Acta Neerlandica, 19 (2022)
© Debreceni Egyetemi Kiadó
DOI: 10.36392/ACTANEERL/2022/19/3
Réka Bozzay
Het dagboek en alba amicorum van
Sámuel Cseh-Szombathy
Abstract
In this paper I have analysed the itinerary of Sámuel Cseh-Szombathy, a former student
of the Reformed College of Debrecen. After having finished his studies in Göttingen and
Vienna, he started with a journey in 1790 through Southern German cities, the Dutch
Republic, England and finally France. During his journey he wrote an itinerary where he
made a record of his costs and what he as a medical doctor found interesting: hospitals,
madhouses, natural history collections and of course the most important medical
personalities of his time. My main questions are: How unique is this itinerary and how
well does it fit in the Hungarian tradition of itineraries of the Early Modern Time?
Keywords: Sámuel Cseh-Szombathy, dagboek, album amicorum, studiereis
Hongaarse peregrini die onderweg waren naar de Lage Landen, hielden
vaak dagboeken bij zich. Hierin vermeldden ze hun belevenissen, kosten
en beschreven de bezienswaardigheden die ze onderweg zagen. Mijn
onderzoek maakt deel uit van een groter project waarin wij van plan zijn
om dagboeken van Hongaarse studenten die in de 18de eeuw in WestEuropa studeerden met een inleiding en commentaren uit te geven. Het
dagboek waarmee ik bezig ben en dat ik in mijn studie zal voorstellen wordt
samen met twee alba amicorum1 in de Bibliotheek van het Gereformeerd
College in Debrecen bewaard. In mijn studie probeer ik erachter te komen
in hoeverre dit dagboek uniek was en in hoeverre het de tradities van de
Hongaarse reisbeschrijvingen volgde.
28
Réka Bozzay
De eigenaar van het dagboek en van de twee alba amicorum was Sámuel
Cseh-Szombathy. Wat zijn vroegere jaren betreft, zijn er grote onzekerheden. Onze kennis is gebaseerd op inschrijvingsregistraties en archiefdocumenten. Hij is geboren in Révkomárom (Komarno, tegenwoordig in
Slowakije). Volgens zijn inschrijving in Göttingen is hij op 4 september
1757 geboren,2 maar volgens zijn aansluiting bij de vrijmetselaarsloge
Augusta zum goldenen Zirkel zou hij op 10 september 1763 geboren zijn.3
Hij liep school in Komárom4 en misschien ook in Pozsony (Bratislava,
tegenwoordig in Slowakije).5 In Debrecen begon hij zijn studie in de
bovenbouw van het Gereformeerd College op 25 april 1776. Volgens de
inschrijvingsregistratie, waarin soms ook de afstudeerdatum vermeld staat,
verliet hij het College in oktober 1783.6 Toch bleek deze datum ook niet
correct te zijn, omdat hij op 24 april 1786 een brief stuurde aan de superintendent (bisschop), waarin hij om een testimonium (een getuigschrift)
vroeg, waarmee hij aan de universiteit van Pest rechten kon studeren en
later in het buitenland verder kon gaan.7 Of hij zich in Pest liet inschrijven,
weten we niet precies, volgens de vakliteratuur werd hij daar wel ingeschreven.8 Dit lijkt echter heel onwaarschijnlijk te zijn, omdat hij al op 18 oktober 1786 (maar enkele maanden later dus, nadat hij om een testimonium
had gevraagd) begon met zijn studie geneeskunde in Göttingen.9
Over zijn studie in Göttingen weten we weinig, maar op grond van zijn
album amicorum is zijn beweging door Duitsland te achterhalen. Hij
verbleef in Braunschweig en Wolfenbüttel tussen 15 en 18 april 1789,10
van hieruit reisde hij via Helmsted11 naar Berlijn, waar hij tussen 23 en 30
april een week doorbracht.12 Op 1 mei was hij in Potsdam,13 op 4 en 5 mei
in Halle14 en op 7 en 8 mei in Leipzig.15
Tijdens zijn studie in Göttingen sloot hij zich aan bij de vrijmetselaarsloge Augusta zum goldenen Zirkel, waar hij op 1 april 1789 leerling, op 7
oktober gezel en acht dagen later meester werd.16 Kort daarna verliet hij
Göttingen, op 17 oktober was hij al in Jena,17 op 22 oktober in Dresden18
en op 29 oktober in Praag.19 Nog in hetzelfde jaar werd hij in Wenen ingeschreven,20 maar op welke dag, is niet bekend. In zijn album amicorum
is er een inscriptie op 24 januari 1790 in Wenen,21 en in juli 1790 behaalde
hij de doctorsgraad.22 Hij verbleef nog enkele maanden in Wenen, waar hij
het Collegium Medico-Chirurgiam Josephinum bezocht.23 Uit deze periode
zijn nog twee inschrijvingen in zijn album amicorum bekend: één van Carl
Wilhelm Hilchenbach, de eerste predikant van de gereformeerde gemeente
in Wenen op 27 september24 en een andere van Jacob von Staudenheim op
5 oktober,25 die later de lijfarts van de zoon van Napoleon Bonaparte werd.
Het dagboek en alba amicorum van Sámuel Cseh-Szombathy
29
Op zijn laatste dagen in Wenen, op 26 december 1790 begon hij met zijn
dagboek, dat in vele opzichten uniek is. Het is geschreven in het Duits,
aangevuld met Latijns-, Hongaars- en Franstalige delen. Dit is (enigszins)
verrassend omdat Cseh-Szombathy Hongaarstalig was, de taal van het
onderwijs toen in Hongarije Latijn was, hoewel in de jaren 80 van de 18de
eeuw Duits al gedoceerd werd in Debrecen. Hij studeerde in Göttingen en
in Wenen, waar hij ook de taal kon oefenen, bovendien werd hij ook lid
van een vrijmetselaarsloge in Göttingen en daar werd sowieso Duits gesproken.26
Een ander uniek verschijnsel is het doel van het dagboek. De in Hongarije bewaarde dagboeken van peregrini beginnen meestal na de afsluiting
van de studie thuis en beschrijven de route naar de universiteiten en het
verblijf aldaar. Dit dagboek begint echter pas na de afsluiting van de
buitenlandse studie, wanneer Cseh-Szombathy een soort van stage begint
te lopen in het buitenland en nergens meer werd geïmmatriculeerd. Op
grond van de vakliteratuur27 dacht men lang dat Cseh-Szombathy in Utrecht ingeschreven was in juni-juli 1791. Dit gegeven is gebaseerd op het
werk van Lajos Segesváry over de Hongaren die in Utrecht studeerden.28
Segesváry dacht juist op grond van het dagboek van Cseh-Szombathy dat
hij student was in Utrecht, maar zijn naam staat nergens vermeld in de universitaire documenten. Uit het dagboek bleek, dat Cseh-Szombathy een
lange tijd in Utrecht doorbracht maar daar niet meer studeerde. Hij bezocht
als geïnteresseerde collega en niet meer als student de bekendste professoren van zijn tijd.
Een derde unicum van het dagboek is, dat het uit twee delen bestaat: een
kostenrekening en een beschrijvend deel. Over de reis hebben we vooral
kwantitatieve informatie, want Cseh-Szombathy heeft zijn uitgaven heel
nauwkeurig vermeld in het dagboek. Dit is op zich niet bijzonder want
dergelijke kostenrekeningen zijn bekend uit de 18de eeuw.29 Het interessante is dat over de reis zelf de enige bron de kostenrekening is. Op grond
daarvan weten we waar en hoe lang hij overal verbleef. Het andere deel van
het dagboek bevat echter alleen beschrijvingen over zieken-, dol-, wees- en
rasphuizen, botanische tuinen, musea, operaties en ziektes, kennismakingen met beroemde professoren en natuurwetenschappers, etc. Over plaatselijke gasthuizen, eten en drank weten we alleen iets uit de kostenrekeningen. Bezienswaardigheden van steden hoorden niet bij zijn medischnatuurwetenschappelijke belangstelling, hierover schreef hij alleen tijdens
zijn verblijf in Nederland. In Haarlem beschreef hij de boeken en het beeld
van Coster, de vermoedelijk eerste Nederlandse drukker.30 In Den Haag
30
Réka Bozzay
zag hij mooie grafstenen,31 in Delft bezocht hij het graf van de prinsen van
Oranje en de grafsteen van Grotius in de Nieuwe Kerk, verder vond hij de
grafstenen van de Oude Kerk ook mooi. In Rotterdam zag hij publieke gebouwen en het levensgrote metalen beeld van Erasmus.32 Alleen maar over
Hellevoetsluis maakt hij een korte beschrijving. Hier vermeldt hij dat de
stad uit één kleine straat bestaat, en dat het een mooie, goed versterkte stad
is.33 Het lijkt alsof hij de “voorschriften”34 van de apodemische literatuur
die sinds de 16de eeuw ook door Hongaarse reizigers nauwkeurig werd gevolgd, niet kende of bewust buiten beschouwing liet. Maar vanuit zijn
kostenbeschrijving is het duidelijk dat hij zich van de verwachtingen tegenover de hoogopgeleide reizigers bewust was. We weten waar hij naartoe
reisde, wat hij at en dronk en wat hij bezocht, maar deze gegevens verschijnen alleen als kosten, en er zijn geen verdere vermeldingen van de kwaliteit
van het eten en de drank, van plaatselijke gewoontes, kleren, en gedrag. Hij
beschrijft alleen zijn kennismaking met mensen die hij vanwege zijn natuurwetenschappelijke interesse belangrijk vond, alle andere mensen
(waarden, dienaren, bagagedragers, etc.) komen alleen in de kostenrekeningen voor.
In de laatste decennia van de 18de eeuw raakte de theorie van reizen en
presentatieprocedure van de door reizen opgedane kennis in een crisis. De
redenen hiervoor waren de differentiatie van wetenschappelijke disciplines, ontwikkeling van hoogopgeleide-wetenschappelijke lezers, en de
belangstelling voor technisch-statistische gegevensverzamelingen, die uit
de bestuurspraktijk van de verlichting resulteerden. Deze situatie leidde tot
nieuwe pogingen, om de uiteenlopende eisen te vervullen. Er werden
vraaglijsten samengesteld, en men probeerde branche-specifieke kennis op
te doen en in detail te beschrijven. In de reisbeschrijvingen werden tabellen
en technische tekeningen opgenomen.35
Deze soort van reisbeschrijving is in de Hongaarse vakliteratuur niet onbekend, maar er werd veel minder aandacht aan besteed dan aan de berichten over de peregrinatio academica. György Kurucz houdt zich in
meerdere werken bezig met de reis van twee docenten van het Hongaarse
landbouwcollege Georgikon, Pál Gerics en József Lehrmann. Beide reisden
in opdracht van graaf László Festetics door Europa in het begin van de 19de
eeuw. Vanuit verschillende landen stuurden ze op grond van de instructies,
die ze van de graaf hadden gekregen, berichten in het Hongaars en in het
Duits.36 Kurucz noemde hun reis een “technologische reis”, zijn belangrijkste doel was om een breed netwerk van kennissen uit te bouwen en
landbouwkundige praktijken te observeren en te beschrijven.37 Kurucz be-
Het dagboek en alba amicorum van Sámuel Cseh-Szombathy
31
nadrukt dat eind 18de eeuw een nieuwe benadering van de reisbeschrijvingen is verschenen: de belangstelling voor het opdoen van kennis, vooral die
van technologische aard. De punten van observatie werden door Friedrich
Christoph Nicolai, een redacteur uit Berlijn, neergelegd, toen hij door
Duitse en Zwitserse gebieden reisde. Nicolai beklemtoonde de aspecten
van voorbereiding op de reis en bruikbaarheid van gekregen informatie.38
In het geval van Cseh-Szombathy weten we niet of hij in opdracht van
iemand anders op reis ging, maar tijdens zijn reis stuurde hij wel regelmatig
brieven naar Pest (misschien naar zijn broer). Deze brieven zijn echter niet
bewaard gebleven. We weten dus niet wie de geadresseerde was. Uit zijn
dagboek blijkt dat hij naar de kennis met wetenschappers van zijn tijd
streefde. Vooral in Duitsland bezocht hij veel professoren, waarschijnlijk
mede dankzij zijn talenkennis. Maar ook in Nederland kon hij contacten
sluiten met plaatselijke wetenschappers. Zijn reis stond in het teken van
“Nützlichkeit”, en in zijn dagboek komen vooral opmerkingen voor die in
verband met zijn toekomstige carrière nuttig zijn.
In de kostenrekeningen noteert hij zijn uitgaven altijd in de plaatselijke
valuta: in Oostenrijk en in Duitsland in forint en kruiser, in Nederland in
gulden, stuiver en duit, en in Engeland in guinea, shilling en pence. Het
was niet ongebruikelijk dat studenten een grotere som contant geld met zich
meenamen omdat men tijdens de reis voor het eten, de accommodatie en
andere kosten moest betalen, maar degenen, die langer (soms jarenlang) in
het buitenland verbleven, kregen het geld van kooplui door wisselbrieven
uitbetaald.39 In de kostenrekeningen van Cseh-Szombathy werd nergens
vermeld dat hij geld kreeg van iemand, maar aan het eind van zijn verblijf
in Nederland had hij toch meer geld dan voorheen.40 Een andere interessante vraag is, waar hij zijn geld vandaan gehaald had. Hij had namelijk al
jaren met zijn studie in het buitenland (Göttingen en Wenen) doorgebracht,
wat al op zich heel duur was, toch had hij geld om binnen een half jaar na
de afsluiting van zijn studie in Wenen, opnieuw op reis te gaan.
