verbonden hun
naam aan deze kerk, die geldt
als het prototype van de
Brabantse hoog-gotiek.
dan Johannes de Doper). De groene
achtergrond is dicht bezaaid met gouden
bloemmotieven.
Sint-Jan-de-Dopcr, de voorloper van
Christus, is hier voorgesteld als asceet en
boeteprediker zoals hij in de woestijn
leefde. Daar doopte hij zijn volgelingen en
ook Christus, die hij het Lam Gods
noemde, dat de zonde der wereld wegneemt. Vandaar het attribuut en de tekstbanderol.
Achter het 17de-eeuws schilderij van het
altaar zijn in de blindnissen nog andere
resten van schilderingen bewaard.
Links van Sint-Jan-de-Doper een banderol
met de woorden Egro vox clamantis in
desertoparate viam domini (Ik ben de stem
van een roepende in de woestijn: maakt
recht de weg des Heren), die in de
literatuur met een tweede (verdwenen)
voorstelling van Johannes de Doper
verbonden wordt.
Hiernaast in de volgende nis bevinden zich
tegen een rode achtergrond twee heiligenfiguren. Links de heilige Alexis, voorgesteld
als pelgrim in een grijs gewaad en met
breedgerande omgeslagen hoed. In zijn
rechterhand draagt hij een wandelstok en
links een boek. Het grootste deel van zijn
leven leefde deze zoon van een rijk en
voornaam Romeins senator als pelgrim en
vrome bedelaar. Pas na zijn dood werd hij
herkend aan een tekst (het boek) die hij bij
zich droeg.
Rechts staat de heilige Dorothea met in de
linkerhand een mandje met bloemen en
vruchten. Volgens de legende schonk zij
dit, toen zij omwille van haar geloof
onthoofd werd, aan de spottende advocaat
Theophilus. Deze bekeerde zich hierop tot
het christendom en werd zelf martelaar.
Van boven uit reikt een engel Dorothea
het korfje aan en bloeiende takken.
Stilistisch vertoont Johannes de Doper de
kenmerken van de gotische stijl van rond
1400. Het is een monumentale, statische
figuur die als het ware naar voren treedt en
zich tegen de achtergrond afzet.
De schildering is naturalistisch.
Opvallend is de modellering van het aan-
162 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
Bressers, is deze schildering eenvoudiger
qua houding en expressie. De uitwerking
lijkt grafischer en schijnbaar minder
bewogen. De compositie is rustiger en
evenwichtig. Onder voorbehoud wordt zij
daarom omstreeks 1420 geplaatst.
De heilige Johannes de
Doper, Kalf verborgen achter
een later aangebracht altaar
De muurschilderingen in de blindnissen
van het zuidertransept werden ontdekt in
1899, bij het wegnemen van het schilderij
van Antoon Van Dyck uit het marmeren
altaar van Sint-Anna. Zij zaten volledig
verborgen achter een bakstenen muur die
tegen de gotische blindnissen was gebouwd.
Restauratie in 1974 door het Koninklijk
Instituut voor het Kunstpatrimonium,
onder leiding van Michel Savko.
In 1985 legde een onderzoek door Johan
Grootaers verschillende elementen bloot
van de originele architectuurpolychromie,
onder meer op 13de-eeuwse bouwonderdelen.
Wi\
|»%
Op diverse plaatsen in de kranskapellen
zijn ook nog sporen zichtbaar van
decoratieve schilderingen, als emblemen van
gilden en blazoenen daterend uit de I5dc16de eeuw. Meerdere hiervan werden
rond het midden van de 19de eeuw
gedocumenteerd door Jean-Baptiste de
Noter (1786-1855) en A. Van den Eynde
(Mechelen, Stadsarchiefen Archief van de
kerkfabriek Sint-Rombouts), toen de
witsellagen in de kooromgang en de
aangrenzende kapellen verwijderd werden.
'\
't' * **.~'1Kji.':^ > f
Decoratieve beschildering met
driepasbogen in de
noordelijke kapittelzaal
,
gezicht, van benen en handen, waarbij de
lichtinval door een lichte toets gesuggereerd wordt.
De figuren van Alexis en Dorothea zijn dus
niet zichtbaar. Te oordelen naar de beschikbare zwart-wit foto's, naar de aquarel van
Tulpinck, en naar de kopie door het atelier
Bibliografie
Van Caster G., Déeouverte archéohgiqm d l'éjjlise
métropolitainc de Saint-Rombaut d Malmes, in
Bulletin du Cerele avchéologique, littéraire et artistique
de Malines, 10, 1900, p. 11-20; ld.. Rapport sur l'état
des peintures murales découvertes en Belgique, in
Bulletin des Commissions royales d'art et d'archéologie,
jg.43, 1904, p. 290-299; Laenen J., Histoire de l'èglise
métropolitaine de Saint-Rombaut d Malines, 2 dln.,
Mechelen, 1919-1920, passim; Rousseau H., 1926,
(1 14, nr. 124; Grootaers J., Sint-Romboutskathedraal
Mechelen. Vooronderzoek naar muur- en gewelfschilderingen en afwerkingslagen, onuitg. rapport,
1985.
Kopie door het atelier Bressers van de heiligen Alexis
en Dorothea, thans onzichtbaar achter een altaar
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 6 3
De crypte van de Sint-Eligiuskerk te Eine,
waarvan nog slechts het onderste gedeelte
tot circa 1,50 m hoogte bewaard is, telde
oorspronkelijk drie korte beuken en drie
traveeën, afgesloten met een halfronde
apsis. Op alle bouwonderdelen zijn nog
restanten van de romaanse muurbeschildering bewaard. In de apsis en op
de pijlers zien we een mooie en verzorgde
decoratie van gordijnschilderingen en
daarboven friezen met aan de ene zijde een
bladmotief en langs de andere kant een
grecamotief. Op de pijlers zijn ronde
medaillons in het rood, waarin witte
leeuwen uitgespaard zijn.
De rest van de muren is in een latere
periode vrij slordig versierd met rode
bloemen, rankwerk, vogels, ruitvormige
motieven en andere decoratieve patronen.
Op een blindnis in de zuidbeuk is een vrij
verwarde compositie zichtbaar, waar twee
OUDENAARDE,
Sint-Eligiuskerk te Eine
De Sint-Eligiuskerk,
gebouwd in Doornikse
breuksteen, bestaat uit een
driebeukig schip, transept en
een vrij grote koorpartij.
Teruggaand tot de 11 de eeuw
werd er in de loop der tijden
herhaalde keren vergroot en
verbouwd. Onder de thans
verhoogde koorvloer bevinden
zich de aanzetten van een
beschilderde crypte, die tijdens
opgravingen werd gevonden.
voorstellingen boven elkaar staan.
De bovenste is de ontmoeting van de
verrezen Christus met Magdalena in een
tuin. Dit motief, dat Noli me tangere (raak
me niet aan) genoemd wordt, is summier
weergegeven. De Christus met los
omgehangen mantel en een kruisvaan als
symbool van zijn verrijzenis, ontmoet
Magdalena die voor hem knielt. De tuin is
eenvoudig gesymboliseerd door een
dubbele boom links. Dit tafereel werd
spijtig genoeg beschadigd door het 'vrijleggen' van een onderliggende schildering,
waardoor het geheel elke leesbaarheid
verliest. Op een groenige grondkleur
verschijnt een gedeelte van een dier met de
tong uit de muil en een halsband.
Door problemen met een inadequaat
climatisatiesysteem en het gebruik van
onaangepaste bouwmaterialen dreigen de
schilderingen van deze crypte door vochtcondensatie verloren te gaan. Een spoedige
beredeneerde interventie dringt zich op.
164 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
B^H
Bibliografie
Devos P., De Sint-Eligiuskerk te Eine. Een romaanse
kollegiale en haar crypte. Gent, 1993.
1
3
2
4
12.
Twee details van decoratieve
versiering van de cryptemuren
Boognis met een Noli me
tangere, waaronder een
oudere schildering met een
dierenfiguur
Christus met de kruisv aan en
een boom van de romaansc
schildering, waaronder een
oudere schildering met een
dier
GIDS
MUURSCHILDERINGEN
| 165
Op het hoogveld van de oostmuur werden
bij het wegnemen van het orgelfront
restanten van oude pleisterlagen en
muurschilderingen aangetroffen. Uit de
bouwperiode (vroege 11de eeuw) rest nog
de beschildering in de dagkant van deze
muraalboog, waarop een gele rankwerkfries zichtbaar wordt.
Vóór het aanbrengen van de nieuwe
beschildering, waarbij de Majestas Domini
geschilderd werd, heeft men de oude
pleisterlaag ingekapt om ze beter te doen
hechten. In deze nog verse nieuwe mortellaag werden de cirkelvormige motieven en
omtreklijnen ingekrast. Alhoewel maar een
gedeelte van deze schildering bewaard
bleef, is ze toch van zeer groot belang,
zowel omwille van de vroege datering van
het tafereel als van de hoge schildertechnische en artistieke kwaliteit van het
fragment.
OUDENAARDE,
Sint-Laurentiuskerk te Ename
De 1 Ide-eeuwse SintLaurentiuskerk is gebouwd in
Doornikse breuksteen.
Het oorspronkelijk zaalkerkje
met vlakke koorsluiting werd
al vroeg verbouwd tot een
dubbclkorige basilicale kerk
met drie beuken, oosttoren en
westpartij.
De achtergrond van deze hiëratischc
voorstelling is het schitterend lapis lazuli
blauw. In een dubbele vierpasboog (?) in
geel, langs de binnenzijde nogmaals
afgeboord met groen (malachiet?), is een
versiering van wit rankwerk op donkere
achtergrond geschilderd. Bovenaan is deze
vierpas onderbroken (plaatsgebrek?).
In deze omkransing verschijnt een meer
dan levensgrote, monumentale Majestas
Domini, met in zijn linkerhand het opengeslagen Boek des Levens met de A (Alfa)
en de fl (Omega). Deze Christusfiguur is
gekleed in een rode mantel met gele
binnenvoering. Op het hoofd heeft hij een
kruisnimbus.
Kerst zijn de grote kleurvlakken ingevuld
en dan werden de zwarte omtrek- en
plooienlijnen geschilderd. Het gelaat is
bijzonder fijn afgewerkt, met mooie
nuances van licht naar donkerder carnaties,
typische rode kaken en gestileerde trekken.
Van de traditionele vier evangelisten-
1 6 6 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
symbolen is er slechts één bewaard, in de
rechterbovenhoek: de adelaar als symbool
van Johannes de Evangelist. De leeuw van
Marcus, de engel van Matthcus en de os
van Lucas zijn verdwenen. De adelaar,
waarvan de kop ontbreekt, is zeer levendig
uitgebeeld met opengeslagen vleugels.
Na herstellingswerkzaamheden
(gedeeltelijke instorting van deze boog, die
oorspronkelijk drie opengewerkte nissen
had) werd dit hoogveld opnieuw
gepleisterd, ditmaal zonder de resterende
oude mortellaag in te kappen.
Deze pleisterlaag is van wisselende dikte al
naargelang van de plaats. Hierop werd een
nieuwe beschildering aangebracht,
bestaande uit een halve cirkel van
vliegende en biddende engelen, die halflijfs
voorgesteld zijn en uit de boogrand lijken
te komen. Deze engelen zijn op een roze
grondlaag geschilderd, die enkel onder de
figuren gezet is. Ook hier werd de
plaatsing van de engelen en de nimbussen
in de pleisterlaag gekrast. De passerpunten
zijn trouwens duidelijk te zien en niet zeer
zorgzaam aangebracht. De positionnering
van deze figuren is veranderd ten opzichte
van de ingekrastc lijnen. Tijdens het werk
heeft men blijkbaar de plaats van deze
engelen veranderd. Er zijn thans nog vijf
engelen bewaard. Twee ervan werden
opgeofferd om de Majestas Domini zichtbaar te maken.
Links is een groot rechtstaand kruis
voorgesteld, dat blijkbaar gedragen wordt
door een engel. Wellicht waren hier de
passiewapens of de Arma Christi uitgebeeld.
Deze laatste beschildcringsperiode
gebruikt een veel soberder kleurenpalet
dan de vorige periodes: rood, geel, zwart.
De engelen vertonen een opzichtige
schildering van de ogen en de mond.
Dit heeft misschien te maken met de zichtbaarheid. Deze muurschildering bevindt
zich op bijna tien meter boven de kerkvloer.
Het kunsthistorisch en materieel-technisch
onderzoek van deze schilderingen, die pas
in 1992 aan het licht kwamen, is nog aan
de gang. Het is nog te vroeg om de
periodes met zekerheid te dateren.
Boognis met een gedeelte van
de Majestas Domini, met in de
linkerhand het boek met alfa
en omega
Linkergedcelte van deze
boognis met een jongere
schildering met engelen,
waarvan één met een kruis
De schildering van de Majestas Domini is
een uitzonderlijke getuige van de vroegromaanse muurbeschildering, die uit de
11de of de 12de eeuw zou kunnen
dateren. Van deze periode is in Vlaanderen
nagenoeg niets bewaard, waadoor
vergelijkingsmateriaal schaars is.
De vrijlegging en restauratie werd in
1993-94 uitgevoerd door Linda Van
Dijck.
Bibliografie
Callcbaut D., De Sint-Laurentiuskerk van Ename
Stad Oudenaarde, provincie Oost-Vlaanderen):
een vroeg-llde-eeuws symbool van de stabilitas regni et
fidelitas imperatoris, met een bijdrage van Buyle M.,
Muursehilderingen achter het orgelfront.
Eerste evaluatie van een merkwaardige vondst,
in Archeologie in Vlaanderen, 2, 1992, p. 435-470;
Van Dijck L. e.a., Muurschilderingen van Ename,
in Bulletin van het Koninklijk Instituut voor het
Kunstpatrimonium, (in voorbereiding).
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 6 7
De muurschilderingen die deze ruime zaal
als een omlopende fries sierden en waarvan
resten werden weergevonden op de drie
bewaarde oorspronkelijke muren, zijn
direct aansluitend op deze bouwcampagne
gerealiseerd. De belangrijkste schilderingen
situeren zich op de noordelijke wand.
Centraal zien we een indrukwekkend
Laatste Oordeel, met aan de rechterkant
een levensgrote rijkelijk uitgedoste
stichteres. Het Laatste Oordeel is nog
geheel geschilderd in een laatgotische
vormentaal. Ook de decoratieve boord
errond, samengesteld uit drie- en vierpasmoticijes, bevestigt dit. Overeenkomstig
het toen gangbare beeldtype wordt het
complexe tafereel in het midden beheerst
door tronende Christus op de regenboog
en aardbol, die geflankeerd wordt door
zwaard en lelie. Rondom hem zweven vier
bazuinenspelende engelen die de talrijke
doden op het voorplan (leprozen waren
Maria als moeder van de gehele mensheid
hetgeen in verband staat met haar liefdadigheid en barmhartigheid. Deze zeldzame iconografie vinden we ook terug in
het Laatste Oordeel dat Jan Provoost in
1525 schilderde voor het stadhuis te
Brugge. Achter Maria bevindt zich een
groep gelukzaligen waaronder hoge
geestelijken (of kerkvaders) die staan
opgesteld vóór het paradijs.
Deze schildering, die rechtstreeks op de
geborstelde kalkbepleistering werd aangebracht, is uitgevoerd in een krachtige
zwarte lijnvoering die efficiënt werd
ingevuld met oker, rood en groen.
Sporadisch werden nog enkele hoogsels
aangebracht.
De schilderingen, die moeilijk leesbaar
waren door een zoutsluier, zijn momenteel
in restauratie door de CV SupportSupport.
Rumst, Leprozerie
De leprozerie werd rond 1460
gesticht door Pierre vandcr
Cruce en herbergde lepralijders uit Brabant en
Henegouwen. Zij stond onder
toezicht van de Priorij van Ter
Bank uit Leuven en werd
onder haar impuls, in 1521,
zetel van de Confrerie van de
Leprozen. De bouwhistorische
studie van het complex, dat
bestond uit een kapel en
enkele aanpalende gebouwen
en tevens uit vrijstaande
leprozenwoningen, laat toe de
hier besproken ziekcn(?)zaal,
te situeren in de vroege
16de eeuw.
reeds ritueel dood verklaard) doen
verrijzen. Zij worden gewogen door de
heilige Michael die de balans hanteert.
Aan de linkerzijde van Christus trekken de
duivels de verdoemden in het zeer
expressief geschilderd hellevuur dat bovenaan naar oude byzantijnse traditie bekroond
wordt door een vuurrad. De bemiddelende
figuren zijn specifiek verbonden met de
iconografie van deze leprozerie. Zo vinden
we aan de linkerzijde een grote Lazarusfiguur die herkenbaar is aan de hond die
hem vergezelt.
Rechts, aan de zijde waar Christus de
lanssteek in zijn zijde toont, staat Maria
met ontblote borst. Deze voorstelling gaat
terug op een geliefd thema van de
Augustijnerorde, waartoe de Priorij van
Ter Bank behoorde en waarvan de regel
tevens richtinggevend was voor de door
haar geaccepteerde leprozen. Het was
ontleend aan een vermeende Meditatie van
Sint-Augustinus. Bij deze voorstellingswijze wordt tevens de nadruk gelegd op
168 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
Bibliografie
Cornclissen J., Oudheid en kunst, in Tijdschrift der
Geschied- en oudheidkundigen kring van Brecht en
omstreken, 1936, p. 77-78; De Clcrcq L., Onderzoek
van de Lazcrij te Rumst, onuitg. studie, 1991.
Laatste Oordeel met centrale
Christusfiguur tijdens de
restauratie. Het onderste
gedeelte is nog onleesbaar
door een zoutafzetting.
Bazuinblazende engelen op
het Laatste Oordeel
GIDS
MUURSCHILDERINGEN
|
169
De begijnhofkerk bewaart muurschilderingen uit vier onderscheiden
periodes: circa 1300; circa 1490-1510;
derde kwart van de 16de eeuw (?) en
tenslotte einde lóde-begin 17de eeuw.
Uit de oudste beschilderingsperiodc
bewaart men de mooie Vera Icoonvoorstelling (het Ware Gelaat van Christus)
en een zeer gehavende Kroning van
Maria, rechts en links van het koor.
Tussen de vensters van het koor bemerken
we drie apostelen, waarschijnlijk behorend
tot een grotere reeks: Paulus, Petrus en
Johannes. Het Laatste Oordeel, dat na de
ontdekking op de triomfboog nog
beschreven wordt door J. Gérard, is op
enkele fragmenten na, volledig verdwenen.
Het Christushoofd is een afbeelding van
het Ware Gelaat, de Vera Icoon vinden we
terug in Engelse manuscripten van de
SINT-TRUIDEN,
begijnhofkerk Sint-Agnes
De vroeggodsche bcgijnhofterk wordt in verschillende
bouwcampagnes opgetrokken,
waarvan de oudste zich
situeert tussen 1258 en 1265.
De oudste gedeelten zijn de
westgevel en de vier
noordelijke traveeën, waarin
nog laatromaanse stijlkenmerken voorkomen.
Het koor dateert uit het begin
van de 14de eeuw en tenslotte
werd in de 15de eeuw het
middengedeelte van het schip
afgewerkt ter vervanging van
een ouder gedeelte. Het
gebouw telt acht traveeën,
waarbij een koor aansluit met
nogmaals twee rechthoekige
traveeën en een vijfhoekige
koorsluiting. De middenbeuk
is overkluisd met een houten
spitsbooggewelf (15de begin
16de eeuw?).
13de eeuw. Over de identificatie van de
dragende figuur bestaan verschillende
hypothesen, omdat deze voorstelling
voorlopig nog een iconografisch unicum is.
Mogelijk is het een zeer vroege
voorstelling van Veronica. Andere auteurs
gewagen van een heilige Agnes, een heilige
Maria Magdalena, een Byzantijns
madonnatype dat bekend is als de
Blacherniotissa of een anonieme dragende
figuur.
De schilderingen van deze oudste, vroeggotische periode roepen met hun palet van
blauw, rood, groen, wit en zwart ook
coloristisch reminiscenties op aan de
gelijktijdige miniatuurkunst. De muurschilderingen bevinden zich niet op een
plcisterlaag, maar op een uiterst fijn kalklaagje dat op de mergelstenen drager uitgestreken werd.
De tweede en meest uitgebreide fase, die
zich situeert tussen 1490 en 1510, voert
een groot aantal figuren en scènes ten
tonele, die twee zijden van de vierkante
pijlers en een gedeelte van de zijbeukmuren bedekken. Na het beëindigen van
de laatste bouwfase in de 15 de eeuw, werd
het interieur dat uit diverse bouwmaterialen bestond, volledig bepleisterd
met een vrij dikke mortellaag van kalk en
zand met dierlijke haren als wapening.
Op een fijner, maar niet volledig glad
kalklaagje, waarop de borstelstreken nog
duidelijk te zien zijn, werden de
schilderingen van deze periode aangebracht. Ze zijn gewijd aan het Leven van
Maria, aan vrouwelijke heiligen en aan
volksdevoties. Het Leven van Maria wordt
gedetailleerd in beeld gebracht: de Opgang
naar de tempel, het Huwelijk van Maria
met Jozef, de Boodschap van de engel
Gabriël, het Bezoek van Maria aan haar
nicht Elisabeth, de Geboorte van Jezus en
Aankondiging aan de herders, de Dood en
tenhemelopneming van Maria en tenslotte
de Kroning van Maria door de heilige
Drievuldigheid.
De heiligen, die gedeeltelijk op de overblijvende pijlers en gedeeltelijk op de
muren geschilderd zijn, stellen volgende
personages voor: de Bekering van de heilige
Hubertus en Hubertus als Bisschop, de
1 7 0 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
Stigmatisatie van de heilige Franciscus, de
heilige Lucia met een zwaard door de hals,
de heilijjte Cecilia met een martelaarspalm
en een portatief orgeltje, de heilige
Genoveva van Parijs met boek en kaars, die
door een duiveltje wordt uitgeblazen en
door een engeltje terug aangestoken,
de heilige Elisabeth van Hongarije met een
schotel vissen, de heilige Margaretha van
Antiochië met een zwaard en geketende
duivel, de Martelingen van de heilige
Agatha, wiens borsten worden afgesneden,
waarna ze over scherven en gloeiende
kolen gesleept wordt, de heilige Gertrudis
van Nijvelmct de abdissenstaf waarop
muizen omhoogkruipen, de heilige
Magdalena met de zalfpot en een typisch
middeleeuwse voorstelling van de Jongeman en de dood, waaronder een stichtende
tekst in gotisch letterschrift.
De langwerpige vorm van de pijlers,
waarop de meeste schilderingen uit deze
periode staan, heeft de stijl in grote mate
beïnvloed. De personages zijn lang en
uitgerekt en met zwarte omtreklijnen
getekend. De achtergrond is wit
gehouden, waarbij men de kleur van de
preparatielaag gebruikt heeft. De voorstellingen in interieurs zijn omkaderd met
een omlijsting in de vorm van een gedrukte
boog en soms in de vorm van een ezelsrug.
Men kijkt in een vertrek met steil
oplopende tegelvloer en rondbogige
vensters met dwarsgeruit glas-in-lood.
De heiligen staan meestal voor een
brokaten eredoek. De figuren in open
lucht zijn omlijst met een rode
sjablonenkader in mozaïekpatroon.
De stijl van deze schilder, die jammer
genoeg ook anoniem gebleven is, doet
denken aan de 15de-eeuwse prentkunst en
de blokboeken. De manier om een ruimte
weer te geven, komt ook in de gelijktijdige
retabelkunst voor. De muurschilderingen
zijn grafisch van opbouw en statisch-streng
van uitvoering. Pigmenten, vooral de
blauwe, zijn spaarzaam aangewend.
Met hun gedcpouilleerde vormentaal
passen deze voorstellingen zeer goed in het
eenvoudig begijnenbedehuis.
In het derde kwart van de 16de eeuw (?)
werden een aantal muurschilderingen
hcrschilderd naar de smaak van de tijd en
volgens de inmiddels geëvolueerde
iconografie. Twee hiervan zijn bewaard
gebleven: de heilige Ursula en de heilige
Odilia, beide op de eerste pijler vooraan
links. Deze zeer populaire heiligen zouden
elk een aantal van de tienduizend maagden
aangevoerd hebben in hun tocht naar
Keulen, waar ze allen vermoord werden.
De begijnhofkerk bezat, door toedoen van
haar stichter abt Willem van Ryckel in het
midden van de 13de eeuw, een groot
aantal relieken van deze Keulse heiligen.
In deze periode werden ook enkele voorstellingen uit de vorige periode hcrschilderd: de Boodschap, de Opgang naar
de tempel, de Geboorte van Jezus en de
Kroning van Maria. In tegenstelling tot de
taferelen met Ursula en Odilia, waar de
oude schilderingen klaarblijkelijk afgekapt
werden, zijn deze gewoon bovenop de
oude schilderingen aangebracht zonder het
pleisterwerk af te kappen of zelfs maar ruw
te maken voor en betere hechting.
Cornells Leegenhoek verwijderde in 193435 de meeste van deze overschilderingen
en legde de oorspronkelijke scènes opnieuw
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N
De apostel Paulus met het
zwaard tussen de koon ensters
De vroeg-gotisehe voorstelling
van circa 1300 van de Vera
Ikoon, het Ware gelaat van
Christus, gedragen door een
vrouw
j 171
Algemeen zicht naar het
oosten met links de
Martelingen van de heilige
Agatha, de heiligen
Margaretha, Elisabeth en
Odilia en rechts de Geboorte
van Jezus, de Jongeman en de
dood, de Opgang van Maria
naar de tempel en de Vera
Ikoon
vrij. Op de aquarellen van Camille
Tulpinck en in oudere beschrijvingen zijn
deze overschilderingen nog aanwijsbaar.
Op de voorstelling van De kroning van
Maria zijn bovenaan nog drie engeltjes van
deze overschilderingsperiode bewaard.
Deze beschilderingsperiode maakt gebruik
van een picturale stijl, die zowel schilder-
172 1 GIDS
MUURSCHILDERINGEN
technisch als stilistisch herinneringen
oproept aan de paneelschilderkunst.
Alle bekende pigmenten zijn verwerkt en
er is zelfs goudblad gebruikt. Deze periode
behoort niet meer tot de eigenlijke
middeleeuwse schilderkunst, maar wordt
toch vermeld omdat ze oudere schilderingen
herneemt en hierdoor een achaïserendmiddeleeuws voorkomen heeft.
De Dood van Maria tussen de
apostelen met in de vensternis
Maria die na de tenhemelopneming haar gordel aan de
ongelovige Thomas schenkt
De Kroning van Maria door
de heilige Drievuldigheid
De laatste beschilderingsperiode valt
eveneens buiten het tijdsbestek van deze
publicatie, vermits ze zich situeert op het
einde van de 16de en het begin van de
17de eeuw.
In het sterfjaar van de laatste SintTruidense begijn in 1860 werden in de
begijnhofkerk een groot aantal muur
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 7 3
Links op de pijler de Boodsehap van de engel Gabriël aan
Maria en rechts de heilige
Cecilia met een portatief orgel
en de martelaarspalm
De heilige Ursula als schutsheilige, met pijlen in haar
hand
schilderingen ontdekt. Dit gaf aanleiding
tot publikaties van Jules Hclbig en
J. Gérard. Wanneer Camille Tulpinck de
kerk bezoekt om er aquarellen van de
muurschilderingen te maken (voor 1926),
zijn er ondertussen nog enkele ontdekt.
In 1934-35 worden ze gerestaureerd door
Cornelis Leegenhoek van Brugge, die er
nog enkele aan de lijst toevoegt.
Uiteindelijk bezit de kerk thans niet
minder dan 39 muurschilderingen, gaande
van de 13de tot de 17de eeuw. In de jaren
1972-73 ondergingen ze een nieuwe
restauratie onder leiding van Michel Savko
van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. Na de laatste restauratiecampagne van 1973-74, gevolgd door een
retouchering van de schilderingen in een
tweede fase, zijn de muurschilderingen en
het gebouw weer in goede toestand.
De vervuilde waslaag (?), die Leegenhoek
aanbracht tijdens zijn behandeling in
1934-35, werd met solventen verwijderd,
alsook zijn overschilderingen die het
origineel bedekten. Bijgeschilderde
stukken op vernieuwd pleisterwerk werden,
omwille van de documentaire waarde van
een oude ingreep en omwille van de leesbaarheid, behouden. Storende opvullingen
in originele schilderingen werden
verwijderd en vervangen door een kalkzand-bepleistering, met een egaliseringslaagje van verdunde kalk bovenaan.
De voorstellingen werden geretoucheerd
in aquarel, met de tratteggio-techniek.
Het pleisterwerk rond de schilderingen,
dat ten tijde van de restauratie in de
dertiger jaren was afgekapt, werd opnieuw
aangebracht. Het geheel heeft door deze
diverse ingrepen zijn oorspronkelijke
homogeniteit herwonnen.
Bibliografie
Helbig J., Anciennes peintures murales, in Journal des
Beaux-Arts, 2, 1860, p. 185 186; Gérard J.,
Découverte depeintures murales dans l'éfflise du
béguinage a Saint-Trond, in Revue d'histoire et
d'archéologie, 8, 1861, p. 187-197; Rousseau H.,
1926, p. 31-34, nrs. 260-283. Buyle M.,
De muurschilderingen in de begijnhofkerk van SintTruiden (13de tot 17de eeuw). Een kunsthistorische,
iconografische en technische studie (onuitg. lic. verh.),
Leuven, 1974; ld., De muurschilderingen in de
begijnhofkerk van Sint-Truiden, in Bijdragen tot de
geschiedenis van de kunst der Nederlanden opgedragen
aan Prof.Em.Dr.J.K. Steppe, Leuven, 1981, p. 1-15;
Buyle M. en Smets L., De begijnhofkerk te SintTruiden en haar muurschilderingen, in M&L, jg. 1,
nr. 2, 1982, p. 26-34; Buyle M., Een vroege Vera
Ikoon-voorstelling in de begijnhofkerk te Sint-Truiden,
in Historische bijdragen ter nagedachtenis van
G.Heynen, Sint-Truiden, 1984, p. 47 51;
Bergmans A., Een mystieke bruid anno 1300. La douce
Madeleine?, in Hooglied. De beeldwereld van religieuze
vrouwen in de Zuidelijke Nederlanden vanaf de
13de eeuw (tentoonstellingscat.), Brussel, 1994,
p. 264-270.
GIDS
MUURSCHILDERINGEN
De vierkante beschilderde
pijlers met op de voorgrond
de Geboorte van Jezus en de
Aankondiging aan de herders
| 175
De zuidelijke transeptarm, die twee
traveeën telt, is volledig met muur- en
gewelfschilderingen afgewerkt, die een rijk
iconografisch programma in beeld
brengen: het Laatste Oordeel, de heilige
Christoffel, de legende van de heilige
Genoveva, evangelisten, apostelen, kerkvaders en heiligen. Ze zijn gedateerd
1509.
De oostwand, bovenaan begrensd door
twee spitsbogen, wordt ingenomen door
de Laatste Oordeelsvoorstelling.
Christus verschijnt als oordelende rechter,
zittend op de regenboog en met het
zwaard en de lelictak uit zijn mond.
Hij toont zijn vijf kruiswonden en is
omringd door engelen, die op bazuinen
blazen waaruit tekstbanderollen tevoorschijn komen die de doden tot de
verrijzenis oproepen. Aan weerszijden van
S I N T - T R U I D E N , Sint-Genovevakerk
te Zepperen
De dorpskerk van Zepperen
is toegewijd aan de heilige
Genoveva. Het bedehuis is
opgetrokken in Brabantse
laatgotiek met behoud van de
romaanse westertoren, een
overblijfsel van de vroegere
kerk. In de tweede helft van
de negentiende eeuw werd de
kerk ingrijpend verbouwd,
waardoor vooral het
buitenaanzicht wijzigt.
Christus staan groepjes apostelen en
vrouwelijke heiligen.
In de onderste zone worden hemel en hel
uitgebeeld, van elkaar gescheiden door de
zieleweger Michael. De hemel is weergegeven als een fantaisistisch torenvormig
gebouw met bevlagde torentjes.
De gelukzaligen staan aan de ingang te
wachten tot Petrus de hemelpoort opent.
De kreupele Adriaen der Stockhueder wijsi
met een kruk in diens richting.
Het hellemonster aan de andere kant spert
zijn muil wijd open om de verdoemden op
te slokken, waarna ze terechtkomen in een
grauwe burcht met uitslaande vlammen.
Alle rangen en standen zijn in de hel
vertegenwoordigd: bij de clerus herkent
men een paus met een tiara, een bisschop,
een kardinaal en een fransiscaan.
Laatste Oordeelstaferelen komen in onze
kerken vaak als muurschilderingen voor:
in Neerocteren, Hoksem, Zoutleeuw, SintTruiden Onze-Lieve-Vrouwekerk en
begijnhofkerk (thans verdwenen).
176 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
Zij bevinden zich meestal op een goed
zichtbare plaats en hebben tot doel de
gelovigen aan te zetten tot een deugdzaam
leven.
De kunstenaar die in Zepperen gewerkt
heeft, vond wellicht zijn inspiratie in de
gerechtigheidsspelen en volksdrama's die
in de kerken opgevoerd werden en in de
late middeleeuwen uitgroeiden tot echt
theater en spektakel. De manier waarop
hier de hemel en de hel voorgesteld zijn,
is ongetwijfeld ontleend aan de theaterarchitectuur.
De westwand van het transept toont een
mooie, levensgrote Sint-Christoffel, die het
Jezuskind over de rivier draagt. Met veel
gevoel voor fantasie werden details in
beeld gebracht: de manier waarop de
andere reizigers de overtocht maken en de
vele vissen, slakken, krabben en zelfs een
zeemeermin in het doorschijnende water.
De legende van de heilige Genoveva,
patroonheilige van de kerk, wordt getoond
boven de boog die toegang geeft tot de
zuidelijke beuk. In de vorm van elf
tafereeltjes worden ons het leven en de
mirakelen van de heilige verteld met als
centrale voorstelling Genoveva met haar
traditioneel attribuut: de kaars die door
een duivel wordt uitgeblazen en door een
engel opnieuw wordt aangestoken.
Ook de gewelven kregen een decoratieve
afwerking met weelderige groene bladranken en rode bloemen. In de gewelfvelden werden de symbolen van de vier
evangelisten in medaillons geschilderd.
De tetramorf komt nog een tweede maal
voor op de bogen onder het gewelf en is
vergezeld van de vier westerse kerkvaders.
De onbekende kunstenaar die in Zepperen
aan het werk was, kan men een
getalenteerd meester noemen. Hij geeft
Algemeen zicht op het Laatste Oordeel en de gewelfschilderingen
A
A .A
.A.
•*• ^
^
- ^
*' ^
^
^
^
I
f
I.
1. üerontia, de moed
wordt blind
2. De vcrschrikkinger
3. Passagii
gordeltas van de heilige C'hristoflel
4. Ken groepje uitverkorenen op weg naar de hemel
5. De heilige Thomas met bijl en winkelhaak
6. De aartsengel Miehaël bij het wegen van de zielen
^ilCTY?
THOIUKi
7. Een groepje heilige vrouwen waaronder Barbara
met de toren en Catharina met het wiel
(toto's M. Bnvle)
Enkele scènes uit het leven
van de heilige Genoveva
blijk van zin voor monumentaliteit hetgeen
aantoont dat hij met het medium muurschilderkunst vertrouwd is. Hij is beter in
het schilderen van dieren en kleurrijke
florale versieringen dan in het weergeven
van personages. De figuren zijn wat stroef
en geblokt en hun gezichten zijn op vrij
stereotiepe manier uitgewerkt. De tekentechniek verraadt veeleer een grafische dan
een picturale stijl, waarbij de kleun lakken
worden ingevuld. De figuren zijn statisch
en zelfs in de gebaren van de handen lijkt
elke beweging te ontbreken. Zijn talent
komt het best tot uiting wanneer hij zijn
fantasie kan uitleven in de weergave van
drollige duivelse creaturen.
Lang hebben de parochianen niet kunnen
genieten van hun prachtig beschilderde
kerk. In de kerkvisitatie van 1643 werd
beslist dat de muurschilderingen met hun
sociaal-kritische instelling waarbij ook de
clerus niet gespaard werd, niet overeenstemden met de strenge principes van de
kerk na het Concilie van Trente. De muurschilderingen moesten onder een kalklaag
verdwijnen en werden pas in 1898 tijdens
herstellingswerken aan de kerk, opnieuw
ontdekt. Camille Tulpinck bracht in de
twintiger jaren een bezoek aan de kerk en
maakte enkele aquarellen van de nog maar
gedeeltelijk vrijgelegde voorstellingen.
Omwille van hun alarmerende bcwaringstoestand werd in 1933-34 aan Cornells
Leegenhoek van Brugge de opdracht tot
restauratie toevertrouwd. Hij moest de
schilderingen verder vrijleggcn, fixeren,
opklaren en de ontbrekende delen aanvullen.
Zestig jaar later waren de muurschilderingen
van Zepperen opnieuw aan restauratie toe,
mede door insijpelend vocht, wateroverlast
en de ondeskundige ingrepen van Leegenhoek, onder andere het toen veel gebruikte
'in de was zetten'.
In 1991 werden ze behandeld door de cv
Support-Surface.
Bibliografie
Simenon G., Visitationes archidiaconales
nrchidiaconatus Hasbaniae in dioecesi Leodiensi ab
anno 1613 ad annum 1763, 2, Luik, p. 822-826;
Revue de Vart ehrétien, 42, 1899, p.86; Bulletin des
Commissions royales d'art et d'archéologie, jg. 37,
1898, p.423 en jg.38, 1899, p.324; Daniels P.,
Kaf port au sujet des peintures murales découvertes d
l'église de Zepperen, in Bulletin des Commissions royales
d'art et d'archéologie, jg.39, 1900, p.215-220;
Van Gramberen A., Pourquoi faut-il peindre nos
é/jlises? Comment faut-il Ie faire?, in Bulletin des
métiers d'art, 1, 1901-1902, p. 172-173; Rousseau H.,
1926, p. 34, nrs. 287-288; Van Rompay-Danicls M.,
De wandschilderingen van de Sint-Genovevakerk te
Zepperen met bijzondere aandacht voor de
Genovevacyclus, (onuitg.lic.verh.). Leiden, 1983;
Vanthillo C. en Delmottc B. en , De muurschilderingen in de Sint-Genovevakerk te Zepperen,
in M&L, jg. 12, nr. 3, 1993, p. 40 61.
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 7 9
Het zuidertranscpt van de Sint-Catharinakerk is met een uniek ensemble van muurschilderingen versierd.
Op de oostwand links van de dichtgemaakte vensteropening bevindt zich een
voorstelling van de Man van smarten, die
helaas fragmentair doch nog herkenbaar
bewaard bleef. De verdwenen centrale
Christusfiguur wordt hierbij voorgesteld
met de wonden van zijn lijden, in de
nabijheid van zijn sarcofaag, en omgeven
door de Arma Christi, de passiewerktuigen.
Men ziet hier nog de rietstok; (waarop de
in azijn gedrenkte spons bevestigd was) de
lans waarmee Christus' zijde werd doorboord; Herodes (?) en een hogepriester;
Judas met de zilverlingen van het verraad
en een beul; de dienstmaagd en Petrus;
drie nagels; een hand met uitgerukte
haren, en een fragment van het kruishout.
TERVUREN,
Sint-Catharinakerk te Duisburg
Bij haar ontstaan was de
Sint-Catharinakerk eigendom
van hertog Hendrik I van
Brabant. Deze band met het
hertogelijk hot'werd nimmer
doorbroken, ook niet toen de
hertog Duisburg verliet.
De kerk heeft een romaans
sehip en westertoren, een
gotisch koor (13de eeuw) en
transept (circa 1400), en
18de-ccuwse zijbeuken.
Van dc sarcofaag zijn nog slechts enkele
rondboogjes zichtbaar. Rechts onderaan
bemerken we het hoofd en de gevouwen
handen van een stichtersfiguur. Deze zou
een augustijnermonnik kunnen zijn van de
abdij Koudenbcrg te Brussel, die de kerk
van Duisburg bediende. Aan de verering
van de Man van smarten waren sedert de
14de eeuw aanzienlijke aflaten verbonden.
Rechts van het dichtgemaakt venster is een
staande Annunciatie voorgesteld. Sporen
van een architecturaal decor zijn nog
herkenbaar op de vervaagde achtergrond.
De Annunciatie kan beschouwd worden als
het eerste ogenblik van de menswording
van Christus. Er blijkt dus een inhoudelijke
samenhang te bestaan met de Man van
smarten, die als mensgeworden goddelijke
zoon door zijn lijden de mensheid heeft
verlost.
Op de zuidelijke muur van het transept
zien we links van het venster Sint-Joris in
gevecht met Ae draak afgebeeld. Het slecht
180 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
leesbare tafereel speelt zich af in een
landschap aan de rand van een stad.
Deze legendarische heilige, afkomstig uit
Capadocië, was officier in een Romeins
legioen toen hij op doortocht in een stad
de draak doodde die de bewoners
terroriseerde. Zo redde hij de koningsdochter die aan de beurt was om geofferd
te worden teneinde de honger van het
monster te stillen. Zijn geldelijke beloning
hiervoor schonk hij aan de armen. SintJoris stierf de marteldood. Het thema van
zijn gevecht met de draak was zeer geliefd
bij de adel.
Zicht op het transept met de
muurschilderingencyclus
In het onderste register blijft een fragment
bewaard van een stichteres in geknielde
houding.
De twee figuren rechts van het raam zijn te
identificeren als Sint-EHjjius en SintJacobus de Meerdere. De heilige Eligius
draagt in zijn rechterhand liturgisch vaatwerk, dat verwijst naar zijn beroep van
edelsmid. Hij was één der meest geliefde
volksheiligen in Brabant. De apostel
Jacobus de Meerdere draagt in zijn
rechterhand een korte pelgrimsstaf waaraan
een schelp bevestigd is. Als patroonheilige
van de abdij van Sint-Jacob-op-de-Koudenberg die de kerk bediende, is zijn aanwezigheid hier niet vreemd.
Op het onderste register knielt een
schenkerspaar in een interieur met houten
zoldering.
Als laatste thema komt tenslotte de Piëta
van de westwand aan bod. Maria is gezeten
op een heuveltje, onder het kruis van
Golgotha. Zij toont aan de toeschouwer
het lichaam van haar dode Zoon, dat in
haar schoot rust. Door haar mede-lijden
werkte ook zij mee aan de verlossing.
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N
| 181
Een geknield echtpaar als
itiehtersfiguren
Op het onderste register wordt weer een
stichtersfijjuur uitgebeeld op de voorgrond
van een door dieptewerking gesuggereerd
vertrek.
De voorstellingen hebben betrekking op
specifieke heiligen, op Maria en op de
passie van Christus, en staan hoofdzakelijk
in het teken van de verlossing. Zij krijgen
door de aanwezigheid van de opdrachtgevers een bijzondere dimensie, en kunnen
beschouwd worden als stichtingen voor
het zieleheil van de afgebeelde personages
in de onderste registers.
Iconografisch, compositorisch en stilistisch
vertonen zij alle kenmerken van de internationale Europese kunststroming van
rond 1400. De schilderingen zijn monumentaal, expressief en geven blijk van een
uitgesproken dieptewerking. Zij hebben
een bijzondere affiniteit met de Franse
schilderkunst -vooral met de miniatuurkunst- van het einde van de 14de eeuw
(Boucicaut Meester, alias Jacob Coene van
Brugge; André Beauneveu). Dit is niet
verwonderlijk gezien de artistieke
uitwisseling die op dat ogenblik bestond
tussen Frankrijk en de Nederlanden.
De taferelen zijn geschilderd in temperatechniek, in de kleuren ijzeroxyde-rood,
gele oker, wit en (versneden) zwart.
De natuurstenen muur is geprepareerd met
een in dikte variërende egalisatiemortel die
bedekt is met een laagje kalkmelk.
De muurschilderingen ontsnapten in 1894
als bij wonder aan de ontpleisteringskoorts
van de pastoor, die het hele koor een
natuurstenen uitzicht gaf. De muren van
het transept bleven gelukkig onaangeroerd.
Hier kwamen in 1945 de Piëta en de
heiligenfiguren aan het licht. Veertig jaar
later werden de Man van smarten, de
Annunciatie en Sint-Joris te paard vrijgelegd.
In 1984 en 1986 kregen alle taferelen een
conserverende behandeling door Isabelle
Hennebert, Mare Henricot en Walter
Schudel. Een hoge technische kwaliteit van
de schilderingen werd hierbij vastgesteld.
Bibliografie
Philippe J., 1956, p. 343; ld., 1966, p. 352, 357;
Wijnants M., De muurschilderingen in de kerk van
Duisburg, in De horen, jg. 7, 1980, 1, p. 13-17;
Schudel W., Onuitg. verslag van de behandeling,
1986; Bergmans A., Muurschilderingen met internationale allure in de parochiekerk Sint-Catharina
van Duisburg, in M&L, jg 7, nr. 3, 1988, p. 48-59;
ld., La peinture murale vers 1400 dans les Pays-Bas
méridionaux. Quelques ensembles de Vancien duché de
Brabant, in Proceedings of the Colloquium Flanders in
a European Perspective. Manuscript Illumination
around 1400 in Flanders and Abroad (September 8-10,
1993), (Corpus of Illuminated Manuscripts, 7.
Low Countries Series, 6), Leuven, 1994 (ter perse).
Pieta met stichtersfiguur
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 8 3
Het bepleisterd koor werd waarschijnlijk
onmiddellijk na de bouw met muurschilderingen versierd. In het midden van
de apsis zijn er sporen van een romaanse
Kruisiging, waarvan alleen nog silhouetten
bewaard bleven in de typisch romaanse
kleuren: rood en groen. Uit deze periode
stammen ook een wijkruis en romaanse
zigzagbandmotieven op de zijmuren van
het koor.
In een tweede fase werd een gotische
Kruisiging boven de romaanse geschilderd.
Vooral van de Johannesfiguur zijn
interessante details bewaard, maar ook van
de Christus.
Links en rechts op de koormuren werden
in dezelfde periode apostelen geschilderd,
per twee gerangschikt. Hiervoor werd geen
nieuwe pleisterlaag aangebracht, wat het
nu moeilijk maakt om de twee versies
eventueel te scheiden. Bovendien zijn
TERVUREN,
Sint-Pauluskerk te Vossem
Dit in oorsprong romaans
kerkje bestaat uit een toren
met traptoren, drie beuken
van drie traveeën en een koor
met halfronde apsis en aan
weerskanten sacristieën.
Het koor, waar de resten van
muurschilderingen aangetroffen werden, dateert uit
het begin van de 13de eeuw.
hierop nog een groot aantal kalklagen
aanwezig, waartussen zich ook nog
geschilderde decoratie bevindt, zoals een
renaissancistisch ornament en enkele
flarden barokke decoratie.
De romaanse voorstelling is slechts
schematisch bewaard en enkel de
silhouetten zijn nog waarneembaar.
De gotische fragmenten zijn kwalitatief en
stilistisch interessant. De figuren zijn zeer
zwierig en trefzeker in dikke rode lijnen
geschilderd en de apostelen vertonen de
typisch gotische 'dansende voeten' en
afgeronde plooien.
De Sint-Pauluskerk van Vossem is tevens
een belangwekkend bewijs van de
continuïteit van de muurbeschildering in
Het hoofd van de heilige Johannes uit de gotische
periode
(foto M. Buyle)
1 8 4 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
een bedehuis: wanneer een schildering
verouderd was, werd er eenvoudigweg een
nieuw kalklaagje opgestreken en een
nieuwe figuratie aangebracht.
Dit gebeurde hier blijkbaar vier maal (?): in
de romaanse periode, de gotische periode,
de renaissance en de barok.
De muurschilderingen werden bij toeval
ontdekt tijdens werkzaamheden in de kerk.
Het Koninklijk Instituut voor het
Kunstpatrimonium voerde in 1971 onder
leiding van Michel Savko sonderingen uit.
De definitieve vrijlegging door Walter
Schudel van voormeld Instituut is thans
aan de gang, waarbij de enkele resten
renaissancistische en barokke decoratieve
schildering gedocumenteerd en vervolgens
verwijderd worden om te komen tot de
gotische en de romaanse beschiideringslagen.
Krachtig getekende voeten en
klcedzoom van een gotische
apostel
(foto M. Bnyle)
De koorapsis tijdens de vrijlegging: er zijn zowel
fragmenten uit de romaansc
als de gotische periode zicht
baar
1
f5
f
L
s
'. 4-
u*
GIDS
M U U R S C H I L D F RI N G F. N | 1 8 5
De zijwanden van het koor waren
oorspronkelijk beschilderd met een reeks
gotische nissen waarin de figuren stonden
van de Salvator Mundi (Verlosser van de
wereld), de apostelen met hun attributen,
de heilige Maajjd, Sint-Jozef,... Boven de
nissen bevonden zich een reeks vieriobben
met taferelen uit de Genesis en de Passie.
Ze werden in 1862 ontdekt, maar waren in
te slechte toestand om ze te behouden,
aldus een verslag van de Koninklijke
Commissie voor Monumenten en Landschappen. Er werd beslist om calques te
laten maken door de Gentse historieschilder Vander Plaetsen. Enkele jaren
later, in 1869, werden muurschilderingen
ontdekt op de zuilen van het middenschip.
Deze voorstellingen fungeerden als een
soort retabel voor de altaren die tegen de
zuilen waren opgesteld. Omdat de altaren
weggenomen waren, was de Commissie
TONGEREN,
Onze-Lieve-Vrouwebasiliek
De huidige Onze-LieveVrouwekerk in mergelsteen
vormt een vrij homogeen
gotisch geheel, alhoewel er
gedurende drie eeuwen aan
gebouwd werd. In 1240
begon met de bouw van een
vroeggotisch sehip met drie
beuken, gevolgd door de
zuidelijke dwarsbeuk en een
langgerekt polygonaal koor.
In 1305 werd de bouw van de
zijkapellen aangevat, terwijl
intussen in de tweede helft van
dezelfde eeuw de noordelijke
dwarsbeuk afgewerkt werd.
In 1442 werd de eerste steen
gelegd van de westtoren,
achter de nog bewaard
gebleven ottoonse wcstbouw.
De verbinding met het
kerkschip kwam tot stand
wanneer deze westbouw
vervangen werd door twee
nieuwe traveeën in 1529.
van oordeel dat het geen zin had de
schilderingen adont la presence ne serait
plus justifiée par aucune raison decorative"
te herstellen ofte vernieuwen.
De enige nog bewaarde muurschildering
bevindt zich in een blindnis in de voormalige doopkapel, achteraan op de zuidkant. Ze dateert uit de eerste helft van de
zestiende eeuw en is aangebracht op de
1 8 6 | Ü1DS M U U R S C H I L D E R I N G E N
mergelsteen. Ze toont de heilijje Egidius,
in de volksmond Sint Gillis genoemd, in
benedictijns ordekleed met een boek in de
ene hand en de abtsstaf in de andere hand.
Een pijl doorboort zijn borst.
De legendarische hinde springt naar hem
op. Egidius was een voorname Athener,
die zijn geboortestad verliet om in
eenzaamheid te gaan leven in ZuidFrankrijk. Hij werd er met melk gevoed
door een hinde. Tijdens een koninklijke
jachtpartij werd hij getroffen door een pijl
die voor de hinde bedoeld was.
Op verzoek van de koning stichtte hij het
klooster van Sint Gillis in de Provence,
waarvan hij de eerste abt werd. Reeds in de
elfde eeuw werden bedevaarten naar zijn
begraafplaats ingericht.
Sint Gillis werd ook speciaal vereerd in
Mulken, eertijds een hulpkerk van de
Onze-Lieve-Vrouwebasilick en gebouwd
in de dertiende eeuw. Deze had echter
geen dooprecht: dit was voorbehouden aan
de moederkerk. Wellicht verklaart dit de
aanwezigheid van deze heilige in de
doopkapel van de basiliek.
Zij bevinden zich op de westmuur van de
huidige Sint-Annakapel, die in 1360 werd
aangebouwd. Voordien was deze kapel
waarschijnlijk afgedekt met een vlakke
houten zoldering. Bij het overwelven van
deze ruimte verdwenen de bovenste muurschilderingen uit het gezicht en bevinden
zich thans op de 'zolder', boven de
gewelfkappen. Ze zijn monochroom rood
geschilderd op een lichte achtergrond.
Deze vlot getekende taferelen stellen voor,
De heilige Egidius met zijn
hinde in een driepasnis
De Opdracht in de tempel en
de Hemelvaart
De schilderingen bleven
beu aard boven de later
ingebraehte gewelfkappen
van links naar rechts: de Opdracht van
Jezus in de tempel, de Hemelvaart van
Christus en een Engel die zielen uit het
vagevuur verlost (?). Stilistisch kunnen
deze schilderingen dateren uit de bouwperiode van de kapel (midden veertiende
eeuw?). Vergelijkbare voorstellingen in
dezelfde 'tekenstijl' vinden we terug in de
Sint-Annakcrk te Aldeneik en de oudste
voorstellingen in de Sint-Jan-de-Doperkerk
te Leuven.
Bibliografie
Bulletin des Commissions royales d'art et d'archéolojjie,
jg. 3, 1864, p. 208-209; jg. 7, 1868, p. 326-327;
dl. 8, 1869, p. 190; Thys C , Monographic de realise
de Notre-Dame d Tongres, Brussel-Luik, 1866, p, 68;
Rousseau J., 1926, p. 34, nrs. 284 285; De Dijn C ,
Kunst en oudheden in Limburg, Monumentenroutes,
Hasselt, 1975, p. 97-98; 1000 jaar kerkelijke kunst in
L»«fo/;2f (tentoonstellingseat.), Hasselt, 1961;
Muurschilderingen in Limburgse kerken en abdijen
(tentoonstellingseat.). Sint Truiden, 1983, p. 15,
nr. 12.
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 8 7
De muurschilderingen in het zuidertransept zijn een fraaie getuigenis van een
laatmiddeleeuwse stoffering.
Het monumentale Laatste Oordeel op de
zuidermuur toont bovenaan de oordelende
Christus als wereldheerser, die gezeten is
op een regenboog. Zijn bovenlijf is
ontbloot om de tekenen van zijn lijden
zichtbaar te maken. Zijn voeten rusten op
de wereldbol. Naast zijn hoofd is rechts
het zwaard van de gerechtigheid afgebeeld,
links de lelie van de barmhartigheid. In de
spitsboog zweven vier bazuinende engelen.
Aan zijn voeten knielen op de aarde links
Maria en rechts de heilige Johannes de
Doper. Zij zijn de voorsprekers voor het
zieleheil van een schare gelovigen die
achter hen geknield en biddend zijn weergegeven.
la-UM'
Op de onderste helft van de schildering
verrijzen de doden uit hun graven.
Centraal staat de heilige Michaël als zielen-
Z O U T L E E U W , Sint-Leonarduskerk
De gotische Sint-Leonarduskerk, gekend ais "het schrijn
van Brabant" dateert uit de
13de en 14de eeuw, met
latere bijgebouwen.
Haar koor wordt gekenmerkt
door een uitwendig
schijntriforium. Zij is tot ver
buiten de landsgrenzen
beroemd om haar interieur
waarin zeer vele middeleeuwse
kunstwerken bewaard bleven.
De kerk werd immers niet
geplunderd tijdens de
beeldenstorm, en ten tijde van
de Pranse Revolutie werd haar
inboedel slechts gedeeltelijk
verkocht.
weger, en gekleed in een harnas.
Hij scheidt de goede van de slechte zielen.
De gelukzaligen treden links onder leiding
van Petrus het paradijs binnen, dat
symbolisch als een gotisch kerkportaal is
voorgesteld. De verdoemden worden
rechts door duivels en monsters naar de
brandende hel gevoerd. Op tekstbanderollen verschenen hier de zeven hoofdzonden: hovaardigheid, gierigheid,
onkuisheid, gulzigheid en gramschap
waren bij de ontdekking in de 19de eeuw
nog leesbaar.
Dit Laatste Oordeel is iconografisch bijzonder interessant. Het ontleent meerdere
elementen aan meesterwerken met hetzelfde thema, van Zuidnederlandse paneelschilders als Rogier van der Weyden
(Beaune, Hótel-Dieu), het Eyckiaanse
Laatste Oordeel (New-York, Metropolitan
Museum of Art) en Hans Memling
(Gdansk, Nationalmuseum).
Een merkwaardig detail in de uitbeelding
188 | GIDS
MUURSCHILDERINGEN
van de verdoemden, namelijk de ziel die in
het midden onderaan door twee duivels
naar de hel gevoerd wordt, vindt men op
identieke wijze terug op het Laatste Oordeel van Diest (Diest, Stedelijk Museum).
In het bijzonder dienen ook de merkwaardige gelijkenissen vermeld met de
voorstelling van het Paradijs door Dirk
Bouts. Dit paneel heeft als pendant de
voorstelling van de verdoemden in de hel
(beide zijn momenteel bewaard in Rijsel,
Musée des Beaux-Arts). Deze schilderijen
worden - hoewel niet onverdeeld beschouwd als de buitenluiken van het
verdwenen Laatste Oordeel dat Dirk Bouts
als gerechtigheidstafereel voor het
Leuvens stadhuis schilderde in 1468-1469.
De gelukzaligen die in de SintLconarduskerk door Petrus aan de
paradijspoort begroet worden, en die
gekleed zijn met een lendedoek, kunnen
vrijwel rechtstreeks aan dit paneel van
Bouts ontleend zijn, alsook de vrouwelijke
ziel in het midden onderaan. Deze beide
onderdelen komen ook voor op een
doekschilderij met het Laatste Oordeel
(München, Bayerische Staatsgemaldesammlungen) die beschouwd wordt als een
kopie van Bouts' meesterwerk, en waarop
eveneens de compositie van beide panelen
in Rijsel terug te vinden is.
Het voorkomen van deze beide composities
van Bouts op de muurschildering van
Zoutleeuw kan een argument zijn om te
veronderstellen dat zij uit het Laatste
Oordeel van Leuven gekopieerd zijn.
Tussen beide naburige steden bestonden in
de 15de eeuw intense artistieke
betrekkingen. Verschillende Leuvense
kunstenaars werkten in Zoutleeuw aan de
bouw en de stoffering van de SintLeonarduskerk. Het is ook bekend dat
schilder Arnould de Maalder in 1470
Leuven voor Zoutleeuw verlaten heeff.
Er mag daarom verondersteld worden dat
men in Zoutleeuw met het werk van Dirk
Bouts vertrouwd was.
Op de westmuur van het transept bevinden
zich vier heiligen onder een laatgotische
bogenrij. Links is de heilige Servatius
voorgesteld als bisschop met een sleutel als
attribuut. Onder zijn voeten ligt een draak,
die herinnert aan zijn strijd tegen het
Arianisme. Rechts van hem staat de heilige
Roehus als bedevaarder. Naast zijn hoofd
zweeft een engel met tekstbanderol.
De volgende figuur draagt cen harnas en
wordt gewoonlijk als de heilige Albertus
geïdentificeerd. Tenslotte is uiterst rechts
de heilige Egidius afgebeeld, als cen
benedictijn met abtsstaf. Hij werd verwond
door jagers, met een pijl die bedoeld was
voor de voorgestelde hinde.
In de lacunes onderaan is zichtbaar dat er
onder deze vier heiligen nog een oudere
schildering bewaard is.
De compositie van het Laatste Oordeel
ontleent zoals gezegd aan verschillende
Zuidncderlandse meesterwerken uit de
15de-eeuwse paneelschilderkunst.
De uitwerking van het thema is evenwel
meer narratief en anekdotisch. Het tafereel
kan in het laatste kwart van de 15de eeuw
gedateerd worden. De heiligenfiguren
behoren tot dezelfde artistieke traditie, en
kunnen aan een navolger van Dirk Bouts
worden toegeschreven.
Ontdekt circa 1873 tijdens de ontpleisteringswerken aan de kerk onder leiding van
architect August Van Assche, was de
restauratie van het Laatste Oordeel het
voorwerp van een dispuut tussen Jules
Helbig en de Koninklijke commissie voor
monumenten. Helbig, die de schildering
op artistiek vlak erg zwak vond, meende
dat hij het werk in de ontbrekende partijen
moest verbeteren en in de geest van de
15de-eeuwse meesterwerken aanvullen.
De commissie oordeelde dat het werk
gerestaureerd moest worden met een
maximaal respect van de bestaande
schildering. Tot een restauratie kwam het
niet.
In 1935 kwam de restauratie - ditmaal van
de beide taferelen - opnieuw ter sprake.
Met de kandidaat-restaurateurs Arthur Van
Grambercn (Tienen) en Cornells Leegenhoek (Brugge), kwam men toen evenmin
tot een vergelijk.
Het Laatste Oordeel, dat bij zijn ontdekking al in slechte staat was, schilferde van
jaar tot jaar verder af, en is in een slechte
toestand.
De heiligenfiguren werden in 1990
behandeld door de conserveringsploeg van
het Bestuur Monumenten en Landschappen.
Het monumentaal Laatste
Oordeel op de transeptmuur
Bibliografie
Leuven, Bestuur Monumenten en Landschappen,
dossier Zoutleeuw, Sint-Leonarduskerk,
correspondentie 1873-1875, 1935; Helbig J.,
Peinture murale représentant Ie Jugement dernier
découverte a l'éfflise Saint-Léonard, a Lean, in Bulletin
des Commissions royales d'art et d'archéolojjie, jg. 13,
1874, p. 94-102; Philippe J., 1961, p. 184, 194; ld.,
1966, p. 353, 359-362, 375; Rousseau H., 1926,
p. 9, nr. 88 89; Wilmet L., Léau. La vitte des
souvenirs, Brussel, 1938, p. 235-237.
GIDS M U U R S C H I L D E R I N G E N | 1 8 9
INHOUD GroS
1. AALST, Oud Hospitaal
Marjan Buylc
2 . AALST, Sint-Martinuskerk
Marjan Buvlc
3. A N T W E R P E N , Bourgondische kapel
Marjan Buyle
4 . A N T W E R P E N , Onze-Lieve-Vrouwekathedraal
Marjan Buyle
5. A N T W E R P E N , voormalig Sint-Elisabethgasthuis
Marjan Buyle
6. B R U G G E , Jeruzalemkerk
Marjan Buyle
7. B R U G G E , Onze-Licve-Vrouwekerk
Marjan Buvle
8. B R U G G E , Sint-Jacobskerk
Marjan Buyle
9. B R U G G E , Sint-Janshospitaal
Marjan Buylc
10. B R U G G E , Sint-Salvatorskathedraal
Sint-Jacobskapel
Lodc De Clercc]
Engelen
Luc Devliegher
11. B R U G G E , Westmeersstraat 68
Marjan Buvle
12. BRUSSEL, Sint-Guido-en-Picterskerk te Anderlecht
Anna Bergmans
13. D E N D E R M O N D E , Onze-Licve-Vrouwekerk
Marjan Buyle
14. G E N K , kerk van Erpekom
Christine Vanthiilo
15. G E N T , voormalige abdij van de Bijloke
Marjan Buyle
16. G E N T , Geeraard de Duivelsteen
Marjan Buyle
190 | INHOUDSLIJST
GIDS
17. G E N T , Huis Spijkeboort, Geldmunt 22
Marjan Buvle
18. G E N T , Groot Vleeshuis
Marjan Buyle
19. G E N T , voormalig Pand van de Dominicanen te Onderbergcn
Marjan Buyle
2 0 . G E N T , voormalige Sint-Baafsabdij
Marjan Buyle
2 1 . G E N T , Sint-Baafskathedraal
Marjan Buyle
22. G E N T , Sint-Niklaaskerk
Marjan Buyle
2 3 . H A L L E , Sint-Martinuskerk
Anna Bergmans
2 4 . HASSELT, Sint-Kwintenskathedraal
Christine Vanthillo
2 5 . HASSELT, voormalige abdij van Herkenrode te Kuringen
Marjan Buyle
2 6 . HASSELT, kapel van Spalbeek te Kermt
Marjan Buyle
2 7 . H O E S E L T , Sint-Hubertuskerk te Sint-Huibrechts-Hern
Marjan Buyle
2 8 . H O L S B E E K , kasteel van Horst te Sint-Pieters-Rode
Anna Bergmans
2 9 . H U L D E N B E R G , Sint-Agathakerk te Sint-Agatha-Rode
Anna Bergmans
30. K A M P E N H O U T , Sint-Stefanuskerk te Nederokkcrzeel
Anna Bergmans
3 1 . LAARNE, kapel van het kasteel
Marjan Buyle
32. L E U V E N , begijnhofkerk Sint-Jan-de-Dopcr
Anna Bergmans
3 3 . L E U V E N , Onze-Lieve-Vrouw-ter-Predikherenkerk
Anna Bergmans
34. L E U V E N , Sint-Kwintenskerk
Anna Bergmans
I N H O U D S L I J S T GIDS | 1 9 1
35. L E U V E N , abdij van Park te Hevcrlce
Anna Bergmans
36. MAASEIK, Sint-Annakerk te Aldeneik
Marjan Buyle
37. M A C H E L E N , Sint-Catharinakerk te Diegem
Anna Bergmans
38. M E C H E L E N , Sint-Romboutskerk
Anna Bergmans
39. O U D E N A A R D E , Sint-Eligiuskerk te Eine
Marjan Buyle
40. O U D E N A A R D E , Sint-Laurentiuskerk te Ename
Marjan Buyle
4 1 . R U M S T , Leprozerie
Lode De Clercq
4 2 . S I N T - T R U I D E N , begijnhofkerk Sint-Agnes
Marjan Buyle
4 3 . S I N T - T R U I D E N , Sint-Genovevakerk te Zepperen
Christine Vanthillo
44. T E R V U R E N , Sint-Catharinakerk te Duisburg
Anna Bergmans
4 5 . T E R V U R E N , Sint Pauluskcrk te Vossem
Marjan Buyle
4 6 . T O N G E R E N , Onze-Licvc-Vrouwebasiliek
Christine Vanthillo
47. Z O U T L E E U W , Sint-Lconarduskerk
Anna Bergmans
1 9 2 | I N H O U D S LIJST
GIDS
VERKLARENDE
WOORDENLIJST
aardekleuren
fijngemalen soorten gekleurde aarde, die als
pigment gebruikt worden. Voorbeelden: terra
di siena, terra d'ombra (omber), terre verte
(groene aarde), oker, rode aarde, enz.
adhesie
kleefkracht; hechting van een laag aan een
andere, bijvoorbeeld de hechting van de verflaag aan de pleisterlaag,
beeldenstorm
calvinistische volksbeweging in Vlaanderen en
Brabant, die in de tweede helft van de 16de
eeuw, die tégen het gebruik van afbeeldingen
gekant was en leidde tot grote vernielingen van
katholieke heiligenbeelden en voorstellingen.
Heilige Genovcva met een
engel in de Sint-Agneskcrk te
Sint-Truiden
bepleistering
ondergrond waarop een muurschildering zich
bevindt. Bestaat meestal uit twee lagen, een
ruwe laag ter eftening van het bouwmateriaal en
een dunnere laag als aftverking. De samenstelling is wisselend, maar hoofdzakelijk een
mengsel van kalk en zand.
bindmiddel
materie waarmee pigmenten gebonden worden
om een verf te verkrijgen.
brokaat
zware zijden stof met een schering van gouden zilverdraden.
calque
potloodtekening van een muurschildering op
doorschijnend calqueerpapier; de tekening
wordt rechtstreeks van het muurvlak
overgenomen.
caseïne
kaasstof gewonnen uit afgeroomde melk, die
gebruikt wordt omwille van zijn bindend
vermogen.
cohesie
samenhang binnen eenzelfde laag.
contrareformatie
hervormingsbeweging van de 16de en 17de
eeuw binnen de roomskatolieke kerk als reactie
tegen de reformatie.
devotieschildering
voorstelling van heiligen of heiligenlevens die
een bijzondere devotie genoten.
donateur
stichter of stichteres, persoon die een muurschildering besteld en gefinancierd heeft.
Wordt vaak al biddend erop afgebeeld.
drager
draagstructuur, ondergrond waarop de muurschildering zich bevindt. Kan zowel baksteen als
natuursteen zijn.
emulsie
vermenging van vloeistoften die zich normaal
niet met elkaar vermengen (bijvoorbeeld olie en
water), maar dit door toevoeging van een
emulgator of door beweging toch doen.
evangelistensymbolen
voorstelling van de vier evangelisten in de vorm
van symbolen: de os voor Lucas, de adelaar
voor Johannes, de engel voor Mattheus en de
leeuw voor Marcus
fixering
hechten van losgekomen bepleistering of
picturale laag.
frescoschildering
hoofdzakelijk mediterrane techniek in de muurschilderkunst uitgevoerd op verse, dus natte
bepleistering, waarbij de pigmenten gebonden
worden door de chemische reactie van de kalk
tijdens het drogen van de pleisterlaag.
De pigmenten worden enkel met water en niet
met een bindmiddel vermengd.
frijnslag
bewerking van natuursteen door inkapping van
fijne groefjes.
granulometrie
dikte van de korrels, bijvoorbeeld van zand of
van pigmenten. Granulometrie wordt uitgedrukt in mesh en heeft invloed op de hoeveelheid noodzakelijk bindmiddel.
compatibiliteit
verenigbaarheid, bijvoorbeeld de compatibiliteit
van een fixeermiddel met de materialen van de
verflaag.
heraldiek
wapenkunde. Wetenschap die zich bezighoudt
met het ontstaan, de ontwikkeling en de
betekenis van familie-, stads- en andere
wapens.
consolidatie
herstel van de cohesie of de samenhang binnen
een bepaalde laag.
iconografie
kunsthistorische wetenschap die zich toelegt op
de ideële inhoud van de beeldende kunst.
WOORDENLIJST | 193
olieverfschildering
techniek waarbij de pigmenten vermengd
worden met drogende olie zoals lijnolie en
papaverolic.
Majcstas domini met de
tctramorf in het
Folkungepsalterium van
Kopenhagen
patina
natuurlijke veroudering van de materies waaruit
de schildering is samengesteld. Dit kan
verschillende vormen aannemen: verkleuring,
verdonkering, verblcking, transparantie,
craquelures en dergelijke. Patina mag niet
verward worden met fenomenen zoals
vervuiling, blindgeslagen (ondoorschijnend
geworden) vernislagen,..
persbrokaat
decoratieve techniek in reliëf, waarbij een
washarsmengsel gegoten wordt in een loden
plaatje, waarin een decoratief motief in de
diepte is uitgesneden. Dit wassen plaatje wordt
op de muur gekleefd en verguld en/of
beschilderd.
Persbrokaat kan ook met een krijt-lijmplamuur
vervaardigd worden, waarbij het reliëf wordt
ingedrukt.
kalk
wordt bekomen door het branden van kalkstenen in een oven. De aldus bekomen materie
(klompjes of wit poeder) wordt met water
geblust en vormt kalk in pastavorm (vette kalk
of grassello). Er bestaat luchthardende en
hydraulische kalk. De eerste soort verhardt bij
contact met lucht, de tweede verhardt ook in
contact met water en moet dus onmiddellijk
verbruikt worden.
kopie
afbeelding van een voorstelling op ware grootte.
lacune
leemte in een voorstelling, waar ofwel de
bepleistering ofwel enkel de verflaag verdwenen
is
Majestas Domini
Christus in frontale houding en door de
mandorla (amandelvormigc omlijsting)
omgeven, gezeten op een troon of een regenboog en omgeven door de vier evangelistensymbolen.
mixtion
kleefstof voor goudblad en andere metalen.
niet-destructief onderzoek
onderzoek op de muur waarbij de sondering
ophoudt op de eerste beschilderde laag die men
tegenkomt. Onderzoek naar dieperliggende
beschilderde lagen gebeurt dan op andere
plaatsen, waar deze eerste laag ontbreekt.
194 | WOORDENLIJST
pigment
bestaat uit twee hoofdgroepen: minerale en
organische pigmenten. De minerale pigmenten
kunnen natuurlijk of artificieel zijn;
de organische zijn van dierlijke of plantaardige
oorsprong en kunnen natuurlijk of synthetisch
zijn.
reformatie
godsdienstige hervormingsbeweging in de
zestiende eeuw, die onder impuls van Luther de
misbruiken in de roomskatolieke kerk aanviel en
geleid heeft tot een breuk met Rome.
Hierin zijn voornamelijk drie richtingen te
onderscheiden: lutheranisme, gereformeerd
protestantisme, anglicanisme.
repetitiemotief
zich steeds herhalend decoratief motief, dat
meestal met een sjabloon werd aangebracht als
omboording of voor een textielimitatieschildering.
Sjabloon
sjabloon
motief uitgesneden in lood waarmee de schilder
een te herhalen patroon kan schilderen.
stratigmfie
de opeenvolging van de lagen, bijvoorbeeld
preparaticlagen, onderlagen, verflagen, glacislagen.
tapijtschildering
imitatie van textiel op de muur, meestal met
een zich herhalend motief.
temperaschildering
secco-schildertechniek waarbij de pigmenten
gebonden worden met ei, dierlijke lijm, caseïne
of plantaardige gommen.
Voorbeeld van trattcggio
retouchering
aanvullen van leemtes in een schildering om de
leesbaarheid te vergroten.
reversibiliteit
omkeerbaarheid van een bewerking, waarbij in
theorie althans een operatie naderhand
ongedaan kan gemaakt worden, bijvoorbeeld
een aangebracht produkt dat terug opgelost kan
worden.
seccoschildering
alle technieken op een droge bepleistering,
waarbij de pigmenten gefixeerd worden door
een bindmiddel waarmee ze vóór het schilderen
zijn vermengd. Belangrijkste groepen in de
seccotechnieken zijn de tempera-, de olieverfen de kalkschilderkunst.
Wijdingskruis in de SinrAgneskcrk te Sint-Truiden
tetramorf
verzameling van de vier evangclistensymbolen,
die rondom een Majestas Domini voorgesteld
worden: een os voor Lucas, een engel voor
Mattheus, een adelaar voor Johannes en een
leeuw voor Marcus.
tras
fijngemalen tufsteen, die vermengd met kalk
mortel vormt
trattejjgio
techniek van het retoucheren waarbij de leemtes
ingevuld worden met fijne kleurstreepjes, die
van dichtbij herkenbaar zijn, maar van op
afstand in het geheel opgaan.
voegenschildering
geschilderde imitatie van het voegenpatroon in
baksteen of natuursteen.
votiefbeeld
voorstelling die geschilderd is naar aanleiding
van een bekomen gunst of een genezing.
vrijlegginj)
het verwijderen van kalk- of verf- of pleisterlagen van een onderliggende muurschildering.
wijkruis
geschilderd kruis, meestal in een reeks van
twaalf, die aangebracht werden bij de wijding of
de herinwijding van een kerkgebouw.
