nuttige
12
Temidden van de vele crises van de laatste jaren sluiten
steeds meer kunstenaars zich bij sociale en politieke
bewegingen aan. Wat hebben kunstenaars en activisten
gemeen, waar is er overlap en waar staan ze juist haaks
op elkaar?
Door Florian Malzacher
e kunst
13
Natuurlijk is het een provocatie: na honderden jaren strijd voor de
autonomie van de kunst, na decennialang leren dat de belangrijkste
eigenschap van kunst haar dubbelzinnigheid is, na jaren van herhalen dat
kunst vragen stelt en geen antwoorden geeft… klinkt nu plotseling een
doordringende roep om nuttige kunst, om directe betrokkenheid, om
artistiek activisme, om inmenging in de politieke werkelijkheid van onze
samenleving en economie.
Deze roep is niet nieuw, hij kent voorlopers, zoals de productivisten Aleksei Gan, Alexander Rodchenko en Varvara Stepanova, die
zich aan het begin van de twintigste eeuw inzetten voor een praktische
en maatschappelijk nuttige rol voor de kunst. Hun collega, de constructivist Naum Gabo was het overigens niet met hen eens. Wat hem
betreft kon kunst in het postrevolutionaire Rusland uitsluitend abstract
zijn. Vijftig jaar later hernam Joseph Beuys met zijn Vrije Internationale
Universiteit het maatschappelijk engagement. Hij verkondigde: “Leraar
zijn is mijn grootste kunstwerk.”
Sinds de vroege jaren negentig is het concept geëngageerde kunst
met nieuwe intensiteit verder ontwikkeld. Vooral de laatste jaren,
Pussy Riot in Moskou, feb 2012.
Foto: www. slcspeaks.com
In de Amsterdamse kunstruimte
W139 is tot 5 juli een expositie
te zien over fringes (rafelranden)
in de kunstwereld. Ook de video
‘Pussy vs Putin’ wordt vertoond:
een mengvorm van activisme en
documentaire. Zie www.w139.nl
14
Directe acties staan haaks op twijfel en
ambivalentie. De relectie is opgeschort.
Op dat moment lijkt activisme het verst
verwijderd van kunst.
\
te midden van de talloze politieke en economische crises, is artistiek
activisme tot een lievelingsthema van de kunstwereld geworden. Of de
actie zich nu afspeelt op het Tahrir-, Zucotti-, Syntagma-, Taksim- of
Maidanplein, voor het Kremlin of in Japan na Fukushima, temidden van
de iconische architectuur van Brazilië of onder de paraplu’s in Hongkong: steeds zijn de kunstenaars er als eerste bij. Maar één vraag keert
steeds terug: welke rol kan kunst in deze bewegingen spelen?
Verwaterd
Het lijkt er op dat er opnieuw een ingrijpende verandering plaatsvindt in de verhouding tussen kunst en politiek. In de twintigste
eeuw ontwikkelden politiek geëngageerde ilosofen hun theoretische
concepten op basis van eigen, vaak zeer concrete, politieke ervaringen
en betrokkenheid. Denk bijvoorbeeld aan Michel Foucaults strijd voor
mensenrechten in gevangenissen met zijn Groupe d’information sur les
prisons; aan Alain Badiou’s betrokkenheid in de migratie- en asielpolitiek
in Organization politique; aan Jacques Rancière die kortstondig lid was
van een maoïstische groep en aan Antonio Negri, die voor zijn betrokkenheid bij Autonomia Organizzata zelfs een gevangenisstraf moest
uitzitten. Daarna volgde vooral sinds de jaren negentig een generatie
van ilosofen, kunstenaars, curatoren enzovoort, die weliswaar voortbouwden op deze overwegingen maar ze vaak niet direct in verbinding
bracht met hun eigen werkelijkheid.
Zo zijn we eraan gewend geraakt om concepten, cultuurtheorieën
en kunstwerken politiek te noemen die zich vaak slechts in de verte
baseren op theorieën die zelf ook al abstracties waren van de concrete
politieke beweging waar ze uit voort kwamen. Een verwaterde voorstelling van politiek is tot leidraad van het hedendaagse culturele
discourse geworden.
De klassieke slogan uit de jaren zeventig – ‘het persoonlijke is
politiek’ – had tot doel mensen ervan bewust te maken dat maatschappelijke structuren niet eindigen bij de voordeur. Hij moest het
privédomein politiseren, maar het lijkt er nu meer op dat het politieke
geprivatiseerd is. Op dezelfde manier moest de gedachte dat het
esthetische politiek is, de esthetiek politiseren. Ook hier lijkt eerder
het politieke geësthetiseerd te zijn. Het voortdurende bewustzijn
dat begrippen als waarheid, werkelijkheid en zelfs politiek uitermate
complex zijn, heeft ons westerse middenklasse-discours op een doodlopende weg gebracht: we versimpelen te veel of we maken alles veel te
ingewikkeld; we zijn te populistisch of we sluiten ons op in een ivoren
toren. We sluiten kortom ofwel te veel mensen in, of te veel mensen
uit. We zijn op een punt aangekomen dat het noodzakelijke bewustzijn
dat alles contingent en relatief is, te vaak wordt misbruikt om intellectueel relativisme te vergoelijken.
15
De kunst van de directe actie
Tegen de achtergrond van wereldwijde politieke omwentelingen en
van een wijdverbreide ilosoische en morele ontevredenheid met de
heersende westerse ideeën, zijn zeer uiteenlopende allianties tussen
kunst en activisme ontstaan. Sommige hiervan hangen zo nauw met
elkaar samen dat ze zich tot één enkel concept hebben verenigd: art
activism, of zelfs in één woord: artivism. In deze term wordt de behoefte
samengevat om artistieke vaardigheden, werktuigen en strategieën in
te zetten voor activistische doelen. Zo wordt bijeen gebracht, wat niet
altijd goed bij elkaar past: zoals kunstenaars weigeren complexiteit en
ambivalentie op te geven, zo verachten activisten de traditionele rol
van de kunstenaar als de enige auteur van een werk, en nog veel meer
de markt waarvan hij doorgaans deel uitmaakt.
In het hart van het activisme staat het begrip van de directe actie:
een actie met het zeer concrete doel om een probleem, een alternatief
of zelfs een oplossing naar voren te brengen. Directe acties kunnen
met geweld gepaard gaan of juist bewust geweldvrij zijn. Onder directe
acties vallen stakingen, bezettingen, daden van burgerlijke ongehoorzaamheid, verzet, sabotage, blokkades, overvallen. Maar ook interventies op internet, zoals hacks. Het ‘direct’ verwijst naar de idee van
het rechtstreekse handelen: de tijd van het praten en onderhandelen
is voorbij of op zijn minst onderbroken. Directe acties staan haaks op
twijfel en ambivalentie. De relectie is – tot op zekere hoogte – opgeschort. Op dat moment lijkt activisme het verst verwijderd van kunst.
Anderzijds is er ook het ogenblik waarop een performance op gang
komt en er geen weg terug meer is. Dan bestaat alles alleen nog maar
uit het hier en nu. Op dat moment is activisme kunst het dichtst genaderd. Veel radicale momenten van de performance kunst of live art
kunnen gemakkelijk als directe actie worden beschreven.
In elk geval zijn directe acties zelden spontaan. Ze zijn doorgaans
minutieus voorbereid, gepland en geënsceneerd. Er wordt geanticipeerd op verschillende mogelijke ontwikkelingen, ontmoetingen,
toevalligheden, fouten en tegenslagen. De directe acties worden
gepland als militaire interventies – of als een stuk performance kunst.
Pussy Riot marcheerde niet simpelweg de Christus-Verlosserkathedraal
binnen en besloot spontaan wat te doen. Ze kozen de plaats zorgvuldig
uit, repeteerden hun tekst en de choreograie van hun optreden. Zelfs
de uitgesproken anarchisten van de Voina groep moesten zich gedetailleerd voorbereiden, voor ze in een legendarische actie een 65-meter
hoge fallus op de Liteynybrug schilderde, vlak voordat die omhoog ging
en een reusachtig ‘fuck you’ symbool voor de ramen van de veiligheidsdienst van St. Petersburg verscheen.
De opblaasbare objecten van de groep Tools for Action zijn daarentegen bedoeld om ontspanning te brengen in gespannen en potentieel
gewelddadige momenten, of, als dat mislukt, te dienen als schild tegen
16
waterkanonnen. Tegelijkertijd zijn ze natuurlijk zeer geschikt om fotografen van allerlei media aan te trekken en zo aandacht voor een actie
te genereren. Voordat ze tijdens een actie gebruikt worden, zijn ze met
veel aandacht ontwikkeld, doordacht en uitgebreid getest, net als de
vele creatieve manieren om een blokkade op te richten, bijvoorbeeld
door het laboratory for insurrectionary imagination (laboii).
Scheidslijn
De groeiende behoefte aan sociaal betrokken, geëngageerde kunst,
aan interventies en activisme, aan een kunst die zich zeer direct en
praktisch bemoeit met de samenleving, is nauw verbonden met de social
turn in de kunst, zoals kunsthistorica Claire Bishop het noemt. In haar
boek Artiicial Hells onderzoekt ze deze verandering en constateert dat
ontmoetingen tussen kunst en activisme en zelfs vermenging van beide
daar onlosmakelijk deel van uitmaken.
De belangstelling van kunstenaars voor activisme hangt – vooral
in de beeldende kunst – nauw samen met de interesse voor allerlei
vormen van samenwerking met en deelname van het publiek. Er is
sprake van een expanded ield of poststudio practices. Kunstenaars komen
hun ateliers uit en ontwikkelen participatieve kunst. Enerzijds betekent
de trend om sociale interacties te creëren een belangrijke kritiek op
allerlei vormen van beeldende kunst, anderzijds roept deze manier van
kunst beoefenen veel vragen op. Het zijn vaak dezelfde vragen waarmee
ook sociale initiatieven zich geconfronteerd zien: hoe staat het met de
autonomie van de betrokken personen? Hoe lang moet je betrokkenheid met mensen voortduren? Wie proiteert het meest van een actie?
Zijn de resultaten blijvend? Al snel wordt duidelijk dat kunstenaars,
activisten en zelfs maatschappelijk werkers zeer verschillend op deze
vragen antwoorden. Want ondanks alles blijft participatieve kunst
een positiekeuze binnen de culturele sector, een kunstvorm “waarbij
mensen het belangrijkste artistieke medium en materiaal vormen,
volgens de wijze van het theater en de performance” (Bishop).
Precies op dit punt trekken velen de scheidslijn tussen geëngageerde kunst en activisme. Hoewel ook activisme omgang met mensen
inhoudt, ze organiseert, gebruikt en misschien wel manipuleert, zou
de deinitie van Bishop onder activisten toch vooral als cynisch worden
bestempeld. Zelfs veel kunstenaars zouden een dergelijke formulering
liever vermijden. Maar toch is het van belang om duidelijk te stellen:
geëngageerde kunst hoeft niet noodzakelijkerwijs plaats te vinden met
de instemming van de betrokken mensen. Het hoeft voor die mensen
niet eens een positieve ervaring te zijn. Er kan bewust sprake zijn van
een confrontatie, of er kan worden gespeeld met miscommunicatie of
zelfs misbruik.
17
Schokkende kunstwerken provoceren kritisch
bewustzijn. Ze onthullen wat de samenleving liever
in de doofpot wil stoppen.
/
KZ-nummer
Neem bijvoorbeeld het werk van de Spaanse kunstenaar Santiago
Sierra, bekend om zijn schokkende radicaliteit. Hij gebruikt mensen als
materiaal in zijn interventies, door ze een minimaal salaris te betalen
voor evident betekenisloze of vernederende handelingen. Zo nam hij
bijvoorbeeld zes jonge Cubanen in dienst om vervolgens een streep op
hun rug te tatoeëren. (‘250 cm Line Tattooed on 6 paid people’, 1999)
Sierre reproduceert, binnen het gecontroleerde kader van een kunstwerk, het onrecht, de inanciële afhankelijkheid en het machtsmisbruik
dat in (vooral westerse) samenlevingen plaatsvindt. Hij herhaalt de
mechanismes die hij veracht om ze te kritiseren. En maakt ons daarmee
deel van het dilemma.
De Nederlandse Renzo Martens gebruikt in zijn ilm Enjoy Poverty
(2008) een vergelijkbare strategie. Hij overtuigde Congolese fotografen
ervan dat ze geld konden verdienen met het slechte nieuws dat hun land
aan de westerse media levert. In plaats van foto’s te maken van trouwerijen en andere feesten, fotografeerden ze de oorlog, of concreter
“verkrachte vrouwen, lijken en, laten we daar ook nog ondervoede
kinderen aan toevoegen”. De argumentatie van Martens is glashelder en
logisch en schokt ons diep, omdat hij onze eigen hypocrisie heel direct
aanwijst.
Pablo Helguera uit Mexico maakt onderscheid tussen nonvoluntary
(zonder enig overleg of toestemming), voluntary (met een duidelijke
afspraak of zelfs een contract zoals in het geval van Sierra) en involuntary participation. In deze laatste categorie is het overleg eerder
onopvallend en indirect, is er vaak sprake van een verborgen agenda en
speelt ‘het spel van misleiding en verleiding‘ een centrale rol.
Terwijl er in het werk van Sierra een duidelijke deal met de betrokkenen wordt gesloten, blijft bij Martens onduidelijk in hoeverre de
deelnemers zich bewust zijn van de implicaties van wat ze doen – overigens inclusief de kunstenaar zelf, die niet vanuit een comfortabele
positie als buitenstaander werkt, maar zich midden in de gebeurtenissen begeeft.
