Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.
|
voltrekken - (uitvoeren)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamvoltrekken ww. ‘uitvoeren’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenvoltrekken* [volvoeren] {voltrecken, vultrecken 1368} van vol1 + trekken. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenvoltrekken ww., mnl. voltrecken, mnd. vultrecken ‘ten einde brengen, volvoeren’ is een samenstelling van vol + trekken met een bet., die te vergelijken is met volstrekken en voltooien. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagvolstrekt bnw. Niet bij Kil., wel mnl. volstrectelike, volstrictelike “nauwkeurig”. Van Kil. mnl. volstrecken “volvoeren”, een ook hd. (sedert 1489) samenst. Voor de bet. vgl. ohd. folla-ziohan (nhd. vollziehen), mnl. vol-tien, mnd. vul-tên (vgl. bij voltooien), ndl. voltrekken (niet bij Kil., wel mnl. mnd.) “id.”, oorspr. “ten einde toe spannen, trekken”. Thematische woordenboeken
S. Theissen (1978), Germanismen in het Nederlands, Hasseltvoltrekken (zich -) ‘Wat zich dus in kalme, gelijkmatige opeenvolging geleidelijk voltrok.’ (Van Dale) In de jaren ’30 werd zich voltrekken soms als een germanisme (D. ‘sich vollziehen’) afgekeurd voor ‘geschieden’. Sinds de jaren ’50 en ’60 vindt men dit reflexief gebruik van voltrekken in Jansonius, Van Dale en Kramers, die het alle drie als goed Nederlands beschouwen. De andere woordenboeken hebben het nog niet opgenomen. Ch.F. Haje (1932), Taalschut, schrijf weer Nederlandsch, Leiden(zich) Voltrekken Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamvoltrekken* volvoeren 1368 [MNW] B. Hageman (2001), Barbarismenwoordenboek. Hoe Nederlands is uw Nederlands nog?, Amsterdamzich voltrekken – germ.* [sich volstrecken] i.p.v. geschieden; plaatshebben; plaatsvinden; voorvallen. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |