Academia.eduAcademia.edu

Nederlanders in de poolwinter

1989

Contents: Preface Hacquebord, L. De overwintering op Nova Zembla Hacquebord, L. Drie zeventiende‐eeuwse overwinteringen. Leinenga, J.R. Een koud verblijf in Groenland en Canada Korte, K. de Nederlandse Spitsbergen expeditie

University of Groningen Nederlanders in de poolwinter Hacquebord, Louwrens; Leinenga, Jur R.; Korte, Ko de IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 1989 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): Hacquebord, L., Leinenga, J. R., & Korte, K. D. (1989). Nederlanders in de poolwinter. s.n. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). The publication may also be distributed here under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license. More information can be found on the University of Groningen website: https://www.rug.nl/library/open-access/self-archiving-pure/taverneamendment. Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 09-10-2022 Dit is een uifgove von Arcfisch Centrum Rijksuniversiteif Groningen en Knoop Horen by studi old ru kkerij! uitgeveri j Distributie Boekhandel Boomker Haren-Groningen Tekst- en beeldredacfie louwrens Hocquebord Vormgeving Tineke Wieringa gvn grofische vormgeving Produktie en druk Knoop Haren by © Copyright 1989 Arcfisch Centrum R.U.G. en Knoop Haren bv CIP-gegevens Koninklijke Bibliotheek, Den Haag Hacquebord, louwrens Nederlanders in de poolwinter 1 louwrens Hacquebord, Jur R. leinenga, Ko de Korte.Groningen: Arcfisch Centrum, Rijksuniversiteit Groningenj Haren: Knoop. -Ill. Catalogus bij gelijknomige tentoonstelling Universiteitsmuseum GroningenMetlit.opg. ISBN 90.6148.451.0 5150975.1 UDC (910.4,981, (~1.492]0 ) Trehv.: Nederlandse poolexpedilies; geschiedenis; tentoonstellingscatalogi. Niels uil deze uilgove mag worden verveelvoudigd en/of open boor gernaokl worden d.m.v. druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder yoorofgaande toestemming van de uitgever. No port of this book may be reproduced in any form by print, fotoprint, microfilm or any other means withoul written permission from the publisher. INHOUD VOORWOORD 5 DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBlA 7 lOUWRENS HACQUEBORD DRIE ZEVENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN 24 lOUWRENS HACQUEBORD EEN KOUD VERBlUF IN GROENlAND EN CANADA 40 JUR R. lEINENGA NEDERlANDSE SPITSBERGEN EXPEDITIE KO DE KORTE 53 llTERATUUR 60 lUST VAN TENTOONGESTELDE VOORWERPEN 62 o NIEIIJ)IEIffi TIN IIJ)IEIffi§ il)~ ~v, LOUWRENS HACQUEBORD JUR R. LEINENGA KO DE KORTE &wi! ARCTISCH CENTRUM RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN (- , KNOOP HAREN BV VOORWOORD De hcrdenking van het 375-j,uig bestaan van de Groninger Universiteit in 1989 is oak de nanleiding gcwordcn tot cen aanzicnlijkc reeks van wetenschappclijkc manifestaties. Daartoe behooft het internationale symposium over het thcma 'Life in the Polar Winter', gcorganiseerd door het Arctisch Centrum, in samenwerking met het Biologisch-Archcologisch Instituut en de afdcling Biologic, dat ap 23 en 24 februari 1989 wordt gchoudcn. Ter bcgclciding daarvan wordt in het UniversitcitsmuSCUlll cell tentoonstellillg ingericht over 'Ncdcrlandcrs in de poolwintcr' , waarin aandacht wordt gcschonkcn aan de overwinteringcn in de poolstrcken door Ncderlandcrs in nu bijna vier eeuwen en die onderling cell vcrschillend karakter hebben gedragen. Hct began met de aile Nederlanders reeds van de lagere school bijgebleven overwintering van ,ViIlem Barcntsz in het Behouden Huys op Nova Zembla in de winter van 1596-1597, welke met succes werd doorstaan.1n het streven van de Noordsche Compagnie eell permanente kolonie te vestigen, vonden de volgende, vrijwillige overwinteringen plaats. Die in de nederzetting Smeerenburg op Spitsbergen in 1633-1634 weHi eveneens een succes, maar de verblijven op Jan rvlayen in dezelfde winter en in Smeerenburg in het volgende jaar 1l10esten aIle deelnemers met de dood bekopen. Pas in de winter van 1777-1778 en 1826-1827 brachten weer Nederlanders, nu wederom noodgedwongen, de winter in het poolgebied door. Aan de hand van teruggevonden voorwerpen, atbeeldingen, kaarten en reisjournalen worden hun wederwtlardigheden tltlilschouwelijk gemaakt. Vooral de in de periode 1979-1981 door de Aretisch Centrum ~ Carl Denig - Spitsbergen expedities opgegraven voorwerpen in Smeerenburg op Spits- bergen en de reisjournalen geven een levendig beeld van de barre omstandigheden en ontberingen waaraan de overwinteraars waren blootgesteld en hoe zij hun tijd doorbraehten en besteedden. Heel interessant zijn de lotgevallen van de bemanningsleden van de Groninger schoener Jantilla Agati1a, die in 1909 als vraehtvaarder naar het poolgebied vertrok. Het schip raakte in het ijs en zonk. De bemanning wist zich te redden en leefde meer dan cell jaar onder de inheemse bevolking. Oak daarvan zijn tal van voorwerpen en herinneringen bcwaard gebleven. In sterk contrast met de voorgaande overwinteringell staat ten slotte de laatste, toen vier biologen, voorzien vanllloderne hulpmiddclen, in 1968-1969 wetenschappelijk onderzoek verrichtten op Spitsbergen. Ook daarvan gecft de tentool1stelling een overzicht. Het doet lI\ij genoegen dat deze tentoonstelling, over een onderwerp dat velen boeit, in het Universiteitsmuseum wordt gehouden. Deze geeft eell goede indruk van het onderzoek waarmee het Arctisch Centrum zich bezighoudt. Allen die op de een of andere wijze hebben bijgedragen aan de opzel en de inrichting van de tentoonstelling en aan de samenstelling van de waardevolle catalogus wil ik hier gaarne mijn weigemeende dank betuigen, in het bijzonder dr. L. Hacquebord van het Arctisch Centrum en Knoop Haren bv studio-drukkerij-uitgeverij te Haren, die de uitgavc van het boek geheel voor Imar rekening heeft genomen. Het spreekt vanzelf dat mijn dank niet in de laatstc piaats de bruikleengevers geldt, zonder wier bereidwilligheid de tentoonstelling !liet had kunnen slagen. "'.R.H. Koops, consen'alor 5 LOUWRENS HACQUEBORD DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA DE POOLWINTER Het noordpool- of arctische gebied Jigt ten Boarden van de poolcirkcl (66S N.B.). In di! gcbicd gml! '5 zomers de zon tenminste 24 uur niet onder en komt hij 's winters gcdurendc tenminste dezelfde periodc niet hoven de horizon. Deze zogenaamdc pooldag en poolnacht durcn Haaf het noordcn toe langer. De gemiddelde iuchttemperatuuf komt cr tijdens de warmste maand gewoonlijk niet hoven de 10" C en in cell groat dccl cryan komt dcze zelfs niet boven de 5" C. Het gcbicd ten 1100rdcn van de 5° isotherm wordt de hoge arctis genoemd en het andere dee I heet de lage arctis. De gemiddelde wintcrtcmperatuur is er laag en over het algemeen daalt die temperatullf wanneer men landinwaarts en vcrder naaf het noorden toe gaaL Een gevoIg daarvan is dat de zee 's winters diehtvriest en de badem vrijweI permanent bevroren is. Slechts de bovenste 50 cm van de badem ontdoait tijdens de zomer. Dc neerslag is gering en valt in de vonn van sneeuw. Naar het noorden toe en landinwaarts neemt deze bovendicn af. Boven de poolkap treft mcn rclaticf hoge drukgcbieden aan van waaruit regcimatig lucht Tlaar het zuiden stroomt. Door de draaiing van de aarde krijgt die arctische luchtstroom een oostelijkc richting. Dit wcgstromen van arctische lucht gaat mecstal gcpaard mct hcvigc stormcn waardoor op open plaatsen de sneeuw wordt weggeblazen en elders driftbanken van opgehoopte sneeuw ontstaan. Deze aspecten van de poolwinter, die soms in combinatie met clkaar voorkomen, maken het verblijf aldaar zo gevaarlijk. VeeI organismen verlaten daarom het gebied bij het invallen van de winter. Zij trekken naar het zuiden, overwinteren daar en keren pas in de loop van het volgende voorjaar terug. Tach valgen niet aile organismen deze tactiek. Er zijn er ook die de hcle winter blijven. Deze achterblijvers hebben strategiecn ontwikkeld die hen in staat stellen de winterperiode te overleven. Hun aanwezigheid in het poolgebied stclden weer andere levende wezens als de Illens in staat de winter over te blijven. De mens moest daartoe eehter welleren zich door middcl van cffcctieve kieding tegen de winteromstandigheden te beschermen en de aanwezige voedselbronnen te gebruiken. Hij moest met andere woorden eell bestaanswijze ontwikkclen die hem in staat stelde de poolwinter te overieven. De Eskimo's of Inuit hadden dat onder geleidelijk koudcr wordende oIllstandigheden geIeerd. Zij vanden oplossingcn voor de problem en Overzichtskaarf van de Atlantische ardis. De driehoekjes geyen de plaatsen oonwoorde Nederlonders overwinterden. Tekening H.J. Walerbolk. ____ 0 ____ _ ~". ---' -wo~ --"O<)rdp:x>1 - 0 p • Oq ! • o \ . ()O 7 DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA "( ---- ---Verloop von de dogeliikse tem~ peroluur in een hoog arclisch gebied, Kapp lee, Edge0ya, Spitsbergen 1968-1969. Tekening H.J. Walerbalk. A\; \/ v ----""- !'I\'Ie -- V\ I~ Ir IV NIP VV sept. ok!. nov. dec. ft.~V I~ '-J ion. feb_ waarvoor de winter hen plaatste en ontwikkelden zo een aan arctische omstandigheden aangepaste bc~ staanswijze. De bewaners van de gematigde streken die tijdens de Europese expansieperiode het gebied binnencirongen, kenden deze omstandigheden niet. Zij gedroegen zich net als veel andere organismen en verlieten het gebied bij het invallen van de winter. Ze overwinterden op gematigde breedte totdat ze ap zeker moment gedwongen werden te blijven omdat hun schip in het ijs kwam vast te zitten. Sommigen van hen wisten zo'n winterperiode te doorstaan en leerden ervan. Deze kennis werd gepubliceerd of doorverteld en anderen konden daarvan profiteren. Tach waren dezc manieren van over1cven niet structureel. Het waren ad hoc oplossingen die niet leidden (at een aangepaste bestaanswijze. Zodra de omstandigheden iets anders waren ontstonden nieuwe problemen, waarvoor nieuwe oplossingen bedacht 1l1oesten worden. Het succes van een gedwongen overwintering hing nag sterk af van toevallige factoren. Na de gedwongen, taevallige overwinteringen werd in de zeventiende eellw eell aantal van tevoren geplande overwinteringen uitgevoerd. Een aantal mannen werd enige maanden in het poolgebied achtergelatell met de opdracht te onderzoeken of een overwintering op die plaats mogelijk was, zaals in ollze tijd de bemanning van eell ruimtestation de mogelijkheden van een verblijf aldaar onderzoekt. Zo'n overwintering was echter vooral bedoeld om de bezittingen van de walvisvangstmaatschappij te beschermen. Uiteraard moest ook bekeken worden of ZO'11 verblijf commercieel aantrekkelijk was en ook kregen ze er een wetenschappelijke opdracht 8 Vl ~r 11 +H Ii'. V ,/,. y A. \N\ 11 I , maari ~ -21 y 31 april mei iuni iuli aug. bij. Dc overwinteraars werden bij zo'n gepland winterverblijf voorzien van ceIl onderkomen en voedselvoorraden. Het verIaop van beide soorten overwinteringen werd echter in hoge mate be'invloed door eeil al of niet aanwezige inheemse bevalking, zodat er in fcite vier soorten overwinteringen zijn geweest. Van drie soorten hebben we Nederlandse voorbeelden gevon den en de tentoonstelling 'Nederianders in de pool winter' , waar deze bundel bij hoort, wil deze overwinteringen in beeld brengen. Centraal staat daarbij de vraag hoe men in staat is geweest de poolwinter te overleven of waarom het niet lukte. Acht Nederiandse overwinteringen in het poolgebied worden hier behandeld, waarvan vier in de hoge arctis en vier in de lage arctis plaatsvonden. Vijf overwinteringen vonden in onbewoond gebied plaats en bij drie speelde de inheemse bevolking een belangrijkc rol. DE DERDE TOCHT VAN WILLEM BARENTSZ HET VOORSPEL In de tweede hclft van de zestiende eellw speelde de Nederlandse scheepvaart zich vooral af op de Oostzee, de Noordzee en andere Europese kustwateren. Pas in het laatste decennium breidde deze zich verder uit en kW<lmen oak de landen rondom de Middellandse Zee, Brazilic ell Lapland binnen het bereik der Nederlandse koopJieden. Hun interesse ging echter verder. Ze wilden een kortere zeeroute naar Azie en het liefst een buiten bereik van de Portugezen en Spanjaarden. In navoJging van de Engel- DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA sen en Fransen zochten ze zo'n zccroute in het Boarden. De toen aanwezige geografischc kcnnis bood drie Il1ogclijkhcden: cen noordwcstclijke route, cell route via de noordpool en cell noordoostclijkc route. De noordoostelijkc route leek het Incest aantrekkelijk omdat men vcronderstcldc dat de noordkust van Siberie ter hoogte van de Ob naar het zuidcn afboog. i\'len hocfdc dan slechts het huidige schicrciland Jamal tc otllzcilen en de zeewcg naar China en Cathay lag open. Op zoek naar dczc zecwcg belanddcn de Engelsen Hugh \Villoughby en Richard Chancellor in 1553 met drie schcpcn in de watercn ten lworden van Lapland. Door storm en mist raakten de schcpen elkaar kwijt. \Villoughby zeilde met twee schcpen naar het Hoorden, maar werd in september door uitzonderlijke weersomstandigheden gedwongen om te keren. Naar het zuiden zeilend misten ze de ingang van de \Vitte Zee, maar kwamen in plaats daarvan op de Arzina Reca, een rivier ten oosten van het Russische klooster Pechingho, terecht. Ze raakten daar ingevroren en moesten er overwinteren. Volgens het jOllrnaai van \Villoughby waren er in de rivier volop vissen en zeehonden aanwezig. Op de oevers zag hij bovendien beren, rendieren, vossen en diverse andere vreemdsoortige dieren. Het is daarom onbegrijpelijk dat deze eers(e Europese overwintering zo slecht afliep dat aile zeventig opvarenden stierven. Latere reizigers in het gebied weten dcze mislukking aan gebrek aan kennis en ervaring. Volgens Henry Lane waren ze niet in staat geweest goede schuilplaatsen en kachels te makcn en waren ze daarom van de koude omgekomen. \Villoughby stuurde eCIl aantal keren enige van zijn bemanningsleden op pad om naar plaatselijke bewoners te zocken, maar ook dat lukte nict. De volgende zomer werden de schepen door Russische vissers teruggevonden, geheel intact maar met een doodgevroren bemanning. Hoewcl ze !liet met het bard in de hand en de lepel in de mond werden gevonden, zoals de Venetiaansc ambassadeur bewccrde, was hun do ad dramatisch genoeg en maakte het gebeuren diepe illdruk in Engeland. Richard Chancellor had meer geluk. Hij bereikte met het derde schip de \Vitte Zee en reisde vandaar door naar Ivloskou ahvaar hij de basis legde voor de Enge\se handel met Rusland. Nieuwe expedities werden uitgezonden maar ook deze vonden de noordoostclijke doorvaart Baal' China en Cathay uiet. Wei werden nieuwe, onhekende kusten en eilanden ontdekt en verkend. Ook waren vertegenwoordigers van de kooplieden in het Iloorden achtergeblcven om de zakell waar te nemen en transacties voor te bereiden. Zo overwinterden vijf Engelsen in 1574-1575 in Lapland om met de inheemse hevolking te handelen. Hun rapparten en de journalen van de ontdekkingsreizigers werden door Richard Hakluyt lIitgegeven. Daarnaast voegden Engclse cartografen de nieuwe geografische gegevens aan hun kaarten toe waardoor deze voor grotere groepen toegankelijk werden. PETRUS PLANCIUS Inmiddels waren ook de Nederlanders in de noordeIijke gebieden verschenen. Verschillende, meest Zuidnederlandse koopliedcn waren vanaf de zestiger jaren van de zestiende ecuw actief in het \ViHe Zecgebied. Ze hadden een man in dienst die ter plckke hun belangen behartigde. Deze man was Olivier Brunei, eveneens eell Zuidelijke Nederlander van geboorte. Deze Brunei n1.1 had het plan opgevat de noordoostelijke doorvaart te zoekcn. Hij sprak met de beroemde kaartenmaker Gerardus Mercator en met de Zuidncderlandse koopman Balthasar de Moucheron. In t5841ukte het hem met financicle ondersteuning van dc Moueheron een schip uit te rusten !laar het arctische gebicd. Hij was evenwcl niet sliccesYol, want zijn schip verging in de monding van de Pechora en waarschijnlijk kwam hij zclfbij deze schipbreuk om. Dc door hem verzamelde geografische kennis werd door \Vaghenaer gcbruikt in zijn in 1592 verschenen 'Thresoorder Zcevaerdl', het kaartcnboek waarin ook de informatie van de Engelse ontdekkingsreizell werd verwerkt. Petrus Plancius, een dominee en geograaf uit Amsterdam maar van Zuidnederlandsc origine, kende de resultaten van de Engelse reizen. Hij gaf stuurliedcn les in navigatie en kwam zo in contact met \ViIlem Barentsz. Petrus Plancius, theolooggeograof te Amsterdam. Uit: Gerrit de Veer, Reizen van Willem Barentsz, Jacob van Heemskerck, Jan Cornelisz Riip en anderen naar het Noorden, 1594-1597. S.P. I'Honore Naber ed., linscholen Vereniging XIV· XV, 's Graven- hag. 1917. 9 DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA Een zeevaort- kundige les von Petrus Plandus. Frogmenl van een tilelblad van Colom's 'Groote lichlende ofte vyeryke Colom', Uit: Gerrit de Veer, Reizen von Willem Barenlsz, Jacob van Heemskerck, Jon Cornelisz Rijp en anderen naor he! Noorden, 1594-1597. S.P. I'Honore Naber ed., linschoten Vereniging XIVXV, 's Gravenhage 1917. Volgens Plancius had de expcditic van de Engclscn Pct en Jackman in 1580 duidelijk aangetoond dat de Iloordoostclijke doorvaart niet langs de kust van Siberie gczocht Inoest worden, maar veel noordclijker. Daar was namclijk cell poolzee zander land en via die zcc kon men in Azic kamen. Deze bewering was volstrekt in tcgenspraak met de gangbare opvattingen. De gcografische noordpool werd vrij algemeen voorgesteld als cell zwarte rots in een binnenzee die door vier grote stromen gevoed werd. Deze stromen scheidden op hun beurt weer vier zogenaamde poollanden waarvan er cell lIit zou lopen in de zuidelijke punt van Nova Zembla. Toen Barentsz later Spitsbergen ontdekte leek hij dit concept te bewijzen. Hiermee ZOll immers de zuideHjke punt van eell volgend poolland zijn ontdekt. De te volgen route zou derhalve tussen Spitsbergen en Nova Zembla moe ten liggen. Plancius gcloofde echter niets van dit concept; welis\vaar tekende hij deze poollanden nog wel opzijn kaarten, maar in de begeleidende tekst meldde hij dat hij in het bestaan ervan niet geloofde. Toen hij in 1594 hoorde dat De Mouchcron van plan was samen met kooplieden uit Enkhuizen een aantal schepen uit te rllsten am de noordoostclijke doorvaart te zocken, wilde hij zich daar graag bij aansluiten. Hij wist enige Amsterdamse kooplieden en de admiraliteit van die stad te bewegen een schip met de Zeeuwse en Noordhollandse expeditie mee te sturen. Omdat Plancius en De Ivlouchcron, die onder invloed van Hakillyt en Ivlercalor stand, van mening verschilden over de te volgen route, scheidden de schepen zich zodra ze bij Nova Zembla aankwamen. Dc schepen van Zeeland en Noordholland zeilden door Straat Vaygach en kwamen in een ijsvrije Kara Zee terecht. Toen de bemanning van de schcpen dit zag, meenden ze dat ze het begin van de doorvaart hadden gevonden. Ze keerden daarom om, vast van plan het jaar daarop mel meer schepen terug te komeH en dan door te zeilen Ilaar Azic. Het Amsterdamse schip was minder fortuinlijk. Het arrivcerde 01' 77" N.B. en bereikte de noordkust van Nova Zembla. Daar echter bleck dat de Kara Zee geheel met ijs bedekt was. Ook zij keerden terug en ontmoetten bij Straat Vaygach de anderen weer. Gezamenlijk keerden ze naar Holland terug. Het sllcces van de Zeeuwse en Noordhollandse schepen had tot gcvolg dat de volgende expcditie de route direct onder de kust van Siberie volgde. De schepen strand den echter in het ijs van de Kara Zee. Ze dreven terug Baar Straat Vaygach en kcerden ecrst in begin november in de Republiek terug. HET BEHOUDEN HUIS Ondanks deze tcleurstelling zonden Amsterdamse koopJieden, daartoe aangezct door Plancius, het jaar daarop weer een expeditic naar het noorden. Op het ene schip was lan Cornelisz Rijp en op hct andere lacob van Heemskerck schipper. De navigatie en wetcnschappc1ijkc leiding van de expeditie was in handen van \VilleTl1 Barentsz. De expeditie moest de richtlijnen van Plancius volgen ell de doorvaart in noordelijke richting zoeken. Op 7Y N.B. ontdekten ze een eiland dat ze Beereneiland noem-den en op ongeveer 800 N.B. stootten ze 01' de rand van het pakijs. Dit ijs volgend ontdekten ze op 10 DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA Wereldkoort door Petrus Ploncius, uitge- geven bij Comelis Cloesz, Amsterdam 1594. Universileits- bib!iotheek, Amsterdam. 11 DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA Poolkaart van Gerard MercatOfi de zestiende-eeuwse voorstelling bijgewerkt met de resultoten van de derde reis van Willem Barentsz. Uil: Alios sive cosmographicae medilationes de fabrica mundi et fobrieafi figura Gerardus Mercalor. Jodocus Hondius, Amsterdam 1606. Universiteits- bibliotheek Groningen. 17 juni 1596 land op 80 10' N.B. Ze noemden dit land 'Het Nicuwc Land of Spitsbergen'. Naar het zuidcll gaalld vcrkcndcn zc de wcstkust van Spitsbergen en uiteindelijk kwamcn ze weer bij her Beercneiland terug. Hier ontstond cell discussic tussell Barentsz en Rijp over de tc \'olgen route. Uitcinciclijk beslool Barentsz de noordoostelijke richting weer tc probcrcn en Rijp zcilde wederom naar het Boarden. Barentsz en Van Ileemskerck arriveerden op IS augustus 1596 bij de IJskaap van Nova Zembla, ronddel1 deze pUllt en vervoJgdcn hun toeht in zuidoostclijke richting. Spocdig stuitten ze op ijs, waardoor ze niet verdcr konden. Ze probeerdcn in noordwestclijke richting weg te kOIllCIl Cll kwtlmcn zo bij de IJshaven lerecht. De stroOIll trok het schip daarna weer naar het oosten en zc kwamen stceds Il1cer in hel ijs. Tol25 augustus bJeven ze met hct ijs 0 12 DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA worstelen. Toen kwum er weer wat meer open water en zc vcrlegdcn hun kaefs naar het zuiden in de hoop via Straat Vaygach weer uit de Kara Zee tc ontsnappcn. I-let lukte niet en het ijs druktc zc tertlg. Zc probccrdcn het vCfvolgCIlS nog cell kecr via de Uskaap mam oak dat luktc niet Illeer, het schip zat Tlluurvast in het ijs. Op 28 augustus begon het schip tc bars ten en twce dagcn later wcrd het door het ijs opgctild. Dc daarop volgcndc dagcn brachten ze alvast enige voedselvoorraden aan land. Op 11 september besloten ze aan land een 11lIis tc bOllwen. Ze begonnen daarvoor drijfhout aan te slepen dat ze gebruikten "oor het gebint en een dee I van de wanden van het 1lUis. Nag vDordat de bOllW Detail van de poolkoort von Willem Barentsz, posluum uitge- geven door (ornelis Claesz in 1598. De koort toont 'Het Nieu- we land' en de roule die Barentsz en Van Heemskerck op hun derde toch! in 1596 namen. Universileits- bibliotheek Amsterdam. van het huis goed en weI bcgollllcn was, slocg het noodlot weer tOC. Dc tilllll1Cfman sticrf. Zc wikkclden zijn lichaam in linncn en bcgrocvcl1 het in cen kloof. De bOllw ging echter door en op 2 oktober was het geraamte van het huis zover dat het opgericht kon wordell. Gehecl volgcns de traditic wcrd een mciboom op het bouwwcrk gcplaatst, aileen was hij ditmaal van bevroren sneeuw. Op 5 oktober werd het huis dichtgemaakt met planken die van het schip waren geslaop! en enkele dagen daarna ver- Jacob van Heemskerck. Uil: Genii de Veer, Reizen von Wrllem Barenfsz, Jacob von Heemskerck, Jan Cornelisz Rijp en anderen naar het Noorden, 15941597. S.P.I'Ho· nore Naber ed., linschoten Vereniging XIV-XV, '5 Grovenhoge 1917. 13 Uit: Gerrit de Veer, Reizen van Willem Borentsz, Jacob von Heemskerck, Jon Cornelisz Rijp en onderen naar het Noorden, 1594-1597. S.P. I'Honore Naber ed., linschoten Vereniging XIVXV, 's Graven- hoge 1917. DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA Het schip von Von Heemskerck en Borentsz in het ijs van de Kafa Zee. Uit: Ger(it de Veer, Reizen van Willem den, 15941597. S.P.I'Honore Naber ed., linschoten Vereniging XIV-XV, 's Grovenhage 1917. Borentsz, Jacob von Heemskerck, Jon Cornelisz Rijp en anderen noar het Noor- huisde cell dccl van de bcmanning van het schip naar het IlUis. De 24ste oktober was het !lUis eindelijk helemaal klaar. Ze hadden precies cen maand over de bOllw gcdaan en de weersomstandigheden waren zodanig dat het ook geen week langer had moeten duren. Drie dagen nadat icderecn naar het huis was gegaan werd de klok uit het schip gehaald en in het hllis gezet. Lang hadden ze er geen plezier van, want het llllrwerk b!eek niet goed tegen lage temperaturcn bestand te zijn. Op 7 november bleef de klok al sti! staan. Op die dag waren ze ieder gevoel van tijd kwijt. Ze warcn gcruime tijd de kooi niet uit geweest en wisten niet goed of het dag of nacht was. Na cnigc discussic concludcerden zc dat het dag moest zijn. Ze kregen de klok weer aan de gang, maar spoedig hield hij er definitief mee op en vanaf dat moment moest de tijdsbepaling met behulp van de meegenomen 12 uurs-zandlopers gebeuren. DE POOLNACHT scheepshout werd hel ge~ Veer, Reizen von Willem Borentsz, Jacob van Heemskerck, Jon Cornelisz Rijp en roomie van het anderen noar huis gebouwd. het Noorden, 1594-1597. S.P. De bouwvan het Behouden Huis; met drijfhout en Uit: Gerrit de I'Honore Naber ed., linschoten Vereniging XIV· XV, 's Graven- hage 1917. 14 Op 3 novcmbcr was van de zon nog slcchts de bovenrand te zien. De poolnacht brak aan en deze zou duren, volgcns het dagboek van Gerrit de Veer, tot 24 januari 1597. Dc Veer gebruikte echter in dit geval de Juliaanse in plaats van de toen reeds algemeen in zwang zijnde Gregoriaanse tijdsberekening. Bovendien zagen ze toen de zon niet, maar eell reflectie daarvan. De werkelijkc tcrugkeer van de zon vond op 7 februari plaats, zaals Barentsz had voorgerekend. Het vcrslag van De Veer begint zoals gebruikelijk was bij schcepsjournalen steeds met de vennelding van de weersomstandigheden. Deze werden naar- DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA SchoeiseI en kledingslukken ofkomslig von Novo Zembla. Foto Riiksmuseum Amsterdam. mate de winter vorderde slcchter. \Vas het in november al vaak stormachtig, koud weer, in december was het zeer koud, zo koud dat het volgens De Veer bijna niet mcer uit te houden was. De verwarming van het Imis was een groot probleem. De in september verzamelde brandhoutvoorraad was sncl op en het aanvullen er van was moeilijk zodat er een voortdurend tekort aan brandhout was. Op 7 december was dc koude zo ondragelijk geworden dat de overwinteraars besloten ceil kolenvuur te maken. Aan hoord van het schip waren zogenaamde smeckokn die goed va or dat doel konden worden gebruikt. Men stopte echtcr aile kieren, gaten en zelfs de schoorsteen dicht zodat koolmonoxidevergiftiging niet uit kon blijven. Dit gcbcurde dan ook en aile mannen raakten door de kolcndamp bedwelmd en ze zouden dit zeker niet hebben overleefd als niet cell van hen de dem had opengestoten. Pas tegell het eind van de overwintering gebruikten ze weer kolen maar toen hiclden ze de schoorsteen opcn. Om in bed warm te blijven gebruikten ze extra Iaken dat als handelswaar was meegenomen. Oak legden ze stenen in het vuur dic zc vervolgens als kruik mee naar bed namen. Om zich buiten tegen de vaak hcvige kou te beschermen droegen ze meerdere kledingstukken over elkaar hecn. Op 19 november gcbruikten ze laken uit de handelsvoorraad om extra hemden te maken cn van dc vossepelzen maakten zc mutsen. Toen ze op de terugweg op de noordkust van Rusland aankwamen, ruilden ze de extra broeken die ze aan hadden tegen voedsel. Genit de Veer vertelt dat sommigen wei 'twee of drie over cen hadden'. De mutsen van vossebont droegcn ze nog to en ze in Amsterdam aankwamen. Op II december waren de schoenen zo hard als iworn gevroren en onbruikbaar geworden. Ze maakten toen ruime klompen met cell bovenkant van schaapsleer waarin ze drie a vier paar sokken konden aanhebbcl1. Later, in maart, maakten ze uit de ruwe vilten hoeden schoenen die zc over de sokken aantrokkcll en die in de sneeuw heel goed voldeden. Ondanks deze maatregelcn kwam het voor dat lichaamsdelen bevroren. Zo mocsten een aantal mannen, die op weg waren naar een eerder gedode Het Behouden Huis was op 24 okfober hele· maol klaar en de bemanning was erin gaan wonen. Random het huis werden vossevollen gemaak!. Uit: Gerrit de Veer, Reizen von Willem Barentsz, Jacob van Heemskerck, Jan Cornelisz Rijp en anderen noor het Noarden, 15941597. S.P.I'Hono~ Naber ed., tinschoten Vereniging XIV-XV, 's Grovenhage 1917. 15 DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA beer, door bevroren ogen voortijdig naar huis terugkeren. Op 13 december was het zo koud dat ze blaren en bulten op gezicht en oren kregen toen ze even naar buiten gingel1. Later in de winter was bij eell van de mannen zelfs cell t~elkoj afgevrorcn. Dat er niet meer lichamclijke kwalen ontstonden was voor cell niet gering dcel aan de chirurgijn te danken die allerlei preventievc maatrcgelen naITI. ZO maakte hij op 4 november van een wijnpijp eell bad om in te stoven. Ze namen minstens drie l11<1al zo'n stoombad en voelden zieh erna heel goed. De scheepsbesehllit veroorzaakte obstipatie, waarvoor zc SOIllS na het bad een laxeermiddel namell. Ook bestccdden ze relatief veel zorg aan de hygiene. De Veer vcrmcldt twee maal dat de klcrel1 gewassen wcrdcn en vcrschillende malen dat het huis werd schoon gemaakt. SNEEUWSTORMEN EN ISOLEMENT Bchalvc door de koude werden ze oak door de Het interieur von het Behouden Huis op Novo Zembla. Rechls het stoombod dot de chirurgijn maakte. UiI: Drey Schiffahrlen der Hollander nach obermeldlen Indien durch das miHnachlstigsche oder Eismeer... durch Jo. Theodor und Jo./srol de Bry, Gebriider. Gedruckt zu Frankfurt am Mayn durch Mattheum Becker, 1599. Bezit von de schrijver. 16 hcvige sneeuwstormen geplaagd. Deze sneellwstormen maakten het onmogelijk 0111 naar buitell tc gaan, zodat de l11allllcn soms dagenlang met Z'1l zestienen in een ruimte van tien bij zes meter opgesloten zatell. In zo'n sitllatie ontstaan vaak irritaties en spanningen en om dic te vermijden is cell straffe discipline en een strikte dagindeling nodig. fvlet name het dag- en nachtritme dient in zo'n geval gemeenschappelijk te blijven. Dc Veer zegt in zijn dagboek niet veel over deze aspccten van de overwintering. Duidclijk is dat Barentsz en Van Heemskerck dc beslissingen l1all1en; Barelltsz waar hct de voartgang van de expeditie betrof en Van Heell1skerck bij nautische zakel1. Niet Barentsz maar Van Heemskerck nam dan oak de beslissing of cn wanneer ze in de boten huiswaarts zouden gaan. Hij was immel's verantwoordelijk voor het schip dar in het ijs achter blecf. Toen hij had besloten weg te gaan, werd er ecn verklaring opgestcld over het stakcn van de reis (het cedelken). Dczc vcrklaring DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA wcrd door beiden- ondertekend, maar eerst door Barentsz en dan door Van Hccmskcrck. De taakverdeling aan board bleef oak aan land gehandhaafd. Dit blijkt onder andere uit het fcitdat uitsluitcnd de kok het ctcn kookte. Het sneeuwsmelten en houthakkcn waren cvcneens taken van de kok. Pas tcen dit hem te veel wcrd, namen de andcrcn het volgcns eell daartoe opgesteld rooster van hem over. De schipper en stuurman waren daarvan echter vrijgesteld. Oak het snccuwvrij maken van de dellr werd volgcns rooster gcdaan. Vit deze voorvallen blijkt dat de taakvcrdc1ing en de discipline 01' het schip oak in de kleine ruimte aan land gold. Van spanningcn en ruzies hlijkt niets in het dagbock vall De Veer. Evenmin blijkt eruit dat groepjes zieh om dic reden wilden afzonderen. Integendeel, toen zc in het voorjaar hout moesten verzamelen, dedcn ze dat gezamenlijk. Slechts de kok, de schipper, de stuurman cn de zieken blcvcn in het Behouden Huis achter. Ook dc tochten naar het schip werden mcestal in groepjes van vijf a zeven man ondernomcll. Er is cvcnwcJ ccn opmcrking van De Veer die te dcnkcn gecft. Hij vcrmeldt dat sOlluuigen heimelijk naar het schip gingen om daar vall dc voorraden tc etcH. \Vc1ke strafmaatregelen werden genomen OIll tc voorkomen dat het wecr zou gebcuren staat nict in het dagbock. Hoe dan ook, veel strubbclingen zullen er niet gcweest zijn, want dan was dat zeker ergens vermeld. Uit verschillende zinnen van De Veer blijkt dat dc dagenlange opsluiting grote invlocd had 01' de geestelijke weerstand van de mannen. Ze werden er zeer somber door gestemd. Ze verJangden naar dc zon die ze als de hcerlijkste schepping Gods beschouwden. Recds op 23 dcccmber vcrzuchtten ze dat hel met de ZOI1 de gocdc kant op ging. Toen CellleI' twee dagen later vossen ovcr het dak van hun ingesneeuwde huis Iiepen, we I'd dit door sommigell van hen direct weer als eell slecht tekcl1 bcschouwd ell op 26 december was er naast hoop oak sombcrheid in het Behouden Huis 01' Nova Zembla. Tocll op 27 januari een reeds lang zieke lotgenoot overleed, kreeg hij een begrafenisdienst met psalmgczang Cll voorlezingen uit de Bijbel. Dit gebeurde niet aileen uit pietcit voor de dode, maar ongetwij- feld ook om er opnicuw moed uit te putten en daardoor de gecstelijkc weerstand te vcrgroten. Dc overledene werd vervolgens even buiten het huis in de sneenw begraven. Eind januari waren de overwinteraars zeer teleurgesteld, omdat het nog steeds erg koud was. Onclanks het feit dat men 01' 16 fcbruari plezier maakte en het glas hief 01' de bijna voorbije winter, was het de 18de februari al weer een en al somherheid. Ais ze op cell nacht vosse- voor berevoetstappen houden vcrzucht Dc Veer 'want de nacht die eensaem ende eyselijek in hem selfs is, die maeckte tghene dat eysclijck schecn noch eysclijcker'. Op I maart was het zo koud en was cr zo wcinig brandstof dat ze zich door hardlopen warm moesten houclen en midden maart was het weer bitter koud. De bittere koudc, het isolement en de somberheid werden soms even vergeten door het vieren van hoogtijdagen. De Veer noemt in zijn dagboek Kerstavond en Kerstdag, maar venneldt niet of ze toen iets bijzonders deden. Dat is andcrs 01' Drie Koningen, want de ,wond vail de 5de januari we I'd met pannekoeken, beschuit, wijn en spelletjes tot een ware fcestavond gemaakt. Ze verbeeldden zich, aldus Dc Veer, dat ze thuis bij familic of vriendell waren en vergaten daardoor even hun benarcle situatie. Naar oud gebruik deelden ze clkaar briefjes nit en de kOllstabcl werd or deze manier koning van Nova Zembla. Ook l','laria Lichtmis op 1 februari en Vastenavond op 16 februari werden niet vergeten. De gevierde feestdagen maken duidelijk dat het katholicisme tachtig jaar l1a de Hervonning nog eCIl grote invloed had 01' het dagelijks !even in bepaaldc streken in de Republiek. Door het gebruik van ijsberenvet was er volop brandstof voor de olielampen. Iedereen kon daaram ccn van de meegebrachte kaarsen bij zijll kooi hebben, zodat zo nl! en dan ook met lezen de tijd gedood kon worden. Ais het weer het toeliet werden spellctjcs als klootschictcn en koh'en gedaan. Ook dit was een aardig tijdverdrijf Cll men bleef bovendicn in bewcging. Dat was belangrijk, omdat beweging als een probaat middel tegen scheurbuik werd gezien. Daarom werd er eveneens frequcnt hardgelopcn. 17 DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA Op 12 iuH 1596 werd bij een eilond dot het Beereneiland werd genoemd een ijsbeer gedoad. Het dier werd gevild en het vlees gegeten, maar het smaakte hen niet goed. Uit: Gerrit de Veer, Reizen van Willem Bo- rentsz, Jacob van Heemskerck, Jan Cornelisz Rijp en anderen noar het Ncar- den, 15941597. S.P.I'Honore Naber ed., linschoten Vereniging XIV-XV, 's Gravenhage 1917. DE JACHT OP IJSBEREN EN POOLVOSSEN Oak de jacht werd gezien als een nuttig tijdverdrijf. Zc maaktcn vcoral jacht op ijsberen en POolvDssen. De eers(e ijsbeer werd reeds op 12 juni 1596 gedond. Het Beereneiland ontleent er zijn naam aan. Ze vilden het dier en aten van het vlees, maar COIlstateerden dat het niet erg smaakte. Oak bij Spitsbergen werd cell beer gcdood en gcvild, maar hct vlees werd toen niet mecr gegetcn. Dit blcef zo tot 31 mei 1597. Opdie datum dooddcn ze eell beer, vilden hem en aten van de Icvcr. Dat smaakte goed, maar ze werden er allemaal ziek van. Drie man zclfs zo ernstig dat voor hun !evcn wcrd gcvrecsd. Zc vcrvcldcn over hun hele lijf en Jeden hevige pijnen, maar herstcldcn uiteindelijk toch. In totaal werdcn elf beren gedood. Tijdens de overwintering werden dezc beren meerals tijdverdrijfgejaagd. Bovendien vond men ze lastig. De nuttige waarde werd, nadat men had geconstateerd dat het vlees niet smaakte, niet zo hoog geacht. Hct vct wcrd als bnmdstofvoor de olielampen gebruikt en meestal werd oak de huid bewaard. In een gcval slocgen zc oak de tandcn uit de bek, overigens zander dat wcrd vCfmcld wat ze ermec dcden. Toen de zce dichtvroor ycrdwenen dc ijsberen,. maar de vossen blcven gedurende de gehele winter18 peri ode in de buurt van het IlUis rondzwervcn. Om dezc diercn te vangen wcrdcn vallcn gemaakt. In ecrstc instantic van cen hocpcl cn CCIl touw, maar spoedig op de Noorse wijze met planken die met stenen waren verzwaard en die met een houten pen, waarap het aas was geprikt, op scherp werden gczct. Dezc laatstc mcthode bleek voortreffelijk te werken want ze vingen totaal26 vossen die een weIkome aanvulling op het menu waren. Aan proviand had men uit Holland meegenomen: beschuit en hard brood, gezouten vlees en spek, gerookt spek cn hammen, bater cn kaas, olie en azijn, mosterd cn zout, gerooktc vis cn stokvis, gOft, erwten en bonen, bier, wijn en brandewijn en grutten en meel. Het bier was al spoedig bevroren, waardoor de vaten lek werden. Bij het ontdooien licp meestal veel weg en bovendien verloor het zijn kracht waardoor het niet lekker mecr smaakte. Naast water was bier het belangrijkste drinkell aan board van de zestiende-eeuwse schepen. Reeds op 8 november wcrd CCIl tekort gcconstateerd dat moest worden aangevuld door sneeuw te smelten. Dc zelfde dag werd ook het brood gerantsoeneerd en op 12 november ging de wijn op rantsoen. De kaas werd op 22 november verdeeld. Desondanks was in december het beste proviand rceds op. De maaltijden werden daarop zeer sober. Gecn wonder dat het yossevlces cen welkome aanvulling was. Dat dit yerse vices cycncellS gocd tcgen scheurbuik hielp wist men fliet, maar het is ongetwijfeld hun redding geweest. Op 1 Illei kooktcn ze het laatste meegebrachte vlees en op 3 mei ging het spek op rantsoen en waren ook de grutten op. DE TERUGREIS De overwinteraars hadden zo nog tot ongeveer eind augustus brood, zodat ze, wilden ze dit angstigc aYOntuUf oyerlcycn, de tcrugreis wei zo spoedig l1logelijk mocstcn aanvaardcn. Er kwam ilOg bij dat de schepelingen meer dan genoeg hadden van de 'troosteloze' plaats. Ze wendden zich verschillende keren tot \Villem Barentsz met het verzoek de schipper over te halen de sloepcn gereed te maken. Barentsz wimpelde dit in eerste instantie af, maar op 15 mei sprak hij met de schipper af de maand mci DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA nog af (e wachten en als het schip dan nog niet nit het ijs ZOli zijn danzouden ze iude boten teruggaan. Dat wcrd uitcindclijk gcdaan. Dc baten werden daartoc gcrccd gcmaakt en op 14 juni 1597 vertrokken zc vanuit de IJshavcn, nadat ze in het Behouden Huis een briefje (het cedelkcn) hadden achter gclaten. Op 20 juni oycrlecd \Villcm Barcntsz en dczclfdc dag oak nog Claes Andriesz. Beiden werden op de wcstkusl van Nova Zembla begraven. Bijna twee weken daarna stierf een vijfde oycrwintcraar.Twcc maandcn 11a het vertrek ontmoetten de ovCrlcvCIlden voor het eerst weer andere mcnscil. Het waren de schcpclingcn vall cen Russischc lodya waarvan zij vis en mcelkoeken kochten. Op 30 augustus kwamcn zc in Kola aan waar zc Jan Cornclisz Rijp ontmoetten. Ze hadden to en in twee en een halve maand 381 zeemijl in open boten over de Noordelijke IJszee afgelegd. Een prestatie waarvan de omvang nauwelijks is voor te stellen. Op 1 november keerden zc in de kleding van Nova Zembla en met witte bontmutscn op in Amsterdam terug, een Orie kandelaren gevonden op Novo Zembla. Folo Rijksmuseum Amsterdam. De sloepen werden gereed gemaakt om erin naar NoordRusland ferug fe keren. Uit: Gerrit de Veer, Reizen van Willem Barentsz, Jacob van Heemskerck, Jan Cornelisz Rijp en anderen naar het Noor- den, 15941597. S.p.rHonon3 Naber ed., linschoten Veren1ging XIV-XV, 's Gravenhage 1917. 19 DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA HET CEDELKEN Het cedelken, zoals het in 1876 door de Engelsman Gardiner op Nova Zembla werd teruggevonden. Rijksmuseum Amsterdam. Alsoe w(ij) van mijnen heeren van Amst(er)dam wut ghe~ond s(ijn) Anno -1596- om bij (n)oerden naer de Landen van Chyna te varcn soe ist dat wij naer graete moeytc ende gcen ( ) perijckcl ghecamen sijn amden w( ) van nova (Z)ee(m)bla mccnendc Hoch alsae bij de Costen van Tartrien langes te seylen in den voerschrevc(n) landen eyntlijck ghecomen o(p) dese plaels(e) or den -( ) ende -26- Augusti de(s) boven ge(noemden) jaers waer ons den oes( ) ende - Odo() - (o)ns soe dapperlick (ende) cocne () gew() ende ijs besetten des wij wegens te() deser noe(t) gedwongen sijngeweest een huijs te bouwen am OIlS lijf de wijnter over daer i(nn)e salueren indien tl110egelijck waer van couden Sijn (i)nt huijs ghe woent van den - 12 - October Anno - 1596 - den heelen wynter over totten - 13 -Junii des naestvolgenden jaers Anno - 97 - (in) grate coude. Sijn den selfen - 13 - Junii ( ) doen ons schip noch al vast int ijs besloeten Iach met ons schuyt ende boet van hier ge(seylt) am weder thuijs te moegen coem(en) onse godt wil ons behouen reijse verleenen ende ons met ghesontheyt in ons vaderlallt brengen. Amen. Nota desen hoeck daer wij overwijntert hebben is g(e)legen op d(en-) 76 - graed d( ) die ( ) breeden aen (de w)eslsij(de va)n n(ova Zeemb)Ia (onge) veerlijck ( ) noe ( )a )deshebb(en)novaZeembla-I2-( ) ( len ( ) en, suydw(esten) wint ende westaerts) op. \Vilem Barentsz Ja(cob) Heemskerck iIIusie armer maar eell ervaring rijker. Dc noordoostelijke doorvaart was niet gevonden, het schip was vcrspeeld en vijf metgezellen hadden de tocht niet ovcrlccfd. Toch kan men deze locht niet louter als mislukking zien. Er werden tijdens deze toeht mccr onbckende kusten ontdekt dan tijdcns de voorgaande twee toehten. Zo werden hct Bccrcilciland, de noord- en westkust van, Spits20 DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA De poolkaart van Willem Ba- renlsz, posluum uitgegeven door Camelis Claesz in 1598. Universiteits- bibliolheek Amsterdam. 21 DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA bergen en de noord- en oostkust van Nova Zembla ontdckt, verkend ell yoor het ccrst op kaart gezet. Het was bovcndicn de ccrste keer dat Europeancil in de hogc arctis ovcrwinterden. Het dagbock van Gcrrit de Vecr wcrd spoedig na terugkoillst in druk uitgcgeven en het bcleefde daarna vcle hcrdrukken. Nag hetzcIfde jaar vcrschenen bovcndicn uitgavcn van het dagbock in diverse andere talen. Het werd cell internationaal bekcnd boek. Het belangrijkstc rcsultaat van dcze tocht is cvcnwel de door Camelis Clacsz in 1598 postuum uitgegeven kaart vall \Villem Barcntsz, waarop het poolgcbicd geheel volgcns de thcoric van Plancius is weergcgcvcn als eeo zce zondcr poollanden. Sicchts de Polus rvIagnetlls, dic als cen gewcJdige rots uit zcc oprijst, herinnert nog aan het oude concept van ondcr anderen Mercator. Op deze poolkaart staat een groot deel van de noord- en westkust van Spitsbergen aangeduid als 'Het Nieuwc Land'. Ook zijn het Beereneiland cn Nova Zembla op de kaart aangegeven. Voorwerpen uit het dagelijks leven von de overwinteroars opNovaZemblo. De meesle van deze vondsten zijn door de Noar Elling Carl- sen gedaon en via Engelond in het Rijksmuseum fe Amsterdam terechtgekomen. Fole Rijksmuseum, Amsterdam. II. I. II' f 22 DE OVERWINTERING OP NOVA ZEMBLA Voor het eerst is cen dccl van de oostelijke kustlijn van dit laatstc eiland op cell kaart aangegeven. Op deze kaart zijn oak walvissen getekend en dczc afbeeldingen hehhen in het begin van de zevcnticnde cellW de ccrste Nederlandsc walvisvaarttochten ongctwijfcld merle gestimulccrd. ELLING CARLSEN Tweehondcrdvijfcnzcventig jaar nadat Barcntsz en zijn mannen in de Ushaven aan de oostkust van Nova Zcmhla landden, yond de Noorse jager Elling Carlsen op het eiland ter haogte van 76° 12' N.B. de resten van een huis. Dit IlUis was volgens Carlsen 16 ellen lang en 10 ellen breed. Het was gebouwd van drijf- en schccpshout. Het drijfhout was gebruikt yoor het gcraamte en het onderstc dccl van de wanden van het hllis. Dit decl van de wanden was op de Noorse wijze geconstrueerd vall vier balken die op de hoeken om en om in elkaar waren gelegd. De rest van de wanden en het dak waren gedekt met 1.5 duims vUfendelen die 14 a 16duim breed waren. Deze delcn warcn met behulp van spijkers aan c1kaar en aan het geraamte bcyestigd. Tussen de huisresten yond hij twec kopcren kookketels, een koevoet, eCIl geweerloop, een slaguurwerk. een klok, eell kist met daarin versehillcnde vijlen en andere timmcrgereedschappen, ecn pmtij prenten, een fIliit en enigc gcverfde kledingstukken. Daarmmst waren er nag twee kisten, maar die waren leeg. Dric dagcn na hun eerste bezoek aan de huispiaats gingen Carlscn cn zijn bemanning wcderom in de fJshaven aan land. Dc huisrcstcn werden nag een kcer nauwkeurig onderzoeht en zc ontdekten nag meer voorwerpcn. Zovonden zij kandelaars, drinkkroezen van tin, een degen, cen fragment van eell hcllebaard, twee boeken, verschillendc fragmenten van nautisehe instrumenten en delen van eCil grotendccls vcrroeste ijzeren kist. Op dondcrdag 14 september 1871 gingen ze voor de laatstc keer aan land om de plaats te onderzackcn. Ditmaal sehepten ze oak zand weg en vonden daarbij trommelstokken, nog eell degen en enkele spiesen. Carlsen was van mening dat in het huis goed gewapende mensen hadden gewoond die gezien het wrakhout Timmergereedschap ofkomslig von Nova Zemblo. Foto op het nabijgelcgen strand van eell schip afkomstig waren geweest dat schipbreuk had gclcden. De Noren zoehten na hun inspectie van de hllisrcsten oak nog naar resten van ave ric den mensen maar konden niets vindell. Voordat Carlsen cn zijn mannen de plek met mcename van de gevonden voorwerpen veriieten, richt~ ten ze eell paal op met stenen eromhcen en in dit cenvolldige gcdcnkteken lieten ze CCil bericht achter in eell dubbele blikken trammel. Dc voorwerpen kwamen l1a enige omzwervingen in het Rijksmuscull1 te Amsterdam tcreeht waar ze lange tijd tot de vaste expositie van dc afdeling Nederlandsc Geschiedenis behoorden. De laatste tijd bevindcn ze zich vanwege onderzock in depot. 23 Riiksmuseum, Amsterdam. LOUWRENS HACQUEBORD DRIE ZEVENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN EEN GRAF OP AMSTERDAM EILAND Op 16 juli 1980 werden op Amsterdameiland de overblijfselen van zeven mannen gevonden. Veel was er van hen niet meer over, maar gcnoeg om het graf tc herkennen en de ligging van de lichamen te reconstrueren. Op ongevcer tien centimeter beneden het oppcrvlak werden de bodems van zeven doodskisten aangetroffen; zes nonnale kistbodems en een extra korte. Op deze boclems werden de resten van skeletten gevonden, drie in gestrekte houding en vier in min of meer hurkhouding. Dc Spitsbergen, en rechls de noordwesthoek von Spitsbergen met AmslerdomeHand en Smeerenburg woor twee overwinteringen ploatsvonden. Tekening I. Stoepker. V E S T- SPITSBERGEN ;',':.t{ .. Wolvisbegroofploots t Begroofploots 24 zeven kisten, de positie van de lichamen en het l1auwelijks Hen centimeter diepe graf zijn duidelijke aanwijzingen dat het hier het graf betreft van de zeven vrijwilligers die in 1634 in Smeerenburg achterbleven om daar vergeefs de poolwinter te trotserel1. DE PLANNEN Reeds in 1623 waren vrijwilligers bij de bcwindhebbers van de Noordsche Compagnie met het aanbod gekomen om een winter in het Hoge Noorden door te brengen. De bewindhebbers waren toen echter nog van mening dat elit eell overbodige zaak was en gingen niet op het aanbod in. Toch blecf de gcdachte de gelederen van de Noordsehe Compagnie bezig houden, vooral {oen bleek dat een pennancnte vcstiging eell krachtig middel zou zijn in de strijd met de concurrentie. In 1626 werd dan ook opnieuw ccn plan gemaakt. Ditmaal zOllden vijfentwintig man, rijkelijk voorzien van levensmiddelen en medicijncn, in cell ruimc, goed gelsoleerde woning mct kellken en voorzien van een kachel op Spitsbergen achterblijvcn. Zij zoudcn bovendicn een schccpjc van vijfcntwintig last tot hun beschikking hebben. Deze ovcrwintcringsplocg zou zich met de bcr~ cn vosscjacht bczighoudcn. Eel1 bezigheid die hun afleiding en beweging zou verschaffcn en voor de compagnic rcvcnucn zou oplevercn. Zodra de zon tcrug zou komcn en het ijs zou breken, zoudcn ze mctdc walvisvangst beginnen, zodat nog voordat dc schcpen nit Holland 'dc Hollantsc oftc Mauritiusbaai' hadden bereikt, walvissen zouden zijll gedood. Bovelldien zoudcn meteorologisehe waarnemingcn gcdaan kunncn worden, waar- DRIE ZEVENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN door een antwoord gegeven kon worden op de vraag of dit decl van de poolstreken tijdens de winter bewoonbaar was of niet. Uiteindclijk werd dit laatste doel het hoofddoel. Dc gehele onderneming zou, zo luidde de mening, nag niet dircct ecollomisch voordeel op hoeven te leveren, maar moest als experiment gezien worden. Een nadere afweging resulteerde eehter in de conclusie dat onderzoek en een betere voorbereiding nodig waren, alvorens zo veel mensen aan de gevaren van een poalwinter zouden worden blootgesteld. Het benauwde avontuur van Barentsz en de zijnen op Nova Zcmbla (1596-1597) was nag niet vergeten. De overwintering werd daarom tot nader order uitgcsteld. In 1628 werd vanwcge conflicten met de Basken wederom over cell overwintering gesproken, maar dat jaar kwam het er evcnmin van en waarschijnlijk was het erook nooit van gekomen, wanneer in 1630 niet per ongeluk acht Engelsen op Spitsbergen waren achtergebleven, die in het voorjaar vall 1631 gezond en weI werden aangetroffen. Hiermee was immers aangetaond dat een overwintering op Spitsbergen mogclijk was. De "Muscovy Company, de Engelse walvisvangstmaatschappij, had voordien oak reeds gespeeld met de gedachte een overwintering te organiseren. Zij was bereid een flinke premie te betalen aan de lied en die eell dergelijk avontllur aandurfden. Er werd echter geen enkcle vrijwilliger gevanden. Het lukte zelfs niet am uit Engcland aangevoerde ter doad veroa.rdeelden tot een overwintcring te bcwcgcn. Toen ze de dcsolate pick waar ze moesten ovcrwinteren zagen, prefereerden ze de strop boven CCll venlleende langzame dood op Spitsbergen. Nadat bovcndien negen op Spitsbergen achtergebJcven Engelsen het jaar daarop dood en door roofdieren venninkt werden teruggevonden, daalde het animo tot beneden nul. Dit veranderde toen de acht ccrder genoemde Engelse zeelieden na hun ovcrwintering gezond werden aangetroffcn. Zij waren door dezelfde schipper achtergclatcn als de negen die eerder waren omgekomen. Zij wisten zich in levcn te houden door het eten van rendiervlecs cn walvisresten van het voorafgaande sIachtseizocll. Als deze Engelsen zondcr enige voorbereiding in staat waren met succes te ovenvinteren, dan moest dat volgens de bewindhebbers van de Noordschc Compagnie in Smeerenburg en op Jan rVlayen oak mogclijk zijn. Taen Baskische walvisvaarders in 1632 de pakhuizen van de Noordschc Compagnie op Jan Mayell plunderden en cell cnorme schade berokkcnden, warcn ze spoedig overtuigd van het nut van een ovcrwintering op Spitsbergen en Jan "tvlayen. DE UITVOERING Aan het cind van het seizocn van 1633 bleven daarom ap beide plaatscn ploegen van zeven menSCH achtcr. De ploeg opJan IVlaycn stand onder leiding van Dlitger Jacobsz van Grootebroek, een ervaren comnHHldeur die vele jaren in dicnst van de kamel's Enkhuizcn en Amsterdam van de Noordsche Compagnie bij Jan rvlayen 01' walvisscn had gejaagd. De ploeg 01' Spitsbcrgcn werd geleid door Jacob Segersz van dCf Brugge, die volgel1s het journaal van rvlichiel Adriaensz de Ruyter samen met CCIl 25 landtong van Smeerenburg gezien vonuit het westen. Foto B. Bekooy. DRIE ZEVENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN Twee JOURNALEN Titelpagina van de uitgave van Twee jaurnalen ..., editie Gillis Joosten Saeghman. Amsterdam co. 1668. Universileilsbibliotheek Amsterdam. Illall voor Jan rvlayen midden in het vangstseizoen uit Holland was gehaald. De burger van Spitsbergen, zoals hij door Dc Ruyter werd genoemd, komt verder in geen enkelc schriftelijke bron voor. \Vat precies zijn positie in de Noordsche Compagnie was wetcn we daarom niet, maar dat hij leiding kon geven bleek gauw genoeg. De opdracht van be ide plocgcn was overwinteren en alles waarnemen wat op be ide locaties zou voorvallen. Ze mocsten dagelijks schriftelijk bijhoudcn wat er gebcurdc, aangeven of deze gebieden 's winters bcwoonbaar waren en bepalen of het waar was dat het cr 's winters de he Ie dag donker was. Daarnaast moesten ze de ncdcrzettingen beschermen tegen belagers. Als er schepen in de buurt kwamen moesten ze in aile tenten vuur maken zodat rook uit de schoorstenen zou komen, vlaggen hijsen en schotell lossen van de forten. Opdat de belagers, denkende dat er een grote bezetting was, er vandoor zouden gaan. Van be ide overwinteringspogingen is nauwkeurig verslag gedaan en de journalcn zijn bewaard gebleven. Deze journalen zijn in druk verschenen en er zijn verschillende uitgaven van bekend. Van de overwintering op Spitsbergen is geen oorspronkelijke uitgave bewaard geblcven. De uitgave van de Amsterdamse drukker Gillis Joosten Saeghman is een heruitgave geweest van een oudere uitgave die we uil de Latijnse uitgave vall de 'Grooten Atlas' van \Villem Jansz Blaeu kenllell. Blaeu verwijst daarin namelijk naar een in 1635 bij \Vaalpot uit Delft uitgegeven jotlmaa!. Saeghman heeft dit boekje nagedrukt. Van het oorspronkelijke boekje ontbrcekt tot Ill! toe ieder spoor, zodat we hel mel eell herdruk uit ca. 1668 moetell doen. Wat het journaal van de overwintering op Jan rVlayen betreft hebben we meer geluk. Hiervan zijn vier uitgaven bekend. Uitgave een 'Journael of Dagh Register gehouden bij seven matroosen in het overwinteren op 't Eyland iVlauritius in Groenland in 't jaer 1633 en l634, doch sijn 't samen aldaer gestorven' is uitgegeven door Gillis Joostcn Saeghman te Amsterdam ca. 1668. Hel is een verkorte uitgave van de oorspronkelijke, uit 1634 daterende tekst. Uitgave twee 'Twee Journalcn: het eerste 26 ntbir UtI)OUbtll ~p ~,bm MAT ROO SEN. SPITS'IfE"R G EN, Gelegen in Groeniant, t'zedert het vertreck vande VHfchery. Sch~n ziJn~<kfl def Gcoaroyeerde Noortfche Complgnie, in Nederlant, au ~o. Au;:uftr .631. !CI, d. wN<rk<>mft v<>«~ "q.l\t.y,16H_ \\' <Irk. Mom ~"n :!..EjD afg.:uJi,tn lewn ad~re Iig.d... opg<b!.... ",J«b.k2~na!t'rmgic JA 1;ip &;".", .. 1", J.. Sch<p<n,<J.n "pm- (1Ji""''':]'''''' COB S E G E R S Z. ,-ander B RUG G E. ER DAM, =-ro:,;.·"AM'~T GILLIS e~nal1 JOOSTf:N 'P;utltr. tlan N ~lo\m. ZAAG)-l.AN, 111 DrtHwtrr·nrMt/ Iff 2u- m :(~I1N-tcpfm. gehouden bij de seven matroosen op het Eylandt IVlauritius in Groenlandt in den jare 1633 en 1634 in haer overwintercn, doch syn al 't samen gestorven' is eveneens een verkorte uitgavc die samen met hct dagboek van de mislukte tweede overwintering op Spitsbergen omstreeks 1668 is gepubliceerd door Gillis Joosten Saeghman te Amsterdam. Dc derde uitgave heet: 'Het Journael ofte Voyage vande Groenlantsvaerders namelijck vande seven matrosz. die ghebleven waren op het Eylant, ghenaemt rVlauritius om op het selfde Eylant te overwinteren ooek om te besien hoe heus dit lant toe soude draghen den gheheelen winter' is uitgegeven in 1634 bij 'Abraham Nering, Boeekvercooper bij de Roode Brugghe Op het Zeeusche Veer inde Druckerije' te Rotterdam. De vierde en laatste uitgave is: 'Het Journael ofte \Vaerachtige Beschrijvinge van al hetgene datter voorghevallen is op het Eylant IVIauritius in Groenlandt beschreven bij seven persoonen, die Anno 1633 aldaer ghelaeten waren om te averwillteren'. Op het titclblad staat oak nog dat het dagboek DRIE ZEVENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN IOVRNAEL. 110. i1)jf 1(: 'I1opagte lHUllle l9~oen(t$' ~ar.ol ~n1rl(\ unnM Ji;Jru£l1 malrorJ. btt <lIIJlbltuen warm op Ott <tCplant Genaullt maw t'J(iu.G' om op Ott (cifbe €plant tt olmwintmnfoockom u fHfjm OO! Onlt bir 1!ant foe routfC b)agfiuIJ . IDiom. bm gC(~ltr1 Noch hebt ghy hierby,de Befchrivingbe van 11aer handel, emtc w:mdd,oock wat ly gehooft ende geficn hebben,als Beuen, W ;I-111IT,"l1c" cndc ro~c, ~nd( D;rch,cno, lo!d~Ij(hHC Z(~gcJIQ'h!.n, ~I!e<; p~tfed:«liJ;(n OHttJjd'nlto<. TOT ROTTERDAM. lOp Abraham Nering. lSot({lumOOptrl bp be laoobt 2aoW99brt@pOrtZrtufrtn:Utrt!fnbe DlUckerijr ANNO. 1634. aile andere, de Amstcrdamsc, rvliddclburgse, Vlissingse, Veerse ell Dclftsc bczittingen wordt melding gcmaakt. la, zelfs de Deense installatics worden in het journaal genocmd. Over zijn cigcn onderkomen spreekt Segersz van def Brugge steeds in tcnnen van 'anze tent'. Dit bctckcnt ciat de overwinteraars in de mccst wcstclijke traankokerij van Smeerenburg bivakkccrdcn. Uit het journaal blijkt dat Segersz van def Brugge zich nauwgezet aall zijn opdracht hicld. DagcJijks notcerde hij de weersomstandighcdcn. Steeds weer began hij zijn dagverslag met de vcrmclding van de windrichting, windstcrktc, algchcJc weerstoestand, de temperatuur en de ijstocstand in de baai. Zoals gcbruikclijk is in scheepsjournalen werd de windrichting heel nauwkeurig aangegeven. Het blijkt dat de noordoostelijke wind gcdurende de winter van 1633-1634 overheerste, maar cell zuidwestelijke wind blijkt eveneens frequent voor te komen. De stormfrequclltie was dat jaar aanzienlijk lager dan tegenwoordig het geval is. Het grootste aantal dagen met storm kwam net als gevondcn is tussell de bcclldcrcn van cell van de zevcll ovcrwintcraars. Het wcrd bij \ViIlcm Christiaens gedrukt en door Jacob Roels, bockvcrkopcr op de Hooghlandtschc Kcrck-Graft tc Leidcn, in 1634 op de markt gebracht. We zullen hier geen discussie aangaan over het fcit welk journaal het meest waarheidsgetrouw is, maar Titelpogino van het Rotterdamse journool van de overwintering op Jan Mayen of Mauritius. Rotterdam 1634. Uil: Wolvischvaarten, overwinteringen en jachlbedrijven in hel Hooge Noorden, 1633- 1635. S.P.I'Honore Naber. Ulrecht 1930. Afscheid van de overwinteroors. Uif: Twee journalen ..., edifie Gillis Joosten Soeghmon. Amsferdam ca. 1668. Universifeifsbibliotheek Amsterdam. zowel uit het Rotterdamse als uit het Leidse journaal gcgevens puttcn waarbij we de natuurlijke gestcldheid van het ciland voortdurend op de achtergrond laton mccspclcn am daardoor intcrprctatiefouten tc voorkomcn. WINTER IN SMEERENBURG Het journaal van Van del' Brugge begint op 30 augustus 1633, de dag waarop de schcpcn het anker lichtten om naar Holland to zeilen, en eindigt op 31 mei 1634, tocn de schepen terugkeerden. De zcvell overwinteraars hadden waarschijnlijk hun in trek in een van de huizen van de Hoornse traankokcrij gcnomcn. Dit is namelijk de enige traankokcrij die niet in het jaurnaal genoemd wordt; van 27 DRIE ZEVENTIENDE·EEUWSE OVERWINTERINGEN :mORD G_U laqunc N·:STERDM·:E IlA'in HOaR;! DELfT o 00 00 GAT :~!ODUI , DEH!SE '1EEHE 'llISSIilGElI HIDDELBURG N-l5TER[Wt /E:,Y.HlJIZErJ 5'Jm '0 ,.CO locolie van de verschillende lraonkokerijen op de landtong van Smeeren- burg op Amster- domeilond. Tekening AJ.lotgering. Complete vilt- hoed. He! koordie is gevlochten naarvoorbeeld van enkele bewaard gebleven resfanfen. De hoed werd in Smeerenburg gevonden. Fote C.F.D., R.U.G. tcgcnwoordig yoor in december en januari. De windsterkte werd omschrcycn met woorden als zwak, matig, hard en stonnachtig. Daarnaast werden tennen als afnemend en tocncmend gebruikt. Oak de necrslag en de tempcratuur werden bcschrcycn. Een exacte vermelding van de tcmpeTatum was nog !liet Illogelijk, omdat de thermometer nog geen gemeengoed was. De eerste dagen was er sprake van mooi, hclder weer. Op 15 september begon het te vriezen, maar de vorst was niet steeds even streng. In de herfst dooide het soms ook enkcle dagen en in januari en februari overheerste zelfs dooiweer. Onder invloed van de zuidwestenwind en de rclatief hoge temperatuur ontstonden toen zelfs wakken in het ijs van de Hollandse Baai. Daarna begon het weer te vriezen en in mei was nog sprake van strenge vorst. Ondanks het vrij gematigde winterweer waren er perioden waarin het bitter koud was. Zo koud zelfs dat de overwinteraars vreesden dood te vriezen. Deze koude perioden vielen meestal samen met perioden van storm. Het was dan bijna niet mogelijk buiten te zijn en ze hlcven dan ook binnen bij het vum zitten. Dit vuur was hun voortdurende zorg, niet aIleen vreesden zij een tekort aan brandstof, maarook was 28 er voortdurend brandgevaar. Eenmaal ontstond er inderdaad cen brandje, maar dat kon met 'kockswater' en snceuw worden geblust. Door hct stoken van steenkool en dc slcchte trek bIecf er vcel rook in huis hangen. Deze rook en zwavel sloeg hen op de borst en evenals op Nova Zembla ontstond gevaar voor koolmonoxidevcrgiftiging. Hct voorkomen van tlauwtes en duize1igheid is daarvoor een aanwijzing. De koude had grote invloed op de toestand van het voedsel. Aan de ene kant bleef daardoor het lepelblad en het rendier- en vossevlees beter bewaard, Illaar aan de andere kant raakten vloeistoffen bevroren, wat veel ongerief veroorzaakte. De watervaten bevroren zelfs naast het vuur. Door bcvriezing zetten de vaten uit, waardoorbij het ontdooien veel voeht verloren ging. Toen ook het vlees en spek uit de tonnen moes{ worden gehakt, raakte zelfs Scgersz van dcr Bruggc ontmoedigd. Ze baden daarom dagelijks 'Godt Almaehtigh hen niet na verdiensten tc straffcn'. Bijna bitter merkte hij op dat hij 'in tijdts dc commandeur weI hadde voorgedragen ende gesollisiteert om beter versorght te werden, maer het versoeck wiert bij haer in de wint geslagen, ende seyden dat het selvige genoegh soude sijn, alsser maer een tent of loodse mocht gehechtet worden'. En aansluitend daarop 'naderhandt (tot waersehouwinge) eenighe \villende overwintcren moeten na 't hun hier opdoet, van betcr en wanner Loodsc vcrsorgt worden'. De kou veroorzaakte eveneens bevroren ledematen, waardoor zweren en fijt ontstonden. Reeds in september kreeg een van de overwinteraars last van bevriezingsverschijnselen aan zijn vingers. Ondanks cell behandeling met 'boonsap' en water en azijn, 'olye van olijve ende olie no. 4 al 't samen volgens dc lijste ons van diversche Chirurgijns verleent' begonnen zijn vingers flink te zweren. Pas nadat Segersz van der Brugge van ccn van Z'll vingers een stuk vices had weggesnedcn en de wond daarna had uitgewassen, hersteldc hij weer. 'Ve lezen er tenminste niets meer over in het journaal. Ook de anderen hadden last van bevriezingen en niet aileen de vingers, maar oak tellen raakten bevrorell. Segersz traehtte zijn mannen in conditie te houden DRIE ZEVENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN door ze veel te laten bewegen. Niet aileen kolfden ze op het ijs van de baai, ook wandelden ze, wanneer ze vanwege de wcersomstandigheden binnen mocsten blijven, voor het stapcn gaan twee uur in het imis. Toen dit moeilijkheden gaf, splitste hij de groep. Drie mannen werden op 11 januari voor drie dagen in een van de huizen van Amsterdam ondergebracht, om zodoende meer ruimte voor 'exercitie' te ereeren, maar mogelijk ook am de spanningen die door het lange verblijf in cell klcine ruimte ontstanden, te vermijden. De exercitie werd van groat belang geacht, omdat mcn in de veronderstelling Icefde dat scheurbuik vooral een gevolg was van een tekort aan beweging. In het begin was deze extra beweging nag niet nodig, omdat de mannel1 toen door de jacht voldoende beweging kregen. Vier fragmenten von een muls van vossebont. Gevonden in Smeerenburg. Foto CF.D., R.U.G. Gebreide muls mel diverse gekleurde garens. Gevonden op de Zeeuwse UyI- kijck. Foto C.F.D., R.U.G. De HoHandsche of Mauriliusbaal in augustus. Tegenwoordig heet deze baal Smeerenburgfjorden. Foto B. Bekooy. DEJACHT In het begin van de overwintering werd op rendicren gejaagd. Ze roeiden daarvoor helemaal naar de Rendiervlakte. Deap 12 september bij Biscayerhoek gedode rendieren werden ter plaatse geslacht en met veel maeite J1lee naar Smeerenburg genomen. Daar werden ze in stukken gehakt, met azijn gewasscn, gepeperd en aan spijkers opgehangen om ze te latcn bevriezen. Al dezc moeite bleek nict voor niets, want het vices blecf de hele wintcr goed. Hct vormde een welkome afwisseling van het menu. Ook werd getraeht walvissen te jagen, maar al gauw bleek dat ze daarvoor met te weinig man waren. Later in de winter jaagden ze op ijsberen en vossen. Er werden ongeveer vijfentwintig beren en een groat aantal vossen gedood. De gevechten met de ijsberen waren gevaarlijk, omdat de musketten door de weersomstandigheden nogal eens weigerden. Als dat het geval was gebruikte men lenzen en hellebaarden. Het kwam echtcr voor dat men ternauwernood aan verwonding kon ontsnappen en eenmaal kon niet worden voorkomen dat de hand gewond raakte. Dezc jacht moet als cell van de doelstellingen van de overwintering worden beschouwd. \Veliswaar staat aileen expliciet vermeld dat de overwinteraars moesten onderzoekell of een dergelijk woest gebied in de winter bewoonbaar . ",~f/® 1"-11\.' . o~ ~,: -. hI:>- 29 ._':-~t "'" DRIE ZEVENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN De bereniacht in de poolnacht 1633-1634. Uil, Walvischvaarten,overwinteringen en iachtbedrijven in het Hooge Noorden, 16331635. S.P.I'Hono~ Naber. Ulrechl1930. loge leren schoen. Gevonden in Smeerenburg. Foto G.D., R.U.G. Inlegzool gesneden uit de brede rand von een vilthoed.langs een rond is de indrukvan het hoed lint nog zichtbaar. Gevonden in Smeerenburg. Folo C.F.D., R.U.G. was, zc dam'toe alles moesten waarncmen en schriftclijk vastleggen, maar uit de activiteiten van de overwinteraars blijkt duidelijk dat ze ook moesten onderzoeken hoeveel profijt een ongestoorde jacht kon opleveren. Yoor de overwinteraars zeit teIde die opbrengst niet zo zwaar. YooI' hen was de jacht eCIl uitstekend tijdverdrijf. Bet journaal gceft duidelijk de indruk dat de opwinding van de ijsberenjacht een belallgrijke factor in de succesvolJe overwinteringspoging was. De berell werden, in tegcllsteliing tot de overwintering 01' Nova Zembla, zelts gelokt. Dit gebeurde met vlees dat