Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.
|
voer - (wagenvracht)Etymologische (standaard)werken
P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenvoer2* [wagenvracht] {vo(e)der [een wijnmaat, groot wijnvat, een bepaald gewicht aan lood] 1285} oudsaksisch fothar, oudhoogduits fuodar (hoogduits Fuder), oudfries fother, oudengels foðor (engels fodder); op enige afstand verwant met vadem [het omvattende]. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenvoer 2 znw. o. ‘wagenvracht’, mnl. voeder o. ‘wagenvracht, hoop, bepaalde hoeveelheid wijn’, os. fōthar, ohd. fuodar (nhd. fuder), ofri. fōther, oe. fōðor (ne. fother) ‘wagen vracht, gewicht’. — Eig. ‘wat omvat wordt’, westgerm. *fōðra met r-suffix gevormd van de onder vadem behandelde wortel. Het fra. foudre ‘groot wijnvat’ is in de 15de eeuw (als voudre) uit het hd. overgenomen. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagvoer II (wagenvracht) znw. o., mnl. voeder o. “wagenvracht, hoop, bepaalde hoeveelheid wijn”. = ohd. fuodar (nhd. fuder), os. fôthar, ags. fôðor o. (eng. fother) “wagenlast, een gewicht”. Of met de oudere bet. “wagenbak, het bevattende” met gramm. wechsel naast het bij voeren II besprokene germ. *fôðra- of als “het omvattende” bij vadem. Fr. foudre “wagenvracht” uit het Germ. C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haagvoer II (wagenvracht). Ook ofri. fôther (o.?) ‘wagenlast’. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentvoer 3 o. (vracht), afwisselend samentr. van voeder 1 en verbaalabstr. van voeren 2. Thematische woordenboeken
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendVoer of voeder (wagenvracht), verwant met vatten (zie Vadem), dus: zooveel als een wagen kan bevatten. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015voer ‘wagenvracht’ -> Zweeds fora ‘wagenvracht’ (uit Nederlands of Nederduits). Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamvoer* wagenvracht 1285 [MNW] Overige werken
Julius Pokorny (1959), Indogermanisches Etymologisches Wörterbuch, Bern.per-2: B. per-, perǝ- ‘hinüberführen oder -bringen oder -kommen, übersetzen, durchdringen, fliegen’, nicht sicher von per 2: C. zu trennen, poro-s ‘Zugang’, por-mo-s ‘Fähre’, per-tu-s, por-tu-s ‘Zugang’;
Ai. píparti ‘führt hinüber, geleitet, fördert, übertrifft’, Kausat. pāráyati ‘setzt über’ (= pālayati ‘schützt’), av. par- (mit Präfixen) ‘hindurch-, hinübergehen’, Kaus. -pārayeité, ai. pāra- ‘hinüberbringend, übersetzend’, m. n. ‘jenseitiges Ufer, Ziel, äußerste Grenze’ (dazu pārya- ‘wirksam’), av. pāra- m. ‘Ufer; Grenze, Ende’; WP. II 39 f., WH. II 344, Trautmann 206, 215 f. Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |