Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.
|
schrobbering - (uitbrander)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamschrobbering zn. ‘uitbrander’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenschrobbering* [uitbrander] {1784-1785} afgeleid van schrobben. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenschrobbéring znw. v., eerst na Kiliaen, is een afl. van schrobben, vgl. dergelijke bet. in ouder-nnl. (be)schrobben, fri. biskrobje en antw. schrob, vla. schrobbe, schrobbering, schrobbeling. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagschrobbeering znw., nog niet bij Kil. Van schrobben. Voor de bet. vgl. ouder-nnl. (be)schrobben, fri. bi-skrobje “een schrobbeering geven”, Antw. schrob, vla. schrobbe, schrobbering, -ling “schrobbeering”. Vgl. Kil. schobbe “scomma, cavillum, sarcasmus” bij schobben (zie schobbejak). Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
F. Debrabandere (2010), Brabants etymologisch woordenboek: de herkomst van de woordenschat van Antwerpen, Brussel, Noord-Brabant en Vlaams-Brabant, Zwolleschrabaring, schabaring, zn.: duchtige berisping, schrobbering. Met andere klinker en eveneens ongewoon accent voor schrobbering, afl. van schrobben. 1785 dat zy hem eene schoone schrobbeering dagt te geeven (WNT). F. Debrabandere (2005), Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams etymologisch woordenboek: de herkomst van de Oost- en Zeeuws-Vlaamse woorden, Amsterdamschabaring (W), zn. v.: berisping, uitbrander. Wellicht een verhaspeling - met r-elisie - van schrobbering. G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenboschskrobbering s.nw. S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kunsskrobbering: skerp berisping; Ndl. schrobbe(e)ring (nog nie by Kil nie, vgl. egter Kil schobbe, “bespotting”) hou verb. m. Ndl. schrobben (Mnl. scrobben/scrubben, “krabbel, vroetel, skraap”) en Eng. scrub, ouer bet. blb. “iemand ’n afborseling/afstoffing gee”. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015schrobbering ‘uitbrander’ -> Madoerees sarobi, sarobih ‘iemand beknorren, uitbranden’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamschrobbering* uitbrander 1784-1785 [WNT] Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen2033. Iemand eene schrobbeering geven,d.w.z. iemand een standje geven, de les lezen, den mantel uitvegen; hem doorhalen, hem de ooren wasschen; iemand een katje geven Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |