In de tiende etappe trok het peloton over de Jura richting de Alpen. De eerste 90 kilometers waren nog enigszins vlak, maar daarna volgden cols van de 2e categorie (Cote de Corlier; gemiddeld stijgingspercentage 5,5 procent), buitencategorie (Col du Grand Colombier; gemiddeld stijgingspercentage van 7,1 procent, met uitschieters tot 12 procent) en 3e categorie (Col de Richemond; gemiddeld stijgingspercentage van 5 procent). Tussendoor was er nog een sprint in Béon.
Kort na de start gingen Peter Sagan, Cyril Lemoine en Andrij Hryvko aan de haal. Lemoine viel spoedig weg, maar na 32 kilometer kwam een grote groep aansluiten. Er ontstond een kopgroep van 25 man, met als bekendsten Thomas Voeckler, David Millar, David Zabriskie, Jens Voigt, Michele Scarponi, Michael Mørkøv, Dries Devenyns, Dmitri Fofonov, Egoi Martínez, Luis León Sánchez, Sandy Casar, Jean-Christophe Péraud, Jawhen Hoetarovitsj en Matthew Goss.
Mørkøv pakte de punten op de eerste helling en Goss haalde het nipt in de tussensprint voor Hoetarovitsj en Sagan. Op de klim van de Col du Grand Colombier werd de kopgroep uitgedund. De sprinters Goss, Sagan en Hoetarovitsj losten als eersten, gevolgd door een aantal anderen. Aan de voet van de klim volgde het peloton, aangevoerd door Sky ProCycling op zes minuten. De kopgroep viel uiteen. Sánchez ging alleen, maar werd bijgehaald door Scarponi, Devenyns en Voeckler. Deze laatste pakte de tien punten op de col. Een tweede viertal met Voigt, Casar, Martínez en Fofonov, volgde er op een minuut en het peloton op vijf en een halve minuten.
Op de volgende col kwam Voeckler ook als eerste boven. Voigt kwam aansluiten bij de leiders op negen kilometer van de finish. Op drie kilometer voor de meet waagde Devenijns zijn kans maar Voeckler liet niet begaan. Hij pakte de ritwinst en meteen de bolletjestrui.