Meehelpen? Ga naar etymologieWiki

 

Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.

 

orde - (regelmatige plaatsing; rustige gesteldheid)

Etymologische (standaard)werken

M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam

orde 1 zn. ‘regelmatige plaatsing; rustige gesteldheid’
Mnl. ordene ‘opeenvolging’ [1240; Bern.], ook ordine, o.a. ‘regel; voorschrift voor een levenswijze, kloosterregel; kloosterorde; staat, stand’, oord ‘leefregel’ [1450-1500; MNW oird]; vnnl. orde, orden, order ‘regelmatige plaatsing; rustige gesteldheid’ in goet regiment ende orde ‘goed bestuur en regelmaat’ [1584; WNT regiment], reghel en orde ‘regelmaat en rust’ [1588; WNT regel], De stijl des ordens ‘de gewone, geregelde gang van zaken’ [1620; WNT], 't Is de order en niet 't ghetal, die in de krijgh het meeste gheweld doet ‘het is de slagorde en niet de sterkte die in de strijd het meeste aanricht’ [1658; WNT].
Ontleend, deels via Oudfrans ordene, ordre [beide 1080; Rey] (Nieuwfrans ordre), aan Latijn ōrdo (genitief ōrdinis) ‘rij, reeks; orde, regelmaat, volgorde; slagorde; troep (soldaten); rang, klasse’. De oorspr. betekenis was ‘reeks draden in een weefsel’; het woord hoort wrsch. bij Latijn ōrdiri ‘een weefsel op touw zetten; beginnen’. Relevante Franse betekenissen, die voortdurende invloed hebben uitgeoefend op het Nederlandse woord, zijn o.a. ‘bepaalde klasse of rang’ [ca. 1100; TLF], ‘bevel’ [ca. 1225; TLF], ‘ordening’ [1538; TLF], ‘slagorde’ [1690; TLF], ‘(chronologische) volgorde’ [1734; TLF].
In het Nederlands kwamen aanvankelijk zonder betekenisonderscheid ook vormen met -n en -r voor. De vorm orden is volledig verouderd. De vorm order heeft zich afgesplitst met de specifieke betekenis ‘bevel’, zie → order.
ordenen ww. ‘rangschikken’. Mnl. ordenen, ordinen ‘in een kloosterorde opnemen’ [eind 14e eeuw; MNW geoirt], ‘iemand met een taak belasten’ [ca. 1400; MNW], ‘ordenen, regelen’ [1461; MNW]. Afleiding van mnl. ordene. Gebruikelijker waren mnl. ordineren ‘rangschikken, regelen, in slagorde opstellen’ [1265-70; VMNW], ‘bepalen’ [1284; VMNW] en ordeneren, die zijn ontleend aan Oudfrans ordiner, ordener (Nieuwfrans ordonner). ♦ ordentelijk bn. ‘fatsoenlijk’. Mnl. ordenlijc ‘volgens de voorschriften van een zekere kloosterorde’ [1236; VMNW], ordenleke ‘op de juiste wijze, zoals het behoort’ [14e eeuw; MNW]; vnnl. ordentlick ‘ordelijk’ [1573; Thes.], ordentelijck ‘naar behoren’ in Nae veele sollicytatien (‘inspanningen’) sijn de goederen ... ordentelijck gelost [1631-34; WNT]; nnl. ‘fatsoenlijk’ [1702; WNT]. Afleiding van mnl. orden met het achtervoegsel → -lijk. Zo ook Hoogduits órdentlich ‘fatsoenlijk; ordelijk’, Zweeds ordéntlig ‘ordelijk, fatsoenlijk’. Tussen de -n- en het achtervoegsel is een -t- ingevoegd, zoals ook bij erkentlijk, later meestal erkentelijk, en er heeft accentverschuiving plaatsgevonden. Wrsch. is bij órdentlijk het accent verschoven, omdat er in het Nederlands een neiging is om in de wat langere bijvoeglijke naamwoorden met een achtervoegsel de klemtoon naar achteren te verschuiven, zoals in hartstóchtelijk naast hártstocht. Door deze verschuiving ontstond een verschil tussen ordentelijk en de jongere afleiding ordelijk.
Lit.: C.B. van Haeringen (1937), “‘Spelling pronunciations’ in het Nederlands”, in: NTg 31, 155

orde 2 zn. ‘vereniging van personen’
Mnl. orde ‘vereniging van personen die aan bepaalde regels gebonden zijn’ in hem begheven uter werelt in een oorde ‘uit de wereld in een kloosterorde gaan’ [ca. 1480; MNW]; vnnl. ‘ridderorde’, overdrachtelijk in een gulden oerde die was beset met dierbaer gesteenten ‘een gouden (versiersel behorend bij een) ridderorde, die was bezet met kostbare stenen’ [begin 16e eeuw; WNT], Hooft der orde van 't Gulde vlies ‘hoofd van de Orde van het Gulden Vlies’ [1642; WNT].
Ontleend aan middeleeuws Latijn ordo ‘kloosterorde’ [1211; Fuchs], een specifieke betekenis bij klassiek Latijn ōrdō, zie → orde 1. Ontlening via Oudfrans ordene, ordre, dat o.a. ook deze betekenis had, is minder wrsch., aangezien vormen met -n- of -r- in deze betekenis weinig frequent waren.

P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen

orde [regelmatige plaatsing, geregelde toestand] {orde [(rang)orde, rij, rang, regel] 1350, naast ordene 1201-1250} < oudfrans ordene < latijn ordinem, 4e nv. van ordo [rij, gelid, rang, stand, orde, regelmaat] (vgl. ordineren).

J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leiden

orde znw. v., mnl. orde, oorde naast ordene oordene v. m. ‘volgorde, rij, rang, regel, geestelijke of ridderlijke orde, toestand’, gaat terug op ofra. ordene, ordine > lat. ordine (grondvorm van verbogen nv.) en op lat. ordo.

N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haag

orde znw., reeds mnl. orde, oorde naast gewoner en ouder ordene, oordene, -ine v. (m.) “volgorde, rij, rang, regel, orderegel, geestelijke orde, ridderorde, positie, toestand”. Kan zoowel uit ofr. ordene, ordine als direct uit lat. ordo, -inis “orde” ontleend zijn. Wsch. is beide tegelijk het geval. De nnl. vorm order, sedert ± 1600, in de alg. taal van nu vooral in ’t mv. orders, komt van fr. ordre. Evenzoo eng. order. Ohd. komt reeds ordena v. “series, ordo” voor (mhd. nhd. orden m.). Verder mnd. orde, orden m. met dgl. bett. als mnl. ordene.

C.B. van Haeringen (1936), Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Supplement, Den Haag

orde. Ook ofri. orden m. ‘volgorde, geestelijke orde’.

J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gent

orde v., ouder Nndl. orden, Mnl. ordne, uit Ofra. ordine (thans ordre), van Lat. ordinem (ordo) = schikking.

Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands

G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenbosch

orde s.nw.
1. Patroonmatige of reëlmatige toestand wat volgens vaste reëls hanteer word. 2. Gevestigde sisteem of bedeling wat volgens reëls of wette funksioneer. 3. Volgorde, of wyse waarop sake mekaar opvolg. 4. Rang, soort, hoedanigheid.
Uit Ndl. orde (al Mnl.).
Ndl. orde uit Oudfrans ordene.

Thematische woordenboeken

N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboek

orde (Oudfrans ordene); (aan de -- van de dag zijn) (vert. van Frans être à l’ordre du jour)

H. Beem (1975), Resten van een taal: woordenboekje van het Nederlandse Jiddisch, Assen

[Nederlandse woorden in joodse omgeving]
ceremoniële orde in Joodse kringen gebruikt: reglement van ceremoniële orde; v. jidd. takkones.

[Nederlandse woorden in joodse omgeving]
orde in Joodse kringen gebruikt: orde van de haggada, van de seider, enz.; rangschikking.

H. Beem (1974), Uit Mokum en de mediene: Joodse woorden in Nederlandse omgeving, Assen

[Judaeo-Nederlands]
ceremoniële orde in Joodse kringen gebruikt: reglement van ceremoniële orde was de gebruikelijke naam voor een reglement met bepalingen die betrekking hadden op de dienst in de synagoge.

[Judaeo-Nederlands]
orde in Joodse kringen gebruikt: in afwijkende betekenis, ongeveer = samenstelling, bijv. orde van de seder; orde van de haggada; orde van de inwijdingsdienst.

E.J. Dijksterhuis (1939), Vreemde woorden in de wiskunde

Orde (< Lat. ordo = rij, orde).

T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, Purmerend

Orde, vroeger ook orden, van ’t Mnl. ordene, uit ’t Ofr.: ordine (thans ordre) en dit van ’t Lat. ordinem, 4e nv. van ordo = schikking, regeling. Afleidingen: ordentelijk, van orden met ingelaschte t (als in eigentlijk, namentlijk) en met versprongen klemtoon; ook: ordineeren, verordineeren: schikken, regelen, vaststellen, besluiten; en: verordening.