in een sloepmast wcrd gehangen. Ook werden twee jonge berell op de zolder van de Middelburgse tent vastgezet om daarmee de Illoeder te lokken. Bovendien werd een val gezet am beren te vangen en zelfs op zondag werden beren geschoten. Het villen van de gedode diercn vand in dat geval eell dag later plaats. Bij het villen van vrouwtjesberen antdekten de overwinteraars dat ijsberen net als andere zaogdieren levendc jongen baarden. In het journaal 30 wordt er expliciet gewag van gemaakt dat dat geen vleesklompen waren die na negen dagell lekken jonge beren werden, maar gewone feuten. Ook meldt het journaaI andere bijzonderheden omtrcnt de voortplanting van ijsberen. Kennelijk gaven de overwinteraars hun ogen goed de kost. Er werd een walrus gedood die meteen ontdaan werd van zijn tanden. Op 11 april ateH de mannen de tong van de walrus met peper en azijn gestoofd 'die hcel goet van smaeck was doch eenigc hebben het niet willen proeven'. SCHEURBUIK Dc vangst van de drie rendieren in september is een bclangrijke factor in het succes van de overwintering geweest. Op 17 april van het volgende jaar at men er nog van. I-let vlees van de ijsberen werd niet gcgeten. Kennelijk wist men dat het niet smaakte of vermeed men het tc cten uit angst vroeg grijs haar te krijgen, zoals in het journaal van Friedrich !vlartens uit 1671 staat vermeld. Op Jan r"layeH atcn de overwintcraars echter wei berevlees. In Smcercnburg DRIE ZEVENTIENDE.EEUWSE OVERWINTERINGEN varieerde men het menu met vossevlees, rendiervlees en dat van diverse vogeJs. Er was voJdoende vers vlees, zodat het niet nodig was berevlees te eten. Het basismenu bestond uit voedsel dat lIit het vaderland was meegenomen. Het moest worden aangevuld, omdat dit voedsel niet vcel vitaminen meer bevatte. Door het etcn van lepeJhlad en vers vlees werd de ontbrekende vitam inc C verkregen. Hoewel niel bekend was dat scheurbuik ontstond door vitamine C-gebrek, had men wei in de gaten dat het eten van vers voedsel de ziekte onderdrukte of zelfs genas. Daarom plukte en at men lepelblad (salaet). Op Spitsbergen at men het en legde men er een wintervoorraad van aan. Reeds op 31 augustus, dus een dag nadat de schepen waren vertrokken, gingen de overwinteraars op zoek naar lepelblad. Eerst naar de zuidelijke salaetbergen en later toen ze constateerden dat 'de salaet teenemael in '( zaet stonde, ende niet goet en was am te eten' ging men naar de noordeJijke salaetbergen. Op 9 september roeide men er heen en daar stand nag volop lepelbIad. Ze plukten een grate hoeveelheid en namen het mee naar Smeerenburg waar ze het uitstrooiden over de vloer van een ongebruikt huis. Het werd zodoende gevriesdroogd en perfect geconserveerd, zodat ze er later in de winter nag van konden eten. Het plukken van salaet en het aanleggen van een voorraad ervan is evenals het voorhanden zijn van rendier- en vossevlees cell bclangrijke reden geweest voor het succes van de eerste overwintering op Spitsbergen. Ondanks het verzamelen van salaet en vel'S rendiervlees kreeg oak de ploeg van Segersz van der Brugge last van scheurbuik. De ziekte openbaarde zich het cerst bij de kok. Hij was toch al niet erg gelukkig, want op 22 december had hij zich bij het verhangen van de ketcl zodanig gebrand dat iemand anders zijn werk moest overnemen. Op 18 februari kreeg hij oak nog 'scheurbuyck in de beenen'. De zickte werd bestreden met vossevlees en een drankje getrokken van Iepelblad. Pas op 28 maart was 'door Godes genade ende 't eten der vossen' de kok weer 01' de been. Op 9 april kon hij zelfs weer aan het werk. Ook Jacob Segersz van der Brugge zelf had last van schcurbuik. Op 15 aprilleed hij aan ge- Gebreide handschoen en. Gevonden in Smeerenburg. foto C.f .D., R.U.G. zwollen tandvlees dat hij insmeerde met 'Iamoenzap'. Dankzij het eten van vossevlees kwam ook hij er weer bovenop. Het blijkt echter uit deze twee gevallen dat de gezondheid van de mannen zeer precair was en dat de scheurbuik ieder moment z'n kop kon opsteken. PSYCHOLOGISCHE EN RELIGIEUZE ASPECTEN Naast schcurbuik opcnbaarden zich cchter nog 31 lepelblad onder de vogelrots op Amsterdomeiland. foto B. Bekooy. DRIE ZEVENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN Twee scheenbeenderen met scheuringen en verkleuringen ten gevolge van bloedingen als gevolgvan scheurbuik. Foto Analomisch Embryologisch laboratorium, R.U.leiden. andere zicktcvcrschijnselen. Behalve zwcrcn cn fijt, als gcvolg van bevriezing, kwamen ook hocstcn, buikkrampen, duizeligheid, flauwtcscn andere wat vagere klachten voor. Ben van de grocpsleden had last van duizeligheid, was depressief en werd gekweld door nachtmerries. Hij bewecrdc, op CCIl vraag van een van zijn metgczcllcn, gccll spijt te hebben van zijn deelname aan de overwintering, maar reeds twee jaar door de duivel te wo'rden bezocht. Segersz van der Brugge gaf hem daarop zijn gebedenboek, waaruit hij CCil aantal spreuken las. l"laar bij het bidden van het Onze Vadcr werd hem de keel dichtgeknepen. Segersz van der Brugge vroeg daarop God de bezwaardc te hclpcn. [vleer staat er in het overwinteringsjournaal over dit voorval niet gemeld. In eell ander journaal komen we eehter informatie tegen die te den ken geeft. Een scheepsjournaal uit 1667 van de Bremer walvisvaarder Christian Bulle verhaalt namelijk van zeven ovcrwinteraars of winterburgers van Spitsbergen die zeer gekweld waren door bijgeloof. Ze zagen, aldus het journaal van Bulle, meermalen de vloot van Satan aankomen om hen te halen. Ook legden zij bij de maaltijd steeds aeht lepels op tafel, zodat de duivel ook kon aanzittell. De schrijver van dit journaal vermeldt bovendien van anderen gehoord te hebben dat de duivel tijdens dic ovcrwintering zo had huisgehouden en zoveel lawaai had gemaakt dat cell van de overwinteraars had gezegd dat hij daar niet had willen blijven, al had de Compagnie hem aBe veertien schepen cadeau gedaan. Het journaal van Segersz van der Brugge geeft echter zeer weinig gegevens over het geestelijk welzijn van dc overwinteraars. Vit een aantal opmerkingen is op te maken dat men angstig was voor onbekendc gcluiden en lichtverschijnselen. Zo werd het noorderlicht omschreven als 'vreeselijck om te sien' en was er een aantal malen sprake van 'een groat gedruys' of 'geraes' dat niet kon worden verklaard. Maar toch, deze angst voor onbekende verschijnselen is niet zo vreemd, ais men bedenkt dat het van half oktober tot eind februari donkerisen dat er dan dagen voorkomen dat het aardedonker is. Uit het journaal blijkt ook dat de overwinteraars 32 veel gewoontes van thuis handhaafden. Zo werd 's ochtends en's avonds gebeden en werd ook de zondagsrust in acht genomen. Kerstmis werd gevicrd met allerlei lekkernijen. Het Kerstmenu bestond uit gekookte ham en rendierhutspot. Hete wijn, een extra rantsoen tabak en een schollc pijp dienden om het feestgevoel nog wat te vergroten. Ook Nieuwjaarsdag en Pasen gingen niet ongemerkt voorbij. Drie Koningen, Maria Lichtmis en Vastcnavond werden niet meer gevierd. Kennelijk waren de katholieke invloeden uit Barentsz' tijd in de zeventiende eeuw niet meer in het dagelijks leven aanwezig. Er heerste een strenge discipline die noodzakelijk was om de lange winter door te komen. \Vie 's morgens te lang in bed bleef liggen verspcelde niet aIleen het ontbijt, maar ook zijn rantsoen tabak en brandewijn. Zo wist Segersz van der Brugge het dag- en nachtritme gemeellschappelijk te houden waardoor irritaties werden voorkomen. Op 27 mei werd voor het eerst een sloep waargenomen. Groot was de vreugde toen zij voor het eerst na negen maanden weer andere menSCil ontproefneming was gelukt; veel waardemoeHen. D~ volle informatie was verzameld en er \vas veel ervaril1g opgedaan. DE EERSTE BURGERS VAN JAN MAYEN Heel anders verliep het met de overwinteraars op Jan Mayen. De bewaard gebleven Jan Mayense journalcn bcginnen op 26 augustus 1633, hetgeen klopt met de datum waarop de schepen volgens het journaal vall De Ruyter naar Holland terugkeerden en eindigt op 30 april 1634 toen het laatste dagverslag werd geschreven. Oak op dit eiland bleven zeven walvisvaarders achter, waar precies is niet bekend. Geen van beide journalen vermeldt iets over de overwinteringsplaats. \VeI blijkt uit dccontext dat het in de Noordbaai of Kvalrossbukta is geweest, maar in welke huizen ze woonden wetcn we niet. Het Leidse journaal geeft eenmaal een plaatsaanduiding, namelijk het oude fornuis van Amsterdam. Verder wordt er in bcide journaals kortweg van de tent of onze tent gesproken en soms wordt het fort als plaatsaandui- DRIE ZEVENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN De Noorder of Engelse Baoi op Jon Moyen. Tegenwoordig heet deze baai Kvolrossbukto. Hierwos de Nederlandse wafvisvangstbasis gevestigd woarin werd overwinterd. Foto P. logendiik. ding genocmd. In de Rotterdarnse uitgave vindt men weI de aanduiding Koekx Tent en BoUelery, waaruit is op te maken dat cr in dit landstation gebouwcn waren met een speciale funetie. Vit beide journalen blijkt dat dc mallTlen zich aanvankelijk nauwgezet aan hun opdracht hielden. Zij gaven hun agen en oren goed de kost en legden hun waarnemingcn schriftelijk vast. Zo vinden we in het Rotterdamse journaal een nauwkeurige weergave van de weersomstandigheden en de meest relevante gebeurtenissen. Het Leidse journaal geeft tweemaal per dag de wccrsomstandigheden weer, maar behandelt de overige zakcn slechts sllmmier. Dit jaurnaal heeft daardoor het karakter van een scheepsregister, maar is veel minder informatief over het doen en laten van de overwinteraars zelf. Beide jOllrnalen geven duidelijk aan dat de mannen aanvankelijk steeds op 'de Bergh', de tegenwoordigc Kvalrossen, klommen 0111 vandaar over de zee uit te kijken. Daarnaast liepen zeeen aal1tal keren naar de zuidoostkant van het eiland am de stranden en de zoetwaterlagune daar te verkennen. Later die Koort van Jon Moyen. Vii: Alte und neue Gronlandische Fischerei und Wollfischfang. Cornelis Gysbertsz Zorgdroger. leipzig 1723. SEE NORD winter gingen ze ook naar dic kant van het ciland am de zan te observcren. Overal waar ze kwamen zochten zc naar lepelblad am dat tcgen de schcurbuik te gebruikcn. Gedurcndc dc gehele overwintering waren dc mannen ervan doordrongen dm ze eVCilccns de opdracht hadden am te jagen. In het najaar hebben zc meerdere malen getracht een walvis tc doden. In het vroege voorjaar namen ze wei wcer walvisscn waar, maar toen wisten ze reeds dat zc met te weinig mensen 33 DRIE ZEVENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN waren om walvissen te jagen. Tijdens de winter hebbell ze steeds getracht berell te dodell, hetgeen maar enkelc keren lukte. In totaal werden slechts vijf beren gedood ell geborgen. Vossen werden die winter op Jan Mayell helemaal niet waargenomen. HETWEER Wollen jos met 22 reporoliestukken uil de eerste helft van de 17de eeuw. Gevonden in Smeerenburg. foto C.f.D., R.U.G. Wollen kniebroek uil de eerste helft van de 17de eeuw. Gevonden in Smeerenburg. foto C.f.D., R.U.G. De dagverslagen beginnen steeds met de vennclding van de windrichting gevolgd door de algemene weersgesteldheid, de neerslag, de temperatum en de toestand van het zeeijs. Op grond van deze informatie en die uit het journaal van De Ruyter (1633) lVas het mogelijk cen bceld te krijgen van de weersgestcldheid van een heel jaar. Tijdens de zomer van 1633 (juni-augustus) overheerste een zuidwestelijke wind, terwijl de afgelopen dertig jaar 's zomers vooral cen zuidelijke wind voorkomt. De herfst van 1633 (september-november) werd gedomineerd door een noordoostelijke wind, terwijl dat tegenwoordig vaak eell noordelijke wind is. In de winter van 1633-34 (decemberfebruari) overheerste eell oostelijke wind en de afgelopen dertig jaar was dat een noordelijke wind. Het voorjaar van 1634 (maart-april) geeft evenals het najaar van 1633 een ovcrheersende noordoostelijke wind te zien en de vergelijkbare periode in 1951-1980 toont een dominante noordelijke wind. Vit deze gegevens blijkt dat de luchtdrukverdeling en de daaruit voortkomende wind bij Jan Mayen in 1633-34 totaal andel's was dan tegenwoordig. In hoeverre dat voor de gehele zeventiende eeuw geldt is niet 11a te gaan, maar het is wel waarschijnlijk. De stormfrequentie was in 1633-1634 het haogst in de herfst en het voorjaar, terwijl in de periode 19511980 de hoogste stormfrequentie in de winter voorkwam. Dc windsterkte wordt verder in be ide journalen omschrcven met de woorden stil, hard en sterk. Dat het soms behoorlijk storm de blijkt uit het feit dat de golven op 17 september tot aan de speksloepen, op 8 oktober tot de ovens en op 9 oktober over het Fort heenkwamen. Ook de neerslag en de temperatuur worden in de journalen weergegeven. Een absolute vermelding van dc temperatum was nog niet mogelijk, maar de vermeldingen in het journaal geven wei een indruk van het tempera34 tuurverloop. De meeste regen vie I dat jaar in september, hetgeen goed overeenkomt met de tegenwoordigc weersgesteldheid. 1\'!ist werd in 163~4 behalve in de zomermaanden ook in november, december en januari waargenomen. Die mistwaarnemingen komen goed overeen met de huidige situatie. Dc meeste sneeuw viel in november, december en januari. Soms zoveel dat de overwinteraars hun huis niet konden verlaten. Tcgenwoordig valt de mees(e sneeuw in het vroege voorjaar. De vermeldingen van het zeeijs gcven duidelijk aan dat ook de ijssituatie andel's was dan tcgenwoordig. \Ve weteH uit het journaal van De Ruyter dat de walvisvaarders in 1633 tot begin juli problemen met het zeeijs hadden. Het overwinteringsjournaal geeft aan dat op 19 oktober alweer zeeijs in de buurt van Jan rvfayen voorkwam. Hoewel er dagen waren dat het ijs vanuit de Noordbaai niet te zien was, beyond het zich de hele winter in de butut van het eiland. Tegenwoordig komt het eerste zeeijs soms in november of december, maar meestal pas in januari in de bUtut van Jan Mayen. Het weer blecf tot het einde van het journaal (30 april 1634) zeer wisselvallig. Naarmate het voorjaar vorderde werd de regen frequenter en nam het aantal sneeuwdagen af, maar toeh vie I er op 27 april weer veel sneeuw en was het toen koud weer. Op 9 oktober werd voor het eerst de kachel aangestoken, aIle dagen daarvoor hadden de mannen in een onverwarmd onderkomen doorgebracht. Op 10 oktober merkten ze dat de kachel nieuwe problemen bracht. Heel kort wordt namelijk aangegeven dat de verwarming duizelingen in het hoofd veroorzaakte. r\,logelijk was er sprake van koolmonoxidevergiftiging, wat ook bekend is van de andere overwintcringen. Ondanks de kachcl vroor het in huis behoorlijk. Ook op Jan 1\ layen bevroor het water ondanks het feit dat het bij het vuur stond. De vaten met bier bevroren eveneens en raakten daardoor lek. Er wordt echter geen melding gemaakt van het bevriezen van voedsel zoals in Smeerenburg het geval was. !vlogclijk was de temperatuur op Jan Mayen daarvoor niet laag genoeg. De schrijver van het Rotterdamse journaal geeft eind november aan l DRIE ZEVENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN dat ze aan de koude en het eten beginnen te wennen. VERVELING In de eerste weken van de overwintering werd veel tijd besteed aan het verkennen van het eiland. Regelmatig werden daartoe tochten naar 'de Bergh' en de zuidoostkant van het eiland gemaakt. Ook brachten de overwinteraars aanvankelijk veel tijd door met het zoeken naar lepelblad. Dit groeide op de mest onder de vogelkolonie op de bergwand van de Groenekaap. Volgens het Rotterdamse journaal was daar tot 16 september lepelhlad te vinden. Daarna was het verlept,. want het journaal meldt aileen nog {wee pogingen om het ciders te vinden. Het Leidse journaal meldt slechts ccn tocht am lepelbJad te halen. Die tocht vond plaats op 27 september naar 'de Bergh', maar volgens dit journaal was het toen niet meer te eten. Toen het niet meer mogelijk was lepeJblad te verzamelcn en de andere activiteiten vanwege het weer eveneens minder werden, begon men zich te vervelen. Deze ven'cling werd met de dag groter, vooral toen de sneeuw hen belette erop lIit te trekken. Merkwaardig genoeg komen we in het journaal van Jacob Segersz van der Brugge hier geen enkele opmerking over tegen en oak de Leidse editie van het overwinteringsjournaal van Jan ~Mayen rept er met geen woord over. Het Rotterdamse journaal meldt het echter weI. Het deelt op 18 november mede dat de overwinteraars gesprekken met elkaar voerden am de tijd door te komen en dat een ieder vertelde wat hij zoal in zijn leven had beleefd. 'Zo brachten wij meestal onze tijd door, want we hadden geen geld am te tellen' vermeldt de schrijver van het jOllrnaal humoristisch. Oak op 28 december venneldt het Rotterdamse journaal dat ze weinig tijdverdrijf hadden. Pogingen am vonnen van tijdsbcsteding te creeren worden evenwel niet genocmd. Van een Kerstviering met extra eten, drinken en rookwaar zoals in Smeerenburg was geen sprake. De Kerstdagen worden in de Jan Mayen journalen !liet eens genoemd. Ook Oud en Nieuw werd niet gevierd. Ze wensten eikaar slechts een gelukkig nieuwjaar. Van spelen als ijskolven en klootschieten, die op Nova Zembla en in Smeerenburg werden gedaan, wordl evenmin melding gemaakt. \Ve weten uit het naschrift van de Rotterdamse uitgave dat een van de overwinteraars zijn tijd gebruikt heeft om lezen en schrijven te lerell. Ook werd er veel in de Bijhel gelezen; ccn van de overwinteraars werd later gevonden met de Bijbel naast zich. IJSBEREN Het lijkt crop dat de berejacht de enige eehte afleiding voor de overwinteraars was. Vanaf het moment dat de eerste beren gesignalcerd waren, werd crop gejaagd. Dc ovcrwinteraars deden hun lIiterste best een beer te doden, maar slaagden daar sleehts enkelc malcn in. Tach waren er veel beren in het walvisvangststation. Kennelijk kwamen zij 's winters op de restell vall de in het seizoen geslachte walvissen af. Ze waren aanvankelijk helemaal niet schuw en kwamen tot vlakbij de huizen. Latcr nadat er enkele gedood waren bleven ze op afstand of kwamen ze 's nachts. Volgells het Leidse journaal werd op 2 november de eerste beer gedood, gevild en geslacht. l\.·1en kookte het vet, maar het vices werd uiet gegeten. Dat deden ze volgens dit journaal pas in maart (oen de nood zeer groat was geworden. Het Rotterdamse journaal meldt echter dat reeds op 12 december 35 Uif verveling werd soms balein met een mes bewerkt. Dit fragmentwerd in Smeerenburg gevonden. Foto CF.D., R.U.G. Aardewerk gevondenin Smeerenburg. Tijdens de overwintering op Jan Moyenwerd hefzelfde soort aardewerk gebruikt. Foto CF.D., R.U.G. DRIE ZEVENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN Dubbele kous, zoals die door de overwinteraars werden gedragen. Foto C.F.D., R.U.G. Usberenjacht. Uil: Walvischvaarten, overwinteringen en iachlbedrijven in helHooge Noorden, 16331635. S.P.I'HonOH~ Naber. Utrecht 1930. 