Nog provocerender zijn veel kunstwerken van de Poolse Artur
Żmijewski, waarin de hoofdpersonen – volgens de deinitie van Huelguera – “eerst vrijwillig meedoen, maar later onwillige deelnemers
worden.” In Żmijewski’s Video 80064 (2004) wordt een overlevende
van de Holocaust, Jozef Tarnawa, weliswaar niet letterlijk gedwongen
om zijn verbleekte KZ-nummer te laten opfrissen, maar hij laat zich
overduidelijk slechts met veel moeite overtuigen om de procedure te
ondergaan.
Dergelijke kunstwerken hebben niet tot doel verandering te
bewerkstelligen of voor te stellen, maar richten zich op het op gang
brengen van een kritisch bewustzijn. Ze onthullen wat de samenleving
liever in de doofpot zou willen stoppen.
18
De beste voorbeelden van artistiek activisme
en politieke kunst creëren ruimte voor
radicale verbeelding.
\
Aan het andere uiterste van het spectrum staan kunstenaars die
zich laten leiden door empathie met anderen. Zij plaatsen sociale zorg,
dienen en deemoed in het centrum van hun werk. De Amerikaanse
feministische kunstenares Mierle Laderman Ukeles vond het genre
Maintenance Art uit, toen ze als jonge moeder constateerde dat het
ondersteunen en onderhouden van een ander wezen plotseling haar
belangrijkste werk was geworden. Vijfendertig jaar later is ze nog altijd
onbetaalde artist in residence bij de gemeentereiniging van New York.
De Oostenrijkse groep Shared Inc. maakt gebruik van ervaringen en
studies van kunstenaars en wetenschappers om werktuigen te ontwikkelen die helpen om contact te maken met comapatiënten. In 1980
bouwde de Poolse kunstenaar Krzysztof Wodiczko voor daklozen in
New York draagbare onderkomens, die zowel een slaapplek waren als
een middel om gesprekken met voorbijgangers aan te knopen.
Aandacht
Is het werk van deze kunstenaars inderdaad het tegenovergestelde van
de kunstenaars die zich richten op confrontatie en meningsverschil?
Hoewel de strategieën duidelijk verschillen, is de motivatie vaak
vergelijkbaar, evenals de mate van persoonlijke betrokkenheid. Veel
provocerend en confronterend werk getuigt tegelijkertijd van een
diepe betrokkenheid. Het is vaak een schreeuw om aandacht voor de
misère en de wandaden in de wereld. Dat is misschien wel het meest
zichtbaar bij de in 2010 overleden Christoph Schlingensief, performancekunstenaar, toneelregisseur en ilmmaker. Diepe liefde voor
mensen en haat tegen onrecht vormde de drijvende kracht achter
zijn zeer uiteenlopende werkstukken. In Bitte liebt Österreich! (2000)
ensceneerde hij een Big Brother spel met asielzoekers. Een container
in het centrum van Wenen vormde het onderkomen voor een groep
immigranten die via een camera 24 uur per dag via de website ‘www.
auslaenderraus.at’ konden worden gevolgd. De Oostenrijkse bevolking
werd opgeroepen om te bepalen wie de volgende was die het land
uitgezet moest worden. Patriottisch rechts was beledigd, links vond
het een cynische actie. Maar Schlingensief was allesbehalve een cynicus.
Hij provoceerde heel bewust vanuit de vaste overtuiging dat verandering mogelijk was. Schlingensief was een meester in het aanwakkeren
van controverses, maar hij beheerste ze ook. De heftige debatten in
de media en zelfs de fysieke confrontaties die hij meermalen provoceerde, verhinderden hem niet tegelijkertijd een bezorgde, betrokken
en gevoelige kunstenaar te zijn. Jarenlang werkte hij samen met gehandicapte kunstenaars, die hij waardeerde vanwege hun andere kijk op
de werkelijkheid en hun oprechtheid. Hij kreeg regelmatig het verwijt
dat hij hen slechts gebruikte, maar zijn vriendschap en zijn wens hen
midden in de samenleving zichtbaar te maken, heeft deze kritiek overleefd.
19
Nuttige kunst
De oproep van de Amerikaans-Cubaanse kunstenares Tania Bruguera
tot het maken van nuttige kunst, is misschien wel de meest directe
en provocatieve. Op dit moment mag ze Cuba niet uit vanwege een
geplande actie in Havanna, die vervolgens door de censuur werd
verhinderd. Ze wacht sinds een half jaar op haar proces. Voor een
internationaal kunstenaar is dat een zware straf. In haar Introduction
to Useful Art schrijft ze: “De laatste keer dat serieus geprobeerd is de
kunst te democratiseren was tijdens de Franse Revolutie. Dat is te lang
geleden. Nu hoeven we de kastelen of het Louvre niet te bestormen,
maar moeten we juist de huizen en levens van de mensen binnengaan.
Dat is nuttige kunst.”
Het wekt geen verbazing, dat zulke verklaringen onmiddellijk de
oude vraag oproepen die elke avant-garde heeft begeleid en die het
esthetische discours van de twintigste eeuw heeft bepaald: is dat nog
wel kunst?
Het is in feite overbodig om deze vraag nu weer te stellen, want
de meeste antwoorden hierop zijn al gegeven. Sociaal betrokken,
participatieve en nuttige kunstpraktijken beroepen zich nog altijd op
artistieke strategieën uit de jaren zestig en zeventig: installatie-, performance- en conceptuele kunst waren er altijd al op gericht om situaties
(werkelijkheid) te creëren, in plaats van bestaande situaties weer te
geven. Ze legden de nadruk op het proces en de sociale relaties, stelden
vragen bij concepten als auteurschap en individualisme en oefenden op
die manier kritiek op de logica van het kapitalisme.
Verschillende lokale ervaringen laten zien hoe je je buiten de
gevestigde kunstplekken kunt begeven, maar ook hoe je het theater
op een nieuwe manier kunt begrijpen. De idee publieksdeelname en
interventie in het publiek heeft de opvatting van wat publiek is radicaal veranderd. Daardoor zijn ook de zeer graduele (en vaak verkeerd
begrepen) verschillen tussen vrijwillige en onvrijwillige deelname
opnieuw gedeinieerd.
Natuurlijk is de roep om nuttige kunst niet onproblematisch. Hij lijkt
naadloos aan te sluiten bij de sociaal-democratische benadering die
kunst tot instrument maakt van maatschappelijk werk of mensen met
behulp van kunst in slaap wil sussen.
Maar toch: wie hiervoor vreest onderschat de rebelse eigenschappen van kunst. De meest indrukwekkende voorbeelden van
geëngageerde kunst blijven op geen enkele manier in symboliek hangen.
Tania Bruguera’s Immigrant Movement International ontwikkelde zich tot
een politieke partij en een vakbondsorganisatie voor migranten zonder
papieren in Queens, New York. Jonas Staals New World Summit opent
alternatieve politieke ruimte voor organisaties die uitgesloten zijn van
een democratisch discours en een rechtstaat. Het Berlijnse Zentrum für
20
Politische Schönheit zorgt – geïnspireerd door de New Yorkse Yes Men
– met gerichte mediacampagnes voor krantenkoppen over verwaarloosde onderwerpen en jaagt met haar interventies politici op stang.
Santiago Sierra of Artur Żmijewski roeren met hun schokkende acties
oude wonden die we uit alle macht proberen te negeren, en Christoph
Schlingensief probeert via zijn provocaties deel uit te maken van het
complexe proces van genezing.
Verloren taal
Dergelijke kunstwerken bieden geen simpele antwoorden of directe
verlichting van problemen. Ze zijn niet alleen nuttig door hun directe
betrokkenheid, maar ook omdat ze op subtiele of polemische wijze
de kapitalistische status quo kritiseren. Hun praktijk is tegelijkertijd
symbolisch en concreet. Ze verplaatsen het gewicht van de dubbelzinnigheid van het kunstwerk naar de dubbelzinnigheid van ons eigen
leven. De beste voorbeelden van artistiek activisme en politieke kunst
creëren bovendien ook ruimte voor radicale verbeelding. Zoals de ilosoof Slavoj Žižek het in zijn beroemde toespraak bij Occupy Wall Street
benadrukte: het is vandaag gemakkelijker ons het einde van de wereld
voor te stellen (wat veel Hollywoodilms ook doen) dan het einde van
het kapitalisme. In een tijd dat we zelfs de ‘taal om onze onvrijheid
onder woorden te brengen’ (Žižek) verloren zijn, is het al een bewijs
van radicale verbeelding om er aan te herinneren dat er altijd nog een
mogelijkheid is tot handelen. En zo onderstrepen al deze kunstwerken
op verschillende wijzen de oproep van Tania Bruguera: we moeten
Duchamps urinoir weer terugbrengen in het toilet – waar het weer van
nut kan zijn.
/
Uit het Duits vertaald door Martine Velez