Behoort Mindfulness en Insight Dialogue tot de
Dhamma?
Upasaka Dhammuttamo achariya (Adi Ichsan)1
Op dit moment is bij enkele vipassana-leraren de behoefte gerezen om scherper onderscheid te maken
tussen wat wel of niet vipassana-dhamma is. De noodzaak om de zuiverheid van de traditionele
methodologie te behouden komt niet voort uit sektarisme of starheid, maar uit bezorgdheid over het
mogelijke verlies en de verwatering van de leringen. Deze methodologische leringen zijn van dhammameesters die grotendeels teruggaan tot hun inspiratiebron, de wijlen Ledi Sayadaw2. De verwatering
wordt het meest zichtbaar bij zitgroepen waar van de begeleiders wordt gevraagd dat zij Mindfulness
of Insight Dialogue in hun pakket dhamma onderwijs opnemen.
Het is wellicht handig om te weten dat als wij hier over vipassana spreken er wordt bedoeld de
vipassana zoals deze wordt gehanteerd in het Theravada boeddhisme, dus niet zoals het begrepen
wordt in Mahayana boeddhisme of Tantrayana. Dit gegeven is belangrijk omdat de inzet van de
Theravada vipassana is om een graad van heiligheid (dwz verlichting en verlossing) in dit leven te
bereiken. Dit sluit dus andere boeddhistische doelen uit zoals: Boeddha worden in de toekomst;
bodhisattta worden; paccekka Boeddha worden; of erbij zijn als Metayya (Maitreya) straks verschijnt3.
In de Theravada visie is de functie van beoefening van vipassana om in dit leven op zijn minst stroomwinnaar (sotapanna) te worden (die slechts zeven toekomstige weder existenties zal hebben) en op z’n
best in dit leven nog een volledige verlichte (arahat) te worden. Deze twee functies sluiten dus alle
andere bovengenoemde boeddhistische doelen uit omdat de andere doelen miljoenen wederexistenties nodig hebben om perfecties (parami) en verdiensten (puñña) te ontwikkelen tot het
optimale benodigde niveau.
Nu is er juist bij zitgroepen die zichzelf tot de Theravada stroming rekenen, de merkwaardige
ontwikkeling geconstateerd dat nieuwe meditatie vormen worden beschouwd als Dhamma, omdat het
zo goed werkt bij het verlichten van persoonlijk leed en sociale stress. Is deze ontwikkeling goed of niet
goed voor het behoud en verspreiding van de dhamma? Hiervoor moeten wij even terug naar wat de
Boeddha zelf zei over zijn leerstelsel dat ook wel ‘de dispensatie’ (sasana) wordt genoemd.
Kan de dhamma gemengd worden met uit het boeddhisme afgeleide meditatie vormen?
Dit is een vraag die beantwoord moet worden door te kijken naar wat hierover in de sutta’s staat, een
eerste lezing laat blijken van niet. Bijvoorbeeld in de AN 1.11 Adhammavaggasutta zei de Boeddha dat
Met dank voor suggesties, correcties en medewerking aan Dr. A.W.C. Verboom; S.S.M. Ichsan MSc.; Sayalay
Chandadhika, Peter Lange, Wouter Doorn en David Ari Ben-Asher.
2
Ledi Sayadaw U Ñandhaja (1 December 1846 – 27 Juni 1923) was de meest invloedrijke Birmese oppermonnik
(Agga Maha Pandita) die de ontwikkeling van wijsheid had herontdekt als de bepalende factor voor verlichting,
en dat deze systematisch kon worden ontwikkeld (door inzicht in de ware aard van lichamelijkheid en
mentaliteit) naast het ontwikkelen van ethiek en meditatie. Alle hedendaagse vipassana methoden hebben Ledi
Sayadaw als oorsprong en komen voort uit de verschillende invalshoeken die door Ledi werden gehanteerd.
3
De komst van Maitreya wordt niet ontkent in Theravada Boeddhisme, er zijn stromingen binnen de Theravada
die middels het maken van goede verdiensten en concentratie meditatie de wens (chanda) uitspreken om
herboren te worden in de tijd van Maitreya’s nieuwe dispensatie.
1
1
verdienste (puñña) wordt verdiend wanneer geen-leer als geen-leer wordt uitgelegd en wanneer alleen
leringen worden onderwezen die (oorspronkelijke) leringen zijn:
"Ye te, bhikkhave, bhikkhū adhammaṁ adhammoti dīpenti te, bhikkhave,
bhikkhū bahujanahitāya paṭipannā bahujanasukhāya, bahuno janassa atthāya
hitāya sukhāya devamanussānaṁ ......
