Meehelpen? Ga naar etymologieWiki

 

Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.

 

roman - (verhalend boek)

Etymologische (standaard)werken

M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam

roman zn. ‘verhalend boek’
Vnnl. roman ‘middeleeuws episch verhaal in verzen over de avonturen van een ridder’ [1642; WNT], ‘verhaal waarin het eenvoudige leven op het land wordt geïdealiseerd’ [17e eeuw; WNT], ‘realistisch avonturenverhaal’ [17e eeuw; WNT], ‘verdichte geschiedenis over de lotgevallen van een bijzondere persoon, met aandacht voor de karaktertekening’ [1847; Kramers].
Ontleend aan Frans roman ‘in de volkstaal geschreven verhaal’ [1155; TLF], ‘verzonnen verhaal’ [16e eeuw; Rey], ‘gepassioneerd liefdesverhaal’ [1659; TLF], uit ouder romanz ‘volkstaal’ [ca. 1125; TLF], ontwikkeld uit vulgair Latijn *romanice (bw.) ‘op Romaanse wijze’, afgeleid van Romanus ‘Romaans’. Dit woord had aanvankelijk betrekking op de Gallo-Romaanse geromaniseerde taal in contrast met die van de Germaanse barbaren. Toen in de 12e eeuw de literatuur in de volkstaal terrein veroverde, ontstond een nieuwe tegenstelling: de Franse volkstaal tegenover het Latijn der geleerden; vervolgens kreeg roman de betekenis ‘in het Romaans d.i. Oudfrans geschreven verhaal’. Zie ook → romance.
Na Den vermakelijken Avonturier van Nicolaes Heinsius Jr. (1695) als eerste “moderne” Nederlandse roman verschijnen er in de 18e eeuw nog veel, veelal vertaalde, avonturenromans. In die tijd werd de roman gezien als een puur verzinsel en stond deze daarom als kunstvorm niet in een hoog aanzien. Sinds de tweede helft van de 19e eeuw wordt de roman als kunstvorm meer gewaardeerd. Bij de verdere ontwikkeling van het genre ontstonden vele romanvormen en -soorten. Wat de inhoud betreft, heeft er een verschuiving plaatsgevonden van wat de personages beleven aan avonturen naar de innerlijke (karakter)ontwikkeling.

P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen

roman [verhaal] {1642 in de betekenis ‘verhaal in verzen’} < frans roman, oudfrans romans [volkstaal, verhaal daarin, verhaal] (vgl. romance).

J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leiden

roman znw. m., komt in de 17de eeuw, op, evenals nhd. roman (1644 in Straatsburg) < fra. roman ‘oorspr. een vertelling in de romaanse volkstaal’, dan in het algemeen ‘vertelling in proza’.

N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haag

roman znw., nog niet bij Kil. Internationaal woord.

C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haag

roman, sedert de 17e eeuw.

Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands

G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenbosch

1roman s.nw. (met klem op die tweede lettergreep)
1. (histories) Middeleeuse epiese gedig. 2. Betreklike lang verhaal in prosavorm. 3. Reeks avontuurlike gebeure.
Uit Ndl. roman (1642 in bet. 1, 1685 in bet. 2, 1688 - 1696 in bet. 3).
Ndl. roman uit Fr. roman in die oorspr. bet. 'uit Latyns in Romaans vertaalde boek', dan ook 'Romaans-Franse boek', sedert die 14de eeu 'gedigte met avontuurlike inhoud', in die 15de eeu 'ridderverhale in prosavorm', en sedert die 17de eeu in die huidige bet.
Vgl. romanse.

S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber (1967), Afrikaanse etimologieë, Die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns

roman I: (m. klem op 2e letg.) bep. prosagenre; Ndl. (17e eeu) roman, soos Hd. roman, uit Fr. roman (ouer romanz/romans uit Ll. romanice, “(in die) Romaanse (volkstaal)” – vroeër verhaal in verse, later verhaal in prosa.

roman II: (m. klem op 1e letg.), viss. (Chrysoblephus/Sparus laticeps, Chrysophrys cristiceps, fam. Sparidae), reeds vroeg 18e eeu roman uit Ndl. ro(o)deman (vgl. Ndl. roodoog) n.a.v. sy kleur (Scho PD 37 en Pet A 408) – dié ben. soms ook toeg. op die rooibruinerige ja(a)gspinnekop (spp. Palystes, fam. Clubionidae).

Thematische woordenboeken

N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboek

roman (Frans roman)

T. Pluim (1922), Wetenswaardig allerlei: bijdragen tot algemeene kennis voor studeerenden bijeenverzameld door T. Pluim, Groningen

Roman. Dit is de naam van een eenigszins breedvoerig verhaal in proza, waarin de ontwikkelingsgang van het karakter en de lotgevallen van een of ander persoon geschilderd worden. Deze persoon is dan de “held”, de hoofdpersoon. Hoe fijner de ontleding van het karakter is, hoe hooger de waarde van den roman als kunstgewrocht wordt. De ontwikkelingsgang van het karakter moet de belangstelling gaande houden, d. w. z. de roman moet ons boeien; daarom komen er ook andere personen in voor, waarmee de held in aanraking komt en die tot een meer of mindere afwisseling en verwikkeling van gebeurtenissen aanleiding geven. Daardoor – door de personen en hun handelingen – heeft de schrijver gelegenheid het karakter van den held te teekenen. Evenwel mogen de bijpersonen niet de belangstelling voor den hoofdpersoon overvleugelen.
Vaak wil de schrijver behalve de ontwikkeling van het karakter ook nog een ander doel bereiken, hij wil ons bijv. een historische gebeurtenis of een geschiedkundig tijdvak schetsen (historische romans: van Schimmel, van Bosboom-Toussaint, van Van Lennep e. a.), of de zeden van zeker tijdvak (zedenromans: Van Lennep’s “Klaasje Zevenster”, “Ferdinand Huijck”, e. a.), of een pleidooi voor of tegen iets leveren (tendenz-romans: Beecher Stowe’s “Negerhut”, tegen de slavernij; Von Suttner’s “De Wapens neergelegd!” tegen den oorlog; Mevr. de Jongs “Hilda van Suylenburch” voor het vrouwenvraagstuk, enz.); soms is het den schrijver te doen om een opzienbarende gebeurtenis te schetsen (sensatie-romans: Willem Paap’s: “De Doodsklok van het Damrak in 1908”) enz. In de laatste tijden spreekt men ook veel van realistische en naturalistische romans, waarbij de schrijver zich vooral toelegt om de werkelijkheid (realiteit) te schilderen, dus ook het leelijke, of de natuur (allerlei hartstochten enz.) te schetsen. Vele van deze romans zijn echter soms te walgelijk om als kunst ons te kunnen verheffen, terwijl de naturalistische romans vaak verloopen in een langdradige, saaie beschrijving van allerlei nietige zaken.
De naam roman is reeds in de Middeleeuwen ontstaan. Zoo noemde men n.l. in het zuiden van Frankrijk de verhalen, die in de volkstaal (de “lingua romana”) geschreven waren.
Daar in een roman meestal het leven, de natuur, enz. schooner wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is, beteekent roman tisch: bijzonder schoon (een romantisch dal), of wonderlijk (een romantische levensloop).

Uitleenwoordenboeken

N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015

roman ‘verhaal’ -> Indonesisch roman ‘genre van fictie’; Jakartaans-Maleis roman ‘iets dat met liefde te maken heeft’.

Dateringen of neologismen

N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdam

roman verhaal 1642 [WNT] <Frans

Overige werken

Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)

Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW.

Hosted by Instituut voor de Nederlandse Taal