W O O R D FN LIJST | 1 9 5
Middeleeuwse muurschildering in een woonvertrek
uit de Mutacion de Fortune
van Christine de Pisan,
Ms. Gall. 11 f. 53 r
(copyright Bayerische
Staatsbibliothek München)
r
^ © t r ^ e At ^rtfl^ Se ^
0 1 <
ccfamóu *& Sijxutic
y%^m nAtoumeoütmc
t- om te & jXjdBmfh
«firn fm^^musemni&méir
t me cowucnt- ftetontemeH*'
t
196 | WOORDENLIJST
LIJST VAN DE
AFMETINGEN
Aalst, Oud Hospitaal
Kruisdragcnde Christus 185 x 176
Aalst, Sint-Martinuskerk
laatste oordeel 225 x 248;
rankwcrk met engelen 610 x 610;
engelen met passiewapens en Maria en
Johannes 560 x 434; engelen met
passiewapens 560 x 440
Antwerpen, Bourgondische kapel
alle muren en gewelven beschilderd
Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal
hemelgewelf circa 400 x 400
Antwerpen, voormalig Sint-Elisabethgasthuis
Silvester 80 x 200; Johannes 60 x 180;
Adrianus en Cornelius 175 x 180;
Mattheus, Eligius en Blasius 185 x 180;
Stetanus en Lucas 170 x 180
Brugge, Jeruzalemkerk
bidkapel volledig beschilderd
Brugge, Onze-Lieve-Vrouwekerk
Lodewijk 100 x 188
Brugge, Sint-Jacobskerk
Thomas en Johannes 245 x 148
Brugge, Sint-Janshospitaal
gewelven en muurbogen volledig
beschilderd
Brugge, Sint-Salvatorskathcdraal
engelen met eredoek B. 335
Brugge, Westmeersstraat 86
geboorte 120 x 120
Brussel, Sint-Guido- en Sint-Pieterskerk
te Anderlecht
verheerlijking 225 x 300;
Guido 141 x 175;Wilgefbrtis 113 x 183;
Guide 100 x 175; mannelijke heilige
108 x 189; Erasmus 179 x 179
Dendermonde, Onze-Lieve-Vrouwekerk
kruisiging 297 x 318; Petrus 210 x 110;
Andreas 160 x 140; Willem van Aquitanic
200 x 300
Genk, Sint-Hubertuskapel van Erpekom
Hubertus 237 x 200
Gent, voormalige abdij van de Bijloke
kroning van Maria 450 x 450; laatste
avondmaal B. 950; Johannes en
Christoffel: elk H. 370
Gent, Geeraard de Duivelsteen
apostelen 248 x 105
Gent, huis Spijkeboort, Geldmunt 22
laatste avondmaal 160 x 250
Gent, groot vleeshuis
geboorte 358 x 436
Gent, voormalig pand van de dominicanen
te Onderbergen
sacristie: elk gewelf 108 x 236;
laatste avondmaal (verdwenen) 250 x 500;
Dominicus'broodmirakel (verdwenen)
250x500
Gent, voormalige Sint-Baafsabdij
figuren 360 x 170;
medaillons 150 diameter
Gent, Sint-Baafskathedraal
Christus 90 x 180; Apollonia 50 x 100;
Guido 70 x 126; Simon en Clara
100 x 125; Piëta, heilige en Gertrudis
185 x 109; Anna-ten-driecn, Livinus en
Macharius 190 x 120;
Gregoriusmis 85 x 100; Agnes 49 x 107;
Daniël en Julianus 60 x 75; Stefanus,
Fiakele en Leonardus 60 x 118; Bavo en
Amelberga 60 x 105; bespotting 60 x 118;
bespotting 200 x 170; Bernardus 60 x 110;
Ontcomena, Christoffel en Elisabeth
175 x 125; pelgrim 95 x 140; Johannes,
pelgrim en Margaretha 188 x 142;
bisschop en heilige vrouw 182 x 150
Gent, Sint-Niklaaskerk
engelen niveau 1: 85 x 40;
engelen niveau 2: 130 x 38;
rankwerk 165 x 82
L U S T VAN DE A F M E T I N G E N | 1 9 7
Halle, Sint-Martinuskerk
taferelen in blindnissen 50 x 50
Machelen, Sint-Catharinakerk te Diegem
apostelen circa 70 breed; kruisiging 54 x 39
Hasselt, Sint-Kwintenskathedraal
Cornelius 69 x 143; Antonius 66 x 150;
Lucia 124 x 120
Mechelen, Sint-Romboutskerk
blindnissen 2 8 0 x 80
Hasselt, voormalige abdij van Herkenrodc
te Kuringen
rankwerk circa 100 diameter
Hasselt, Onze-Lieve-Vrouw-Boodschap
van Spalbeek te Kermt
volledige apsis beschilderd
Hoeselt, Sint-Hubertuskerk te SintHuibrechts-Hern
koor volledig beschilderd
Holsbeek, kasteel van Horst te SintPieters-Rode
torenkamer volledig beschilderd,
medaillons circa 78 x 78
Huldenberg, Sint-Agathakerk te SintAgatha Rode
laatste oordeel 280 x 300
Kampenhout, Sint-Stefanuskerk te
Nederokkerzeel
kruisiging circa 195 breed
Laarne, kapel van het kasteel
muurpand 600 x 600
Leuven, begijnhofkerk Sint-Jan-de-Doper
Christus als wereldrechter 101 x 2 2 1 ;
legende Barbara 101 x 729;
Veronica 124 x 136; wijze en dwaze
maagden circa 240 breed
Oudenaarde, Sint-Eligiuskerk te Eine
crypte volledig beschilderd
Oudenaarde, Sint-Laurentiuskerk te Ename
450x137
Rumst, Leprozcrie
wordt thans vrij gelegd
Sint-Truiden, begijnhofkerk Sint-Agnes
Vera Ikoon 4 4 x 197; Paulus 56 x 158;
Petrus 53 x 195; Johannes 53 x 192;
opgang naar de tempel 86 x 2 4 0 ;
huwelijk 103 x 2 4 2 ; boodschap 102 x 2 5 0 ;
bezoek Elisabeth 102 x 2 5 5 ;
geboorte 87 x 2 9 0 ; dood 160 x 2 2 0 ;
kroning 162 x 2 6 0 ; Hubcrtus 306 x 190;
Franciscus 354 x 200; Genoveva 100 x 242;
Elisabeth 85 x 2 4 2 ; Margaretha 85 x 2 5 0 ;
Agatha 157 x 2 6 0 ; Gcrtrudis 103 x 2 5 0 ;
Magdalena 103 x 2 0 5 ; jongeman en d o o d
8 7 x 2 4 5 ; Ursula 1 0 2 x 2 4 8 ;
Odilia 85 x 248
Sint-Truiden, Sint-Genovevakerk te
Zepperen
laatste oordeel, Matthcus, Thomas,
Gregorius en Hiëronvmus 745 x 800;
ChristofFel, Augustinus en legende van
Genoveva 745 x 320; Laurcntius en
banderol 160 x 70
Leuven, Onze-Lieve-Vrouw-terPredikherenkerk
sacristie 820 x 870
Tervuren, Sint-Catharinakerk te Duisburg
Man van smarten 330 x 340; annunciatie
145 x 340; Joris 2 2 0 x 340; Eligius en
Jacob 2 0 0 x 340; Piëta 130 x 340
Leuven, Sint-Kwintenskerk
registers circa 35 x 700
Tervuren, Sint-Pauluskerk te Vossem
apsis volledig beschilderd
Leuven, abdij van Park te Heverlee
annunciatie 9 7 x 202
Tongeren, Onze-Lieve-Vrouwebasiliek
Egidius 36 x 167
Maaseik, Sint-Annakerk te Aldeneik
pijlerschilderingen
Zoutleeuw, Sint-Leonarduskerk
laatste oordeel 1125 x 793
1 9 8 | L I J S T VAN
DK
AFMETINGEN
BIBLIOGRAFIE
1. B R O N N E N
a. Uitgegeven
Dchaisncs C , Histoire de l'art dans la Flandre,
l'Artois, et Ie Hainaut avant Ie XVe siècle, Lille,
1886.
Simcnon G., Visitationes archidiaconales
archidiaconatus Hasbaniae in dioecesi Leodiensi
ab anno 1613 ad annum 1763, 2, Luik, 1939.
b. Onuitgegeven
Brugge, Bestuur Monumenten en Landschappen, dossier Lissewege, Onze-LieveVrouwekerk.
Leuven, Bestuur Monumenten en Landschappen, dossier Zoutleeuw, Sint-Leonarduskerk, correspondentie 1873-1875, 1935.
Sint-Truiden, Bestuur Monumenten en Landschappen: dossier Kermt, kapel van Spalbeek,
correspondentie vanaf 22 juli 1938 tot 3 juni
1960; dossier Neeroeteren, Sint-Lambertuskcrk
en plannenarchief van deze kerk.
Berger E., Qtiellen und Technik der Fresko-, Öl-,
und Temperamalerei des Mittelalters von der
bvzantinischen Zeit bis einschliesschlich der
"Erfindung der Olmalerei" durch die Brüder
Van Eyck, München, 1897.
Bergmans A., Het interieur van de Leuvense
St.-Pieterskerk ontplcisterd "onder alle oogpunten
van ontegensprekelijk nut"?, in Leuvens palet
aangeboden aan de Heer F. V. Maes, ereconservator van het O.C.M.W. Leuven, naar
aanleiding van zijn 65ste verjaardag, cd.
Smeyers M., {Area Lovaniensis. Artes atque
historiae reserans documenta, 19,, Jaarboek
2959), Leuven, 1990, p. 1-21.
ld.. Muurschilderingen met internationale
allure in de parochiekerk Sint-Catharina van
Duisburg, in M&L, jg. 7, nr. 3, 1988, p. 48-59.
ld., Een mystieke bruid anno 1300. La douce
Madeleine?, in Hooglied. De beeldwereld van
religieuze vrouwen in de Zuidelijke Nederlanden
vanaf de 13de eeuw (tent. cat.), Brussel, 1994,
p. 264-270.
ld., La peinture murale vers 1400 dans les PaysBas méridionaux. Quelques ensembles de Vanden
duché de Brabant, in Proceedings of the
Colloquium Flanders in a European Perspective.
Manuscript Illumination around 1400 in
Flanders and Abroad (September 8-10, 1993),
{Corpus of Illuminated Manuscripts, 7. Low
Countries Series, 6), Leuven, 1994 (ter perse).
2. W E R K E N
Aerts W. en Rocls M., Een nieuwe,
interdisciplinaire aanpak, in M&L, jg. 9, nr. 5,
1990, p. 13-16.
Les anciennes restaurations en peinture murale
(Journées d'étude de la SFIIC, Dyon, 25-27 mars
1993), Dijon, 1993.
Annates de la Federation historique et archéologique de Belgique, 16, Brugge, 1903, p. 249250.
Antwerpen die scone, 1968, nr. 1.
Augusti S., Metodo sistematico per il
reconoscimento michrochimico dei colori
minerali, 1. Colori bianchi; 2. Colori azzuri e
verdi (Michrochemie, 17, 1935, p. 344-355);
3. Coloriyialli {ld., 19, 1936, p. 230-238);
4. Colori rossi, bruni e neri {ld., 20, 1936,
p. 65-76).
Bandmann G., Der Wandel der Materialbewertung in der Kunsttheorie des 19. Jahrhunderts, in Koopmann H. (ed.), Beitrdge zur
Theorie der Künste im 19. Jahrhundert,
Frankfurt am Main, 1971.
Id., Van Lucca naar Brugge. Een Volto Santo in
de Speelmanskapel, in M&L, jg. 12, nr. 6, 1993,
p. 17-24.
ld.. Verdwenen muurschilderingen in de St.Aldegondiskerk tc Aiken, in M&L, jg. 3, nr. 1,
1984, p. 50-54.
Bergmans A., Dc Maegd G., Olvslager W.A. en
Vande Gaer D., De Sint-Jan-de-Doperkerk van
het groot begijnhof in Leuven, in M&L, jg. 4,
nr. 4, 1985, p. 6-28.
Bergmans A. en Van Dijck L., Luister naar
schilderingen in het Leuvens augustinessenklooster, in M&L, extra nummer, 1991, p. 1417.
Bethune de Villers J., Anciennespeintures
murales aux ruines de St. Bavon, in Revue de
l'art chrétien, jg. 33, 1890, p. 361-372.
De binnenrestauratie van kruisbeuk en koor van
de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen,
in M&L, jg. 9, nr. 5, 1990, p. 12-35.
Binski P., Painters {Medieval Craftsmen, 1),
Londen, 1991; Nederlandse vertaling:
BIBLIOGRAFIE
| 199
Middeleeuwse ambachtslieden. Schilders,
Kampcn-Turnhout, 1992.
Bollen M., Gooien L., Gresens R., De Dijn
C.G., Francois E., Martens J. en Van Herck L.,
Abdij Herkenrode. Voorstudie van de
rehabilitatie van de voormalige abdij in haar
geheel en het 16de eeuw abdisverblijf in het
bijzonder als klooster voor de Reguliere
Kanunnikessen van het H. Graf, onuitg.
manuscript.
Bontinck E., Microchemische analyse der muurschilderingen van de St. Baafsabdij te Gent
(Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse
academie voor wetenschappen, letteren en schone
kunsten van België. Klasse der schone kunsten,
23;, Gent, (1940).
ld., Het onderzoek der muurschilderingen, in
Natuurwetenschappelijk tijdschrift, 23, 1941,
nr. 3-5, p. 97-109.
Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen,
3nb. Stad Antwerpen, Gent, (1979).
Bral G J . , 15de-eeuwsegewelfschilderingen in de
sacristie van het oud-dominikanenklooster
Het Pand te Gent, in M&L (in voorbereiding).
Brandi G., Teoria del restauro, Rome, 1963.
Brunard A., La transfiguration, peinture murale
de l'église Saint-Pierre d'Anderlecht, in Bulletin
de la Société royale d'archéologie de Bruxelles,
1936, p. 124-138.
Bulletin des Commissions royales d'art et
d'archéologie, jg. 1, 1862, p. 268-269; jg. 3,
1864, p. 208-209; jg. 5,1866, p. 5-7; jg. 7,
1868, p. 326-327; jg. 8, 1869, p. 190; jg. 34,
1895, p. 129; jg. 36, 1897, p. 17-18; jg. 37,
1898,p.423;jg. 38, 1899, p.324; jg. 42, 1903,
p. 38-40.
Bulletin van het Koninklijk Instituut voor het
Kunstpatrimonium, 12, 1970, p. 289.
Bussels M., Drie oude kerken van Hasselt, SintKwintinuskathedraal, Onze-Lieve-Vrouwekerk en
klooster van de Minderbroeders, Hasselt, 1975.
ld.. Een middeleeuws stripverhaal. De
conservering van een 15de-eeuwse Kruisdraging
in de Antwerpse kathedraal, in M&L, jg. 7,
nr. 1, 1988, p. 26-32.
ld.. De muurschilderingen in de begijnhofkerk
van Sint-Truiden, in Bijdragen tot de
geschiedenis van de kunst der Nederlanden
opgedragen aan Proj'. Em. Dr.J.K. Steppe, ed.
Smeyers M., Leuven, 1981, p. 1-15.
ld.. De muurschilderingen in de begijnhofkerk
van Sint-Truiden (13de tot 17de eeuw).
Een kunsthistorische, iconografische en technische
studie (onuitg. lic. verh.), Leuven, 1974.
ld.. Een vroege Vera Ikoon-voorstelling in de
begijnhofkerk te Sint-Truiden, in Historische
bijdragen ter nagedachtenis van G. Heynen,
Sint-Truiden, 1984, p. 47-51.
Buyle M. en Smets L., De begijnhofkerk te SintTruiden en haar muur- en pijlerschilderingen, in
M&L,]%. 1, nr. 2, 1982, p. 26-34.
Callebaut D., De Sint-Laurentiuskerk van
Ename (Stad Oudenaarde, provincie OostVlaanderen): een vroeg-1 Ide-eeuws symbool van
de stabilitas regni etfidelitas imperatoris, met
een bijdrage van Buyle M., Muurschilderingen
achter het orgelfront. Eerste evaluatie van een
merkwaardige vondst, in Archeologie in
Vlaanderen, 2, 1992, p. 435-470.
Gennino Gennini, Il libro dell'arte, manuscript
van 1437, ed. Milanesi G. en G. en Le Monnier
F., Firenze, 1859.
Glemen P., Die romanische Monumentalmalerei
in den Rheinlanden, Düsseldorf, 1916.
Gloquet L., Abbaye de Pare, in Revue de Van
chrétien, jg. 45, 1902, p. 315-318.
Gloquet L., Anciennespeintures murales d Hal
et d Tournai, in Revue de Tart chrétien, jg. 31,
1888, p. 477-481
Conservation ofwallpaintings, ed. Burman P.,
(Londen, 1986).
ld.. Het kerkje van Spalbeek, in Verzamelde
opstellen, 18, 1943, p. 296.
Goornaert M., De steenbakkerij van de stad
Brugge te Ramskapelle, in Rond de Poldertorens,
7, 1965, p.
Buyle M., Een hemel vol sterren. De conservering
van een 15de-eeuwsegewelfschildering in de
Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen,
in M&L, jg. 9, nr. 1, 1990, p. 12-24.
Goppieters J., Anciennes peintures murales de la
salie échevinale aux halles d'Tpres, in Bulletin des
Commissions royales d'art et d'archéologie, jg. 6,
1867, p. 179-184.
Id., Van frivole putti engotische apostelen.
Conserveringswerken in het kasteel van Laarne,
in M&L, jg. 7, 1988, nr. 4, p. 24-29.
Cornelissen J., Oudheid en kunst, in Tijdschrift
der Geschied- en oudheidkundigen kring van
Brecht en omstreken, 1936, p. 77-78.
2 0 0 I BIBLIOGRAFIE
Courteaux F., Het gerestaureerd Oud Hospitaal
te Aalst, in Toerisme in Oost-Vlaanderen, 4,
1965.
Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren
en schone kunsten van België. Klasse der schone
kunsten, jg. 31, 23), Brussel, 1969.
ld.. Het oud gasthuis (1242) wordt hersteld,
in Het Land van Aalst, 2, 1960.
ld.. De Sint-Niklaastoren te Gent. Archeologische
studie ( Verhandelingen van de Koninklijke
Vlaamse academie voor wetenschapppen, letteren
en schone kunsten van België. Klasse der schone
kunsten, jg. 29, 21), Brussel, 1967.
Daniels P., Rapport au sujet despeintures
murales découvertes a Véglise de Zepperen,
in Bulletin des Commissions royalcs d'art et
d'archéolo£rie,)g.39, 1900, p.215-220.