(Bedelmonniken, die bedelmonniken die uitleggen wat niet de leer is als niet de
leer, handelen voor het welzijn en geluk van de mensen, voor het voordeel, het
welzijn en het geluk van goden en mensen)
Ye te, bhikkhave, bhikkhū dhammaṁ dhammoti dīpenti te, bhikkhave, bhikkhū
bahujanahitāya paṭipannā bahujanasukhāya, bahuno janassa atthāya hitāya
sukhāya devamanussānaṁ.
(Bedelmonniken, die bedelmonniken die uitleggen wat de leer is als de leer,
handelen voor het welzijn en geluk van de mensen, voor het voordeel, het welzijn
en het geluk van goden en mensen)
Bahuñca te, bhikkhave, bhikkhū puññaṁ pasavanti, te cimaṁ saddhammaṁ
ṭhapentī. Ti."
(Zij scheppen veel verdiensten en zorgen ervoor dat de ware leer voortduurt)
Dit houdt in dat het een heilzame daad is om duidelijk te maken wat wel en wat niet tot het leer
stelsel behoort Tevens in SN 42.7 Khettūpamasutta zei de Boeddha dat zijn leer compleet was, dus
geen toevoegingen meer behoeft.
“……kevalaparipuṇṇaṁ parisuddhaṁ brahmacariyaṁ pakāsemi”
(En ik onthul een spirituele beoefening die volkomen compleet en puur is).
Bij een andere gelegenheid benadrukte hij het belang dat de gegeven leringen precies dezelfde
moeten zijn als de ontvangen leringen, anders zal de binding met Boeddha's erfgoed nalatenschap
verloren gaan. Zoals in AN 11.17 Gopālasutta:
“Idha, bhikkhave, bhikkhu yathāsutaṁ yathāpariyattaṁ dhammaṁ
vitthārena paresaṁ desetā hoti.”
(Het is wanneer een bedelmonnik anderen de Dhamma in detail uitlegt wat
zijzelf uit het hoofd geleerd hadden en memoriseerden.
En in AN 5.156 Tatiyasaddhammasammosasutta:
“Puna caparaṁ, bhikkhave, ye te bhikkhū bahussutā āgatāgamā
dhammadharā vinayadharā mātikādharā, te na sakkaccaṁ suttantaṁ
paraṁ vācenti; tesaṁ accayena chinnamūlako suttanto hoti appaṭisaraṇo.
Ayaṁ, bhikkhave, tatiyo dhammo saddhammassa sammosāya
antaradhānāya saṁvattati.”
(Desalniettemin laten de bedelmonniken, die wel geleerd waren –
erfgenamen van de Dhamma, die de leringen, de monastieke wet en de
hoofdlijnen volledig hebben gememoriseerd – anderen niet zorgvuldig de
2
leringen herhalen. Als ze overlijden, worden de verhandelingen bij de
wortel afgesneden, zonder dat iemand de leringen kan terughalen)
De Gopalasutta benadrukt dat van Theravada dhamma leraren wordt verwacht dat ze enkel doorgeven
welke dhamma ze van de Boeddha hebben gekregen. Er wordt exact aan derden doorgegeven wat men
exact gekregen heeft, niet meer of minder. Voor ons in het heden betekent dit dat wij alleen
onderwijzen wat wij van onze eigen dhamma-leraren hebben ontvangen. Het is duidelijk dat je als
Theravada dhamma-leraar de taak hebt om aan te duiden wat wel en niet bij de dispensatie horen. De
Boeddha zelf heeft in zijn tijd ook altijd hetzelfde gedaan, zoals blijkt uit andere suttas waarin hij zelf
het verschil en de fouten van andere leerstelsels buiten zijn dispensatie ontmaskerde. De Boeddha deed
het zelfs bij zijn eigen monniken die zijn leer net iets anders uitlegde dan zoals de Boeddha bedoelde4.
Wat is het gevaar van vermenging van Dhamma met nieuwigheden?
Verwatering van de beproefde traditionele manier van de Theravada dispensatie leidt ongetwijfeld tot
een nadelige situatie waarin yogi’s in volgende generaties misschien niet meer in staat zullen zijn om
de kennis van het pad (maggañana) en de kennis van de vrucht (phalañana) te kunnen ervaren5. Zij
hebben nooit geleerd afstand te nemen van zichzelf, m.a.w. het afsluiten van de 6 poorten van de eigen
zintuigen. Zij hebben ook niet geleerd om ‘inhoudelijk niet in te gaan’ en slechts te letten ‘op de vorm’
van het contact. Bij nieuwigheden zoals Mindfulness en Insight Dialogue wordt slechts geleerd hoe om
te gaan met moeilijkheden en stress in de huidige alledaagse wereld. Alleen wereldse vaardigheden
worden benadrukt, omdat het voor sommige meditatieleraren ook beter verkoopbaar is.
Een typisch kenmerk van deze heterodoxie6 is dat hiermee het principe van vergankelijkheid (anicca)
onderstreept wordt maar met als doel om daarmee om te kunnen gaan. Feitelijk is dit een ontkenning
van de fundamentele eigenschap van lijden (dukkha) en geen-controle [geen-zelf (anatta)] van
vipassana, zoals beschreven staat in de Anattalakkhanasutta (SN 22.59). Een ander kenmerk van
heterodoxie is dat het de nadruk legt op de conventionele realiteit, hechten aan concepten en
stelselmatig nalaat te onderwijzen hoe je de ultieme waarheid (paramattha dhamma) in het dagelijkse
leven kunt ervaren. Het is zeker waar dat heterodoxe leringen tijdelijke soelaas kunnen brengen van
wereldse stress en moeilijkheden, maar het leidt niet naar het uiteindelijke doel van onvoorwaardelijk
Bhikkhu Sati werd op het matje geroepen door de Boeddha vanwege de overtuiging van de monnik dat bij
reïncarnatie dezelfde bewustzijn steeds opnieuw herboren wordt. U Than Daing, 1966, p. 63-64.
5
Bij het einde van de wereldse Vipassana ontstaat een moment waar de citta door overmatige blootstelling aan
Rupa-Nama zich afwendt van zintuigelijke input en in een reset stand van bewustzijn terechtkomt. Op dat
moment opent zich de toegang naar het boven-wereldse die de ‘pad kennis’ wordt genoemd en de praktijk
belichaming is van het Achtvoudige Pad. In een fractie van een moment daarna wordt dit gevolgd door een
situatie waar de citta volledig uitdooft en tijdelijk rust in Nibbana. Dit laatste wordt ‘vruchtkennis’ genoemd en
als Nibbana echt wordt geraakt, is de impact op de geest van dien aard dat de persoon zich nooit meer met de
‘oude identiteit’ kan vereenzelvigen. Er zijn echter valkuilen in dit proces wanneer in plaats van nibbana de yogi
in passieve bewustzijn (bhavanga) of volledige absorptie (appana samadhi) terecht komt. In dat geval wordt het
afstand nemen van het zelf niet automatisch bereikt en de yogi krijgt daarna slechts een gevoel van volledig rust
en uiterst voldoening.
6
Dit moet verstaan worden als opvattingen die door de Sangha aanvankelijk niet officieel erkend werden als
onderdeel van het leerstelsel. Er kan dus een element van gelijkenis aanwezig zijn maar wel anders
gestructureerd en bedoeld.
4
3
geluk, dat alleen te ervaren is door de beleving van vruchtkennis. Daarvoor moet je leren in het
dagelijkse leven om niet in te gaan op concepten en alleen te letten op het ultieme fenomeen.
Dat in Mindfulness en Insight Dialogue elementen van de oorspronkelijke dhamma aanwezig zijn is
vanzelfsprekend, het is immers afgeleid van de oorspronkelijke dhamma. Maar het betekent niet dat
het Dhamma is en dat het een vereiste moet zijn om dhamma te kunnen onderwijzen. Het feit dat
Mindfulness en Insight Dialogue elementen bevatten die als heilzame mentale factoren worden
genoemd, betekent niet dat de methode gelijk is aan de dispensatie van de Boeddha Dhamma. Een
tractor heeft bijvoorbeeld luchtbanden, een koppeling, bougies, accu, versnellingsbak, een stuur en
zelfs een bestuurdersstoel, maar dat maakt van een tractor nog niet tot een limousine, die dezelfde
genoemde componenten heeft. Waarom is dat? Omdat de functie en het doel van beide voertuigen
totaal verschillend zijn.
Wat is dhamma en wat is geen-dhamma (adhamma).
Wanneer we zeggen dat we ‘dhamma’ observeren, betekent dit over het algemeen ‘de natuurlijke
realiteit observeren’. In diepere zin beschrijft het een volgeling van de dhamma, een persoon die zijn
levenswijze heeft afgestemd op de natuurlijke orde van de natuur. Dit geldt in het algemeen voor de
wereldling (puthujjana) die zichzelf nog niet heeft toegelegd op het verkrijgen van padkennis en
vruchtkennis in dit leven. Maar wanneer een toegewijde yogi, een sekha (in training) of een cari
(zoekende) spreken over dhamma, betekent dit de tekstuele (pariyatti) en praktijkkennis (patipatti)
kennis die wordt toegeschreven aan Boeddha’s leerstelsel zoals beschreven in de Sutta Pitaka,
Abhidhamma, Patimokkha Vinaya en de commentaren.
Waarom is dat? Omdat de praktijk van deze leer bewezen heeft in staat te zijn om personen nog in dit
leven de bevrijding te laten realiseren, d.w.z. de ultieme afstemming op de natuurlijke orde van de
realiteit. En deze realisatie kan niet anders zijn dan het realiseren van de waarheid van lijden, de
waarheid van de oorzaak van lijden, de waarheid van ophouden en de waarheid van het 8-voudige Pad.
Oprechte yogi’s die dit begrijpen, weten dat de leer van deze Boeddha ‘perfect compleet in het begin;
perfect compleet in het midden en perfect compleet aan het einde’ is7, dat het geen toevoeging, noch
afname of verdunning nodig heeft. De leer wordt niet beïnvloed door tijd, ruimte en plaats. Het is de
enige weg (ekayana) die leidt tot het ophouden van lijden; het ophouden van wedergeboorte en het
ophouden van lichaam en bewustzijn. Daarom is het een juweel dat bewaakt en bewaard moet worden
zodat toekomstige generaties de voordelen van deze leringen nog steeds kunnen blijven proeven.
Dit gezegd hebbende, begrijpen we dat de term adhamma verwijst naar alle aanvullende praktijken, al
dan niet afgeleid van de leer, die oorspronkelijk niet in de leer vermeld waren, maar zijn toegevoegd
en ten onrechte toegeschreven aan het leerstelsel. Dit komt meestal door de behoefte aan
“proliferatie” (aantal en invloed vergroten); de behoefte aan “culturele vereisten”; de behoefte aan
“aanpassing aan de moderniteit” enzovoort. Als we nauwkeurig kijken naar al deze redenen, zijn ze
allemaal conventionele realiteitsonderwerpen, geen ultieme waarheden. In de sutta zei de Boeddha
nadrukkelijk dat zijn leer niet bedoeld is voor personen die proliferatie (papañca) na streven8.
SN 42.7. Khettūpamasutta: “ye te dhammā ādikalyāṇā majjhekalyāṇā pariyosānakalyāṇā”
AN 8.3, 30. Anuruddhamahāvitakkasutta vers 32: “Nippapañcārāmassāyaṁ, bhikkhave, dhammo
nippapañcaratino, nāyaṁ dhammo papañcārāmassa papañcaratino’ti, iti kho panetaṁ vuttaṁ. Kiñcetaṁ
paṭicca vuttaṁ? Idha, bhikkhave, bhikkhuno papañcanirodhe cittaṁ pakkhandati pasīdati santiṭṭhati
vimuccati.".
7
8
4
Adhamma betekent dus niet alleen in de algemene zin dat het niet in overeenstemming is met de
natuurlijke orde van de realiteit, dat het niet-heilzaam of schadelijk is, maar het betekent duidelijk voor
vipassana yogi’s dat ‘het niet verklaard is als de dispensatie van Boeddha Siddhartha’. In de sutta’s
worden volgers van de dispensatie aangeduid met termen als dhammi, dhammattho, dhammanuvatti,
dhammiko, dhammacari en dhammavihari. Het duidt op degenen die het leerstelsel van de Dhamma
als hun toevlucht hebben genomen.