Hij begon zijn reis op 26 december 1790 in Wenen.41 Een groot deel van
de route legde hij af met postkoetsen. Na zijn vertrek was hij al binnen drie
dagen in Beieren.42 Vijf maanden bracht hij in verschillende Duitse steden
door. Hij verbleef wat langer in Erlangen,43 Bamberg,44 Frankfurt am Main
en Mainz.45 Met een schip op de Rijn voer hij naar Keulen,46 van hieruit
reisde hij met een postkoets naar Nijmegen en later naar Utrecht. Hier
bracht hij anderhalve maand door.47 Begin juli maakte hij een reis door
Leiden, Leidschendam, Den Haag, Delft, Rotterdam, Gouda en Haarlem,
op 20 juli vestigde hij zich in Amsterdam48 en van hieruit reisde hij naar
32
Réka Bozzay
Haarlingen, Franeker en op de terugweg naar Haarlem, Leiden, Den Haag
en Rotterdam, ten slotte nam hij het schip vanuit Hellevoetsluis 49 naar
Engeland. Hij kwam in Harwich aan50 en op de volgende dag was hij al in
Londen. De volgende maanden bracht hij in Londen door en hier hield zijn
dagboek op 19 januari op.51 Vanuit zijn album amicorum weten we echter
dat hij op 30 juli 1792 in Parijs was.52 Misschien was hij nog van plan verdere kosten te vermelden, omdat het beschrijvende deel van zijn dagboek
pas op pagina 53 begint.
De gekozen route laat ook goed zien dat de reis van Cseh-Szombathy
een praktisch doel had. Totdat hij Engeland bereikte, verbleef hij maximaal
enkele weken in een stad. De gemeenten waar hij langer verbleef waren
met vervoermiddelen op het vasteland te bereiken, daarom koos hij voor
een postkoets in plaats van een schip. Maar als hij gelegenheid had om met
het schip te varen, maakte hij er graag gebruik van en voer vanuit Mainz
naar Mannheim53 en later tot Keulen op schip.54
Als men zijn kostenbeschrijving bekijkt, ziet men dat hij zijn geld tot
Regensburg, in de stad waar hij voor het eerst langer verbleef, alleen voor
de reis, het eten en de accommodatie uitgaf, hij vermeldt maar één keer dat
hij geld uitgaf om zich te scheren.55 We weten dat hij brood at en bier en
koffie dronk. In Nürnberg bracht hij ook enkele dagen door, naast zijn uitgaven voor het eten en de accommodatie noteerde hij ook zijn uitgaven bij
de kapper.56 Dergelijke kosten lezen we ook in het dagboek van de Zevenburgse aristocraat, József Teleki,57 maar de financiële bronnen van CsehSzombathy waren veel beperkter dan die van een aristocraat. Toch wilde
hij ook een goede indruk maken, daarom liet hij soms nieuwe kleren
maken, liet zich scheren en poederde zijn haar.58 Hij liet ook zijn kleren
wassen.59 In Erlangen bracht hij langere tijd door, hier kocht hij handschoenen, betaalde een smid, een uurwerkmaker en een schoenmaker.60
Hier leerde hij ook Frans en kocht de eerste keer tabak en een krant.61 In
Bamberg verbleef hij ook enkele dagen, en dronk koffie, kocht tabak en
een pijp.62 In Würzburg ging hij ook naar een concert, betaalde voor verschillende stoffen waarvan hij een vest en een broek liet maken. Verder
kocht hij zijden kousen en laarzen.63 In Nederland liet hij ook een jas maken
en kocht stof voor een nachtjapon, die hij ook liet naaien.64 Tijdens zijn
verblijf in Leiden en in Den Haag ging hij bijna elke dag naar de kapper.
Hij wilde misschien bij het elitegezelschap dat hij hier leerde kennen een
goede indruk maken.65 Pas in Nederland begon hij ook lekkernijen te eten,
in zijn rekeningen lezen we over aardbeien, suiker en chocolade66 en begon
hij ook Nederlands te leren, wat hij ook in zijn rekeningen vermeldt.67 In
Het dagboek en alba amicorum van Sámuel Cseh-Szombathy
33
Nederland en in Engeland reisde hij veel, hij bezocht de omgeving van
Londen en de bezienswaardigheden aldaar, en ging ook naar het theater.68
Uit zijn kostenrekeningen blijkt dat hij continu brieven verstuurde. Hij
stuurde brieven naar Pest (waarschijnlijk aan zijn broer József, die ook arts
was en vroeger ook in het buitenland studeerde) en ontving brieven van
daar.69 Maar hij schreef ook aan mensen in Duitse steden, waar hij al was
en waar hij van plan was om naartoe te gaan. Met wie hij precies correspondeerde is echter niet bekend.
Hij was tijdens zijn reis op het continent gezond, in Würzburg70 en in
Nederland71 moest telkens een van zijn tanden getrokken worden, hij moest
in Würzburg zelfs voor een verpleegkundige betalen. In Engeland was hij
echter vanaf het midden van november altijd ziek en moest heel vaak medicijnen kopen.72
Omdat hij heel gedetailleerd over zijn kosten schreef, is het interessant
om te kijken hoe duur zijn reis was. Hiervoor is het handig om de toenmalige salarissen te bekijken, wier waarden in zilver worden vermeld. De
periode die in de gebruikte vakliteratuur wordt vermeld, komt niet helemaal
overeen met de periode van de reis van Cseh-Szombathy, maar verwijst
naar een bredere periode van de laatste decennia van de 18de eeuw. Als we
de salarissen van Europa in het laatste kwartaal van de 18de eeuw vergelijken, dan zien we dat bouwvakarbeiders in Augsburg 2,42 gram zilver en in
Wenen 2,92 gram zilver per dag verdienden. In de provincie Holland
echter, verdiende men 8,65 gram zilver, en in Londen 11,6 gram zilver per
dag.73 Het is dus duidelijk, dat de inkomsten in Oostenrijk en in ZuidDuitsland vergelijkbaar, maar veel lager waren dan in Holland of in Engeland. Cseh-Szombathy kon dus zien dat hij vanuit een gebied met lagere
inkomsten naar een gebied van hogere inkomsten reisde.74
Als we de prijzen van tarwe vergelijken, dat het basisingrediënt van
brood was, zien we dat men in Wenen voor tarwe 51,4 gram zilver per
hectoliter betaalde, in Holland 87,5 gram zilver en in Engeland 113,2 gram
zilver. Voor rogge moest men in Augsburg 40,9 gram zilver per hectoliter,
in Holland echter 57,5 gram zilver per hectoliter betalen. 75 Men kan hier
dus heel duidelijk de stijging van de prijs zien als men vanuit CentraalEuropa naar Noordwest-Europa reisde.
Het is ook interessant te bekijken hoeveel geld hij uitgaf in vergelijking
met de plaatselijke prijzen en salarissen. In veel gevallen hebben we geen
exacte informatie over een bepaald jaar of een bepaalde stad, maar we kunnen grotere perioden en geografische eenheden bekijken. In Zuid-Duitse
gebieden was de valuta Rijnse gulden, die in 1801 168 denar, 15 batzen,
34
Réka Bozzay
respectievelijk 60 kruiser waard was.76 Eén kruiser was dus 2,8 denar
waard.77 In Augsburg verdienden opperlieden dagelijks (voor 9 uur werk)
in 1791 en in 1792 105 denar in de zomer en 91 denar in de winter, dat 37,5
respectievelijk 32,5 kruiser uitmaakte.78 Een onopgeleide bouwvakkerassistent verdiende echter alleen 52,5 denar (18,75 kruiser) in de zomer.79
In Würzburg was het salaris van een onopgeleide werker in een steengroeve
per dag 33,2–45 denar (11,9–16 kruiser).80 Cseh-Szombathy betaalde voor
accommodatie en het eten 1 gulden en 6 kruiser81 dat dus 66 kruiser maakte.