Davidts J., De kerk van Diegem, s.L, 1963.
Davies M., Rogier van der Wevden. An Essay,
with a critical Catalogue of Paintings assigned to
him and to Robert Campin, Londen-New York,
1972.
De Behauit A., Les anciennes peintures murales
découvertes en 1887 dans l' église de SaintMartin d Hal, in Annales de la Société
d'archéologie de Bruxelles, 2, 1888-1889,
p. 136-143.
De Clercq L., Brugge, Hoogstraat 6 (Huis
Casselberg), onuitg. onderzoeksrapport, 1992.
ld., Het materieel-wetenschappelijk onderzoek ter
plaatse, in M&L, jg. 9, nr. 5, 1990, p. 23-31.
Dcstrée J., Cheminée brugeoise du XVe siècle,
in Bulletin des Musées royaux d'art et d'histoire,
1931, p. 19-23.
Dc\ liegher L., Middeleeuwse beschilderde graven
(in de Sint-Salvatorskerk), in West-Vlaanderen,
8, 1959, p. 68-74.
ld., De Onze-Lieve-Vrouwekerk te Kortrijk
(Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 6),
Tielt-Utrecht, (1973).
ld.. De Sint-Salvatorskathedraal te Brugge.
Geschiedenis en architectuur (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 7), TieltBussum, (1981).
ld.. De Sint-Salvatorskathedraal te Brugge.
Inventaris (Kunstpatrimonium van WestVlaanderen, 8), Ticlt-Amsterdam, (1979).
Dederen J.M., Vondsten..., onuitg. nota, 1974.
ld.. De voorromaanse Sint-Donaaskerk en de
romaanse westelijke kloostervleugel (onderzoek
1955 en later), in De Brugse Burg, ed. De Witte
H., Brugge, 1991, p. 46-90.
De Dijn C , Kunst en oudheden in Limburg.
Monumentenroutes, Hasselt, 1975.
De Voragine J., La légende dorée, ed. J.-B.
M. Roze, 2 dln., Parijs, 1967.
De Heere L., De Hof en Boomgaerd der Poësien,
inhoudende menigherley soorten van poëtijcelicke
blommen: dat is divaersche materien, gheestelicke,
amoureuse, boerdighe etc. oock divaersche schoon
sententien, inventien ende manieren van dichten,
naer d'exemplen der Griecsche, Latijnsche, en
Fransoische poëten, en in summa alzulex dat een
yeghelick daeryet in vinden zal dat hem diend,
oft behaeghd. Gent, 1565.
Devos P., De Sint-Eligiuskerk te Eine.
Een romaanse kollegiale en haar crypte. Gent,
1993.
De Witte H. e.a., Maria van Bourgondië,
Brugge, 1982.
Delmarcel G. en Périer d'Ieteren C., De drie
standen ingebed, in Aspecten van de laatgotiek
in Brabant (tent. cat.), Leuven, 1971, p. 242244.
Dezutter W., Beschilderde middeleeuwse
grafkelders te Brugge, in De Witte H. (red.),
Brugge onder-zocht. Tien jaar stadsarcheologisch
onderzoek 1977-1987, Brugge, 1988.
De Smidt F., De kapel van de metselaarsnering
in de Sint-Niklaaskerk te Gent. Gewelfschildering
( Verhandelingen van de Koninklijke academie
voor wetenschappen, letteren en schone kunsten
van België. Klasse der schone kunsten, jg. 35,
nr. 26), Brussel, 1973.
ld.. Laatmiddeleeuwse grafkelders in het SintDonaascomplex, in De Brugse Burg,
ed. De Witte H., Brugge, 1991, p. 137-141.
ld.. Onderzoek van de Lazerij te Rumst, onuitg.
studie, 1991.
ld., De Sint-Niklaaskerk te Gent. Archeologische
studie (Verhandelingen van de Koninklijke
Dewildc J., Restauratie van de leperse schepenkamer 1861-1869 (tcnt.czt.), leper, 1987.
Dhanens E., Aanwijzende fotografische
inventaris van het Belgisch patrimonium voor
kunst en geschiedenis, Kanton Aalst, Brussel,
1950.
BIBLIOGRAFIE
| 201
Id., Inventaris van het kunstpatrimonium van
Oost-Vlaanderen, 4. Dendermonde, Gent, 1961,
p. 112-114.
ld., Laarne, in Kastelen van België, 1967,
p. 140-144.
ld., Sint-Baafskathedraal Gent (Inventaris van
het kunstpatrimonium van Oost-Vlaanderen, 5),
p. 168-173.
ld.. Twee getuigen van de romaanse muurschilderingen in de Sint-Baafsabdij te Gent
(Academia analecta. Mededelingen van de
Koninklijke academie voor wetenschappen,
letteren en schone kunsten van België. Klasse der
schone kunsten, jg. 48, 2), Brussel, 1987.
1986, p. 138-141.
Gettens R., The Stage Microscope in the Routine
Examination of Paintings (Technical Studies, 4,
1936), p. 217-233.
Gettens R. en Stout G., Painting Materials.
A schort Encyclopedia, New-York, 1942,
verbeterde uitgave 1966.
Goossens M., De middeleeuwse muurschilderkunst, in Gent duizend jaar ktmst en
cultuur (tent, cat.), 1, Gent, 1975, p. 27-103;
afgekort als Goossens M., 1975.
De glans van Prémontré (tent, cat.), Leuven,
1973.
Doperé F. en Saclmaekers E., De St.-Servatiuskapel, in De calvarie van Rommersom
(Hoegaarden), Hoegaarden, 1989, p. 35-72.
Grootaers J., Heverlee Parkabdij. Restauratie
salon 4. Vooronderzoeken, onuitg. rapport,
1993.
Doperé F. en Ubregts W., De donjon in
Vlaanderen. Architectuur en wuoncultuur,
Brussel-Leuven, 1991.
Grootaers ]., Sint-Romboutskathedraal Mechelen.
Vooronderzoek naar muur-en gewelfschilderingen en afiverkingslagen, onuitg.
rapport, 1985.
Duclos A., Van hier en van elders, in Rond den
heerd,ig. 18,52, 1883, p. 405.
ld., Vondels en vindevogels. De muurschildering
van O. L. V. kerke, in Rond den heerd, 1874,
p. 198-200; 210-214; 243-246.
Duverger E., Brugse schilders ten tijde van Jan
Van Eyck, in Miscellanea Envin Panofskv.
Bulletin van de Koninklijke musea voor schone
kunsten, 1955, p. 230-234.
Egbert V.,, The medieval artist at Work,
Princeton, 1967.
Esther J.P., in Adornes en Jeruzalem (tent.cat.),
Brugge, 1983, p. 51-80.
Id., Monumentenbeschrijving en bouwgeschiedenis, in Sint-Janshospitaal Brugge 11881976 (tent.cat.), Brugge, 1976, dl. 1, p. 289322.
Everaert L., Excursion archeologique a Hal, in
Annales du Cercle archeologique de Mons, 2 1 ,
1888, p. 187-229.
Geenen G., De muurschilderingen van de kapel
van Spalbeek (1350-1390), in Ons heem, jg. 16,
1961-62, p. 81-84.
Hecht B., Betrachtungen über Pre_brokate,
in Maltechnik Restaura, I, 1980, p. 22-49.
Heins A., Restes d'une ancienne maison ou
chapelle, rue des Régnesses, in Bulletin van de
Maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde
van Gent, 5, 1897, p. 100-102.
Hclbig J., Anciennes peintures murales, in
Journal des beaux-arts, 2, 1860, p. 185-186.
ld., L'église Notre-Dame d Saint-Trond.
Description des peintures murales et des autres
objets d'art qui s'y trouvent, précédée d'une note
historique. Luik, 1864.
ld., Peinture murale représentant Ie Jugement
dernier decouverte d l'église Saint-Léonard, d
Léau, in Bulletin des Commissions royales d'art et
d'archéologie, jg. 13, 1874, p. 94-102.
Henricot-Hennebert L, Brugs (?) meester,
Geboorte van Christus, in Bulletin van het
Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, 20, 1984-85, p. 239-240.
Hulin G., La peinture murale de la rue de la
Monnaie, in Bulletijn der maatschappij van
geschied- en oudheidkunde te Gent, jg. 14, nr. 8,
Gent, 1906, p. 364-368.
Gerard J., Decouverte depeintures murales dans
l'église du béguinage a Saint-Trond, in Revue
d'histoire et d'archéologie, 8, 1861, p. 187-197.
750 jaar Gasthuis op 't Elzenveld 1238-1988,
Antwerpen, (1988).
Gerits J., De neogotiek in de St.-Lambertuskerk
van Neeroeteren, in Ons heem, jg. 40, 3-4,
1000 jaar kerkelijke kunst in Limburg
(tent.cat.), Hasselt, 1961.
2 0 2 | BIBLIOGRAFIE
's Jacob H., Beschilderde middeleeuwse grafkelders te Aardenburg en Sluis, in Bulletin van
de Koninklijke Nederlandse oudheidkundige
èowrf, 54,1955, kol. 125-148.
Koninklijke Academie voor wetenschappen,
letteren en schone kunsten van België. Klasse der
schone kunsten, jg. 51, 46), Brussel, 1989;
afgekort als Martens M.P.J., 1989.
Jaminé H., Eglise de Spalbeek, in Jaarboek van
het Limburgs geschied- en oudheidkundig
gezelschap, 15, 1881, p. 62-66.
Martindale A., The Rise of the Artist in the
Middle Ages and Early Renaissance, Londen,
1972.
Jansen J.E., La peinture d l'abhaye du Pare et
catalogue historique et descriptif des tableaux,
in Annales de VAcadémie royale d'archéologie de
Belgique,63, 1911, p. 115-259.
Metodo e scienza. Operativitd e ricerca nel
restauro, cd. Baldini U., Firenze, 1983.
Jolly A., Monographic de la Chapelle de
Bourgogne d Anvers, Wenen, 1858.
Michlcr J., La cathédrale Notre-Dame de
Chartres: reconstitution de la polychromie
originale de l'intérieur, in Bulletin monumental,
147, 2, 1989, p. 117-131.
Kobler F. en Koller M., Farbigkeit der
Architektur, in Reallexikon der deutschen
Kunstgeschichte, cd. Schmitt O. e.a., 7,
München, 1974, kol. 274-428.
Id., Die Elisabethkirche zu Marburg in ihrer
urspriinglichen Farbigkeit (Quellen und Studiën
zur Geschichte des Deutschen Ordens, ed. Arnold
U., 19), Marburg, 1984.
Knoepfli A., Wandmalerei. Mosaik {Reclams
Handbuch der künstlerischen Techniken, 2),
Stuttgart, (1990).
Id., Uber die Farbfassung hochgotischer
Sakralrdume, in Walraff-Richartz-Jahrbuch,
29, 1977, p. 29-64.
Lacnen J., Histoire de l'église métropolitaine de
Saint-Rombaut d Malines, 2 dln., Mechelen,
1919-1920.
Mora P. en L. en Philippot P., La conservation
despeintures murales, Bologna, 1977.
Muurschilderingen in Limburgse kerken en
abdijen (tent.cat.), Sint-Truiden, 1983.
Lafontaine-Dosogne ]., Le cycle de Sainte
Marguerite dAntioche d la cathédrale de
Tournai et sa place dans la tradition romane et
byzantine, in Belgisch tijdschrift voor oudheidkunde en kunstgeschiedenis, 6 1 , 1992, p. 87125.
Neefs E., Histoire de la peinture et de la
sculpture a Malines, 1, Gent, 1875.
Leclercq-Marx J., Tournai: deux fresques
médiévales oubliées. L'Entree du Christ d
Jeruzalem (XIVc siècle) et un fragment
dAnnonciation de Robert Campin, in Belgisch
tijdschrift voor oudheidkunde en kunstgeschiedenis, 61, 1992, p. 230-234.
(Letevc R.), Laboratoriumonderzoek van
monsters van de gewelfschilderingen in de
metselaarskapel, in De Smidt F., De kapel van de
metselaarsnering in de Sint-Niklaaskerk te Gent
( Verhandelingen van de Koninklijke academie
voor wetenschappen, letteren en schone kunsten.
Klasse der schone kunsten, jg. 35, 26), Brussel,
1973, p. 105-114.
Philippe ]., Aspects de la peinture mosane de
l'epoque pré-romane au XVe siècle, in Annales de
la Société royale d'archéologie de Bruxelles.
Mémoires, rapports et documents, 52, 19671973, p. 3-26; afgekort als Philippe J., 1973.
Lexikon der christlichen Ikonographie, ed.
Kirschbaum E., 8 dln., Rome-Wenen, 19681976; bijzondere heruitgave: Freiburg in
Breisgau, 1990.
Malliet A., De Sint-Corneliuskapel te Beerse.
Restauratie van het 17de-eeuwse stucwerk,
onuitg. stagerapport, 1991.
Martens M.P.J., De muurschilderkunst te Gent
(12de tot 16de eeuw) ( Verhandelingen van de
Oost T., Bungeneers J., Vecckman J.,
Archeologisch bodemonderzoek tijdens de
restauratiewerken, in Aerts W. (red.). De OnzeLieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen,
(Antwerpen, 1993), p. 307-337.
ld.. La peinture murale du moyen age en
Brabant, in Annales de la Société royale
d'archéologie de Bruxelles, 51, 1966, p. 339376; afgekort als Philippe J., 1966.
ld.. La peinture murale en Belgique des origines
carolingiennes au XVIe siècle (onuitg. doet.
verh.). Luik, 1948.
ld.. La peinture murale pre-romane et romane
en Belgique, in Annales du XXXIII congres de la
Federation archéologique et historique de
Belgique (Tournai, 4-8 septembre 1949), ed.
Cassart J., 3. Rapports, Doornik, 1951, p. 593632; afgekort als Philippe J., 1951.
BIBLIOGRAFIE | 2 0 3
Id., La peinture murale du XlIIe siècle en
Bclefique, in Handelingen van het Verbond der
geschiedkundige en oudheidkundige kringen van
België. 35e Congres. Kortrijk, 26-30 juli 1953,
cd. de Bcthune J., afl. 5, Gembloux, s.d., p. 56587; afgekort als Philippe J., 1953.
Campin), in Handelingen van het Centrum
voor archeologische vorschingen, 3, 1942,
p. 5-18.
Rooryck M., De architectuur van de O.-L.Vrouwkerk-ter-Predikheren en van het voormalig
dominikanenklooster op 's Hertogeneiland te
Leuven (onuitg. lic.verh.), Leuven, 1979.
ld.. La peinture murale du XlVe siècle en
Belgique, in Jaarboek van de Federatie voor de
kringen voor geschiedenis en oudheidkunde van
België. 6e Congres. Gent 12-15 april 1955, 2.
Handelingen, Gent, 1956, p. 335-375; afgekort
als Philippe J., 1956.
ld.. Een betere datering voor de kerk van O. L.
Vrouw-ter-Predikheren, in Mededelingen van de
Geschied- en oudheidkundige kring voor Leuven
en omgeving, 1980, p. 3-36.
ld.. La peinture murale du XVle siècle en
Belgique, in Archives, bibliothèques et musces, jg.
29, 1958, p. 36-66; afgekort als Philippe J.,
1958.
Rousseau H., Catalogue des relevés executes par
M. C. Tulpinek de peintures murales anciennes
décorant divers monuments de la Belgique,
Brussel, 1926; afgekort als Philippe ]., 1926.
ld., Peintures murales de Belgique (XlIe-XVIe
siècle). Les documents et les techniques, in
XXXVIIIe Kongres van de oudheid-,geschied- en
volkskundige kringen van België. Aarlen 24-30
juli 1961. Jaarboek, Aarlen, 1961, p. 181-195;
afgekort als Philippe J., 1961.
Savko M., Les peintures murales de l'église de
Hern-Saint-Hubert. Traitement et essai
d'identification, in Bulletin van het Koninklijk
Instituut voor het Kunstpatrimonium, 13,
1971-72, p. 90-130.
Philippot P., La notion de patine et Ie nettoyage
des peintures, in Bulletin van het Koninklijk
Instituut voor het Kunstpatrimonium, 9, 1966,
p. 138-142.
ld.. Die Wandmalerei. Entwicklung. Technik.
Eigenart, Wenen, 1972.
ld.. Les techniques de peinture murale au Nord
des Alpes aux XlVe et XVe siècles et leur rapport
avec les courants stylistiques, in Atti del XXIV
Congresso internazionale di storia dell'arte
(Bologna, 1979), 3, ed. Van Os W. en Asperen
de Boer J., Bologna, 1983, p. 91 124.
Pinchart A., Archives des arts, sciences et lettres.
Documents incdits, Ie serie, 3, Gent, 1881.
Prims A., De "Kapel van Burgondië" van Jan
van Immersed, Antwerpen, 1930.
Réau L., Iconographic de l'art chrétien, 7 dln.,
Parijs, 1958-1959.
Revue de l'art chrétien, jg. 42, 1899, p.86;
jg. 45, 1902, p. 268.
Robijns L., De Sint-Martinuskerk te Aalst, 2.
Kunstnverken, 1 (Inventaris van het Kunstpatrimonium van Oost-Vlaanderen, 14), Gent,
1980.
Rolland P., La peinture murale a Tournai,
Brussel, 1946.
Rolland P., Peintures murales en l'église SaintBrice d Tournai (l'annonciation de Robert
204 | BIBLIOGRAFIE
Savko M., La restauration d'une peinture
murale de l'église d'Erpekom transferee au musée
en plein air de Bokrijk, in Bulletin van het
Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium^,
1966, p. 197-205.
Schaden an Wandmalereien und ihre Ursachen
(Arbeitshefte zur Denkmalpflege in Niedersachsen, 8), (Hannover, 1990).
Schmarsow A., Oude muurschildering te
Mechelen, naar een tekening van Slingelant,
in Onze kunst, 1912, 1, p. 64-66.
Schudel W., Duisburg. St.-Katarinakerk,
onuitg. restauratieverslag, 1986.
ld.. Muur- en gewelfschilderingen in de St.Lambertuskerk te Neeroeteren, onuitg. rapport,
1984.
ld., Overwegingen bij een restauratieconcept,
in MlirL, jg. 9, nr. 5, 1990, p. 32-35.
ld., Sint-Agatha-Rode. Dringende instandhoudingswerken aan de St.-Agathakerk, onuitg.
restauratieverslag, 1984.
ld., St.- Annakerk Aldeneik. Restauratie van
14de-eemvse muurschilderingen, onuitg.
restauratieverslag, 1991.
ld.. Wij zullen het wel vrijleggen, in M&L,
jg. 10, nr. 4, p. 49 54.
Schudel W. en Bergmans A., Muurschilderingen,
onroerend kunstbezit, in M&L, jg. 5, nr. 6,
1986, p. 40-49.
Selschotter M., Een onbekende wandschildering
uit de XVe eeuw, te Brugge, in Kunst, 3, 1932,
nr. 9-10 {Handelingen van het Ie congres voor
algemeene kunstgeschiedenis), p. 315-318.
Simons W., Bral G.J., Caudron J. en Bockstacle
J., Het Pand. Acht eeuwen geschiedenis van het
oud Dominicanenklooster te Gent, (Tielt, 1991).
Sint-Hubertus in Limburgse bedehuizen
(tent.cat.), [Kunst en Oudheden in Limburg, 1),
Hasselt, 1972.
Smets C , Lesfresques de la légende de s. Guidon
a Véglise Saint-Pierre d'Anderlecht, in Folklore
brabanfon, jg. 10, nr. 55-56, 1930, p. 72-94.
Smets L. en Vanthilio C , Muurschilderingen in
Limburgse kerken en abdijen, Sint-Truiden,
1983.
Smeyers M., Armand Thiéry (Gentbrugge, 1868
- Leuven, 1955). Apologie voor een geniaal
zonderling {Area Lovaniensis. Artes atque
historiae reserans documenta, 19-20, Jaarboek
1990-1991), Leuven, 1992.
Van Belle R., Ikonografic en symboliek van de
beschilderde grafkelders en memorietaferelen, in
Handelingen van de Koninklijke geschied- en
oudheidkundige kring van Kortrijk, 48, 1981,
p. 9-97.
Van Brabant J., Rampspoed en restauratie.
Bijdrage tot de geschiedenis van de uitrusting en
de restauratie der Onze-Lieve-Vrouwekathedraal
van Antwerpen, (Annverpen, 1974).
Van Caster G., Découverte archéologique a
l'église métropolitaine de Saint-Rombaut d
Malines, in Bulletin du Cercle archéologique,
littéraire et artistique de Malines, 10, 1900,
p. 11-20.
ld.. Rapport sur l'état des peintures murales
découvertes en Belgique, in Bulletin des
Commissions royales d'art et d'archéologie, jg.43,
1904, p. 290-299.
ld.. La peinture murale de la collegiale de
Termonde, in Annales de l'Académie royale
d'archéologie de Belgique, 1907, p. 295-302.
ld., Veronica met de zweetdoek van Christus,
in Aspecten van de laatgotiek in Brabant
(tent. cat.), Leuven, 1971, p. 222-223.
ld., Les peintures murales d la crypte de St.
Bavon, in Bulletijn der maatschappij van
geschied- en oudheidkunde te Gent, jg. 45, Gent,
p. 105-131.
Steyaert E., De geïllustreerde rol met de legende
van Sint-Kwinten uit de Koninklijke Bibliotheek
Albert I te Brussel. Een kunsthistorische studie
(onuitg. lic. verh.), Leuven, 1976.
ld.. Les peintures murales anciennes de la
collegiale de Termonde, in Annales de
l'Académie royale d'archéologie de Belgique,
1909, p. 99-106.
Thcophilus, Diversarum Artium Schedula,
cd. de l'Escopier C , Parijs-Leipzig, 1843.
Vandenpeercboom A., La chamhre des échevins
dTpres, Brugge, 1878.
Thompson D., The Materials of Medieval
Painting, New York-Londen, 1956.
Van der Straelen J.F. en J.B., De kronijk van
Antwerpen 1770-1819, 1. 1770-1785,
Antwerpen, 1929.
Thys C , Monographic de l'église de Notre-Dame
a Tongres, Brussel-Luik, 1866.
Timmers J.J.M., Symboliek en iconographie der
christelijke kunst, Roermond-Maaseik, 1947;
bewerkte heruitgave Christelijke iconografie en
symboliek, Bussum, 1974.
Tuipinck C , Annonciation. Peinture murale du
XVe siècle découverte a Bruges, in Revue de Part
chrétien, jg. 4 1 , 1898, p. 292-294.
ld., Etude sur la peinture murale en Belgique
jusqu'd l'époque de la renaissance tant au point
de vue des procédés techniques qu'au point de vue
historique {Mémoires couronnés et autres
mémoires publiés par l'Académie royale de
Belgique, 61), Brussel, 1901.
ld.. La peinture decorative religieuse et civile en
Belgique, aux siècles passées, Brussel, s.d.
Van De Walle A., Het bouwbedrijf in de Lage
Landen tijdens de middeleeuwen, Antwerpen,
1959.
Van Dijck L., Architecturale en monumentale
polychromie in hoogkoor en vieringtoren in de
Chize-Lieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen,
mM&L,)%. 12,nr. 2, 1993, p. 10-21.
Van Dijck L. e.a.. Muurschilderingen van
Ename, in Bulletin van het Koninklijk Instituut
voor het Kunstpatrimonium, (in voorbereiding).
Van Even E., L'ancienne écolc de peinture de
iowiw'w, Brussel-Leuven, 1870.
Van Gramberen A., Pourquoi faut-il peindre nos
églises? Comment faut-il Ie faire7., in Bulletin des
métiers d'art, jg. 1, 1901-1902, p. 170-174.
BIBLIOGRAFIE | 205
Van Hinte J., 1000 jaar Sint-Baafs te
Aardenburg, (Aardenburg, 1974).
Van Langendonck L., De historische studie,
in M&L, jg. 9, nr. 5, 1990, p. 17-22.
Id., Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te
Antwerpen. Historisch onderzoek van muur- en
gewelfschilderingen in koor en kruisbeuk,
(Antwerpen, 1988).
Van Liefteringe H., Laarne, in Burchten en
hoevekastelen, Brussel, 1976, p. 162-164.
ld.. De muurschilderingen in het koor van de
Zavelkerk te Brussel, in Bulletin van de
Koninklijke commissie voor monumenten en
landschappen, 16, 1965-1966, p. 181-188.
Van Mander K., Het Schilder-boeck waer in voor
eerst de leerlustige luegt den grondt der Edel Vry
Schilderkonst in verscheyden deelen wort
voorghedraghen. Daer na in dry deelen 't Leeven
der vermaerde doorluchtighe Scilders des ouden
en nieuwen tyds. Eyntlvck d'wtlegghinghe op den
Metamorphosen pub. Ovidi Nasonis.
Oock daerbenejfens uutbeeldinghe der figueren.
Alles dienstich en nut den schilders,
Constbeminders en dichters oock allen staten van
menschen, Haarlem, 1604.
Van Rompav-Daniels M., De wandschilderingen
van de Sint-Genovevakerk te Zepperen met
bijzondere aandacht voor de Genovevacyclus
(onuitg. lic. verh.). Leiden, 1983.
Vanthillo C. en Delmotte B., De muurschilderingen in de Sint-Genovevakerk te
Zepperen, in M&L, jg. 12, nr. 3, 1993, p. 4061.
Verhaegen A., Le chateau de Gérard Ie Diable,
in Messager des sciences historiques, 1886,
p. 1-17."
Vermeersch V., Brugge. Duizend jaar kunst.
Van Karolingisch tot Neogotisch 875-1874,
Antwerpen, (1981), p. 170.
Vermeiren R. en Bergmans A., Inventaris van
het neogotische tekeningenarchief BressenBlanchaert ca. 1860-1914, Leuven, 1993.
Wehlte K., Werkstoffe und Techniken der
Malerei, Ravensburg, 1967.
Wijnants M., De muurschilderingen in de kerk
van Duisburg, in De horen, jg. 7, 1980, 1,
p. 13-17.
Wilmet L., Léau. La ville des souvenirs, Brussel,
1938.
2 0 6 | BIBLIOGRAFIE
Wouters W., De gotische wandschilderingen van
de basiliek van Halle, in 1489. Halle, belegerd en
overvallen maar niet gevallen ( Verhandelingen
van de Koninklijke geschied- en oudheidkundige
kring van Halle, nieuwe reeks 26), Halle, 1989,
p. 137-152.
Wylleman L., De Sint-Niklaaskerk te Gent.
Problematiek van de binnenafwerking van het
schip, onuitg. stagerapport, 1993.
MEDIEVAL WALL
PAINTINGS IN
FLANDERS
Wall paintings are a most fragile part of
Flemish art heritage. They are not yet
widely known amongst the public.
Still, they were fully integrated part of
medieval interior decoration, in religious as
well as in public and civilian buildings.
There are several reasons why only such a
limited number of wall paintings has
subsisted: the physical connection with the
architecture, the 16th century iconoclastic
fury, fire, vandalism, warfare and the
provisions of the Trente Council mid 16th
century, which, in the light of the Counter
Reformation, condemned these medieval
depictions for not being in line with the
dogmas. It was in this period that nearly all
the wall and vault paintings were covered
with a coat of whitewash.
During the restoration campaigns in the
19th and 20th century they were
rediscovered sporadically, still a large
number of paintings perished with the
then common use of removing all plaster
from interiors. Some pictures were restored
following methods of that time, meaning
with inadequate adhesives and varnishes
and numerous overpaintings. Only after
restoring these former restorations, the
paintings become once again fully
intelligible and enjoyable.
The first part of this work treats Flemish
medieval murals materially as to their
components: the support, the coat of
plaster, the layers of paint and the
composition of the paintings.
In the framework of a scientific restoration
policy, systematically built up in recent
years, the necessity is pointed out of a
thorough preliminarv examination, the
possible analysis, the study of the decay
and an outline of the main principles and
techniques for restoration.
In these parts of the country the support
for murals is either brick or stone.
These can be rough-hewn or finished off
very smoothly. In the former case the
support is plastered, mostly in two layers,
with a thin coat of limewash serving as an
undercoat for the painting; for the latter
often only a thin coat of whitewash was
applied. Some wall paintings have also
been discovered with clay, straw and some
lime serving as a support. The background
is either white or red. These red
backgrounds are most common in the
14th and 15th century.
The analysis of pigments and mediums has
in the past been carried out in a far from
systematic way. The main pigments are:
lime and white lead (white), coal tar
creosote or lamp-black (black), azure and
lapis lazuli (blue), vermillion, cinnabar and
minium (red), green earth and malachite
(green) and the coloured earths: umber
(raw and burnt), ochres and siennas.
Some use was also made of metals (gold,
silver, tin foil,..) and sporadically relief
work, carried out in wax or filler
(embossed details: crown, nimbus,...).
The techniques used were tempera
painting and lime painting ("Kalkmalerei").
The fresco technique was practically
unknown.
Nowadays the restoration of a medieval
interior is never done without a
preliminary scientific research, consisting of
two main parts: the research on site and in
the lab of materials and techniques on the
one hand, and a study as to the art history
on the other hand. This prclimanary
research leads us to opt for the adequate
restoration.
Furthermore, the different treatments in
the restoration process are treated:
exposure, fixation and consolidation,
cleaning, filling up of lacunas and
retouching.
The second part of this edition deals with
the current state of art-historical research.
Few wall paintings have been preserved in
private and public buildings. We have
knowledge of a certain number through
written and iconographic sources.
In religious buildings, on the other hand,
many examples of mural paintings have
SUMMARY | 2 0 7
been preserved. In Flanders, the interiors
of Romanesque and Gothic churches were
always decorated with limewash,
architectural polychromy and ornamental
and figurative paintings on walls and
vaults. The latter are often top quality
paintings. This is hardly a surprise,
considering that commissions for murals
and all sorts of polychromy have been
carried out by famous 15th century panel
painters like Jan Van Eyck, Robert Campin
and Rogier Van der Weyden.
As from the last quarter of the 19th century
on, and continuing for nearly 100 years,
all limewash was almost systematically
stripped off in restoration campaigns, thus
destroying countless murals. Although it
has already for a long time been
established scientifically that medieval
church interiors were always painted, even
today the misconception persists that in
the Middle Ages building materials
(natural stone or brick) were left bare.
Mid 19th century, when art history started
taking interest in wall paintings, there was
still insufficient technical know-how to
restore and preserve these discoveries
professionnally. In those days, restoration
often amounted to plain overpainting.
Even during the first half of the 20th
centurv, still a great deal was painted over
or touched up.
Fortunately, these murals were often
documented upon their discovery by
means of caiques, copies, drawings,
pictures and descriptions. These are of
course important sources for art-historical
research, especially since a major part of
these paintings have since disappeared.
A third chapter treats of medieval
sepulchral paintings. These were painted
quickly and smoothly, and usually
represented a calvary, a Madonna with
child and angels swaying a thurible.
These paintings are well-preserved examples
from the early Gothic period, of which not
much else has been preserved aboveground.
The guide to wall paintings in Flanders is
not conceived as an exhaustive inventory:
it presents some fifty paintings or
ensembles which arc still sufficiently
coherent and intelligible. After a short
2 0 8 | SUMMARY
description of the building, the art history
of the wall paintings is given, as well as
their condition and how they were
discovered,
Finally a list of dimensions and a
bibliography are included,