Meehelpen? Ga naar etymologieWiki

 

Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.

 

mekken - (geluid van geiten)

Etymologische (standaard)werken

M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam

mekkeren ww. ‘blèren (van geiten en schapen)’
Nnl. mekkeren in 't mekkrend Ooi ‘het mekkerende vrouwtjesschaap’ [1782; WNT], ook mekken ‘id.’ in Het mekken van het schaepje [1804; WNT].
Klanknabootsend woord.
Vnhd. mecken ‘mekkeren’ (bij mhd. mecke ‘geitenbok’), nhd. meckern ‘id.; mopperen’.
Vergelijkbare vormen buiten het Germaans zijn bovendien Latijn miccīre ‘mekkeren’, Grieks mēkáesthai ‘blaten’, Sanskrit meká- ‘bok’.

P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen

mekken*, mekkeren [geluid van geiten] {1769-1811, mekkeren 1783} klanknabootsend gevormd.

Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands

F. Debrabandere (2011), Limburgs etymologisch woordenboek: de herkomst van de woorden uit beide Limburgen, Zwolle

meken, ww.: huilen, pruilen, dreinen. Meken, mekken ‘mekkeren van geiten’, met freq. mekkeren (ook) ‘zaniken, leuteren’, D. meckern. Klanknabootsend. Afl. meek.

minken, ww.: waarschuwend geluid maken (van merrie). Met n-infix van mekken, waarvan freq. mekkeren.

A.A. Weijnen (2003), Etymologisch dialectwoordenboek, Den Haag

minke waarschuwend geluid maken, gez. v.e. merrie als iem. het veulen nadert (Limburg). Met n-infix afgeleid van Limburg meken ‘kwaadaardig roepen, gez. v.e. paard’. ~ mekkeren, iterativum bij mekken ‘geluid voortbrengen, gez. v.e. geit of schaap’. Klanknabootsende oorsprong.
WLD I afl. 9, 69, WNT IX 475.

Dateringen of neologismen

N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdam

mekkeren* het natuurlijke geluid van geiten maken 1783 [WNT]

Overige werken

Julius Pokorny (1959), Indogermanisches Etymologisches Wörterbuch, Bern.

mek- Schallwort für ‘meckern’

Ai. makamakāyatē ‘meckert’, mēká- m. ‘Bock’; arm. mak’i ‘Schaf’; gr. hom. μηκᾶσθαι ‘meckern, blöken’; lat. micciō, -īre ‘meckern’; mhd. meckatzen, mechzen, nhd. meckern, mhd. mecke ‘Ziegenbock’; lit. mekenù, -énti ‘meckern, stammeln’; klr. mékaty ‘meckern, blöken’, usw.

WP. II 256, WH. II 85 f., Trautmann 177;vgl. mei-6.

Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)

Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW.

Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW.

Hosted by Instituut voor de Nederlandse Taal