1633 berevlees werd gegeten. Dc toen geschoten beer werd gevild, geslacht, gedeeltelijk gebraden en gegeten. Mogelijk werd dit ook reeds in november gedaan, maar dat staat niet in het journaal. Dc op 12 maart 1634 gedode beer werd vol gens het Rotterdamse journaal ook gegeten. Een dee I van het vices werd gezouten en een ander deel gekookt. Het is heel goed mogelijk dat dit de belangrijkste reden is geweest voor het mislukken van deze overwintering. Door het eten van niet goed gebraden of gekookt berevlees is het ll10gelijk trichinosis op te lopen met als ziekteverschijnseIen misselijkheid, braken, pijn in de buik en diarree. Dit gaat gepaard met koorts en vochtopcenhoping in het weefsel. De ziekgcwordell spieren zwellen dan op en worden pijnlijk, waardoor de zieken zich zeerslccht kunnen bewegen en dat is wat beide journalen mcldell. Bet eten van de hond op 27 april zoals het Leidse journaal meldt, heeft het ziekteproccs dan aileen maar versneld. Dc hond had namelijk beslist trichinosis, omdat het dier zeker van de kadavers Iweft gegeten. Bet is echter vanwege de geringe in- 36 formatie moeilijk vast te stellen of het trichinosis of scheurbuik is gcwecst. Volgens het naschrift van de Rotterdamse cditie stond het voor de schcpelingen die hen het daarop volgende seizoen dood aantroffen vast dat de doodsoorzaak scheurbuik was. Deze scheurbuik ontstond volgens dc zeelieden door het eten van 'oude kost' en cell tekort aan 'verversinghe'. Trichinosis ken den ze niet en de ziekteverschijnselen ervan komen sterk overeen met die van scheurbuik. \Ve kunnen uit be ide journalen constateren dat in de loop van dc winter de activiteiten van de overwinteraars sterk afnamen. Als er wat werd ondernomen dan was het met grote moeite. Uiteraard speelden daar.bij ook natuurlijke factofen als sneeuwval en storm een roI, maar het is opvallcnd hoe vaak de tcrm 'met grotc moeite' in het laatstc stuk van het overwinteringvcrslag voorkame Expliciete vennelding van deze terminologie treffen we aan op 23 januari, 30 januari cn 21 februari en pas op 12 maart wordt voor het eerst scheurbuik genoemd. Het eten van berevlees, kippevlees cn uiteindclijk hondevlees hielp niets. Ook dc zalfpot, drankjes of andere huismiddeltjes gaven de mannen hun gezondheid niet terug. Honger en uitputting sloopten hen tenslotte hclcmaal. Dc ecrste stierf op 16 april: het was de boekhouder. Hij werd nog door de anderen gekist en in een naburig ongebruikt huis neergezet. Daarna kwamcn de overgebleven mannen bijna niet meer uit hun kooien. '\Vij syll nu noch met OilS twee ofte drie ghesonde mannen die noch van achteren tot vooren kunnen Ioopen om de siecken te bed ienen en bennen sao kreupel dat wij qualick van afteren tot vooren konnen kamen .. .' en de 23ste april 'ende leggen hier heel ellendich want daer niemant anders en is dan ick ende moste aileen altemacl bedienen met groote pijne ende hebben van dcscn dach den Commandcur in eell andcrkoy geleyt daer hij wescn woude ... '. Op 30 april werd de laatste zin in het jaurnaal geschreven. Hoe lang de mannen daarna nog hebben geleefd weten we niet, maar op 4 juni werden ze gevonden door de uit de Nederlanden teruggekeerde walvisvaarders. De overwintering was mislukt, het ontbreken van rendieren en vossen was hen noodlottig geworden. Het DRIE ZEVENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN wei eten, maar niet bewarcn van Icpelblad kan cvcneens van belang zijn gewccst. Deoorzaak moet vooral in het ctcn van niet goed gebraden of gckookt berevlces gclcgcn hebben, waardoor de mannen trichinosis kregen. HET GEESTELIJK WELZIJN Over het geestelijk welzijn van de overwinteraars zijn we slecht gClnformeerd. Echte emotics komen we behalve in de laatste dagverslagen niet tegen. Uit een aantal opmcrkingcn in de journalcn is te merkon dat men angstig was voor onbekende verschijnsclcn. Zo werden zij zocr opgeschrikt door cen aardbeving die het Imis liet schudden. Oak is aan beide journalen tc merken dat het vcrblijf steeds eentonigcr wcrd. Er gebeurde op cen gegcven moment zo wcinig dat het dagverslag bijna uitsluitend nag weersgegevens bevat. De daglengte speelde een belangrijke rol. Op 1 november eonstateerden ze dat de dag nag tien uur duurde en op 22 december namen ze nag slechts vier daguren waaL De terugkomst van de zan was bovendien belangrijk voor het overwinteringsleven. Op 23 januari getroostten ze zich grote moeite am de zan aan de zuidaastkant te zien. Op 30 januari was de zan oak vanaf 'de Bergh' te zien en ze namen de hoogte van de zan to en deze in het zuiden stand. Op 25 februari kwam de zon voor het eerst achter Kaap Rudsen vandaan, zodat ze hem staande voor hun IlUis in de Noordbaai konden zien ondergaan. Toen de zon op 1 maart boven het gebergte uitkwam dat de Noordbaai omringt, werd dat in het journaal genoteerd. Aile ellende was daannee even vergeten. De mannen zullen zich ongetwijfcld even door de zan hebben laten verwarmen. Ze wisten dat het niet lang meer kon duren eer de schepen terug kwamen. ivIogeJijk gaven ze ziehzelf weer een kans dit benauwde avontuur te overleven. De daarap volgende dagen was het echter weer bewolkt en danker weer en keerden de alledaagse problemen terug. De dikke dampige lucht gaf volgens een cantemparaine bron in het vangstseizoen al grate onIust en veel walvisvaarders werden er melancholisch van. Het werk werd gedaan, omdat het gocd verdiende, maar na het werk sloeg de zwaarmoedigheid meteen weer toe. Het is daarom niet moeilijk voor te stellen dat de overwintering op dit eiland zeer deprimerend moet zijn geweest. In de joumalen lezen we eehter niets over dit soart zaken. Depressies zoals die bij de gelijktijdigeoverwintering op Spitsbergen voarkwamen worden niet genoemd. Er is geen enkele aanwijzing dat op Jan tvlayen vcrzoekingen van de duivel voorkwamen. Het psyehologische en religieuzc effect van deze overwintering zullen we nooit wet en. Uit het Smeerenburgjournaal wcten we dat de overwintemars veel gewoontes van tlmis handhaafden. De journalcn van Jan Mayen zwijgen daar ook over. Slechts de mededcling dat ze tweemaal daags 'het Ghebet tot Godt Almaehtich' richtten duidt op het handhaven van zulke gewoontes. Over de zondagsrust vermeIden de verslagen niets en evenmin worden de christelijke feestdagen genocmd. Toch zal er evenals in Smeerenburg een strenge, van de schepen afkomstige discipline zijn geweest. Deze discipline blijkt uit de structuur van het Leidse journaal. In dit journaal wordt zoals aan board van sehepen gebruikelijk is elke avond am acbt Hur bij het begin van de eerste wacht en iedere oehtcnd om acht uur bij het einde van de dagwacht kort verslag gedaan van het weer en de gebeurtenissen. Ook het feit dat de rantsoenering van tabak en brandewijn aan strenge regels was onderworpen, zoals de Rotterdamse uitgave aangeeft, duidt op discipline. Ondanks deze discipline is het niet gelukt dcze overwintering succesvol te laten verlopen. Er zat slechts iets meer dan een maand tussen het overlijden van de laatste man en de terugkeer van de schepen. ivlet eell bectjc meer geluk was het misschien gelukt. DE TWEEDE OVERWINTERING IN SMEERENBURG Na de succesvolle overwintering op Spitsbergen besloten de commandeurs aan het eind van het vangstseizoen de paging te herhalen. Er warell vrijwilligers genoeg. Het overwinteren was immers geen waagstuk meer. Andries Jansz van Middelburg en zes andere vrijwilligers werden uitgekozen. In boeverre zij door hun voorgangers gelnformeerd 37 DRIE ZEVENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN Gevecht met de beren. De ijsberen werden met vuurroeren aangeschoten en met hellebaarden gedood. Pagina uit Twee iournolen "'1 editie Gillis Joosten Saeghman. Amsterdam ca. 1668. Universiteits- JOllrl1lcl \'an de (c\'c!1 ). fafrofr!1, "t II'H,t.","". ,)Jill". lm"tft'\)..lri.!i iO.lIJ.1J-\1l1.1o. (,ou).; llHt Q-).l.i>XlIltot.f}l£t ero~, (g;~I gt!101t':lf\V't\J.lilf!l lell om 1,lii1 Ir~:-)(fJ",li 1;I.\n r"w»:lrll!:J.mOil'Xt Ctli1W~HTIrb.'!,xnJ\af I U1al~,\n)r tuU;!H~1I nift nftnd)tti \l'llbo\gmj lJ<lwr(i'!'1' m:(f~tIJ ill1«tf,lw;lwmllr\U(T Hl1tll,el (,mfotl",. ~,lt <t.';l)! !I_Iff qromtrm mll.n fro'IUi[' • 1I~(r I1!OV IOt>1J«(~,l f\'wbfmlc>;l{Jt' ;:011\>. ;:O[ctlu\'TmC!",f1.>r~ t-'<ltlm !(f{l~J1.In; !]~" o\;<,-c-!ij:m. tol b~l'figm; ~IJ!r{l4,m Vm II. A'o<l.JWl1!vt 16;f.gl!lgm!X' fl'm1Hu~h).D0TrbJ, ~1"p;:lI.m)Jn liMP"", t.i1" {t'clt' ;Om II.b:!OI lum I<,r'<n C!!COf,' 'D.ml;>~J o-xllmlt.l.1ll(iI1l1UXlI/lr ~.(!:l<Im'1\/ hurl Q'Ji;t Ilrt'? h.'(j]~lt1 ~It{ !;~f:ltYJa\e ~1U'tIYi: .~ ~ ~:. ~ fffl;nm'm.m fi(lllt>t1111Ut b.uli/cn;f;>,b, ~IJm[b1'l,k g'Q!rl\t>.1~ Mil be .\111)(, 1m (\0(11 \.IlJju~!n gfOOH(/ tlrm,' Dor, [f![ I fo.::{lUll ;lIlt tt.'U'(l.1J '''1 bl\m;rn~h I fml)f!.'mflll IH.lrrliolltlm mltt"'o' b.JiIIJC!1U!1nHL ~1.0!mJl(fGO ol"'-~·HJUIN. mn). [ru~lt1b?'I 1X~"'n. ~mt·,or".!1f/I)(lib :(l,~i (m~;,J!Il1}t>:f)nrb'. Vm I •• NtonlHCr,.:;ThJ~ g~l1:RtJ'f; h\1n:0001 (l'blijti(l.!)u.V' f.l'l(!lIl.ltbtf' (lomt!Jl1 \·<.'<);"t Dm!!e! I m~ftgHl! ell /lr loop, wfm;:rll\lU gro..llltj:;"mm Dfl'olfm/ boo.rn); Ilct~i! b;bl;otheek Amsterdam. 1.1. C(houilcnopSpirshcrgen ,in GfOwJmdr.. Het slot van het verslag van de tweede overwintering in Smeerenburg en het verslag von de wijze waarop de in 1635 teruggekeerde walvisvaarders de overwinteroars aantroffen. Universileilsbibliolheek Amsterdam. tot lm'~1 rm:;rl, 1l\1Jl! 1\lf'~n( \,.uIJj.m llml 1J.\1g ai/aft 1;,.t·~"l! (1I1;'J\1(]1 ~ .11, a!lil] \!;'.l~fWV ~{h!rb"l 10:1>'11 bH~: ltll'lrC;1'lImrtcu-at!l{m,tlfl1otlj Ilift ta:tfll.c<:>!t<llf (O!J,J'l\W.JiunU£I, III 'I !It'lf~u \'i,lj If (101' !tll!.' fDl~'] teot H[ t>< ~l:IiVfJr howml t\lJl 1I"lwwu'.l1Tf{ «t1folic(h~Ub'Ip *~I h'lftrom\1.nCOX]~_ f~l! It"t' 1:c!rli~ntf VIl1 \.11.'« ~m It 'Om '$. ~n:(1il!.-C / lM11I <-:~"t.(h IraU-iIll \t'CIUlw,;n~rOH(J1. Tt./~ nor!Jml t;~ul!h Illl...'¢) ~fJOIP!JII/ tt\' t'iiA"nl ~I1ft (lfl'llli\llClI IJ!'l>dI.' b.!.lnt!id U>.1;llUt! !;iHl \Jlflqll.\- 1),l!~m ~,1! I,ll' tll:j \[1.'t t,(t 1;("~ \1.>(' "idl gr~lt. . HI( b.llo"'m h~I/.l1i f)rlU brL'rfr(ali;tI -.om 'f, ~,lI1U' It;;H,flmf ,Vow, b.~"(;iHrt I h'JH!\\'I'IltO(;ruf)r1 tltj\!llt J".f~ \In V<lf!, ;J)I!WNtrfll,b_,nlJ,lJf LW(IH lJ<u~m f~!t-ncmol'«,\.1 flwl1nV tod] IX. "'1i;ff( \rofru t«ll ,,0.'1 /l(ljUlf1ll1hU!'.Ul(\f[ IUfl h'I~m;Ui lilt>« 1I!~it)Jm:'- ~\;':ft1 , VOl t~.do/1mfO)T,:'lhrp \1XI(~f l'oubm ftllwf ,II f'm.~IOltrw fl' !J.Uf WHII; !;colP \wl (tf(Jml·l).'lrr v.l~t>1 n.uf{ <l'O~t/.m ~I :1!~ lticl! /)(' l11.1d;t ft~l !J.1Wfl/m\~Hb(I,r ~l;{, ~}i: llod]ffgrr <Dm l~_ Nto f.Jr;.ll (II «tffflf \)o~ t<oI!J l;onOOlf)(lIlllU"1 ~nfqm. 'Om t:to/ wom-l [)~rlo'X \'hJ1."~r Ilom,b..1rr1h1l1f[lf.l.>,;mli.1lf. VflI 7. ·f-ll\;lI.lfl' \!l!1(ICl\ ([,NHllt' ().lOiU '9. ~i)t;rSJjIl»\:·f (I' txl\wNm.~(foO:'d ll ,. "'f~!Ij?uxl ~\.m1lJ J.f.o.• !Tn~:Hl.ut (l'!J,ItIi..... U oclll.ubtluttom (milOt" f!l~:J\t; t~lnIi,:; OrtuC"J{b<l,n~1! ~I'tJ1m.i \!ml}.1:>·X(~ubUth \J)(1flir bl;r tC{gnn,U!iI;, 01111-.00: '::JmmWiUl'Jirji elf ~i? ,:~ ~}:l ~,( i';.~\ .lfl1:t,1JUt:1L11UmN,,,!Jtrri)(11f/mem ~\uIU"r hlolut\1tfn1/nll!rpOWt br fJl' 1;>lll t\lft lTO{hCfUg(iI,t\1Wbc~' IlNmt.. t'ontt If b;ccum IjUlgHl/ £II 1'!Ol1lUI\:'IPI11·I\.Iilm.1JI1.. ~twlbX( I1Hr: ~l1,\Ifo 'I !)olChH\';iI~, .. l'cp fm 000:>< t?Onbt.{U\1.l1! fI'J.l~ru\H g:~tn[ ~i/1:lf . .g; ~lI1,-bmrop/ m lup I;!' ~lI\!it.r .. l'{o;-i)(lI! for om t;t opttl:"<)i!l I Illl!! Oliff( \J.li(tCII htp 1J\'lfmtr~,. ~ ~;!l:itM frUt Im'{[I(7tfll ~!<J"h ~(;l!: rh!H!l1fl;b'uufp6O{JblC;I,b' ,\Htn:lo!i' !J.l>~HI mil"'!] rilli 1.g:mr!bHl~t ~ ~ a~ ~':;{iPlIgf ~1ml,'"troN t;w~ ~I; I1nIW' bli'it/!colN(loog,Ulll/luc<-.;C",,,,,, dil/fohrmw"u!'J(~;1tn. h\lji /)(' !lm!!(Jf n"'!J/bir!J.trlool,lllf m,ufltmfu!lmIO!Nuin/Hli.>f\Jl"OI\hll 111i! n"'bJW:Olomb\'{famU!r!l\lnt. fpt, 1l<\1rnj t>i" .lnb", 0)1' iU'If!IUU, ;Om .J. MOl I.'\ljfll ("n1fC(1\'1,ltlt ULlil \1,ll>iliJ.llll tom', (nrru[!fl)¢nfr 1101' I a~wlI!Jet ~ fr!l:;'¥~·I"t,\1.mnaOh 38 QP m £06; !)allN. ;0,,\ 14 f.l!lfl1fpbt ,iNlnW~H IXn 'J,lIT~ ;ofl16.j,!'Nx"I(ir:\~Jta< lSn~ ~rft(:;i! I!Uf(lO.~;:-'1" (uulun .. m"f i!,llU l'lgofi t-lOOI If ~.t·lnf' I to.1H b£jJtOIOOl fl'(tl1lrt ?tf~(/ -, ('If} b,'lfp :~,'Zih{t;Kl_n. 11<.\11 -I lU,ltl1UI brdJilfQ\~·mH:' :"j·'klg~, NIII natfTt,u Ilna{Jfllllllllf\lQ:!hCP {jit-!IU;IL U,_ werden weten we niet, maar gezien het verIoop van de overwintering is dat niet heel intensief geweest. Oak deze ovef\",interaars hielden een journaal bij, waarin ze nauwkeurig de weersgesteldheid en hun ervaringen noteerden. Dit journaal is sleehts in verkorte vorm gepubliceerd. Het origineel is verloren gegaan. \Ve weten dat de schepen op 11 september naar het vaderland terugzeilden, twaalf dagen later dan het jaar daarvoor. Het Iepelblad moet toen al verdord zijn geweest en uit het journaal blijkt oak dat ze geen salaet meer konden vinden. Evenmin lukte het hun rendieren te doden, waardoor zij reeds in de herfst vitaminegebrek kregen. Bet is dan ook niet verwonderlijk dat reeds op 24 november seheurbuik uitbrak. Op 24 december kregen ze de eerste kans cell beer te doden. Het Iukte echter niet. Reeds met Kerst Iieten ze de nlOed zakken en op 14 januari vall het volgende jaar stierf de eerste overwinteraar, spoedig gevolgd door de tweede en de derde. Deze ongelukkigen werden door hun kameraden gekist en in de gang van het Middelburgse imis, waarin ze verbleven, neergezet. Toen op 28 januari de eerste vas gesignaleerd werd, konden ze deze nietvangen. Op29 januari daadden ze hun hand in eell vertwijfelde paging door het eten van vers vlees de scheurbuik een halt toe te roepen. Op 7 februari lukte het hun nag een vos te vangen, maar het mocht niet meer baten. De laatste regels van het jOllrnaal dateren van 26 februari 1635: '\Vy leggen met ons vieren, die noeh in 't Ieven syn plat te koy wy souden wel eten, wasser een sao kloeck dat hy uyt syn koy komen konde om vyer aen te leggen, wy konnen ons !lie! roeren van pyn, wij bidden Godt met gevouwen handen, dat hy ons uit dese benaude wereIt verlossen wil, alst hem belieft so syn wy gereet want wy mogen het dus niet langer harden sander eten of vyer, en wy konnen malkander niet helpen, elk moet syn eygen last dragen'. Bij de terugkomst van de schepen werden ze ineengekrompen door de pijn en de kou in de rvliddelburgse tent aangetroffen. Twee lagen op hun bed en twee anderen lagen midden op de vloer op enige zeilen. Zij hadden 'de knien by nae tegen de kin getrokken so krom waren sy gestorven'. De walvis- DRIE ZEVENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN vaarders maakten kisten voor de vier en begroeven hen naast hun reeds gekiste kameraden in de sneeuw niet vcr van Smcerenburg. Toen de snccuw later in het seizoen was weggesmoltcn dckte men de kistcn af met aarde en stencIl 'omdat sy van 't wilt niet verschcurt soudcl1 worden, naderhant isscr geen meer valck oJ} Spitsbergen gebleven'. Het in 1980 no· bij Smeerenburg teruggevonden grafvan de ze· Reconstruclie von de Iichaomshouding ven overwinte- von de zeven overwinterears. raars nobij Tekening Smeerenburg. M.C.P. Hoog- Foto B. Bekooy, land. LIJSTVAN GOEDEREN VOOR DE EERSTE OVERWINTERING OP SPITSBERGEN Moterialen, vidualie ammunilie als anders, ten behoefte in neghen maenden, voor seven Persoonen aen het landt Spitsbergen, om fe -overwinferen ghelaten. Eerst 13 quarteelen hart broot. Een smallon wiHe bisschuyt. Twee halfvaten boter. Een quarteel met 25 kaesen. fen smallon met 15 kaesen. Drie quarteel met gort. Drie quarteel metwiHeerweten. Een quart en een smallon grouwe. Vijf quarteelen stockvis. Vijf tonne vleys. Een tonne speck. Veertien quart met scheepsbier. Twee smalfonnen goel bier. Twee halfvalen brandewijn. Een oem Fronsche wijn. Een quarleel met azijn. Twee tonne zoul. Een halve ton peeckel. Ses stoop olyvon oHjve. Tien ponl suycker. Sevende half stoop lamoensap. Twintich pont toback. Ses dosijn pijpen. Vijfiich pont pruymen. Twee pont lange rozijnen. Vier pont ronde. Een pont gengber. Een pont peper. E,en vierde pont Nootemuscafen. Vier loot Coneel. Twee 1001 nagelen. Twee 1001 foelie. Een vatien moslertzaet. Een half kinneken zeep. Ses of acht pont koerssen. Hondert twinligh deelen. 'I Seslkh boomsche kapravens. Een quart met kocx gereetschap, oock eenige spijckers als, &c. Dertich quart. schotsche kolen. Vijf en twintich quart lurf. Drie vodem bronthout. Een vaefje mel swavel. fen kopere lamp. Een bos koloen. Een kachel met haer loebehooren. Ses houte schoppen. Twee beslaghe schoppen. Twee Boskaysche bijlen. Een koc)(; ketel. Een koopere panne, met eenigh aerde potwerck. Twee hangende Compassen. Drie Chaloups Compassen. Twee vieruurs glasen. Ses halfuurs glasen. Een houten emmer. Een linne drinckenskarine. fen varkijcker. Een laecken om linlel te branden. 39 AMMUNITIE VAN OORLOGH Vier muskets. Een kort en een lanck vuyrroer. Een valje met lont en kogels. Een valie boskruyt. Een kruyf{les. Twee pont kogels tot 'I lanck roer. Een ponl hagel. Ses psalmboecken. Een testament. Een Huysposlil. Een boeck om 10urnael fe houden. Een bas pennen. Een kanneke met incl. Drie boek pompier. Twee Almanacken. Von 'I gene de Commandeurs op haer vertreck yder in '1 particulier ons hebben geloten. AMSTERDAM Twee oxhoofden roggemeel. Een vol goet bier. Een rooclde hom. fen half pont peper. DElfT Twee stoop oly van olijve. Een vier uurs glos. Een bijl. Twee derdepart val koernde melk. ENCKHUYSEN Een vierde onker Fransche wiin. Twee stoop olyvan oliive. Een biergla$. fen wijnroemer. MIDDELBURGH Tweestoop oly. Twee en een half pont 5001leer. Drie hoenders. Een tonne gerst. VlISSINGEN Een varcke schoer. Ses gesoute laberdanen. 'T GUNT OP 'T ARRIVEMENT VAN DE SCHEPEN BY ONS IS GEVONDEN Drie vatjens mosterzaet. Eenighe stucken vleys. Dde of vier stucken speck. fen ende een half vat sout. Een partijtgen oly. Seventien kosen. Ses en een half quarteel broot. Twee en een seslep quarteel wiHe erwelen. Twee quarteelen gort. Drie quarteelen slockvis. Vijf of ses sloop brondewijn. Twee vadem taback. Van ols een weynigh specerije. Een partijlgen saloet. Eenighe stucken rheenevleys, om door de vloot te laten vjsiJeren. J.R. LEINENGA EEN KOUD VERBllJF IN GROENlAND EN CANADA INLEIDING De arctische en subarctische gebieden genieten 1110mcnleei veel belangstelling. Deze interesse richt zich vooral op de poolzomcr, waarin het plante- en diercnic\'cn cell kortc maar hcvigc bloeiperiode doormaken. Voor de winter met zijn extreme 0111standighedcn be staat "ecl mindcr aandacht en dat is cigcnlijk altijd zo gcwecst. Sicchts cen klcinc grocp Ncdcrlandcrs hccft de poolwintcr daadwcrkclijk meegemaakt, de meestcn gedwongen door de omstandigheden, een cnkeling uit vrije wil. In de tCllloonstelling 'Nederlanders in de poolwinler' komt eell aanlal gedwongen overwinteringen aan bod. Het gaat daarbij onder meer om Nederlandse walvisvaardcrs die in de jarcn 1777 en 1826 hun schip in de buurt van Groenland verloren en om de bemanning van ecn Groningse koapvaarder. Dit schip zank in 1909 in een zeestraal bij Oost-Canada. In geen van deze gevallen was de bemanning op cell overwintering voorbereid. Dankzij veel improviserell en hulp van de plaatsclijke bevolking wisten ze cchter het daarop volgende jaar te halen en konden zC naar IlUis terugkeren. Hun dankbaarheid jegens Eskimo's, Europese kolonisten en zendelingcn was unaniem. In chronologische volgorde zuBen de lotgevallen worden behandeld van de walvisvaarders in het rampjaar 1777, van de schipbreukelingen van de walvisvaarder Harlingen in 1826 en tenslotte vall de bcmanning van de Groningse schoener lantina Agatha. In eCIl korte bcschrijving komen hun wcdcrwaardigheden aan bod. Daarna wordt ingegaan 01' ellkcle algemene Olema's, zoals het beeld dat de overwinteraars van de plaatselijke bevolking kregen en de wijze waarop zij zich aan de oms tan40 digheden aanpasten. Daarbij dicnt opgemcrkt te worden dat het niet allecn om versehillcnde geografische gebieden gaat, maar oak om individuele opvattingen die niet altijd overeenstemmen. Uitgangspunt is geweest de mening van de overwinteraars voor zover zij die zelf op schrift hebben gesteld. Zij komcn dus zclf aan het woord. Dc bijgevoegde kaarten gcven de plaats van de gebeurtenissen aan. Her RAMPJAAR 1777 \Va!visvaart is altijd een bedrijf vol risico's geweest. Er kondell allcrlei ongelukken gebeuren en COI11mandcurs, dat zijn de kapiteins van de walvisvaarders, hieJden in hun journalen soms zelfs niet bij wie er gedurende de reis over Iced. Gcvarcn golden ec11ter in de periode van de zcilvaart ook voor andere takken van scheepvaart. Een aantal gevaren, zoals zeeroverij en langdurigc windstilte, speclde voarde arctische walvisvaart hoogstens een rol van geringe betckenis, maar daar kwam het ijszeilen voor in de plaats. De belangrijkste prooi, de Groenlandsewalvis, hield zich namelijk op tussell het drijfijs in de Noordclijke Ilszee en de tussen Groenland en Canada gelegcn Straat Davis. Het lijkt erg gevaarlijk om in het drijfijs tc varcn, maarde houten romp van de walvisvaarders was enigszins rekbaar en bovendien hadden deze schepen cell dubbeJc wand. Tevens zorgde het drijfijs ervoor dat de sehepen wcinig last hadden van zeegang. Gevaarlijk werd het wanncer het ijs door de wind op elkaar werd geperst en de sehcpen het risico lie pen tussen kruiende ijsschotsen verpletterd te raken. Gelukkig gebeurde dat niet vaak, want de windrichting is in het Hoge EEN KOUD VERBLIJF IN GROEN LAND EN CANADA Noorden nogal veranderlijk. waardoor het ijs slechts cen kortc tijd kan kruicn. Aanvankclijk leek 1777 cen normaal walvisvangstscizoen te worden. Op grond van latcr gepublicecrde beschrijvingen van de gcbeurtenissen wcten we dat de schcpen tussen 23 februari en 14 april vanuit Amsterdam, Hamburg en andere havens naar de watercn ten oosten van Groenland zijn vertrokken. In de eerste helft van mei kwamen ze op 7SO x 30' N.B. aan bij de nog niet wcggcdooide rand van het vaste pakijs, waaf ze doorhcen moestell om de vangstgebiedcn tc berciken. Dat gaf wcinig problemen en vlot daarna kwamen de schcpcn in de vangstgebieden aan. Gcleidelijk raakten de ruimen gcvuld met "aten spck en balein. Op 28 juni rankte cen grate grocp van circa 60 walvisvaardcrs op 76'" x N.B. door het ijs in het nauw. Vastzittend in een groot ijsveld dreven zij door de stroming en de wind met snelJc vaart in zuidwestelijke richting. Een groep van 27 schepen raakte op 12 juli bekneld. rVlerkwaardig gcnocg bleef de wind maandcnlang uit het noardoostcn waaien, en herhaaldelijk wakkerdc ze aall tot storm. De ijsschotscn gingen daardoor kruien en er ontstond voor de schepen eell gevaarlijke situatie. rvIet tussenpozcn raaktc een aantal schepcn bekneld en ging ten ondcr. Juli eiste minstens twee schepcn, dc 1ll3alld augustus dric en scptember tenminste vicr. Steeds namen de schipbrcukelingen hun tocvlucht tot een van de O\'erg~ blcven schepen. Taen op 11 oktober de laatste walvisvaarder vcrlorcll ging, bcvonden zich daar 286 mensen aan board. De meeste berichtcn zijn nageHet vergaan van de wolvisvoarderWilhelmina ;n 1777.A.Fok· ke Simonsz. Porticulier bezit. J!'dy !!lJe C;~/dc:?I"'UZ ck J 0 Oc·"",tf., ./ 77741 EEN KOUD VERBLIJF IN GROENLAND EN CANADA De reizen von de schipbreuke. Hngen naar en von de overwinteringsplaatsen op Groenland, 1777-1778 en 1826-1827. Tekening H.J. Woterbolk. laten door de groep die in het zieht van de open zee tussen I1sland en het zuidelijke deel van Oost· Groenland sehipbrcuk Iced. Anmnkelijk van de snelhcid waarmee hun schip verlorcn ging, slaagden de schipbreukelingen erin am sloepen, lijfgoed en proviand te bergen. Degc~ nen die geen zeildoek hadden, konden op het ijs gcen tent en opzetten als beschcfming tegen het barre weer. Onder dezc dramatische omstandig~ heden werdcn eehter de overlcvingskansen nuchter onder ogen gezien. De voorkeur vall de meesten ging er naar uit om te proberen de kust vall Groen~ land te bereiken. Onder de commandeurs en overige bemanningsleden waren er die door vorige reizen vrij nauwkeurig wisten waar zich aan de kllst nederzettingen bcvonden. Het dichtstbij woonden Eskimo's, wij zcggen tegenwoordig ook weI 'Inuit', in de buurt vall Statenhoek. AI verder trekkend Tl10cst het ll10gelijk zijn Oill uiteindelijk de Hernhutters en Dcense kolonisten aan de westkllst van Groenland te bereiken. Enkele bemanningsleden waren te zeer uitgeput en blevcn achter. Van ecn groep van veertien man die besloot om naar Usland te zcilen was een jaar later, toen dc overlevenden van Groenland terugkeerdcn, nog geen bericht ontvangen. Over het lot van dezc mensen hoeven we dan ook weinig illusics te hebben. Dc tocId naar dc kust Van Groenland was zwaar. Omdat het herfst was, vormde het drijfijs nog geen dikkc aaneengcsloten verbinding met het land. Door de stroming en de wind was het voortdurend in beweging. Een groot aantal mensen raakte in het water en verdronk, of overleed uiteindelijk door de kou. Soms was dat niet nodig geweest. Com mandeur Hidde Dirks Kat vall Ameland zeildc met enkele sloepen onder gUllstige omstandighedcn naar Statenhoek, toen zijn be manning plotseling in paniek meende dat de stroming hen de zce op dreef en tussen het ijs ging koersen. Daar raakten ze vast, zodat ze uitcindclijk van schots naar schots springend aan land moesten zicn te komen. Dat hceft een aantal van hen het lcvcn gekost. Van de circa 400 menscn die de tocht naar Groenland begonncn, kwamen er uiteindelijk 155 aan. Bij het eerstc contact