W. de Vreese (1899), Gallicismen in het Zuidnederlandsch, Gent

orde (I). - Dit woord komt op de volgende plaatsen voor in den zin van rang. Dit gebruik is een gallicisme, ontstaan doordien ndl. orde in sommige gevallen met fr. ordre overeenstemt; in dit geval echter niet. || Hij werd gedurende zijn leven voor eenen kunstenaar van eerste orde gehouden, GEIREGAT, Holl. Schilderk. 26. (Men) zag een zwerm kunstenaars van eerste orde met werken van verbazende waarde … opdagen, 53. In het drieluik: de Doop van Christus … vertoont Geeraard (David) zich vooral als landschapschilder van eerste orde, SABBE, Vl. Schilderk. 65.

orde (II) (orde van gedachten). - Men zegt in het Fransch: appartenir au même ordre d’idées. Daarmee wordt bedoeld: tot dezelfde soort van gedachten behooren, behooren tot -, passen in denzelfden gedachtengang. Het is dus niet noodig, en derhalve verkeerd, de Fransche uitdrukking letterlijk te vertalen, zooals vaak gedaan wordt. || Volgen wij eene andere orde van gedachten en werpen wij eenen blik op het gebied der fraaie letteren en schoone kunsten, ook dáar straalt de verdienste van het geslacht (t.w. der Borluuts) ons tegen, DE POTTER, Gent 1, VII. Tot dezelfde orde van gedachten (als zekere aangehaalde verzen van Vondel) behooren (volgen weer andere verzen uit Vondel), SEGERS, Vondel1 159.
– De Fransche uitdrukking dans le même ordre d’idées kan derhalve in onze taal evenmin letterlijk vertaald worden. Men zegt niet in dezelfde orde van gedachten, maar b.v. in dezelfden gedachtengang blijvende; soms is het voldoende een bijwoord als ook, eveneens te gebruiken. || In dezelfde orde van gedachten, zou het beroepsonderwijs geplaatst worden onder het gedurig toezicht en het bestuur van werklieden en patroons, De Toekomst 38, 23.

orde (III) en order. - Het Fransche woord ordre beteekent, onder meer: 1o rangschikking; 2o vereeniging van personen door eene wet, een regel, verbonden; 3o bevel, lastgeving. Aan de twee eerste dezer beteekenissen beantwoordt ndl. orde, aan de derde ndl. order; het is dus een gallicisme, als men deze twee woorden met elkander verwart.
1) Voorbeelden van orde, waar order vereischt wordt. || Den man, die hem deze orde (t.w. een verzegeld bevelschrift) zal overhandigen, SLEECKX 12, 137. Neem deze orde, breng ze den veldheer enz., 12, 143. Waar zijn de vijf vrouwen die aan mijne orde ontbreken? 12, 143 (zie ook nog verscheidene voorbeelden 12, 137 en 138).
2) Voorbeelden van order, waar orde vereischt wordt.
a) In den zin van rangschikking: l’ordre du jour is de aanwijzing van ’t geen in eene vergadering beurtelings moet behandeld worden; men zegt dus niet order van den dag, maar orde van den dag. || Dit vraagstuk (t.w. het handwerkonderwijs) is tegenwoordig in alle landen aan de order van den dag, DE VYLDER in De Toekomst 31, 165.
b) In den zin van: godsdienstige vereeniging. || En de biddende orders! Die loopen rond om het woord Gods te verkondigen, zij hooren biecht en absolveeren; maar op wat manier? HAERYNCK, Boendale 107. De geestelijke orders … gingen voort met in hunne scholen en gestichten vertooningen te geven, V. HAUWAERT, Vl. Tooneel 29.

Uitleenwoordenboeken

N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015

orde ‘regelmatige plaatsing; geregelde toestand; vereniging van personen die zich aan bepaalde regels gebonden hebben’ -> Deens orden ‘regelmatige plaatsing; geregelde toestand; vereniging van personen die zich aan bepaalde regels gebonden hebben’ (uit Nederlands of Nederduits); Noors orden ‘regelmatige plaatsing; geregelde toestand; vereniging van personen die zich aan bepaalde regels gebonden hebben’ (uit Nederlands of Nederduits); Indonesisch orde ‘regelmatige plaatsing; geregelde toestand’; Negerhollands ordu ‘geregelde toestand’; Papiaments òrdu (ouder: orde) ‘geregelde toestand’ (uit Nederlands of Spaans); Sranantongo orde ‘geregelde toestand’.

orde ‘koninklijke onderscheiding, ridderorde’ -> Deens orden ‘koninklijke onderscheiding, ridderorde’ (uit Nederlands of Nederduits); Noors orden ‘koninklijke onderscheiding, ridderorde’ (uit Nederlands of Nederduits); Zweeds orden ‘koninklijke onderscheiding, ridderorde’ (uit Nederlands of Nederduits); Indonesisch orde ‘koninklijke onderscheiding, ridderorde’.

Dateringen of neologismen

N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdam

orde regelmatige plaatsing, geregelde toestand 1350 [MNW] <Frans

B. Hageman (2001), Barbarismenwoordenboek. Hoe Nederlands is uw Nederlands nog?, Amsterdam

orde (1) gall. Hij was een schrijver van de eerste orde i.p.v. Hij was een eersterangs schrijver.
orde (2) – gall. [ordre] In een dergelijke orde van gedachten hoort de opvatting thuis die thans bij velen bestaat over de noodzakelijke veranderingen in het beroepsonderwijs i.p.v. een dergelijke gedachtegang.

Overige werken

Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)

Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW.

Hosted by Instituut voor de Nederlandse Taal