Meehelpen? Ga naar etymologieWiki

 

Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.

 

sprei - (sierdek op een bed)

Etymologische (standaard)werken

M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam

sprei zn. ‘sierdek op een bed’
Vnnl. sprey(de) ‘sierlijk dekkleed’ in eene Sprey, oft Bekleedsel, van rooden zeyden Fluweel [1583; iWNT zijden I], een decksel ofte spreyde ... over den Tabernakel ‘een dekkleed of ...’ [1637; Statenbijbel, Exodus 25, noot 7].
Afleiding van → spreiden.

P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen

sprei* [dek op bed] {ca. 1600} van spreiden.

J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leiden

sprei znw. v., in het oudnnl. spreed, is een vrij jonge afl. van het ww. spreiden.

N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haag

sprei znw., nog niet bij Kil. Deze vermeldt wel “spreeder. Hol. Fris. j. slaeplaecken”. Oudnnl. ook spreed. Bij ’t ww. spreiden, mnl. spreiden, sprêden “uitspreiden, uitstrooien” = ohd. (nhd.) spreiten (ohd. ook -ôn), mnd. spreiden, sprêden, ags. spræ̂dan (eng. to spread), noorw. dial. spreida, ozw. spreda “id.”. Causativum bij ohd. sprîtan, mhd. sprîten, sprîden “zich uitbreiden, zich verspreiden, versnipperen”. De basis germ. sprī̆þ-, sprī̆ð- idg. sp(h)rī̆-t- kan evenals idg. sp(h)rī̆-d-, waarvan ohd. sprîʒan, mhd. sprîʒen “uit elkaar spatten”, noorw. dial. sprîta, “(met een dunne straal) opbruisen”, ier. srêdim “ik werp” verlengd zijn uit sp(h)rē̆i-, sp(h)rī̆- (ier. srêim “id.”), dat zich weer bij sp(h)er- “een trekkende of slaande beweging maken” (zie spoor I, spartelen) kan aansluiten. Deze verklaring (zie bij sproeien) is onzeker, dat geldt in nog sterker mate van de combinatie met breed (idg. bhr-: spr- uit sbhr-).

J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gent

sprei v., uit ouder spreide, van spreiden = uitspreiden. Hetz. w. in spreivisch, wegens den vorm.

Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands

F. Aarts (2017), Etymologisch Dictionairke vaan ’t Mestreechs, Maastricht

sprei (zn.) sierdek op bed; Nuinederlands sprey(de) <1583>.

F. Debrabandere (2005), Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de Oost- en Zeeuws-Vlaamse woorden, Amsterdam

spree (G), zn. v.: (bed)sprei. 1669 een spreede, Gent (LC). Ook Wvl. Door d-syncope uit spreede, van ww. spreeden 'spreiden', zie spreen.

Uitleenwoordenboeken

N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015

sprei ‘dek op bed’ -> Duits dialect Sprei ‘dek op bed’; Indonesisch seprai, seprei, sprei ‘dek op bed’; Ambons-Maleis sprèi ‘dek op bed’; Balinees seperai ‘dek op bed’; Boeginees saperêi ‘dek op bed’; Jakartaans-Maleis seperé, sepré, sprei ‘dek op bed’; Javaans sepré, seprèi ‘beddenlaken’; Kupang-Maleis sprèi ‘dek op bed’; Madoerees sēppre, sēppreh ‘dek op bed’; Makassaars seperêi ‘beddenlaken over de bultzak’; Menadonees sprèi ‘dek op bed’; Minangkabaus seperai ‘dek op bed’; Soendanees sĕpre ‘dek op bed’; Ternataans-Maleis sprèi ‘dek op bed’; Petjoh sprei ‘beddenlaken, moltondekentje’; Amerikaans-Engels dialect † spree ‘sierkleed over bed’; Papiaments sprei (di kama) ‘dek op bed’; Sranantongo sprèi ‘dek op bed’; Surinaams-Javaans seprèi ‘dek op bed’.

Dateringen of neologismen

N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdam

sprei* dek op bed 1600 [WNT]

Overige werken

Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)

Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW.

Hosted by Instituut voor de Nederlandse Taal