Zijn dagelijkse kosten bedroegen dus ongeveer twee keer zo veel als het
dagelijkse salaris van een opperman.
Vanuit Zuid-Duitsland reisde Cseh-Szombathy verder naar Nederland.
Hoe duur was Nederland? Men kan ook hier de plaatselijke prijzen in
samenhang met de plaatselijke salarissen bekijken. Helaas kunnen de prijzen niet in elke stad waar Cseh-Szombathy verbleef met de plaatselijke
salarissen vergeleken worden, maar volgens de vakliteratuur waren de
salarissen hoger in de geürbaniseerde westelijke delen van Nederland dan
in het rurale oosten. De gebruikte valuta waren gulden, die 20 stuiver en 80
duit waard waren.82 In Alkmaar verdienden opperlieden 18 stuiver per dag,
terwijl timmerbazen 28 stuiver verdienden.83 Een kilogram roggenbrood
kostte in Leiden 11,5 stuiver in 1790.84 Cseh-Szombathy moest in Amsterdam voor wijn en brood 15 stuiver,85 een andere keer alleen voor wijn
1 gulden en 8 stuiver betalen.86 In Utrecht kostte zijn accommodatie 6 gulden voor 6 weken,87 terwijl hij in Amsterdam 11 gulden en 18 stuiver voor
tien dagen betaalde.88 Men kan dus zien dat er ook tussen de grotere steden
aanzienlijke prijsverschillen waren.
Over het eten schrijft hij weinig, hij vermeldt alleen brood, boter en
karnemelk, maar hij schrijft niets over aardappelen, hoewel de aardappel
aan het eind van de 18de eeuw steeds meer terrein won ten opzichte van
graan.89 We weten niet wat voor brood Cseh-Szombathy at, maar de
tarweconsumptie was aan het einde van de 18de eeuw heel aanzienlijk,
vooral in de steden (61,4%), maar ook op het platteland (49,5%). Tarwe is
het belangrijkste graan gevolgd door rogge en boekweit.90 Men at vooral
varkensvlees en minder rundvlees, dus waarschijnlijk volgde ook CsehSzombathy deze gewoonte. Men at vanwege de hoge calorie-inhoud ook
veel boter, ongeveer 40 gram per dag in Holland.91 Een deel van de boter
was geïmporteerd omdat men een aanzienlijk deel van de melk in Holland
tot kaas verwerkte.92
Vanuit Hellevoetsluis voer Cseh-Szombathy naar Harwich en van
daaruit naar Londen. Hij was in de tijd van de industriële revolutie in Enge-
Het dagboek en alba amicorum van Sámuel Cseh-Szombathy
35
land. De groei van de salarissen is juist in de jaren 90 van de 18de eeuw te
zien, wanneer Cseh-Szombathy in Engeland verbleef. Binnen Engeland
waren Londen en zijn omgeving de duurste gebieden, dit kunnen we ook in
de uitgaven van Cseh-Szombathy zien. Maar ook de salarissen waren hier
het hoogst. Vanuit het dagboek van Cseh-Szombathy weten we dat hij in
de buurt van Londen uitstapjes maakte, maar of hij ook verder reisde, blijkt
niet uit zijn dagboek. Vanwege deze redenen heb ik mijn analyse tot de
prijzen en salarissen van Londen en zijn omgeving beperkt. Zoals in andere
gebieden worden ook hier de prijzen en ook de uitgaven van Cseh-Szombathy in samenhang met de salarissen onderzocht. Hulpwerkers van Westminster Abbey verdienden 1 shilling en 8 penny in de 18de eeuw. Als men
het gemiddelde van alle soorten van hulpwerkers neemt dan was het salaris
van een werker 2 shilling93 voor 10 uur werk per dag94 in de tijd van de reis
van Cseh-Szombathy. Bouwvakkers verdienden al veel meer, van 1718 tot
het eind van de jaren 70 gemiddeld 3 shilling, in de tijd van Cseh-Szombathy kregen ze zelfs 3 shilling en 2 penny per dag.95 Voor een zeskoppig
gezin was de prijs van tarwe 8 penny in de periode van 1780–1790. Men
kan dus zien dat een hulpwerker een derde en een opgeleide bouwvakker
een vijfde van zijn salaris aan tarwe uitgaf.96 Vanuit het dagboek van CsehSzombathy weten we echter heel weinig over zijn uitgaven aan het eten, hij
noteerde namelijk een keer dat hij 2,5 penny aan fruit uitgaf. Hij noteerde
echter heel nauwkeurig hoeveel geld hij voor medicijn en wijn betaalde.
Deze producten waren niet goedkoop, vanaf november moest hij dagelijks
3-4 shilling ervoor betalen, dus het dagelijkse loon van een arbeider.
Bijzonder interessant is dat hij voor wassen, dat helemaal geen opleiding
vergde, 13 shilling en 7 penny betaalde. Wassen was een opdracht van
vrouwen, de salarissen van vrouwen en kinderen waren ver beneden de
salarissen van mannen.97 Toch kan een verklaring voor de hoge prijs zijn,
dat men in de accommodatie waste, dus deze prijs bevatte misschien ook
de kosten van de accommodatie.98 Cseh-Szombathy maakte meerdere uitstapjes die 1 shilling en 2-3 penny kostten. Een aanzienlijke uitgave was
een paar zijden kousen, waar hij 14 shilling voor betaalde.99
Het beschrijvende deel van het dagboek bevat informatie over bezochte
instellingen en personen. Irén Rab heeft de Duitse universitaire en stedelijke ziekenhuizen en artsen al in twee studies voorgesteld.100 Hier zal ik
alleen over Nederland gedetailleerd schrijven. In Nijmegen bezocht CsehSzombathy het plaatselijke militaire ziekenhuis. Hier waren troepen uit
Ansbach (Midden-Franken) gestationeerd, en hier maakte hij kennis met
hun dokter, meneer Kramer, die stedelijke arts bij de Brandenburgsch-Ans-
36
Réka Bozzay
bachse medisch raad101 en misschien een lid van de Ansbachse Cramerartsendynastie was.102 Van hieruit reisde Cseh-Szombathy verder naar
Utrecht waar hij met de medische professoren vader en zoon Van Geuns,
de arts Luchtmans, de scheikundige Nahuys, de kerkhistoricus Brown, de
historicus Saxius en de wiskundige Hennert kennis maakte.103 Van hen is
vooral Nahuys belangrijk, die een van de eerste Nederlandse volgers van
Lavoisier was,104 en Hennert, die als wis- en natuurkundige de banen van
kometen en planeten vaststelde.105 In Utrecht bezocht hij nog de natuurkundige verzameling van de filosoof Johannes Theodorus Rossijn.106
Vanuit Utrecht reisde hij naar Amsterdam. Hier was toen nog geen universiteit, maar alleen een schola illustre. De professor van anatomie en chirurgie sinds 1771,107 Andreas Bonn, liet Cseh-Szombathy de beenderenverzameling van Jacobus Hovius in het Theatrum Anatomicum zien.108 In
Amsterdam bezocht Cseh-Szombathy ook twee gasthuizen: het Binnengasthuis en het Pesthuis. Hij schreef heel kritisch over het laatste, waar veel
mensen op een kleine plek moesten leven, maar het Binnengasthuis vond
hij ruim, bekwaam, maar met de verzorging van de patiënten was hij niet
tevreden.109 Het eerste ziekenhuis werd rond 1350 in Amsterdam gebouwd
toen de opdracht van de kerk in de verzorging van de armen door de stad
werd overgenomen. Eind 17de eeuw werden de gasthuizen Sint-Pieter en
Onze-Lieve-Vrouw samengevoegd en de door de Reformatie vrijgemaakte
kloosters konden de zieken opnemen.110 Men begon na de grote pestepidemie van 1616–1617 met de bouw van het pesthuis in 1630.111 Cseh-Szombathy bezocht ook een weeshuis en ook een dolhuis, waar hij de kamers
klein en vuil vond.112 In Amsterdam maakte hij kennis met de botanicus
van de illustre school Nikolaas Laurens Burman die eerder ook bij
Linnaeus studeerde,113 en ook met Duitse artsen Johannes Konrad Gruelman, Johann Carl Krauss, Antonius Statius Müller en met twee Nederlandse medische professoren Christiaan Paulus Schacht en Stephanus van
Geuns.114
In Haarlem bezocht hij het Teylers Museum, waar hij over de Teylerse
machine schreef. Deze machine was een elektrische generator, die door de
directeur van het museum, Martin van Marum werd ontworpen en door de
in Nederland wonende Engelsman, John Cuthbertson werd gebouwd.115 In
het museum was er ook een groot natuurhistorisch kabinet dat ook in het
dagboek werd vermeld. In Haarlem bekeek Cseh-Szombathy de boeken die
in het gemeentehuis waren tentoongesteld. Hij reisde verder naar Friesland,
en merkte op dat de universiteit van Franeker al aan het vervallen was. Hier
noemde hij alleen één professor, de botanicus Ypey.116 In Lankum, niet ver
Het dagboek en alba amicorum van Sámuel Cseh-Szombathy
37
van Franeker, bezocht hij Adriaan Gilles Camper en zijn naturaliënkabinet.117 Campers vader, Petrus Camper (1722–1789), de beroemde natuurwetenschapper en arts, hield zich vooral bezig met waterzoogdieren, en
Adriaan Camper interesseerde zich voor mineralen, en deed onderzoek in
Frankrijk en Italië tijdens het beklimmen van de Mont Blanc.118 CsehSzombathy noteerde in zijn dagboek dat hij ook boeken van Petrus Camper
als cadeau kreeg, misschien was één van deze boeken een werk over
walvissen, dat door Adriaan Gilles werd uitgegeven.119
Van hieruit ging hij naar Leiden waar hij de bibliotheek van Eduard
Sandifort bezocht,120 Hij was niet alleen arts, maar ook de leraar van de
latere koning Willem I. Op verzoek van de curatoren van de universiteit
maakte hij een beschrijving van het anatomisch museum met illustraties.
Dit tweedelig werk verscheen in 1792 (Museum Anatomicum Acad.
Lugduno-Batavae).121 Bernard Sigfried Albinus, professor der anatomie
maakte tijdens zijn werk veel preparaten122 waar ook Cseh-Szombathy over
schreef. Verder werden de hortus botanicus en een dolhuis in het dagboek
vermeld. Het dolhuis kon het Caecilia gasthuis geweest zijn dat in 1596 in
het voormalige Caecilia klooster werd gesticht en oorspronkelijk functioneerde als pest- en dolhuis, maar vanaf de 18de eeuw alleen als dolhuis.123
Cseh-Szombathy maakte kennis met Christiaan Hendrik Damen,
hoogleraar in de wiskunde, de krijgs- en burgerlijke bouwkunde en de
waterweegkunde en David Ruhnkenius, professor van de geschiedenis en
welsprekendheid.124
In Den Haag zag hij de mineralenverzameling van Evert Jan Thomassen
A Theussink125 die in Harderwijk en Leiden studeerde en later in Den Haag
en ook aan de universiteit van Franeker werkte. Verder zag CsehSzombathy ook de dierenpreparaten van de stadhouder.126 In Den Haag
maakte hij kennis met een Zwitserse militaire chirurg Balthasar Zwinglius
en ook met een plaatselijke arts H. Dammen. Van de eerste is er geen
informatie, van de laatste is een werk bekend: Heelkundige waarnemingen
aangaande de gevallen, bekend onder den naam van Tumores Cystici.127 In
deze stad zag hij ook een schaambeenoperatie128 en in Delft liet Abraham
Stipriaan Luiscius hem de resultaten van een gynaecologische operatie
zien. Luiscius studeerde en promoveerde in Leiden, later werkte hij in Delft
als arts. Samen met de Amsterdamse arts A. Bondt schreef hij een werk
over de menselijke en dierlijke moedermelk, dat door de Koninklijke
Maatschappij der Geneeskunst te Parijs met goud werd bekroond. Samen
met drie andere artsen gaf hij er het Geneeskundig Magazijn uit, en was
ook uitvinder van een bathometer. Hij verkreeg verschillende prijzen van
38
Réka Bozzay
Nederlandse wetenschappelijke maatschappijen, en was ook als vertaler
werkzaam.129 In Delft, Rotterdam en Hellevoetsluis bezocht hij al bezienswaardigheden. En van hieruit reisde hij verder naar Engeland, waar hij
helaas geen mensen meer noemde in zijn dagboek. In zijn album amicorum
zijn er echter nog 8 namen vermeld.130
Conclusie
Sámuel Cseh-Szombathy, de getalenteerde student van het Gereformeerd
College te Debrecen, ging na afronding van zijn studie thuis op reis.
Tweeënhalf jaar na het afstuderen in Debrecen wilde hij rechten studeren
in Pest en daarna naar het buitenland gaan. Van zijn studie rechten zijn er
geen bewijzen overgebleven, maar in Göttingen studeerde hij geneeskunde.
Van zijn studiereis weten we weinig, hij sloot zich bij een vrijmetselaarlogge aan en op grond van zijn alba amicorum kunnen we zijn beweging
doorheen Duitse steden en zijn netwerk vaststellen.
Na zijn thuiskomst behaalde hij de doctortitel in Wenen, en misschien
begon hij met een soort van stage aldaar. In december 1790 begon hij weer
met een reis. Tijdens deze reis hield hij al een dagboek bij zich, waarin hij
zijn reisstations, alledaagse belevenissen en kosten vermeldde.
Aan het eind van mijn verhaal probeer ik mijn vragen te beantwoorden:
Wat maakte dit dagboek uniek en in hoeverre volgde het de Hongaarse
tradities van studentendagboeken?
Het dagboek werd pas na de afronding van de “klassieke” peregrinatio
academica geschreven en dit was buitengewoon. Wat we hier zien is meer
een soort van stage, dan een echte studiereis. De auteur merkt alleen kennissen of personen op, die voor zijn toekomstige baan als arts belangrijk zijn,
kennissen, vrienden die belangrijke punten van andere reisdagboeken zijn,
komen hier niet aan bod. Alleen operaties en ziekenhuizen golden voor de
auteur als “bezienswaardigheden”, deze gebeurtenissen hebben hem op zijn
toekomstige loopbaan voorbereid. Over steden, gebouwen etc.131 staat
weinig in het dagboek. Hij schreef in het Duits, hoewel in die tijd dagboeken in het Latijn of in het Hongaars werden geschreven.
Op het eerste zicht schijnt zijn “peregrinatio technologica” bijzonder te
zijn, maar hij past als het ware goed in de reeks van reizen voor de “Nützlichkeit” van de 18de eeuw. Over dit soort reizen schreven al Duitse reizigers van de 18de eeuw, en later Hongaren, de docenten van de Georgikon
Het dagboek en alba amicorum van Sámuel Cseh-Szombathy
39
in de 19de eeuw. Cseh-Szombathy hoorde waarschijnlijk bij de eerste Hongaren die de principes van “Nützlichkeit” volgden in hun reisbeschrijving.
Wat het kwantitatieve deel van het dagboek betreft, volgt Cseh-Szombathy echter de Hongaars-Europese traditie van de 18de eeuw. Toen werden
dagboeken al van kostenrekeningen voorzien. Ook onze auteur volgde deze
traditie omdat hij een duidelijk overzicht van zijn kosten geeft zoals
bijvoorbeeld József en Mihály Teleki enkele decennia eerder.
Noten
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
Cseh-Szombathy naplója R695; Album amicorum R693, R 694.
Tar, Magyarországi diákok németországi, 118. nr. 716.
Futaky, Göttinga, 162.
Tar, Magyarországi diákok németországi, 118. o. nr. 716.
Er is geen bewijs dat hij in het Evangelisch Liceum werd ingeschreven.
Szabadi (eds.), Intézménytörténeti források, 579. nr. 9241.
Tiszántúli Református Egyházkerület Levélára [verder TtREL] I. 1. p. Főiskolai tanács
iratai 3. d. Debreceni főiskolára vonatkozó iratok 1753–1895.
Rab, Hungarus-tudat és diákmentalitás, 58.
Tar, Magyarországi diákok németországi, 118, nr. 716.
Album amicorum R 694, 74r, 36r., Wolfenbüttel: 39r.
Album amicorum R 694, 57r.
Album amicorum R 694, 17r, 32r.
Album amicorum R 694, 8r.
Album amicorum R 694, 26r., 25r.
Album amicorum R 694, 29r, 27r.
Futaky, Göttinga, 162.
Album amicorum R 694, 9r.
Album amicorum R 694, 35v.
Album amicorum R 694, 36v.
Szögi, Magyarországi diákok bécsi egyetemeken és akadémiákon. 1789–1848.
Album amicorum R 694, 50r.
Krász, ’Képzés, hivatás’, 30.
A. Balogh, ’Cseh-Szombati (Sámuel)’, 444.
Album amicorum R 694, 44v.
Album amicorum R 694, 59r.
Alle gegevens zijn in de notulen in het Duits genoteerd. Futaky, Göttinga, 160–163.
Szögi, Magyarországi diákok svájci és hollandiai egyetemeken, 160. nr.
1909.; Bozzay&Ladányi, Magyarországi diákok hollandiai egyetemeken és főiskolákon, 166. nr. 1952.
Segesváry, Magyar református ifjak, 44.
Tolnai (ed.), Egy erdélyi gróf, 268–310.
Réka Bozzay
40
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
Cseh-Szombathy naplója R695, 61v.
https://www.bibliotheekzuidkennemerland.nl/blog/laurens-janszoon-costerboekdrukkunst-mythe.html (laatst geraadpleegd op 18 augustus 2022).
Cseh-Szombathy naplója R695, 63v.
Cseh-Szombathy naplója R695, 64r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 64v.
Kovács, ’Útleíró utazók-utazási irodalom’, 80.; Zwinger, Methodus apodemica;
Pyrckmair, Commentariolus; Chytraeus, Variorum in Europa itinerum.
Siebers, ’Darstellungsstrategien’, 48–49.
Kurucz, „Kedves Hazámfiai…”; Kurucz, Technológiai utazás.
Kurucz, „Kedves Hazámfiai…”, 53.
Ibidem, 50–51.
Vanuit Debrecen werd geld in deze periode door de Weense koopman Johannes Lutz
aan studenten in Utrecht gestuurd. TtREL, II. 22. a. Alapítványok iratai 10. d. Nr.157.
A holland református egyház segélye.
Rab,’Egészségügyi ellátás’, 1181.
Cseh-Szombathy naplója R695, 1r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 2r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 4r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 5r-7r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 58r
Cseh-Szombathy naplója R695, 58r
Cseh-Szombathy naplója R695, 13r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 13v.
Cseh-Szombathy naplója R695, 64v
Cseh-Szombathy naplója R695, 15r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 17r.
Album amicorum R 694, 30r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 10r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 10v.
Cseh-Szombathy naplója R695, 2r.
Cseh-Szombathy naplója R695,, 3v.
Tolnai (ed.), Egy erdélyi gróf, 270.
Cseh-Szombathy naplója R695, 4r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 4v.
Cseh-Szombathy naplója R695, 4r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 4v.
Cseh-Szombathy naplója R695, 7v.
Cseh-Szombathy naplója R695, 8r., 8v.
Cseh-Szombathy naplója R695, 11v., 12r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 14r., 14v.
Cseh-Szombathy naplója R695, 12v.
Cseh-Szombathy naplója R695, 12r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 15v.–16r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 2v, 4r,
Het dagboek en alba amicorum van Sámuel Cseh-Szombathy
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
41
Cseh-Szombathy naplója R695, 9r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 11v.
Cseh-Szombathy naplója R695, 16r.–17r.
Zanden,’Wages and the standard’, 181.
Zanden,’Wages and the standard’, 181.
Zanden,’Wages and the standard’, 184.
Elsas, Umriss einer Geschichte, 130.
Elsas, Umriss einer Geschichte, 131
Elsas, Umriss einer Geschichte, 729.
Elsas, Umriss einer Geschichte, 734.
Elsas, Umriss einer Geschichte, 69.
Cseh-Szombathy naplója R695, 8r.
http://reppa.de/lex.asp?ordner=s&link=Stuiver.htm (laatst geraadpleegd op 1 maart
2022)
Zanden, ’Kosten van levensonderhoud’, 312.
Zanden, ’Kosten van levensonderhoud’, 314.
Cseh-Szombathy naplója R695, 14r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 13v.
Cseh-Szombathy naplója R695, 12v.
Cseh-Szombathy naplója R695, 13v.
Woude,’Consumptie van graan’, 130.
Woude,’Consumptie van graan’, 135–136.
Woude,’Consumptie van graan’, 142.
Woude,’Consumptie van graan’, 142–143.
Gilboy, Wages, 10.
Gilboy, Wages, 8.
Gilboy, Wages, 12.
Gilboy, Wages, 24–25.
Hunt, ’Industrialization’, 964.
Cseh-Szombathy naplója R695, 15v.
Cseh-Szombathy naplója R695, 15v.
Rab, ’Hungarus-tudat’, 1179–1187.
Album amicorum R694, 76v.
Krauß, Die Leibärzte, 20 ff.
Cseh-Szombathy naplója R695, 59r.
Jamin, Kennis als opdracht, 80.
Jamin, Kennis als opdracht, 82.
Cseh-Szombathy naplója R695, 59r.
A. J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en
tweede stuk, DBNL (https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog02_01/index.php),
(laatst geraadpleegd op 15 maart 2022), 850.
Brugmans,
&
Scholte,
Gedenkboek,
https://www.dbnl.org/tekst/brug015gede01_01/brug015gede01_01_0015.php, (laatst
geraadpleegd op 15 maart 2022), 185.
Réka Bozzay
42
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
Cseh-Szombathy naplója R695, 59v, 60r.
Hellinga, ’Schets van de opkomst’, 107, 109.
Nijman, ’Ons afscheidsbezoek’, 83–84.
Cseh-Szombathy naplója R695, 59v 60v, 61r.
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog03_01/aa__001biog03_01_0897.php#b2225
(laatst geraadpleegd op 15 maart 2022), Cseh-Szombathy, 61r
Cseh-Szombathy naplója R695, 61r.
Hackmann, ’The design of the triboelectric generators’, 167–170.
Cseh-Szombathy naplója R695, 62r.
Cseh-Szombathy naplója R695, 62r.
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog04_01/aa__001biog04_01_0115.php (laatst
geraadpleegd op 17 maart 2022)
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog04_01/aa__001biog04_01_0115.php (laatst
geraadpleegd op 17 maart 2022)
Een deel van de bibliotheek werd na de dood van Sandofort verkocht.
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog20_01/aa__001biog20_01_0151.php (laatst
geraadpleegd op 17 maart 2022)
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog20_01/aa__001biog20_01_0151.php (laatst
geraadpleegd op 17 maart 2022)
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog01_01/aa__001biog01_01_0218.php#a0217
(laatst geraadpleegd op 17 maart 2022)
Tjalsma, 'Een karakterisering van Leiden’, 34.
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog19_01/aa__001biog19_01_1059.php#r1038
(laatst geraadpleegd op 17 maart 2022)
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog22_01/aa__001biog22_01_0253.php#t0241
(laatst geraadpleegd op 17 maart 2022)
Cseh-Szombathy naplója R695, 63r.
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog05_01/aa__001biog05_01_0072.php#d0072
(laatst geraadpleegd op 17 maart 2022)
Cseh-Szombathy naplója R695, 63v.
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog13_01/aa__001biog13_01_1513.php (laatst
geraadpleegd op 17 maart 2022)
Album amicorum R693, 22–29.
Bibliografie
A. Balogh, P. 1932. ’Cseh-Szombati (Sámuel)’. Közhasznu esmeretek tára.
A’ Conversations-Lexicon szerént Magyarországra alkalmaztatva [Verzameling van algemene kennis op grond van de Coversations-lexicon
gebruikt in Hongarije]. 3. band. Pest: Canopus-Delphi.
Het dagboek en alba amicorum van Sámuel Cseh-Szombathy
43
Bozzay, R. & Ladányi, S. 2007. Magyarországi diákok holland egyetemeken 1595–1918 [Hongaarse studenten aan Nederlandse universiteiten
1595–1918]. Budapest: ELTE Levéltára.
Chytraeus, N. 1594. Variorum in Europa itinerum. Herborn.
Elsas, M. J. 1936. Umriss einer Geschichte der Preise und Löhne in
Deutschland. 1. Band. Leiden: A.W. Sijthoff’s.
Futaky, I. 2007. Göttinga. Budapest: MTA Egyetemtörténeti Albizottság,
ELTE Levéltára.
Gilboy, E. W. 1934. Wages In Eighteenth Century England. Cambrigde:
Harvard University Press.
Hackmann, W. D. 1971.’ The design of the triboelectric generators of
Martinus van Marum, F. R. S. A case history of the interaction between
England and Holland in the field of instrument design in the eighteenth
century.’ Notes and Records of the Royal Society of London 26.2: 163–
181. https://doi.org/10.1098/rsnr.1971.0016.
Hellinga, G. 1927. ’Schets van de opkomst, bloei en opheffing van het
Amsterdamsche gasthuisbestuur.’ Jaarboek Amstelodamum 24:107–
133.
Hunt, E. H. 1986. ’Industrialization and Regional Inequality: Wages in
Britain, 1760–1914.’ Journal of Economic History 46.4: 935–966.
https://doi.org/10.1017/S0022050700050658.
Jamin, H. 2001. Kennis als opdracht. Utrecht 1636–2001. Utrecht:
Stichting Matrijs.
Kovács, S. I. 1971. ’Útleíró utazók-utazási irodalom a XVI-XVII.
században [Reibeschrijvende reizigers-reisliteratuur in de 16de-17de
eeuw].’ Acta Historiae Litterarum Hungaricarum 10: 79–85.
Krász, L. 2017.’ Képzés, hivatás, önreprezentáció. Az „ideális orvos” társadalmi-kulturális képlete a 18. századi Magyarországon [Opleiding,
beroep, zelfrepresentatie. Socio-cultureel beeld van de „ideale arts” in
Hongarije in de 18de eeuw].’ Turul 90.1: 28–33.
Krauß, H. 1941. Die Leibärzte der Ansbacher Markgrafen, Familiengeschichtliche Schriften. Neustadt a.d. Aisch: Gesellschaft für Familienforschung.
Kurucz, Gy. 2020. „Kedves Hazámfiai, mozdulni kell…” Georgikoni
peregrinatio oeconomica a 19. század elején [Beste Medeburgers, wij
moeten op reis…Peregrinatio oeconomica vanuit het Georgicon in het
begin van de 19de eeuw]. Budapest: Corvina/Ráday Gyűjtemény.
44
Réka Bozzay
Kurucz, Gy. (red.) 2020. Technológiai utazás a modern kor hajnalán. Válogatás Gerics Pál és Lehrmann József georgikoni professzorok nyugateurópai jelentéseiből és naplóiból (1820–1825) [Technologische reis in
het begin van de moderne tijd. Een selectie vanuit de Westeuropese berichten en dagboeken van Pál Gerics en József Lehrmann, twee professoren van het Georgicon (1820–1825)]. Budapest: L’Harmattan.
Nijman, H. W. 1937. ’Ons afscheidsbezoek aan het pesthuis.’ Maandblad
Amstelodamum 24:83–84.
Pyrckmair, H. 1577. Commentariolus de arte apodemica seu vera
peregrinandi ratione. Ingolstadt.
Rab, I. 2015. ’Egészségügyi ellátás Nyugat-Európában a XVIII. század
végén Cseh-Szombaty Sámuel útinaplójának tükrében [Gezondheidszorg in West-Europa aan het eind van de 18de eeuw op grond van het
reisdagboek van Sámuel Cseh-Szombaty].’ Orvostörténeti Közlemények
156.29: 1179–1187. https://doi.org/10.1556/650.2015.30213.
Rab, I. 2015. Hungarus-tudat és diákmentalitás a 18. századi göttingeni
peregrinációban – különös tekintettel a medicinára – emlékkönyvek és
egyéb peregrinációs források tükrében [Hungarus-bewustzijn en studentenmentaliteit in het bijzonder in de geneeskunde in de peregrinatio
academica naar Göttingen in de 18de eeuw – in spiegel van alba amicorum
en andere bronnen van de peregrinatie]. Doktori értekezés. Budapest.
Segesváry, L. 1935. Magyar református ifjak az utrechti egyetemen: 1636–
1836 [Hongaarse jongeren aan de Universiteit Utrecht: 1636–1836].
Debrecen: Városi Nyomda.
Siebers, W. 2002. ’Darstellungsstrategien empirischen Wissens in der Apodemik und im Reisebericht des 18. Jahrhunderts.’ Zimmermann, Ch.
von (ed). Wissenschaftliches Reisen – reisende Wissenschaftler Studien
zur Professionalisierung der Reiseformen zwischen 1650 und 1800.
Cardanus Jahrbuch für Wissenschaftsgeschichte. 3. Band. Heidelberg:
Palatina Verlag.
Szabadi, I. (red.) 2013. Intézménytörténeti források a Debreceni Református Kollégium Levéltárában [Institutiehistorische bronnen in het archief
van het Gereformeerd College te Debrecen]. 1. band. Debrecen: Tiszántúli Református Egyházkerület.
Szögi, L. 2000. Magyarországi diákok svájci és hollandiai egyetemeken
1789–1919 [Hongaarse studenten aan Zwitserse en Nederlandse universiteiten 1789–1919]. Budapest: ELTE Levéltára.
Het dagboek en alba amicorum van Sámuel Cseh-Szombathy
45
Szögi, L. 2013. Magyarországi diákok bécsi egyetemeken és akadémiákon
1789–1848 [Hongaarse studenten aan universiteiten en academiën in
Wenen 1789–1848]. Budapest: ELTE Levéltára.
Tar, A. 2004. Magyarország diákok németországi egyetemeken és
főiskolákon 1694–1789 [Hongaarse studenten aan Duitse universiteiten
en academiën 1694–1789]. Budapest: ELTE Levéltára.
Tjalsma, H. D. 1985. 'Een karakterisering van Leiden in 1749.' Diederiks,
H. A. & Noordam, D. J. & Tjalsma, H. D. (eds). Armoede en sociale
spanning. Sociaal-historische studies over Leiden in de achttiende
eeuw. Hilversum: Verloren.
Tolnai, G. (ed.) 1987. Egy erdélyi gróf a felvilágosult Európában (Teleki
József utazásai 1759–1761) [Een Zevenburgse graaf in het verlichtte
Europa (De reizen van József Teleki 1759–1761)]. Budapest: Akadémiai.
Woude, A. M. van der 1963. ’Consumptie van graan, vlees en boter in
Holland op het einde van de achttiende eeuw.’ A.A.G. Bijdragen 9.
Wageningen: Landbouwhogeschool.
Zanden J. L. van 1985. ’Kosten van levensonderhoud en loonvorming in
Holland en Oost-Nederland 1600–1850. De voorbeelden van Kampen
en Alkmaar.’ Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 11.4: 309–323.
Zanden, J. L van 1999. ’Wages and the standard of living in Europe, 1500–
1800.’ European Review of Economic History. 3.2: 175–197.
https://doi.org/10.1017/S136149169900009X.
Zwinger, T. 1577. Methodus apodemica in eorum gratiam, qui cum fructu
in quocunque tandem vitae genere peregrinari cupiunt. Basel: Episcopius.
Debreceni Református Kollégium Nagykönyvtára [Grote Bibliotheek van
het Gereformeerd College te Debrecen] Handschriftenverzameling.
Cseh-Szombathy Sámuel útinaplója [Het reisdagboek van Sámuel
Csehszombathy] R 695, Cseh-Szombathy Sámuel album amicorumai
[Alba amicorum van Sámuel Cseh-Szombathy] R693, R 694.
Archiefbronnen
Tiszántúli Református Egyházkerület Levéltára [verder TtREL] I. 1. p.
Főiskolai tanács iratai [Documenten van de Raad van de hogeschool]
3. d. Debreceni főiskolára vonatkozó iratok [Documenten van de hogeschool te Debrecen] 1753–1895.
46
Réka Bozzay
TtREL, II. 22. a. Alapítványok iratai [Documenten van fondsen]10. d.
Nr.157. A holland református egyház segélye [De hulp van de Nederlandse gerefomeerde kerk].
Internetbronnen
http://reppa.de/lex.asp?ordner=s&link=Stuiver.htm (laatst geraadpleegd
op 1 maart 2022)
https://www.bibliotheekzuidkennemerland.nl/blog/laurens-janszooncoster-boekdrukkunst-mythe.html (laatst geraadpleegd op 18 augustus
2022)
Brugmans, H. & Scholte J. H. 1932. Gedenkboek van het Athenaeum en de
Universiteit van Amsterdam 1632–1932.
https://www.dbnl.org/tekst/brug015gede01_01/brug015gede01_01_00
15.php, (laatst geraadpleegd op 15 maart 2022)
Aa, A. J. van der Biographisch woordenboek der Nederlanden DBNL
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog02_01/index.php,
(laatst
geraadpleegd op 15 maart 2022)
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog01_01/aa__001biog01_01_0218.
php#a0217 (laatst geraadpleegd op 17 maart 2022)
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog03_01/aa__001biog03_01_0897.
php#b2225, (laatst geraadpleegd op 15 maart 2022)
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog04_01/aa__001biog04_01_0115.
php (laatst geraadpleegd op 17 maart 2022)
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog05_01/aa__001biog05_01_0072.
php#d0072 (laatst geraadpleegd op 17 maart 2022)
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog13_01/aa__001biog13_01_1513.
php (laatst geraadpleegd op 17 maart 2022)
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog19_01/aa__001biog19_01_1059.
php#r1038 (laatst geraadpleegd op 17 maart 2022)
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog20_01/aa__001biog20_01_0151.
php (laatst geraadpleegd op 17 maart 2022)
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog22_01/aa__001biog22_01_0253.
php#t0241 (laatst geraadpleegd op 17 maart 2022)