was de ontvangst van de plat~ 42 1777-1778 CD Hidde Dirks Kat Hans Christian Jospers @Pieter Andriesz Jeldert Jansz Groot Albert Jansz Marten Jansz ® Jacob Kievit (j)Markus VoB 1826-1827 @Klaas Hoekstra selijke bevolking hartelijk, daar zijn aile Nederlandse berichten het over eens. Na tc zijn bijgekomen van de doorstane ontberingen maakte elkc groep de balans op. Enkele bcmanningen waren uit elkaar geraakt en in sommige gevallen kwam men pas het voIgende jaar in de thuishaven te weten waar bekenden gezeten haddcn en hoe het hen was vcrgaan. Eerste prioriteit had echter het bereiken van nederzettingen waar voldoende proviand en onderdak was om te overwinteren. Vanuit de plaatsen vall eerste opvang gingen groepjcs van zo'n vier tot achtticn man op weg naar de in het Noorden gelegen dorpen van zendelingcll en kolonisten. Het reizen gebeurde in eigen sloepen of in umiaks, zogenaamdc 'vrouwen-boten', die van de Eskimo's wcrden gekocht. Ondanks het feit dat het weer lang niet altijd slecht was, kon het reizcn in de open botcn allesbehalve comfortabel wordcn genoemd. lvlet dc hulp van Eskimogidsen probcerden de groepjes 's naehts een nederzetting te vinden om onderdak te hebbcn en voedsel tc krijgen in ruil voor Europesc goederen. In de wat grotere neder- EEN KOUD VERBLIJF IN GROEN LAND EN CANADA zettingen kwamcn groepjes elkaar tcgen en werd ijvcrig infonnatie uitgewisseld. "'ie door bcvriczingsvcrschijnsclcJl, schcurbuik of andere lichamclijkc kwalcn !liet Illecr vcrder kon, blecf achtcr. Daarbij went voor zover mogelijk medische bijstand verleend. Via transporten werd later geprobeerd deze mensen van voldocndc voedsel te "00[zien. Zo raakten de schipbrcukelingen verspreid tussen Julianehab in het Zuiden en Holstcinborg in het Noordcn. De routes zijn, voor zover bckcnd, in de illustratic aangegeven. In de winter werd het gemakkclijkcr am over land te reizen door het bevriezen van de tocndrabodem. ivlet hondcslcdcn konden individuen of grocpcn zich suel verplaatscn en brieven, proviand of andere goederen meenemen. Vaak betaalden de commandeurs Eskimo's voor het reizen langs de verspreide groepen van hun bemanning, maar soms trokken ze er ook zelf op uit. Zo kregen ze een vrij goede indruk van de omstandigheden waaronder hun medelotgenoten moestcn overwinteren. Volgens de na de overwintering verschenen boeken verblevcn de commandeurs in het algemeen in de Deense nederzcttingen en het gros van de bemanningsleden in de dorpen van de Eskimo's. De meesteil kwamen ZOI1der gebrek te lijden de winter door. Voedsel werd verkregen door ruil of door te beloven in Kopenhagen te zullen betalen. Uit de verhalen blijkt niet dat de overwinterende walvisvaarders zelf op jaeht zijn gegaan. Oak het varen in een kajak lie ten ze naar het sehijnt aan de Eskimo's over. Van de groep van commandeur ?vlarten Jansz is bekend dat ze honger heeft geleden. De Eskimo's onder wic ze verbleven hadden weinig succes bij de jaeht en cen van de Eskimo's kwam zelfs te overlijden. Nadat ze de Deense koapman te Frederikshab door een brief over hun situatie hadden ingelicht, werden ze echter van de nadige proviand voorzien. Ziektes kwamen over het algemeen wcinig voor omdat de overwinteraars door het eten van het rauwe vices van robben en kleinc tandwalvissen voldoende vitamine C opnamen. De groepen die onder Eskimo's verbleven trokken begin maart naar de Deense nederzettingen aan de kust am daar de komst van schepen af te wachten. De eerste groepen voeren met Deense bevoorradingsschepen via Bergen of Kopenhagen naar huis terug. Een aantal commandeurs - Jcldert Jansz Groot en Marten Jansz - zijn op 26 mei van het volgende jaar in Amsterdam aangekomen. Anderen, wa.aronder Kat, kwamen datjaarpas eind september thuis. In de thllishavens die in de ovcrwinteringsverhalen worden vermeld, Amsterdam, Zaandam en Hamburg, konden de reders de uiteindelijke balans opmaken. Zeven Nederlandse en zeven Hamburgse walvisvaarders zijn in 1777 in het ijs verloren gegaan. Nallwkcurigc gcgcvcns over de bemanningen van dezc schepen zijn niet bewaard, maar we weten wei dat van tien van dezc schepen 155 schipbreukelingen met zekerheid in de Deense nederzettingen terecht zijn gekomen. Aangezien de bemanning van een walvisvaarder gemiddcId uit 45 man bestond, was de totale bernanning van deze tien schepen 011geveer 450 man. Dit betekent dat het tot ale aantal doden en vermisten circa 300 man heeft bedragen. Doordat veel bemanningsleden lIit eenzelfdc dorp of directe omgeving afkomstig waren, werden SOIl1mige plaatsen in Nederland Cll Duitsland zwaar getroffen. De verhalen van de overlevenden maakten grate indruk en hebbenlange tijd in belangrijke mate hct becid van Groenland en haar bewoners bepaald. 43 De Deense nederzeHing Godfhob omstreeks 1750. Koninkliike Bibliotheek, Kopenhagen. EEN KOUD VERBLIJF IN GROENLAND EN CANADA Hat vergaan van de walvisvaarder Harlingen in 1826. Museum 'Hannemahuis', Harlingen. UIT STRAAT DAVIS GEEN BERICHT Dat ondanks rampen zoals in 1777 de achttiendeeellwse walvisvaart een gunstige naam hield, wordt duidclijk uit de ontwikkelingen na de Fransc tijd in de Friese havenstad Harlingen. Daar waren omstreeks 1818 mensen te vinden die een groot verlangcn koesterden naar de tijden to en Nederlandsc walvisvaarders naar ze dachten het goud voor niets uit het water visten. In 1824 werd in Harlingen een rederij opgericht die haar schepen 01' robbenvangst en walvisvaart stllurde: de 'Nederlandsche Groenlands'- en Straat Davis Visscherij Socicteit'. Tot degenen die aandelen van deze socicteit aanschaften, behoorde zecr waarschijnlijk koning \Villem I, aangczien de door hem opgerichte Nederlandsche Handel-Maatschappij erin partieipeerde. De directeurcn waren allen afkomstig uit Harlingen. Vanuit deze haven voeren schcpen al in de zeventiende en achttiende eeuw naar Spitsbergen en Straat Davis, en na de Franse tijd sedert 1822 opnieuw naar dit laatste vangstgebied. De pas opgerichtc Harlingse rederij liet op cell plaatselijke wcrf eell nieuw schip 44 bouwen en doopte het de Harlingen. Uit de ter gelegenheid van de tewaterlating geschreven gedichten krijgen we de indruk dat de inwoners van deze stad zich erg betrokken voeJden bij het wei en wee van de rederij en hoge verwachtingen koesterden over de stimulansen die van de walvisvangst voor de plaatselijke economie uit zouden gaan. Verscheidene I-Iarlingers monsterden aan op het niellwe schip, cell galjoot met plaats voor een bemanning van 46 man. Ondcr luid gcjuich van cell grote groep tocschouwers en in aanwezigheid van de dircctcuren van de rederij vertrok het schip op 14 maart 1826 vanuit Harlingcn naar het Hoge Noorden. Uit zijn dagboek, dat in 1828 voor het belangrijkste deel in druk verscheen, blijkt duidelijk dat cOlllmandeur Klaas Hoekstra de vangstlllogclijkhedcn in Straat Davis goed ken de. Op 25 mei kwam hij aan in het vangstgebied in het zuidwesten van de Straat. Dc kans op ccn goede vangst werd hier echter door de komst van zwaardwalvissen verstoord, waarna Hoekstra besloot am de Groenlandse walvis op zijn trek naar het noorden te EEN KOUD VERBllJF IN GROENlAND EN CANADA voJgcn. Tel' hoagte van het eiland Disco gekomcn zcttc hij koers naar het oosten en voer vervolgcns in noordelijke richting lungs de Groenlandse kust. Het was cell 'gcslotcn scizQcn', wat bctckent dut er veel drijfijs ,,'as en wcinig open watcr. Dat bood vooruitzichten op cen goede "angst, aangezien het ijs de walvissen dwong am zich op cen aantal plaatscn tc conccntrcrcil. Toen Hoekstra vernam dat in het oosten van Straat Davis door de gehclc vloot slechts drie walvissen waren gevangen, besloot hij zijn geluk bij de Canadese kust van de Baffin Baai tc gaan zocken. am deze te bereiken moest hij eerst tot cell hoagte van 74° N.B .. lungs de Groenlandse kust varen en vandaar zijn koers naar het westen vcrlcggcn. Onder normale omstandigheden ZOU hij daarin zeker zijn geslaagd, maar het weer zat hem tegen. Zuidwestelijke winden, aanwakkercnd tot stonnkraeht, zorgden voor een opeenhoping van ijs. Op 10 augustus raakte de Hllriingcn vast in een ijsveld. Dc hoop werd niet opgegeven, maar het sehip hleef vastzitten. In de naeht van 22 op 23 augustus raakte de Harlingen tussen twee ijsehot~ sen hekncld en in zeer wcinig tijd liep het vol water en werd het hedolvcn onder het ijs. De sehipbreuk kwam voor de hemanning als een grote verrassing. Alles voitrok zieh zo snel, dat er maar weinig kle~ ding en proviand kon worden gehorgen. Diehtbij bevond zieh een Londense walvisvaarder, de Dundee, waannee Hoekstra eerder eell eompagnonsehap was aangegaan om in geval van averij of nood enige hulp in de buurt te hebhen. De bemanning van dit sehip verleende meteen assistentie, maar het Nederlandse sehip moest als verloren worden besehouwd. De sehipbreukcJingen waren van harte welkorn op de Dundee. Toen dit sehip cehter ook in het ijs blecf vastziUen en door de zuidelijke winden steeds 01' dczclfde geografisehe breedte bleef liggen, raakte de Britse hemanning cryan overtuigd dat een overwintering in Straat Davis ollvermijdelijk was. De voedsclvoorraad van de Dundee was helaas volstrekt ollvoldoende voor cell dubhcle benumBing en de Nederlandse sehipbreukelingen zagel1 zich genoodzaakt 0111 naar de kust van Groenland te trekken, ook al was dit tegen de wil van de Britse commandeur David Duncan. Hoekstra meende dat Deense nederzettingen te ver naar het zuiden lagen en gaf zieh gcen enkele kans om met zijn mannen die te berciken. Bij Duncan liet hij daarom hrieven achter voor zijn reders en familie. De tocht naar de bewoonde wereld begon op 6 oktober. Hoekstra ell zijn illllnnen rcisden in sloepen en zochtell zovecl mogclijk open water op om de boclem van de sloepen te sparen. Van i.jsbcren hadden ze gelukkig weinig last. Veel erger was de kou, vooral voor dcgenen die bij hct slcpen in het water waren gevallen. Door het etcn van gezouten spek, dat ze van de Britten hadden meegekrcgen, kregen de mannen zo'n dorst dat ze zelfs ijs begonnen te eten. Dat leidde tot een groot warmtevcrlics. De kust van Groenland werd op 12 oktobcr bij Sukertoppen bereikt. De volgende dag zeilde de groep in de sloepen naar het zuiden. Voor cen matroos waren de ontberingen inmiddels teveel ge~ worden en in de !lacht overleed hij. De volgende morgen werd hij op een eiland voor de kust begrayen. De vijftiende was voor Hoekstra een dag om nooit te vcrgeten. Op pagina 47 in zijn boek staat: 'Des middags zagcn wij, Gode zij dank! een Deensch llllis staan, dat wij zoo noordelijk niet ver~ waeht hadden, niet wetende dat er op die hoogte menschen woonden, zijnde wij te Oppernewick'. Dat kwam buitengewoon goed uit, want Hoekstra en zijn manncn waren uitgeput en hadden nog sleehts voor cell dag vocdsel. De Deense kooprnan en de plaatselijke Eskimo's namen de schiphreukelingen gastvrij op. Toch was duidelijk dat ze hier niet met vijfenveertig man konden blijven. Er werd besloten om in zuidclijkc riehting Baar de tcn zuiden van Disco gelcgcn Zwartvogclbaai te trekken, waar vcrscheidene ne~ derzettingen op korte afstand van elkaar lagen en voldoendc proviand bcschikbaar zou zijn. Drie mensen waren niet meer in staat om verder te reizen en bleven achter. Onder leiding van een Eskimogids vertrok de groep op 17 oktober. Dc 10 mijl naar de eerstvolgende nederzetting werd in ccn dag afge~ Icgd, maar slecht weer verhinderde een snelle doorreis. Op 23 oktober werd de reis voortgezet, met achterlating van de oppertimmerman en de koks45 EEN KOUD VERBLIJF IN GROENLAND EN CANADA ma;H. De ongeveer 60 mijllangs de kust bctckcndc ceil zware loeht, omdat de manncn in open sloepcn mocsten reizen, zander beschcrming tcgcn overslaand water, wind en kOll. De volgcndc ncdcrzctling werd bereikt op de 27ste. "NIet achterlating vall cen zestal dat niet verder mcer kon, "crtrok de groer or 30 oktober voor de rcstcrcndc 36 mijl naar de Zwurtvogelbaai. Ze kwamen tot voor het \Vaaigat, maar moesten vanwege slecht weer en kou tcrugkcrcn. Ben dag na hun vertrck kwamen ze tcrug in de Ilcdcrzctting van waaruit zc vertrokken waren. De route staat in de iIIustratie globaal aangegeven. Dc Dccnsc koopman stem de crmee in om dertien man bij hem tc latcn ovcrwintcren. Hij raadde Hoekstra aall om met de rest van zijn groep naar Umanak te gaan en claar te overwinterell. Umanak lag hoogstens 18 mijl verderop en was eell van de grootste Deense nederzettingen. Aldus wenl besloten. Op 13 november kwam de grootste groep veilig in Umanak aan, terwijl commandeur Hoekstra zich in een nederzetting 10 mijl ten zuiden van Umanak vestigde. Drie dagen later verschcen de zon niet meer boven de horizon, maar Hoekstra en zijn mensen waren veilig onder dak. Voor dc rcst lijkt dcze overwintering sterk op die van 1777- 1778. In de winter werd met hondesleden rondgereisd en Hoekstra blecf via bricven op de hoogtc van dc toestand waarin zijn verspreide bemanning zich bevond. Van de scheepsarts, P.J. Gordijn, vernam hij dat de aanvankelijk zorgwekkende toestand van veel bemanningsleden snel verbeterde IlU het reizen was afgelopen. Uiteindelijk stierf nog maar een man: de in Upernavik achtergebJeven schieman Harmen Treking. De schipbreukelingen mochten van gcluk spreken dat ze niet met zijn allen in de omgeving van Upernavik waren gebleven. Daarwas namelijk hongersnood en een aantal Eskimo's verloor er het Ieven. \Vaarschijnlijk hield dat verband met de zachte winter van dat jaar. De temperaturen waren vrij hoog; tussen half januari en half fehruari overheersten zuidelijke winden en regende het zelfs. Dat maakte de robbenvangst vrijwei onmogelijk. Vanaf 5 maart van het volgende jaar trokken groe46 pen schipbreukclingen naar de Zwartvogelbaai om daar te waehten op de komst van de eerste schepen die hen naar Europa zouden kunnen brengen. De overwinteraars uit Upernavik arriveerdell op 18 april als laatstell. Het bericht dat een Deens proviandsehip in Egedcsminde was aangekomen en vijtien mensen mee kon nemen, bereikte hen op 8 juui. Commandeur Hoekstra en veertien bemanningsledell haastten zich flaar deze nederzetting en gingen zes dagen later aan boord van het proviandschip. Dit voer daarna in zuidelijke riehting en deed daarbij veel kustpiaatsen aan om goederen te laden of te lassen. Hoekstra kon zo Groenland, dat door de Denen voor de bllitenwereld afgesloten werd gehollden, goed in zich opnemen. Op9 augustus kwamen de overwinteraars te Kopenhagen aan, waar ze met hun Eskimokleren veel bekijks hadden. Snel werden Europese kleren aangeschaft. Via Kicl, Hamburg en Dclfzijl reisdcn de Nederlanders !laar Harlingen, waar ze op 24 augustus aankwamen. Daar had inmiddels iedereen de hoop 01' hun terugkeer opgegeven, zodat de blijdschap en ontroering buitengewoon was en Hoekstra verraste. De laatste bemanningsleden van de Harlingen kwamen in oktober thuis. De rederij zag geen aanleiding om aan Hoekstra's kundigheid te twijfelen. In 1829 en 1830 voer hij voor de Societeit opnieuw naar de Groenlandse wateren. WAAR GEEN TELEFOON OF TELEGRAAF IS \Ve kunnen ons nauwelijks voorstellen dateen schip de toeht naar de arctische wateren begint zonder dat cell aantal voorzieningen zijn getroffen, zoals bijvoorbecld het aanbrengen van cell dubbele bodem. De houten walvisvaarders, die van de zeventiende tot de negentiende eeuw werden gebruikt, hadden bijvoorbeeld een dubbele scheepswand van dikke planken. In 1909 dacht de Eerste Groninger Vrachtvaartmaatschappij daar blijkbaar anders over. Zonder versterking tegen het ijs of zelfs maar een kraaienest stuurde de direkteur van deze rederij, de heer 1.1. OImes, de ruim 150 ton metende schoener Jantina Agatha naar de noordelijke wateren. Het schip moest in de Schotse haven Dundee twee passagiers aan boord nemen, een Britse zen de ling en EEN KOUD VERBLIJF IN GROENLAND EN CANADA ~{ een Duitse natuunvetenschapper, en hen mct bagage en voorraden meenemen naar de Cumberland Sound in het noordoosten van Canada. Op Blacklead Eiland, 5 mijl voor de Canadese kust, zou de heel' Edgar \V.J. Greenshield, zendeling namens de Church Mission Society, met een voorraad steenkool en proviand bij zijn zendingspost worden afgezet. Vervolgens zou in dezelfde zeestraat ceil walvisvangststation te Kekertel1 worden bevoorraad en inlichtingen worden ingcwonnen omtrent de in het vorige jaar verdwenen Schotse waivisvaarder Snowdrop (zie iIIustratie). Evcntuele vangstresultaten en een lading pelzen konden op de terugreis worden meegenomen. \Vaar de Duitse wetenschapper, dr. Bernhard Hantsch, zou worden afgezcl valt met de overgeleverde documenten niet meer te achterhalcn. Zijn bedoeling was om zoologisch en antropologisch onderzoek te doen in hct gcbied tussen Cumberland Sound en de Pond's Baai. Van de zeskoppige bemanning had aileen kapitein \Vieardus Cornel is Dijkstra crvaring met het zeilen op zo'n hogc geografische breedte. Drie jaren tevoren had hij met de lamina AgatJw de Cumberland Sound al aangedaan. Op grand van de toenmalige rcistijd Illccndc Dijkstra dat de heen- en terugreis in ongeveer twee maanden voltooid kondcn worden. Het pakte echter heel andel's uit. Op 13 juli vcrtrok de schoener uit de haven van Delfzijl. Ten nOOl'den van Schotland moest vanwege ongunstige winden steeds worden gekruist. Pas op 9 september wcrd het zuiden van Straat Davis bereikt. Door slecht weer en drijfijs werd de ingang van de Cumberland Sound niet bereikt voor 24 september. rvlet een zaelHe westnoordwesten wind Hep de Groningse schoener de dag daarop de baai binnen. Hier vonden ze vecl drijfijs dat naarmate ze verdeI' voeren in omvang cn dikte snel toenam. Aan dek deed de be manning zijn best am het schip langs de ijsschotsen te sturen, maar am elf uur 's nachts werd een groat stuk ijs geraakt. Na een paar stoten raakte de JuntiIw Agatha wecr vrij. Dadelijk werd in het ruim gekeken of de stalen scheepswand Jekkage had opgelopen, maar alles leek in orde. De volgende morgen blcek bij cell inspectie echter f t~\>l ~; ,~ \ ~';I!i- Cumberland Sound. De gemiddelde grens von het zeeijs is met een stippellijn aongegeven. Tekening H.J. Wolerbolk. ~ "'V'>, ','Ut--, i /" .~ <- , r;" twee duim water in het ruim te staan, in vier uren oplopend tot twee voet. Het lek moest zich onder de lading bevinden. Kapitein Dijkstra stond voor de keus of hij aile energie zou besteden aan het vinden en stoppcn van het lek, of aan het redden van zoveel mogelijk voorraden am indien nodig de winter door te kunncn komen. Hij koos voor het laatste, en de Raad voor de Scheepvaart zou hem daar later volledig gelijk in geven. Met man en machtwerdgewerkt om de sloe pen buiten board te krijgen en te vullen met de noodzakelijkste gocderen. Veel tijd ging veri oren met het in zee krijgen van de grate privcsloep van dr. Hantsch. Toen de steeds dieper liggendelulltina Agatha vroeg in de avond verlaten werd, stapten de acht schipbreukclingen in drie volgeladen boten. Dc Cumberland Sound ligt aan de koude Labradorstroom en is hoogstens enkclc maanden per jaar bevaarbaar. Gezien de late datum hicldcn Dijkstra en de overige schipbreukclingen er daarom rekening mee dat ze voor hct volgcnde jaar geen 47 EEN KOUD VERBLlJF IN GROEN LAND EN CANADA De bemanning van de Jantino Agatha voar de ovef'Nintering. Porticulier bezit. schepen mccr zouden zien. \Vaaf kondcn zc het best overwintcrcn? In de verre omgcving waren vrijwci gccn ncderzettingen tc vindcl1. Aileen op Blacklead Eiland, zo'n 50 miji verderop, woonden menscn in cen twectal Eskimodorpen met elk ongeveer 100 tot 150 inwoners. Zcndcling Greenshield bood daarom aan om in zijn zendingspost tc ovcfwintcrcn en hier was de hcle groep het mec cells. VcrgczcJd door de twcede stuurman en cell matroos bcslotcn Greenshield en Dijkstra bij de Eskimo's hulp te gaan halen. De rest van de groep bleef zolang op cell cilandje bivakkcrcil. Twee dagcn latcr keerde de eerstc groep tcrug met twaalf Eskimo's en twee umiaks en op 1 oktobcr zat de gehele groep met de geredde voorraden in het huis van Greellshicld. Op de komst van schepcn hoefde voor de maand augustus in het volgende jaar niet te worden gerekend. Dam'om gingen de schipbreukelingen snel tot rantsoenering over. Tot december kwamel1 ze met koffie en thee, brood, vlees en vruehten aardig rondo Daarna werd het eten behoorlijk minder. \Vcliswaar kregen de Eskimo's ieder jaar geweren 48 en munitie van cen handclsfirma uit Aberdeen, maar de bcste jachttijd was hier de zomer. Van de robben en ijsberen die zo nu en dan werden gevangen kregen de zeven Europeanen ook een decl, maar een knagend hongergevoel deed zich vrijwel iedere dag gelden. Om zo weinig mogelijk energie te verbruiken probeerden de overwinteraars veel te slapen. Vanaf het begin van de maand oktober was de temperatuur buiten meestal 50" C onder nuL Zelfs met hun Eskimokleren, die meteen na hun aankolllst waren gemaakt van robbeveIlen en rendierenhuiden, hadden ze het steeds koud. De kou, de twee uren sehemerig lieht per dag en de honger maakten de stemming in de groep niet al te vrolijk. Als het ijs volgend jaar de Cumberland Sound versperde, zou geen schip hen komen halen. De laatste jaren was het weer in Straat Davis's zomers slecht geweest, met veel zllidoostelijke winden die het ijs naar de Canadese oostkust stuwden. Het lukte niet om met de Duitse geleerde cell plezicrige band te krijgen en in april vertrok deze. Het vocdsc1probleem \verd er cehter niet kleiner op, aangezien Herr Hantsch een groot deel van de proviand met zich meenam. Niemand kon het hem verbieden, want het was tenslotte zijn eigen voor drie jaar berekellde voorraad. Gelukkig naderde het jachtseizocn, want 01' sommige dagen aten de overwinteraars aIleen maar scheepsbeschuit. Op uitnodiging van de Eskimo's gingen de Groningers twee keer mee op een jachtexpeditie die twee weken in beslag nam. In een tweetal umiaks, be1aden met cen slce en een aantal honden, vertrokken ze in een grocp van zestien man naar de kust van Baffinland. Dc toehten waren redelijk succesvo1. Er werden robben en ijsberen gevangen, rendieren, en zelfs een walrus en een walvis. Het verzamclen van vogeleieren leverde ook aardig wat op. Toch was het nag niet voldoende am voorraden aan tc lcggen. In de eerste week van augustus voelden de Groningers zich daarom gedwongen am op zalm te gaan vissen. Ze waren daarmee wat aan de late kant en het wilde niet erg lukken. De totale vangst van drie dagen bcdroeg 42 kleine zalmen van ongeveer cen decimeter, samen ongeveer een pond. 'Het was toen, niets ge- EEN KOUD VERBLIJF IN GROENLAND EN CANADA vangen, niets te etcH', zei stuurman Klugkist er later over. Van een groep Eskimo's vernamen ze dat bij Blacklead Eiland een schip met proviand was gearriveerd. Zonder te stoppen roeiden ze ijlings tcrug. Dit schip, de Noorse schoener Thomas, was speciaal uitgestuurd om hen te zoekcll. Dc bcmanning ontving de schipbrcukelingen heel gastvrij en eenmaal aan board waren na II augustus de dagen zonder eten snel vergeten. Een ander schip, de Schotse walvisvaarder Scotia, was op 4 augustus hinnengelopen en had proviand achtergelaten. Met de belofte weer terug te zullen komen was dit schip daarna vertrokken om op walvisvangst te gaan. Kapitein Dijkstra stuurde de kok, de lichtmatroos en een stapel brieven met de Thomas naar huis. De overige bcmanningsleden van de Jantina Agatha vertrokken op 10 september naar Europa. Via Dundee, Leeds en Rotterdam kwamen zij op 9 oktober met de trein in Groningen aan. Daar was men door een telexbericht uit Dundee, dat de reder op 20 september had bereikt, reeds van de gebeurtenissen van het afgelopen jaar op de hoogte. Inmiddels was ook duidelijk geworden dat de walvisvaarder Snowdrop, waar de lllnthw Agatha oorspronkelijk naar op zoek zon gaan, in 1908 met man en mllis was vergaan. Thuisgekomen waren de Groningsc zeelui, waarvan sommigen er volgens hun familieleden wel tien jaar ouder uit waren gaan zien, niet erg spraakzaam over de gebcurtenisscn van de afgcJopcll winter. Zc hadden daar tc weinig prettige herinneringen aan overgehouden. AANPASSINGEN AAN ONBEKENDE OMSTANDIGHEDEN De verhalen van de overwinteringen van 1777-1778, 1826-1827 en 1909-1910 hebben veel dingen gemecn. Uit de overgeleverde informatie spreekt unaniem een diepe waardering voor de opvang door de plaatselijke bewoners, zowel jegens de kolonisten en zendelingcn als de Eskimo's. Taalproblemen waren er nauwclijks met de Dcnen op Groenland. Het is niet helemaal duidelijk in welke taal wcrd gecommllniceerd, maar een aantal Hernhutter zendelingen sprak het Hoogduits goed. In 1909 en 1910 vormden de gesprekken met de Britse zendeling Greenshield ook geen problcem. Veel moeilijkcr was het om met de Eskimo's te communicereTl. \Veliswaar had een aanlal walvisvaarders voor het rampjaar 1777 al eens op Straat Davis gevaren en enkele Groenlandse Eskimowoorden geleerd, maar een aantal grocpen toonde zich bij het eerste contact met Eskimo's bijzonder angstig, zonder daarvoor duidclijke redel1en te kunnen geven. Bij de overwinteringen van commandeur Hoekstra en kapitein Dijkstra lijken dergelijke angstgevoelcns geen rol te hebben gespceld; in beide gevallen waren meteen Europeanen aanwezig die de situatie ter plaatse vollcdig kendel1. lvlaar oak na het eerste contact bleken de overwintcraars meer geneigd om met kolonisten ofzendelingcn om te gaan dan met Eskimo's, die vrijwel steeds werden bet iteld als 'wilden'. Oat geldt voor aile grocpen overwinteraars. SIechts een persoon, commandeur Jcldcrt Jansz Groot van Zaandam, weigerde om een dergclijk onderschcid te maken en noemde de Eskimo's die hij had ontmoctconscqucnt 'Groenlanders'. 49 De bemanning von de Jantina Agatha no de overwintering. Central library, Dundee. EEN KOUD VERBLIJF IN GROEN LAND EN CANADA Hetwolvisvongststolion op Blackleod Eiland. De gebouwen von de Church Mission Society sloan in het midden. Public Archives, Canada. Het is wat te makkelijk am de voorkeur voor Europeanen te verklarcn door te wijzcn op het ongedierte in de woningen van de Eskimo's, de walmendc olielampen en dc stank vanwege hct bcwarcn van urine binnenshuis, ook al zullen dergelijke dagelijkse ongemakken ongctwijfcld hebben mcegcspecld. Van wezenlijkcr bclang lijkt het feit dat de schipbreukelingen bij de kolonisten en zendelingcn gocderen op krediet konden krijgen en bij de Eskimo's aileen door te ruilen. Doordat dc schipbreukelingcn niet veel bezittingen bij zich hadden, waren hun mogelijkhedcn am te ruilen nogal bepcrkt. Daar kwam nag bij dat dc Eskimo's aan de wcstkust van Groenland al gcruimc tijd met Europcse handelaren in contact waren, zodat ze in hun kcuze nogal sclecticf waren gewordcn. Bovcndien wistel1 de 50 ovcrwintcraars niet goed hoe ze geschillen met Eskimo's moesten aplossen, me de vanwege de taalbarriere. Dc spanning kon soms behoorlijk oplopen, zoals commandeur Jeldert Jansz Groot in 1777 maest ervaren, toen - na diefstal van een mes door iemand uit zijn graep - dc commandcur zclfs met de dood werd bedreigd. Tach licp het Ilooit fataal af. Tenslotte moet dc voorkcur van sommige commandeurs voor Europees vocdscl als factor !liet worden ondcrschat. Zwart-wit is het beeld evenwel nict. Ondcr de ovcrwinteraars waren er oak die grotc bcwondcring hadden voor de manier van Icvcll van dc Eskimo's cn mct pJczicr onder hen vertoefden. De negatieve opvattingen nemen niet weg dat dc overwinteraars grate belangstelling had den voor dc EEN KOUD VERBLlJF IN GROENLAND EN CANADA matcrielc cultuur van de Eskimo's. Ze maaktcn vecl gebruik van de door dit yolk ontwikkelde technicken. Voor vervoer waren de umiaks ofvrouwenbotcn bijvoorbccld van groat belang, cvcnals de hondcslcdcll. Commandeur Hoekstra vcrbaasdc zich over de grate snclhcid waarmcc men met deze sleden over het ijs kon rcizcn: bijna 4 km per UUf met cell vracht van 75 kilo of mecr. De bewondcring ging cchtcr vooral uit naar de kajaks. In elk van de gedrukte ovcrwinteringsvcrhalcn vall het rampjaar 1777 en oak in de gcpublicccrdc vcrsie van COI11mandeur Hoekstra's dagbock sprcekt cen grate bewondcring voor dezc kJcinc boten, waanllce de Eskimo's bij omslaan behendig weer boven water wisten tc kamcn zander nat tc worden. Volgcns Hoekstra was de snelheid die met een kajak kon worden gehaald ruim 2 km per uur en dat kon wei veertien uur worden volgchouden. Europeanen waren voar deze ranke bootjes eehter te groat en te zwaar. Voor de behuizing bestand minder waardering, althans volgens de publikaties over 1777 en 1826. Dc Nederlanders verbleven niet in iglo's, maar in kabakken. Oat waren woningen van opeengestapelde stenen en een dakgeraamte van hout, die zich half onder de grond bevonden met eell lange tunnel als ingang. Als venster diendcn uitgerekte en aan elkaar genaaide dannell van honden, robben of walvissen, die wat scheme rig licht doorlietell. De waning was met aarde bedekt om toeht tegcn te gaan. Dc bemanning van de Jantina Agatha heeft van de Eskimo's op Blacklead Eiland aIleen de zomertenten, de toepiks, venneld, maar daar geen gedetailleerde beschrijving van gegeven. In de kabakken was het warm, zowel door de op traan brandende oliclampen als door de menselijke warmte. Het waren eigenlijk groepswoningen, waarvan de grootste veertig tat zestig mensen konden bevattell. l\.Jct behulp van huiden konden een soort privevertrekken worden gemaakt. Meubilair was er vrijweJ niet. Vlees werd binnenshuis bewaard, aangczien de honden buiten er niets van over zouden laten; dat begrepen de overwinteraars ook weI. Ze ergerden zich aileen aan de luizen en vlooieu waardoor ze in de kabakken werden besprongen, aan de vele 011- aangename luehtjes zoals urine, die in cell emmcr in de waning bcwaard werd, en aan de eeuwig walmende olielampen. Deze hadden een lont van mas die op {raan dreef en niet geregeld kon worden. Dat Ieverde een sterk rokende vlam op, die alles wat zieh in het vertrek bcvond met eell dUll laagjc roet bedektc. Hoekstra merkt op pagina 106 van zijn boek daarover op: ' ... de Groenlanders ... hebben het alsdan ook weI in de keel en op de borst, veroorzaakt veeIligt door hunne lamp en en den stank in hunne bedompte woningeu. Althaus dit heb ik opgemerkt, als men een naeht in hunne woningen siaapt, dan zijn des margcns de opgegevell fluimen geheel zwart'. De roetdeeltjes konden aileen met ammoniak worden verwijderd, cen ehemische stof die ter plaatse uitsluitend in urine voorkwam. De Eskimo's wasten zich hiermee dan ook elke dag. Commandeur Kat is de enige die toegaf dat hij dit voorbecld heeft gevolgd. Als de andere overwinteraars dit werkclijk geweigerd hebben, dan moetcn ze aan het eind van de winter er ais zwarte pieten hebben uitgezien. De cammandeurs en andere _':Jjk-~< .. ~ ~._ De umiak of vrouwenboof bleek een handig transportmiddel voor de overwinieraars. Dundee Museums and Art Galleries, Dundee. ,. -;-;/;,H! ;/ , ~ ~'i3 ~ -- ~;._:it'-< 4 , 51 .-~ ";:1<~ EEN KOUD VERBLIJF IN GROENLAND EN CANADA INGANG A INGANG c Doorsnee en plaHegrond van een Eskimowoning of kabak. A: doarsnede van boven. B: dwarsdoorsnede. C: doorsnede van voren. Tekening H.J. Woterbolk. scheepsofficieren gaven am deze redenen de voorkeltr aan het woncn bij Europese kolonisten en zendelingen; de andercn mochten slapen bij de 'morsige wilden'. Hct voedsel dat de overwinteraars op Groenland en in Cumberland Sound kregen, bestond voornamelijk uit robbevlces, aangevuld met het vlees van ijsberen en op Groenland ook van kJcine tandwalvissen en spiering. Voor een dee I werd dit boven de oliclampen gekookt, maar verder werd het rallW genuttigd. Voordat de vegetatie door sneeuw werd bedekt, at men be halve besscn oak 'klipkroos' of 'salade'. Vermoedelijk wordt hiermee lepelblad bedoeId, een plantje vol vitaminen dat bijzonder effectief bleek te zijn tegen scheurbuik. Scheurbuik is ecn ziekte die ant staat door vitaminegebrek, cn door inwendige bloedingen vooral pijn veroorzaakt in dc kaken en gewrichten. Uit ondervinding ontdekten de schipbreukclingen dat, behalve Iepelblad, ook he! eten van de tmid van walvissen en robbelever erg effecticf tegen deze ziekte was. Uit niets blijkt dat zij van tevoren inlichtingen over het bestrijden van scheurbuik haddcn ingewonnen, bijvoorbeeld door het lezen van boeken. \Veliswaar waren medici in 1777 nog niet achter de oorzakcn van deze ziekte gekomen, maar het is wei opvallend dat commandeur Hoekstra bijna vijftig jaar later niets van de ervaringen van 17771ijkt te hebben opgestoken. De be manning van de lamina Agatha heeft van scheurbuik ovcrigcns geen last gehad. De proviand die de ovcrwinteraars hadden kllnnen redden lIit de scheepswrakken en het vocdscl dat ze bij de kolonisten en zendelingen kregcn voorgezet, bestond voornamelijk lIit erwten, bonen, granen cn gort. Dit bevatte veel zetmeei, maar wcinig vitamillcn. Gelukkig hebben ze hun wecrzin tegen de inlandsc pot cchtcr kunnen overwinnen. Enkclc vragen blijven nog over. Het is misschien wat kras uitgedrukt, maar in feite deden aile overwinteraars weinig anders dan potverteren ten koste van de plaatselijke bevolking. Daarbij klaagden ze ook nag unaniem over grenzeloze verveling. \Veliswaar ging de bemanning van de Jantina Agatha met dc plaatsclijke Eskimo's op jacht, maar dat was na S2 de kritieke winter. Commandeur Hoekstra hecft het vriendclijkc verzoek van een Deense kolonist am te hclpen de voedselvoorraad op peil te hOllden door te jagen zelfs naast zich Ilecrgelegd en is van de betreffende nederzetting vcrtrokkel1. In Umanak was Hoekstra overigens wei tot jagen bereid, maar hij deed in feitc niet meer dan bij goed weer achter de tussen de klippen verscholen vogels aanzitten. Het betekcnde voar hem waarschijnlijk evenveel als het zoeken naar mineralen. Ongetwijfeld hebbcn de kot! en de intense duisternis tijdens de winter een bclangrijke rol gespeeld om niet buitensIlUis te gaan, maar daarmee lijkt niet aUes te verklaren. Indrukwekkend is in elk gcval de bclangeloosheid waarmee de plaatselijke bevolking de vreemdelingen uit het verre Zuiden met kleding, \'oedsel en onderdak heeft geholpcn am tc ovcrlevcn. Zelfs lIit gebieden waar hongcr heerste, zijn overwinteraars in redelijke gezondheid teruggekeerd. Van cell dergelijke, niet altijd door theologische Icerstellingen afgcdwongen menselijkheid kunnen ook wij nog veellcren. Tenslotte wil ik dr. I-LK. 's Jacob dankzeggen voor het kritisch doornemen van de tekst. KO DE KORTE NEDERLANDSE SPITSTBERGEN EXPEDITIE 1968-1969 SOCIALE ASPECTEN VAN EEN OVERWINTERING INLEIDING Van augustus 1968 tot september 1969 verbleef een Nederlandse expeditie op Kapp Lee, Edgc¢ya, Oost-Spitsbergen om cen bijdrage te leveren aan ijsberenonderzoek in het kader van de internationalc natunrbcscherming (IUeN & \V\VF). De cxpcditic bestand uit vier man: Eric Flipse, 23 jaar, biologiestudcnt en initiatiefncmcr van de cxpcditic, Paul de Groot, 21 jaar, bosbouwstudcnt, Ko de Korte, 25 jaar, biologic student en Piet Oostervcld, 29 jaar, biologiestudcnt. De dichtstbijzijndc buren waren de vier mannen van cell Noorse ijsberenexpeditie (80 km) en de mensen van Longyearbyen (140 km). Om de cxpcditie mogelijk tc maken was cen stichting opgericht en ieder van de vier nam deel op vrijwillige basis zonder loon. Bij de bouwvan het station in augustus werden de deelnemers geholpen door drie man van cell zomerploeg terwijl tegelijkertijd twee man van dc t.v. cen film maakten. VOORSPEL De discussie over de socia Ie aspecten van de overwintering began al vele maanden voor de expeditie van start ging. AI vroeg werd besloten met vier man te gaan en nooit was er sprake van het opnemen van een VrollW in de groep. Twee man vond men tc wcinig voor het uitvoeren van het programma; bij drie zou cen man gCi'solcerd kunncl1 komen te staan tegenover de andere twec. IVlet vier man zou men met twee teams van twee kunnen werken. Dit was dus de minimumgroottc en, vanwege de beperkte financicle middelcn en vanuit andere praktische overwegingen, gclijk oak de maximumgrootte van de groep. De diseussie over het type persoon dat gesehikt zou zijn voor dit werk duurde kortcr. omdat er wcinig keus was. Het was gewoon at moeilijk am vier mannell te vinden die veertien maanden onder die omstandigheden wilden overwinteren. Eric en Ko kenden elkaar allanger dan een jaar en hadden het voargaande jaar eell voorbereidende expeditie uitgevoerd op Spitsbergen. Piet en Paul kwamen respectievelijk drie maanden en een maand voor het vcrtrek bij dc greep. Aile vier hadden vcldervaring in Noord-Scandinavic. Enkelc weken voor het vertrek was cr cell medische keuring, waarbij overigens geen psychologisehc testen werden uitgevoerd. De discussie over het type station had betrekking op de te verwachten problemen van isolatie, van overbevolking op een ge'isoleerde plaats en van de beperkte mogelijkheden am elkaar te Ol1twijken. De isolatie ZOli vcrlieht kunncl1 worden door middel van direct contact mct dc mensen thuis cn door postdroppings. De overbevolking zou dragelijk gcmaakt kunnen worden door de mannen een groat relatief comfortabel station (100 m 2) te gcvcl1. Privacy kon verkregen worden door ieder van eell eigen kamertje (6 1112) te voorzicn. In het algemecn was er wcinig gepJand en werd cr stceds met ad hoc oplossingen gewerkt. Er waren geen duidelijke afspraken over leiderschap en takcn. Enkele vage afspraken werden toch nog gemaakt. Eric zou min of meer de algemene organisatie en technische zaken op zich nemen. Ko zou op de etensvoorraad letten en voor dokter spelen. Piet zou voor de wetenschappelijke uitrusting zorgen. Ko (vogels) en Piet (vegetatie) wilden naast het werk aan de ijsberen oak nog eigen wetenschappe53 I'm out in the jungle I'm hungry to hear you Send me a card I'm waiting so hard to be near you Simon and Garfunkel My father, you have spoken well You have told me that Heaven is very beautiful tell me now one more thing. Is it more beautiful than the country of the muskox in summer where sometimes the mist blows over the lakes and sometimes the water is blue and the loons cry very often? Indian guide fo a priest NEDERLANDSE SPITSBERGEN EXPEDITIE 1968-1969 Kaart van Spitsbergen met Kapp lee waar de overwintering in 19681969 plaats vond. De onderbroken lijn geeft de verkenningslochlen aan die de expeditieleden in 1969 ondernomen. Tekening H.J. Walerbolk. I Bank ~ [j] E d il ~IViseS Open Hoaro c ru u E LABOR. D t'ru :> '\IWo KEUKENHOEK I ~ toest. r'= I ru E d d ex I I ;; Eettafet /~ D c WAS ru ~ I~ " 0 Aanrecht lijk werk doen. Dc hulp van Paul zou 01' allerlei ogenblikken ingeroepen kunnen worden. Eric, Ko en Paul wilden ook vcel tijd aan fotografie besteden. HET VERBLIJF Begin september zagen we met cnige opluchting de assisterende zomerploeg vertrekken. Tot december waren we bezig om het station te voltooiell. Terwijl we daarmee bezig waren zocht ieder naar zijn rol, die nogal eells veranderde. Na enige tijd kristalliseerden zich specialisaties uit en enkelen van OilS begonnen de verantwoordelijkheid voor bepaalde aspccten van het werk voor zich op tc eisen tot ieders tevrcdcnheid. Tot midden oktober was er nog daglicht en konden we nog met de rubberboot op de dichtvriczcnde zee vareH om drijfhout van de kusten Baar [lUis te slepen om dat later in de houtkachels te verstoken. Hierbij hadden we ons eerste open conflict over wic wat zou doen. Toen in de tweede helft van oktober de poalnacht begonnen was, kregen wc bezock van twee mannen van de Noorse expeditie. Ze brachtcn oak brieven mce waar we erg blij mee waren. Dc discussies over 54 het werk met hen waren verfrissend, orudat we daar zelf met e1kaar weinig over spraken. In de poolnacht keken we verlangcild uit naar de perioden met maanlicht, omdat we dan Haar buiten konden om toehten 01' ski's tc maken en oak erg konden genieten van het licllt van de maan en het noorderlieht 01' de sneeuw. Soms was hier eehter geen sprake van, omdat er onvoldoende SHeenw was. In deze periode van continue duisternis begonnen we het gemeensehappelijke dag- en naehtritmc te verliezen, waardoor er altijd wel iemand wilde slapen terwijl anderen in het htlis bezig waren. Omdat dit een bron van irritatie dreigde te worden werden de maaltijden op vaste tijden geserveerd, tcrwiji daarbuiten geen maaltijden gebruikt konden worden. Hierdoor waren wc verzekefd van enkele vastc punten gedurende het ctmaal, hoewcl de kok vaak de enige was die het ontbijt gebruikte. Bij toerbeurt had elk van ons gedurende ecn weck de taak om het huishouden, inclusief het klaarmaken van het eten, te fUl1l1en. Deze organisatic van de corvee vediep heel bevredigcnd tot vcr in het voorjaar, toen uitgebreide buitenactiviteitcn de situatie wcer veranderden. Tijdens de poolnaeht was de pc- NEDERLANDSE SPITSBERGEN EXPEDITIE 1968-1969 )~.~ "<30 , S<hrijfblad PlaHegrond van het station. Tekening H.J. Woterbolk. Sch:rijfblod Sed Sed u -" D I--KO PAUL MAGAZlJN i' ru ;3 ~ SLUIS \ lonrzen. JJtkochel 0 flok - - u -" D ~ l -" PIET ~ u u D ? d :l' :2 ERIC ~ ~ , I I Bed ,,, , 191m. , I IX Sed 19)m_ ,, MAGAZIJN E d d <X IX , , riade die we dagclijks in bed doorbrachtcn aanzienlijk langer dan in Nederland en dczc variccrdc van 36% (Piet) tot 45% (Ko) van de totale tijd. \Vc waren vcel op ons zclfcn vocldcn OilS mccrVCfbondcn met onze gcIicfden in Nederland dan met elkaar. AI die tijd declden we niet ofnauwelijks gevoelens van verdrict, ontroering en tcderheid met elkaar. Buiten het ijsberenonderzoek en de wekeIijkse carvee was ieder met zijn eigen zaken bezig. Eric werkte veel aan de tcchnische apparatuur. Ko las veel bocken en studeerde wat. Pict verwerkte een botanische col1ectie van Usland, Paul las en deed veel klussen voor de expeditie. Hoewel open conflicten zclden yoorkwamen waren er veel spanningen. De slordigheid van Ko en de netheid van Eric gayen yaak aanleiding tot conflicten. Paul had vaak het gevoel dat hij niet serieus werd genornen. Piet bleef het Hefst aileen maar door zijn microscoop turcn en bcmocidc zich weinig met de anderen. In december werden de feestdagen in een gedwongen vrolijke sfeer gevierd. De een hield hier wei van en de andcr !liet, maar het moest gebeuren, zo ook met de verjaardagen. \Vanneer we in huis waren, -'1.0' • Expeditieleden voor het station: Paul, Eric, Ko en Piet. Foto E. Flipse. 55 NEDERLANDSE SPITSBERGEN EXPEDITIE 1968-1969 zatcIl we meestal in onze eigen kamertjes. \Ve vonden het leuk om met elkaar l'\'fah Yong tc spelcn en besteeddcn daar soms veel tijd aan. \Vc hiclden cr ook van om met elkaar plezicr te maken over dc, in OIlze ogen, stomme irrclcvantc opmerkingcn en vragen van de organisatie dic in Nedcrland achtcr de cxpcditic stond. Radiocontact betekende weinig voor het vcrminderen van het emotionclc isolcment waarin wc ons bcvonden tcn opzichte van onze gclicfden. De schcepsradio kon door iedereen bcluisterd worden en werd door ons niet gebruikt voor inticme gesprekken. Het schrijvcn van brieven was de enige manier om onze diepere gevoelens te uiten en was daarom voor ons buitengewoon bclangrijk. Hoewel deze brieven in misschien geen jaar gepost konden In augustus 1968wasde zee voor het station waarin de overNintering plaats vond betrekkelijk iisvrij. Foto E. Flipse. 56 worden bleven we schrijven in het vertrouwcn dat ze ooit gelezen zouden wordell. Een heloofde postdropping omstreeks Kerst werd niet uitgevoerd wegens noodweer en de brieven werden in Longyearhyen afgcleverd. \Ve waren hlij dat de post ntl in elk geval op Spitsbergen was. Eind fcbruari kwam de zan weer terug waardoor we weer uitgebreide skitochtcn bij daglicht konden makell. De onderlinge spanningen werden hierdoor niet minder, maar schenen eerder toe te nemcl1. Twee van ons mocstcn op ski's naar Longyearbyell am eell sneeuwscooter 01' te halcn, die onmisbaar bleek voor het vangen van ijsbcren. We hadden heftige discussies over wie er zouden gaan en welke spullcn er op de tocht meegenomcn moesten worden. Tenslotte bcgonnen Eric en Ko aan de NEDERLANDSE SPITSBERGEN EXPEDITIE 1968-1969 tocht die elf dagcn zou duren, waarbij de spanningCB corder nag oplicpcn dan verminderden. De twee blcven CCIl maand in Longyearbycn, waarbij Eric steeds met de snccuwscootcr bczig was en Ko veel tijd met cen vrouw doorbracht. Piet en Paul die op het station waren achtergcbleven von den het prettig om vrijer hun gang tc kunnen gaan. Twee man van de Noorse expeditie bleven in die peri ode op ons station waehten op de tcrugkcer van Eric en Ko in verband met post uit Longyearbyen. Dit werd door Piel en Paul ervaren als een verfrissende en positieve crvaring. Toen na een maand de Noren Kapp Lee weer verlieten voelde Piet zich beschaamd dat zij zo lang tevcrgcefs op de twce uit Longycarbycn haddcn gewacht zandcr dat er een overtuigende redcn was aan te voeren waarom die zo lang wegbleven. Nadat midden april Eric en Ko met de post waren teruggekeerd op Kapp Lee, maakte Eric nog ccn keer een toeht met Piet en eell keer met Paul naar de tandarts in Longyearbyen. Beide keren vanden de twee die achtcrblcvcn hct prettig am meer bewegingsvrijheid te hebben. Ze kekcn aIlecn maar uit naar de terugkeer van de anderen am post te ontvangcn en om de sneeuwscaotcr tc kunncn gcbruikcn am bcren te van gen. In het voorjaar vocrden Pict en Ko met toenemcndc il1tensiteit hun vcldwcrk uit aan respectievelijk rendiercn en zcevogels, daarbij geassistccrd door Paul. Eric maaktc geregeld tochten met de snceuwscootcr om berell te vangcn cn deed dat bij voorkcur in zijn eentje. Het van Eric op de anderen St. Nicolaasviering 1968: Ko, Eric, Piet en Paul. Foto E. Flipse. 