Er zijn veel gunstige, gezonde en heilzame dingen in de wereld die goed zijn voor de mensheid, maar
dat betekent niet dat het Dhamma is. Bijvoorbeeld: een nieuwe methode van hartoperatie die
miljoenen mensen redt. Hoe heilzaam het ook is, het maakt geen deel uit van het dhamma onderwijs
omdat het niet leidt tot het einde van het lijden, het einde van wedergeboorte, het einde van het zijn
en het worden. Hetzelfde geldt voor ‘Mindfulness’ en ‘Insight Dialogue’. Het verwijst alleen naar welzijn
in het domein van het bestaan, het leidt niet tot de urgentie om mentaal ‘het bestaan’ en de ‘wereld’
achter je te laten.
Resumerend
Adhamma verwijst naar praktijken die niet oorspronkelijk in de leer van Boeddha waren vermeld, maar
later zijn toegevoegd en ten onrechte aan zijn leringen zijn toegeschreven. De meeste bekende
voorbeelden zijn:
1. Verkeerde opvattingen of overtuigingen: Als iemand bijvoorbeeld beweert dat “vormen zijn jij
of van jou of jezelf”, “gevoelens zijn jij of van jou of jezelf”, “waarnemingen zijn jij of van jou
of jezelf”, “keuzes zijn van jou of jezelf”, “bewustzijn is jij of van jou of jezelf”, “mijn identiteit
dat ben ik of is van mij”, “mijn of jouw ziel wordt telkens herboren na de dood”, enz.
2. Toevoegingen aan de oorspronkelijke leer: Dit kan te wijten zijn aan de behoefte aan
“proliferatie”, de behoefte aan “culturele vereisten”, de behoefte aan “aanpassing aan de
moderniteit” en dergelijke. Deze toevoegingen zijn vaak onderwerpen van conventionele
realiteit en berusten op hechten aan concepten en ideeën.
3. Praxis die niet leiden tot beëindiging van het lijden: Er zijn veel gunstige, gezonde en heilzame
dingen in de wereld die goed zijn voor de mensheid en gemoedsrust, maar die niet leiden tot
onvoorwaardelijk en ongeconditioneerd geluk.
4. De leer qua methodologie of techniek is niet terug te vinden is in de dispensatie van de
Boeddha.
De ijver om alleen te onderwijzen wat behoort tot de Boeddha’s dispensatie, wordt gemotiveerd door
vrees dat toekomstige generaties door verwatering niet langer de voordelen kunnen proeven van de
oorspronkelijke leer van bevrijding. U Than Daing, een leraar in de Mogok Sayadaw Vipassana, had
reeds in 1995 gewaarschuwd dat de meeste huidige vipassana beoefenaren maar tot halverwege het
gehele vipassana traject kunnen komen omdat zij de kern van de Satipathana over het hoofd zien, m.n.
het werkelijk zien en begrijpen van wat ontstaan en verdwijnen betekent (samudaya vaya
dhammanupasi viharati).9 Daarom is zo van belang dat vipassana beoefenaren zich los maken van
conceptuele gegevens in de beoefening en zich beperken tot enkel het observeren van de ultieme
waarheid. Als men het voordeel van deze leer niet duidelijk heeft begrepen en persoonlijk nog niet
heeft ervaren, ligt het gevaar op de loer om heterodoxie toe te voegen aan het oorspronkelijke
leerstelsel van de Boeddha dat al perfect is in het begin, midden en einde.
9
U Than Daing, Cittanupassana and Vedananupassana, 1995, p. 54.
5
Naschrift
Hoe moeten wij Mindfulness en Insight Dialogue plaatsen in de Dhamma, daar blijkbaar velen baat
hebben gehad door het praktiseren daarvan? Het antwoord is eenvoudig: het zijn externe
hulpmiddelen die wellicht nodig kunnen zijn voor personen waarvan de verdiensten en perfecties
onvoldoende gevormd zijn om direct te beginnen met voorbereidende vipassana (parikamma
vipassana) en/of kennis van ontbinding (bhangañana) vipassana. Zoals yoga of chi-kung voor sommige
personen kan helpen om de energie en motivatie op te bouwen voor een lange dag non-stop
mediteren. Het is dan ook niet meer dan een positief extern hulpstuk, zeker geen onderdeel van de
dhamma. Ze kunnen zeker niet dienen als vereiste voor dhamma studie noch voor het functioneren als
dhamma leraar in de Theravada traditie.
Nibbanasa pacayo hotu.
Afkortingen:
AN Anguttara Nikaya
DN Digha Nikaya
SN Samyutta Nikaya
LITERATUUR:
o
Achariya Anuruddha, vertaler Bhikkhu Bodhi: “A Comprehensive Manual of Abhidhamma”,
BPS Pariyati Publications, 2000.
o
Ari Ubeysekara: “Types of Liberation (Vimutti) in Theravada Buddhism”,
May 11, 2020, Ariubey.
o
Bhadantacariya Buddhagossa, vert. Bikkhu Ñanamoli: “Path of Purification, Visudhimaga”,
BPS, Sri Langka.
o
Bhikkhu Tan, Piya: “Samatha and Vipassana”, essay, 2013.
o
Bhikkhu Cintita, Ashin: “Dhammanupassana, seeing through the eyes of the Buddha”, EBT.
o
Bhikkhu Gunaratana, Henepola: “The Jhanas in Buddhist Theravada Meditation”, essay,
1995.
o
Catherine, Shaila: “Wisdom Wide and Deep; A Practical Handbook for Mastering Jhāna and
Vipassanā”. 2011.
o
Cousins, Lance: “The Origins of Insight Meditation”, Buddhist Forum, 1969.
o
Dhanit Yupho: “Vipassana-bhavana; Advance self-study Practical Insight Meditation”,
Mahachulalongkornrajvidyalaya Press, Wat Maha Dhatu, 1988.
o
Matara Sri Ñanarama Mahathera: “The Seven Stages of Purification and The Insight
Knowledges”, Buddhist Publication Society, Kandy, Sri Langka, 1983. ISBN 955-24-0059-7.
6
o
Mahasi Sayadaw: “A pratical way of Vipassana, Vol. I & II”, trans. U Min Swe, Buddha Sasana
Nugraha Organization, Yangon, Myanmar, 2011, B.E. 2555.
o
Mahasi Sayadaw: “Manual of Insight”, translated by Vipassana Metta Foundation Translation
Committee. Wisdom publications, Somerville, USA, 2016.
o
Mahasi Sayadaw: “Mindfulness and Insight, The Mahasi Method”. translated by Vipassana
Metta Foundation Translation Committee. Wisdom publications, Somerville, USA, 2019.
o
Naeb Mahaniranonda: “Vipassana Bhavana (Theory, Practice & Result)”, editor Frank Tulius,
Boonkanjanaram Meditation Center, Pattaya, Second edition March 1988.
o
Paravahera Vajirañāṇa Mahāthera: “Buddhist Meditation in Theory and Practice, a general
exposition according to the Pali Canon of the Theravadin School”. Online version, 1975.
o
Peter Harvey: “‘Signless’ meditation in Pali Buddhism’. The Journal of International
Association of Buddhist Studies. Vol I, nr 9, 1986.
o
Sobin S Namto: “Insight Meditation; Practical Steps to Ultimate Truth”, Amarin Printing Group,
Bangkok, 1989.
o
Surasak Khemarangsi: “Dhamma talk nr 1.1 to 1.6: Vipassana Bhumi”, online version, 2004.
o
Tilman Vetter : “Van Boeddha tot Nagarjuna”. Dissertatie, Institute Kern, Leiden, December
1983.
o
U Pandita, Sayadaw: “On the Path to Freedom”, Buddhist Wisdom Center, Petaling Jaya,
Malaysia, 1995.
o
U Pandita, Sayadaw: “In this very Life”. Editor: Kate Wheeler. Wisdom Publications, Boston;
second edition 1993. Buddhist Publication Society, Kandy, Sri Lanka, 1992.
o
U Than Daing: “Paticcasamupada, The Law of Dependent Origination; Maha Thera Mogok’s
way; Practical application of paticcasamupada on the cessation of cycle of rebirths”. Society
for the Propagation of Vipassana, Yangon, Myanmar, 2nd ed, 1966, pdf format.
o
U Than Daing: “Cittanupassana and Vedanupassana, Mogok Sayadaw’s Way”; Second
edition, December, Than Htike Yadanar Offset, Yangon, 1995, pdf format
o
Venerable Sujiva: “Access and fixed Concentration” in Vipassana Tribune, Vol 4 No 2, July
1996, Buddhist Wisdom Centre, Malaysia.
o
Venerable Sujiva: “The Tree of Wisdom, The River of No Return”. The Tree of Wisdom
Publication, Sukhihotu, Buddhist Wisdom Center, Selangor, Malaysia, print 2016.
o
Venerable Sujiva: “Essentials of Insight Meditation Practice”, Buddhist Wisdom Centre,
Malaysia, ISBN 983-9245-02-3, 2000.
7