57 NEDERLANDSE SPITSBERGEN EXPEDITIE 1968-1969 De zworte zeekoeten komen weer ferug naar hun broedplaalsen, eind april 1969. Foto E. Flipse. naar de Noorsc cxpeditie aan de zuidkant van Edge0yate vluchten. In deze periode zaten we bij toerbeurt af en toe enkele weken aan een stuk op ons eentje in cen hut op cen 20 km afstand van het station. In de zomer kregen we bezoek van grote expedities met helicopters. Gedurende een dag of wat vanden we dat leuk, IIlaar over het algemeen werden we liever IIlet rust gclaten om ongestoord OilS werk to kunnen doen. Het belangrijkste bleef het ontvangen en het kunnen versturen van post. Ko en Paul maakten in juli een voettocht van enkele weken, waarbij de twee die achterbleven zich net als in de winter weer vrijervoelden. In augustus rnaakten we ons klaar am naar IlUis terug to keren, hoewel we het verblijf zo lang mogelijk wilden rekken. Ko en Paul wilden nag een jaar blijven. maar de organisatie in Nederland stond dit niet toe. In september werden we allen opgehaald. Terug in Nederland bleven we samenwerken am onder leiding van Piet de expeditie af te ronden en nieuwe ondernemingen in het poolgebied voor te bereiden. Daarbij hadden we een vaag gevocl van solidariteit am iets wat we samen hadden meegemaakt en anderen niet. Ondcrlinge tegenstellingen leken minder, omdat we ons vee! gemakkelijker konden terugtrekken dan tijdens de expeditie. MOTIEVEN EN BELEVING ovcrbrengcn van technische vaardigheden verliep heel gebrekkig en daardoor konden de anderen niet goed met het injectiegeweer, de sneeuwscooter en later oak de buitenboordmotor omgaan, hetgeen soms riskante situaties veroorzaakte. \Ve gaven clkaar geregeld de schuld van deze ongewenste toestanden, maar niets veranderde. Door hun zelfstandig onderzoek konden Piet ell Ko zich redclijk van de spanningen distanticren, maar bij Paul lie pen ze zo hoog op dat hij in juni overwoog om 58 \Vaarom gingen we voor zo'n lange periode naar het poolgebied en wat waren onze verwachtingen? Komend uit het dichtbevolktc Nederland hielden we allen van ongerepte wildernis, waar we in het noorden van Scandinavic al kennis mee hadden gemaakt. Het avontuur van een overwintering vergeleken met het misschien soms wat saaie dagelijkse leven in Nederland trok ons aan. Idealisme om ijsberen te beschermen en de wens om onderzoek te do en in het niet verstoorde arctische ecosysteem speelden ook een ro1. Bij het vertrek had den Erie ell Piet een vaste vriendin. Ko en Paul niet. Hoewel we tijdens de overwintering verstokcn waren van direct intiem contact, hadden we weinig heimwee en verlangdell we !liet heel erg om naar IlUis tcrug tc kercn, omdat we OilS goed bewust NEDERLANDSE SPITSBERGEN EXPEDITIE 1968-1969 waren van de nadclen van het leven in Nederland vcrgelekcn met het leven in de arctis. Op Spitsbergen crvoeren we een soort vrijhcid die we in de gecultivccrde wereld niet kondcn bclcYCI1. \Ve konden gaan ell staan waaf we wilden en gcnotcn heel erg van het arctische landschap. Het vangcn van ijsberen gaf cen prcttigc spanning en sensa tie naast het soms wat slcurvollc cxpeditieleven. \Ve leerden de bas ale Boden van het !even zoals voedsci, beschutting, warmte en affcctic meer waardereno Voar iedcr van ons betekende de overwintering meer of minder cen keerpunt in zijn leven en gaf hem nieuwe stimulanscn bij de terugkeer in Nederland. \Ve hebben het idee dat de resultaten van onze cxpeditie beter hadden kunnen zijn wannecr wc bctcr met c1kaar haddcll kUllncn opschietcl1. Nu werkten wc vooral als vicr individuen cn nict als een team, waarbij hct ontbrckcn van CCIl Icidcr cn hct ontbrckcn van duidclijkc wcrkafsprakcll dcsorganisatic in de hand werkte. \Ve leden allen onder deze toestand, maar waren niet in staat ze te veranderen. Piet had enig door de anderen geacccptcerd ovcrwicht, maar deed er weinig mee en concentrecrdc zich vooral op zijn eigen studies. Indien er kort na de terugkeer in Nederland cell gclegenhcid zou zijn geweest om met dezelfde groep weer te gaan, zouden we onder bepaalde voorwaarden daartoe bereid zijn gcwccst. \Vaarschijnlijk is hct opcrcrcn in tcams van twcc, bcstaande uit CCIl ondcrzockcr cn een assistent, de beste manier om een dergelijke expeditie succcsvol te laten vcrlopen. 59 Op de dichtgevroren zee vo6r het station, mei 1969. Foto AR. Heen. LITERATUUR Anonymus, Echt historisch l'crhaaJ ... mil drie zeclicdcl1 met J1<lame Hanne Hendrik Kreuger ... En deszelfs ZOOI1 Harlne Hcndrik Kreuger Junior ... En Carscn Ollllse ... \l'cgcns het l'crongclukkcn \'8n hUll sehip, de \Vilmicn<l, wanT op Comm;mdee- rcndcn als Commandcur J~icob Hendrik Broertjes l'l1l1 de Helder ... in den iaaTe 1777. Amsterdam, 1778. Anonymus, 'Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart, bctrcffcndc de scheepsramp op 26 September 1909 ovcrkomcn aan het Nederlandsche gaffclschoenerschip lantina Agatha '. In: Nederhwdsche Staatscollrant, ilL 292,14 december 1910, bijvoegsel nr. 57. Dijkstra, \V.C., Bricfaan Hanna Dijkstra. 30 augustus 1910. Particulier bezit. Flipse, E., 'Comments on the Account "Social Aspects of a Long-term Stay in the Arctic"'. In: Spitsbergen Symposium November 1978. PToceedings of the NOTwegian-Netherhmds symposium on SmJbard, Groningen, 1980, pp. 157-158. Groot, 1.1., Beknopt en getrouw veThaal, \'an de Teys l'all commandeur J.J. GToot lIit Texelna en in Groenland etc. Deszclfs l'erbJijf op de kust \'an Olld-Groenhwd naa het l'el'Ongellikken 1'811 deszelfs onderhebbend Schip, tllsschen lJs/and en Staatcnhoek. Voorgel'allen in AD 1777 en 1778. Amsterdam, 1778. Hacquebord, L., 'A survey of the early Dutch exploration of the Atlantic Arctic'. In: Circumpolar loorn,,', vol. 1-2, 1986, pp. 10-36. Hacquebord, L., 'Dc winterburgers van Spitsbergen'. In: L. Hacquebord en \V. Vroom cd., \\'111- 60 \'is\'aarl in de Gouden Eelln', Amsterdam, 1988, pp. 124-129. Hakluyt, R., The principa/lla\'igations, l'oyages, traffiques and discOl'eTies of the English nation ... Vol. I-XII, 2e ed. Landen, 1598-1600; reprint New York, 1965. Hoekstra, A., Noorderbroek, N., Gelegenheidsgediehten rondom de walvisvaarder Harlingen. rVluseum Hannemahuis, Harlingen. Hoekstra, K., Brief aan reders en familie. [4 ok tobel' 1826]. Museum Hannemahuis, Harlingen. Hoekstra, K., Dug\'crlwul Will het l'erongelukken \'an lIet galjootschip Harlingen in Straat-Dm'ids. De Togt \'Un dc Bqllipagie met sloepen O\'eT en langs l1et ijs, en Ol'erwintering l'an dezcll'c in het NoordeJijk gedeeJte van Groenland. Harlingen, 1828. Honore Naber, S.P. I', \Va/\'ischl'8arten, overwinteringen en jachtbedrijl'en in het Hooge Noordcn 1633-1635. Utrecht, 1930. Jacob, H.K. s', 'Het beeld van de Arctis, de Arctis in beeld; van openbaring in de middeleeuwen tot waarneming in de nieuwe tijd'. In: E. Naayer cd., Smeercnburg: Holland op z'n koudst, lvlededelingCI1 l'an het Arctisch Ccntrum VII, Groningen [1983J,pp.I-11. Jacob, H.K. s', 'A mode of thought. Dutch perceptions of the Arctic in early modern times'. In: L. Hacquebord en R. Vaughan cd., Bctween Greenland and Amcrica. Cross-cultural contacts and the elll'iron111cnt in thc Baffin Bll)' are." lVorks oftlIe ATctic Centre X, Groningen, 1987, 133-144. Jansen, M., Kart, dOeli ecbt- Verhaal \'an Commandeur Aiartell Jansen, \Veegens het Veronge- LlTERATUUR llikken l'nn Zyfl Schip, genaamd Het \Viue Paard ... in GToeniand, door de bczctting \'al1 't \Vcst Ys, ten Jaare 1777. Amsterdam, Lecuwarden, 1778. Jong. C. de, Geschicdcnis "an de audc Ncderlandse wall'is\'aart. (3 delen). Pretoria, 1972, Johannesburg 1978, 1979. Kat, H.D., Dagbock ccncr rcize ler wail'isch- e11 robbclJ-l 8ngsl gedaan in de jaren 1777 en 1778. Haarlem, 1818. Korte, J. de en Oostcrvcld, P., 'Socia1 Aspects of a Long-term Stay in the Arctic'. In: Spitsbergen Symposillm No\'cmber 1978. Proceedings of the NOlwegian-Ncthcrlands Symposillm on Sw'l1bard, Groningen, 1980, pp.141-152. Lubbock, L., The Arctic Whalers. Glasgow, 1937. Martens, F., \lojagic IlaaT Groenland of Spitsbergen . .. Amsterdam, 1710. ?vIuller, S. Fzn., Gesebiedenis der Noordsehe Compagnie. Utrecht, 1874. NieflwsbJad l'an bet Noordell, 31 december 1909; 19 juli, 20, 23, 28 en 29 september, 10, 11 en 13 oktober 1910. Oesau, \V:, Hamburgs Gron1andfahrt auf n'aJfischfang und Robbenschlag \'01117.-19. JahrlJUIldert. Hamburg, 1955. Oosterveld, P., 'Nederlandse Spitsbergen Expeditie 1968-'69'. Stichting ter Ondersteuning l'an de Ncderlandsc Spitsbergen Expeditie '68/'69. Zeist, 1970, pp. 1-48. Ross, \V. Gillies, Arctic lVhalers, icy Seas. ]\farratil'es of the Dal'is Strait n'hale Fisilel),. Toronto, 1985. Seeth, J., 'Rcisebeschrcibung von Jiirgen Seeth alls Fleien mit Uberwinterung auf dem Eise in Gronland im Jahre 1777178'. In: Ocsau, \V., Schleswig-Holsteins GTijn1andftlhri .1lJi n'alfischf.:1l1g und Robbenschlag l'om 17.-19. Jabrllll11dert. Gliickstadt, 1937 pp. 237-244. Speerstra, H., 'De barre overwintering op Baffinsland: Groningers verzeild tussen Eskimo's'. In: H. Speerstra ed., lVie zee houdt wint dc prijs: 150 jaar Koninklijk zeemanscollege 'De Groninger eendracht'. [Groningen, 1980] pp. 75-78. Veer, G. de, Reizen \'all H'illcm Barcntsz, Jacob f l'an Heemskerck, Jan CorneJisz Rijp en andercn mwr het noorden, 1594-1597. S.P.I' I-lonoH! Naber cd. Linschotcn Vereniging XIV-XV. 's- Gravenhage, 1917. Veer, G. de, Ol'eni'intering op Nmfa Zembla ... , A. van Nimwcgcn cd. Utrecht, Antwerpen, 1978. Vo, lVI., ~'larcus Vo aus Travemiinde seine beschwerliche Reise nach Gronland ... Liibeck, 1778. In: Brinncr, L. Dic dClitsche Gr6nlandf.1hrt. Berlijn, 1913, pp. 534-540. \Vassenaer, N. en Lampe, B., Historisch l'erhael alder ghedcIIckwccrdichstc geschiedenissen die hier en daer in Europa enz. ... l'oorge\'allen zijn, 21 delen, Amsterdam, 1622-1635. A. \Vhite cd., A collection ofdocllmcnts on Spitsbelgen and Greenland ... Hakluyt Society, first series 18. Landen, 1855; reprint New York, 1970. 61 LIJSTVAN TENTOONGESTELDE VOORWERPEN HISTORISCHE VOORWERPEN EN AFBEELDINGEN INLEIDING 6 Prent van het interieur van het Behouden Huis, afgebec1d in 1.Th. en J.r. de Bry, DrcySchiffuhrtcn Atlas au representation dl! monde vniversel, ct des parties d'ice lui, faictc en tables ct descriptions tresamples ct cxactcs divisc en deux tomes. Gerardi rvlercatoris ct I. Hondii, uitgcgcycn bij Jodocus Hondius, Amsterdam 1633. Universiteitsbibliotheek van Groningcn. 2 KanTt van de Noordpool, door \Villcm Barcntsz., postUUIll uitgegeven bij Carnelis Clacsz., Amsterdam 1598. Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. 3 Kaart van Nova Zembla en Spitsbergen, opgcnomen door Hessel Gcrritsz in het door hem geschreven en uitgcgcvcn J-ljstoire rill Pays IlOI11nu! Spitsberghe [... j, Amsterdam 1613. Univcrsitcitsbibliothcck van Amsterdam. der Hollander l1ach obermcldtcl1 Indicl1 dllrch das mittniich(stigscJJC oder Eismeer [... ], uitgegeven bij tvlattheus Becker, Frankfurt am rvlain 1599. Particulier bezit. MoteriEHe bronnen Voorwcrpen uit het Behouden Huis op Nova ZCIl1hla (1596-1597) Rijksmuseum Amsterdam, Barentsz CoUectie Gereedschappen Schrifteliike bronnen 7 IJzeren passer. 8 Beitel. 9 Breeuwijzer. 10 Dissel. 4 II Handboor. I NOVA ZEMBLA Gcrrit de Veer, lVacrachtighe Besclll)'l/inghe WlI1 dric seyhlgiel1 [... ] dric jucrcn achtcr maJcanderen dClir de J-loJ/undtsche cnde ZeeJandtscl1e schcpcn [ ... ], uitgcgeven bij Comelis Claesz, Amsterdam 1598. Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. 5 Vierluik van de titc1pagina van Genit de Veer's lVaerachtighe BesdlTy!/inghe [ ... ]. Particulier bezit. 62 12 Moker. 13 Vijl. Huishoudelijke en andere objecten 14 Twee tinnen kandelaars. LIJST VANTENTOONGESTELDE VOORWERPEN 15 Kaarsensteker. 16 Tafclmes (fragment). ston'en zijn. AI1lJO 1634, opgenomcn in: Dirck AIbcrtsz. Raven, /ollmacJ ofte BeschrYl'inge \t;wdc reyse [... ] rulC Spitsbergen {... J, uitgcgcvcn bij Ian lansz. Deutel, Hoorn 1646. Bibliotheek Rijksmuscum 'Ncderlands Scheepvaart Muscum', Amsterdam. 17 Tafellepcl (fragment). 18 Tapkraan voor een ton. 19 Hauten bord (tcljoor). 26 'Pas-caert van Ian rVlayen Eylant' en 'Pas-cacrt van Spitsbergen', uitgcgcvcn bij lacob Teunisz., Amstcrdam 1663. Rijksmuseum 'Nederlands Scheepvaart l\fluseum', Amsterdam. 20 Schuimspaan (fragment). 27 II SPITSBERGEN EN JAN MAYEN Schrifteliike bronnen 21 loumaal gehouden door rv1ichicl Adriaansz. de Ruyter als stuurman van de walvisvaarder de 'Groene Lecuw'. 8 mei tot 7 september 1633, handschrift. Aigemecn Rijksarchicf, Eerste Afdeling, Den Haag. 22 Jacob Segersz. van def Bruggc, JOllrnaeI, of DaghRegister, gellOlIden by Se\'cn AJalroosen, in baer O\'erwinteren op Spitsbergen in f-dClurits-Bay .1, Anno 1634, uitgcgcvcll bij GiUis Joosten Saeghman, Amsterdam ca. 1668. Universiteitsbibliothcek van Utrecht. 23 Anonymus, Hct JOllmae/ [ ... ] \'an de sel'en 111.1trosz, die ghebJcwIJ waren of} hct E'ylant, ghcnacmt Alallritius om [ ... J te overwinteren, uitgegeven bij Abraham Nering, Rotterdam 1634. Universiteitsbibliothcek van Lcidcn. 'Pascaert van Ruslant, l.aplant, Finmarcken, Spitsbergen en Nova Zcmbla [ ... J, uitgegeven bij C. Lootsman en J. Conyncnbcrgh, Amsterdam l705. RijksT11l1seuT11 'Nederlands Schcepvaart rvluseum', Amsterdam. MateriEHe bronnen Archeologische voorwcrpen gevonden op Spitsbcrgen (1618·ca.1660) Arctisch Centrum, Rijksuniversiteit Groningcll Huishoudelijke en andcre voorwerpen r·· 24 Anonymus, Het JOlirnaeJ [... J l'an al hctgenc, dattel' \'oorghc\'allen is op het Eylant klallritius [ ... ] beschrel'en by set'en persooncn, die Anno 1633 alchler ghelactcl1 waren om Ie Ol'elwinteren [... J, uitgegeven bij \Villem Christiaens, Leiden 1634. Koninklijke Bibliotheck, Den Haag. 25 Anonymus, Kart \'abael uyt hct JOllmacJ l'ande Personell die op Spitsbergen in 't m'erwinleren ge- 28 IVJajolicabordje. 29 Baardmankruik. 30 ~vlesfragnct. 31 Lepel van balein. 32 Fragment van bale in met versicring. 33 Stuk onderkaak van varken. 34 Doorgehakte lendcwervel van nlild. 35 Runderribben met haksporen. 36 Onderkaak van volwassen rendier. 63 LUST VAN TENTOONGESTELDE VOORWERPEN 37 Ondcrkaak van rendierkalf. 38 Schedel en snavel van Noordse stormvogcl. 39 Borstbecn van cidereend. 40 Dric hotjes van zwartc zeekoet. 41 Drie botjes van dikbckzcckoct. 42 Twee botten van Grote Burgemeester. 43 Ellcpijp van ijsbeer. 44 Teenkootjes van ijsbccr. 45 Klauw van ijsbccr. Zcvcnticndc-ccuwse kleding 46 Blauwe jas. 47 \Vallen brock. 48 \Vollen kauscH. 49 \Vollen wantell. 50 \Vollen l11uts. 51 l\dutsfragmcntcn van vossebont. 52 Replica van ccn Illuts van vossebont. 53 Viltcn hoed. 54 Viltrccpjcs. 55 lnlcgzool gcmaakt uit cell vilten hoed. 56 Lage lercIl schocncll. Ziekte en doad 64 57 Bottcn met schcurbuikverschijnselen. 58 Stoffelijkc resten van de overwinteraars op Spitsbergen 1634-1635. III ACHTTIENDE- EN NEGENTIENDE-EEUWSE OVERWINTERINGEN OP GROENLAND Schriffelijke bronnan 59 Verzekeringscontract voor walvisvaartrederijen, opgemaakt ten overstaan van notaris Albert Bookers, ca. 1 februari 1777. Rijksarchief Noord-Holland, Haarlem, N.A. 607828. 60 Lijst van in 1777 voor Nederlandse reders uitgcvaren walvisvaarders, getiteld 'Achtste Vcrvolg van de Alphabetische Naam-Lyst der Groenlandsche en Straat-Davissche Commandeurs [ ... ]'. Stichting Jan Boon, De Rijp. 61 Anonymus, Echt historisch l'crhaul [... ] van drie zeeliedcn, mct Ilallme Harme Hendrik Kreuger [... J, nTege11s het l'crongc/ukken van hun schip, dc 'H'ilmicna' [... J in den Jaare 1777, uitgcgcven bij Dirk Schuurman, Amsterdam 1778. Gemeentemuseum 'Het Princcsschof', Leeuwarden. 62 Jeldert Jal1sz. Groot, Bck110pt en getrouw l'crhaaJ \'an de rc)'s \'em commandeur [... ] 11a Cll in Groenland [ ... ], 11a hct l'crongc/ukkenl'an desze/fs ondcThcbbcnd schip, \Toorge\Tallen in anna 1777 en 1778, uitgegevel1 bij de \Ved. A. van Rijschooten & Zoon, Amsterdam 1779. Universiteitsbibliothcck van Amsterdam. 63 ['vlarten Jansen, Karl dach echt \'crlmal wegens het verangellikken \'all Zijll schip 'HetlVitte Paerd' [... ] in Groenlandt te11jare 1777, uitgcgcven bij Nicolaas Byl, Amsterdam 1778. Provinciale Bibliotheek Friesland, Leeuwarden. LUST VAN TENTOONGESTELDE VOORWERPEN 64 Kaart van Groenland, afgebeeld in Hidde Dirks Kat. Dagbock cCllcr rcizc tcr wll!\';sch- en robbe\'angst gcdaan in de jarcn J777-1778, uitgcgcvcn bij \Ved. A. Loosjcs Pz .. HaarJcm 1818. Univcrsitcitsbibliothcck van Groningcn. 65 Kaart van Straat Davis en Groenland, afgebecld in Klaas Hoekstra, Dag\fcrh<wl Will het wrongelukken l'an bet galjootschip 'Harlingen' il1 Stnwt-Da\'ids { ... J, uitgegeven bij rvI. van der Plaats, Harlingen 1828. Aretisch Centrum van de Rijksuniversitcit Groningen. 66 Prellt van het vergaan van de walvisvaardcr 'Wilhclmina' in het ijs ten oosten van Groenland. Particulier bezit. Moteriele bronnen Achttiende-eeuwse kleding 74 Brief van kapitein \V.C. Dijkstra aan zijn vrouw, Blacklcad Eiland 30 augustus 1910. Particulicr bczit. 75 Bundel bevattend de uitspraak van de Raad voor de Schcepvaart, gedateerd 14 november 1910, aangaande het vcrgaan van de Nederlandse schoener 'Jan tina Agatha' in 1909 in de Cumberland Sound, Noordoost-Canada. Raad voor de Scheepvaart, Amsterdam. MalerieHe bronnen Particlllier bezit Gcrcedschappcll 76 Schcepskijker vall de 'Jantina Agatha'. 77 Sextant van kapitein 'V.C. Dijkstra. 78 Seheepskist van kapitein Dijkstra. 67 Jas van damast. 68 '''ollen broek. 69 Paar wollen kOllsen met kOllseband. 70 'Vollen BlUtS. IV CANADA Schrifteliike bronnen 71 Schilderij van de schoener 'Jantina Agatha'. Partieulier bezit. 72 Foto van de 'Jantina Agatha'. Partieulier bezit. 73 Foto van de bemanning van de 'Jan tina Agatha', omstreeks 1908. Particulier bezit. Huishoudelijke en andere voorwerpen 79 Twee walrustanden, Cumberland Sound. 80 Ivorell jaehtgezelsehap, Eskimo-halldsnijwerk. 81 h'orcn gewecrtjc. 82 Ivoren handvat. V KAPP LEE,OOST-SPITSBERGEN, 1968-1969 Schrifteliike bronnen Particulier bezit 83 Journaal van de Nederlandsc Spitsbergen Expeditie 1968-1969. 84 Dagboek. 65 LIJST VAN TENTOONGESTELDE VOORWERPEN 85 Foto van het cxtcrieur van de ovcrwinteringshut. 86 Foto van het interieur van de ovcrwintcringshut. 101 Lange onderbroek. 102 Brock. 103 Materiele bronnen Particulicr bczit Gercedschappcn Paar geitewollen sokken. 104 Paar wantell. 105 \Vallen Ilmts. 87 Scooterslec. 106 89 Paar laarzen met lercn schacht. 107 Paar laarzen van schapeleer, met canvas overtrokken (Mukloks). Rugzak. 90 Snccuwbril. Klcding voor het overleven in arctische en sub-arctisehe gcbieden 88 Een stei ski's. Huishoudelijke en andere voorwcrpcn 91 Bord van aluminium. 92 Drinkmok van ?vfcpal. 93 rvles. 94 Vork. 95 Lepe!. 96 Glas en bijbchorendc fles. 97 Erwtensoep anna 1968. Twintigstc-ccuwsc kleding 98 Noorse Fjellanorak. 99 Donsjack. 100 Lang ondcrhemd. 66 108 Pop met replica van zeventiende-ceuwse walvisvaartkleding. Rijksmuseum, Amsterdam. 109 Pop met originele Eskimokleding uit Oost-Groenland. CoHeetie Tinbergen, Museon, Den Haag. 110 Pop met moderne poolsurvivalklcding. Bever Zwcrfsport, Den Haag. DEZE CATALOGUS EN TENTOONSTELLING KWAMEN TOT STAND DANKZIJ DE VOLGENDE PERSONEN: mevr. H. Bouman mevr. F.J. Benus-Dijkstra \V.C. Dijkstra P. de Groot dr. L. Hacquebord mevr. B.C.J. Hekker mr. \V.R.H. Koops R.R. Knoop dr. J. de Korte drs. J. R. Leinenga mCVf. C. ten Napcl C. \V. PruilllllcJ U.c. Prummcl drs. F.\V.l'vl. Stcncker mcvr. T. \Vieringa mcvf. H.J. \Vit H.l. Waterbolk 67 Hacquebord, L., Leinenga, J.R., Korte, K. de (eds.) (1989) Nederlanders in de poolwinter. Arctic Centre, University of Groningen. Articles Hacquebord, L. (1989) De overwintering op Nova Zembla. In: Hacquebord, L., Leinenga, J.R. & Korte, K. de (eds.) Nederlanders in de poolwinter, Arctic Centre, University of Groningen. Hacquebord, L. (1989) Drie zeventiende‐eeuwse overwinteringen. In: Hacquebord, L., Leinenga, J.R. & Korte, K. de (eds.) Nederlanders in de poolwinter, Arctic Centre, University of Groningen. Leinenga, J.R. (1989) Een koud verblijf in Groenland en Canada. In: Hacquebord, L., Leinenga, J.R. & Korte, K. de (eds.) Nederlanders in de poolwinter, Arctic Centre, University of Groningen. Korte, K. de (1998) Nederlandse Spitsbergen expeditie. In: Hacquebord, L., Leinenga, J.R. & Korte, K. de (eds.) Nederlanders in de poolwinter, Arctic Centre, University of Groningen. NEDERLANDERS IN DE POOLWINTER Louwrens Hacquebord, Jur. R. Leinenga, Ko de Korte (eds). (1989) Nederlanders in de Poolwinter Arctisch Centrum Rijksuniversiteit Groningen, Knoop Haren bv studio/drukkerij/uitgeverij ISBN 90.6148.541.0 CONTENTS Preface Hacquebord, L. De overwintering op Nova Zembla Hacquebord, L. Drie zeventiende‐eeuwse overwinteringen. Leinenga, J.R. Een koud verblijf in Groenland en Canada Korte, K. de Nederlandse Spitsbergen expeditie Citation: Hacquebord, L., Leinenga, J.R., Korte, K. de (eds.) (1989) Nederlanders in de poolwinter. Arctic Centre, University of Groningen. Available as pdf in the catalogue of the library of the University of Groningen http://www.rug.nl/library