Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.
|
kruit - (explosieve stof)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamkruit zn. ‘explosieve stof’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenkruit* [ontplofbaar mengsel] {cruut, cruyt 1376-1400} hetzelfde woord als kruid, vanwege de gelijkenis met fijngewreven kruiden. Het verschil tussen t en d kon ontstaan omdat van (bus)kruit uiteraard geen mv. met d voorkwam. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenkruit znw. o., eig. buskruit, mnd. bussenkrūt is hetzelfde woord als kruid. De gelijkenis van het kruit met fijngewreven kruiden gaf aanleiding tot het gebruik van kruit, dat alleen in het enk. gebruikt werd en daarom geen vorm met d naast zich had. N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagkruid znw. o., mnl. cruut (d) o. “kruid, gewas, eetbare plant, geneeskrachtige plant, specerij”, laat-mnl. ook “buskruit”. NB. Nnl. kruit o. is ’t zelfde woord als kruid. = ohd. chrût o. “klein bladgewas, groente, kool” (nhd. kraut), os. krûd o. “onkruid”, laat-ofri. krûd o. (in owfri. busse-kruud “buskruit”). Misschien verwant met gr. brúō “ik zwel” (van planten), brúon “mos, wier, bloemknop, bloesem”, die echter ook anders verklaard kunnen worden. De verdere combinaties: 1. met ier. bir, lat. veru “braadspit”, av. grava- “rietstok, stok”, 2. met lit. gìrė “bosch”, 3. met arm. car “boom” zijn onwsch. Vgl. kruien. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentkruit o., hetz. w. als kruid (vergel. Hgd. kraut), naar de specerijen die als poeier in den handel komen. Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands
J. van Donselaar (1989), Woordenboek van het Surinaams-Nederlands, Muiderbergkruit (het), (goudzoekersterm) neerslag van steentjes en zand dat, eventueel met enig goud, na het wassen in de bate* achterblijft. Na kneden en homogeniseren van de massa wordt aan het wateropperlak de bate* met de hand een draaiende en slingerende beweging gegeven; dit heeft tot gevolg dat de lichtere bestanddelen weggespoeld worden en een concentraat van zwaardere bestanddelen achterblijft, door de porknokker* ’kruit’ genoemd vanwege de gelijkenis met buskruit (Enc.Sur. 251). - Etym.: Zie het cit. Echter: E grit - (vroeger) zand, grind, (nu) steengruis (Onions). Thematische woordenboeken
Wigardus à Winschoten (1681), Seeman, behelsende een grondige uitlegging van de Neederlandse konst, en spreekwoorden, voor soo veel die uit de Seevaart sijn ontleend, en bij de beste schrijvers deeser eeuw gevonden werden, Leidenkruid, is niet van een soort, nog ook van een naam: gelijk het ook bij de taal kundige onderscheiden werd: want kruid in het gemeen genoomen beteekend al het geen op het veld wast, uitgeseid Boomen, en dat onder de Boomen gereekend werd: de Latijnisten noemen het Herba: in naauwer sin, als men segt Moeskruiden, Olera, kruiden, die men kookt om te eeten: daar en booven Aromata of specerijen: waar van diese verkoopt een Kruidenier genaamd werd: en de spijs gesegt werd kruidig te sijn: dat is kruidige kost; en derhalven geurig en kostelijk: gelijk ook daarom iets dat net en kostelijk is (gelijkenis halven) kruidig genaamd werd: dat is een kruidig dier: dat is een kruidige Vrijster: endelijk beteekend kruid te Scheep buskruid, Buspoeder, en Pulver van het Latijns woord Pulvis: en hier van daan de saamengestelde woorden, Kruidhoorn, Kruidmaat: een hoorn of maat, daar buskruid ingedaan werd: de Kruidkaamer, Kruidhuis, Kruidtoorn, daar het in bewaard werd: een Kruidmoolen, daar het bereid werd: van dit woord kruid komt de manier van spreeken hij heeft sijn kruid verschooten, dat is, met schieten sig quijt gemaakt: gelijk in een Seeslag ligtelijk gebeuren kan: maar in re venereâ heeft het een andere beteekenis: en de uitlegging laat ik aan de liersangen van horatius lib. Ode: welkers begin is: vixi puellis nuper idoneus, & militavi non sine gloriâ, ens. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015kruit ‘ontplofbaar mengsel’ -> Deens krudt ‘ontplofbaar mengsel’ (uit Nederlands of Nederduits); Noors krutt ‘ontplofbaar mengsel’ (uit Nederlands of Nederduits); Zweeds krut ‘ontplofbaar mengsel’ (uit Nederlands of Nederduits); Fins ruuti ‘ontplofbaar mengsel’ <via Zweeds>; Gã atrudu ‘ontplofbaar mengsel’; Negerhollands krut ‘ontplofbaar mengsel’; Berbice-Nederlands kriti ‘ontplofbaar mengsel’; Sranantongo kroiti ‘ontplofbaar mengsel’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamkruit* ontplofbaar mengsel 1376-1400 [MNW] Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen1295. Hij heeft al zijn kruit verschoten,d.w.z. hij heeft al zijne krachten verbruikt, verspild; eene sedert de 17de eeuw voorkomende uitdrukking; zie Winschooten, 128; Hooft, Ged. I, 286 (in eig. zin), en vgl. Halma, 293: Hij heeft al zijn kruid verschoten, alle zijne kragten gespild, il a consumé toutes ses forces. Synoniem is de uitdr. al zijne pijlen zijn verschoten, hij weet niets meer te zeggen (Van Dale), hij heeft zijn laatste bom afgeschoten (Harreb. III, CXV); zijn laatste patronen verschieten (Maasbode, 30 Jan. 1914, avondbl. p. 5 k. 2). Ook in het Friesch: hy het syn krûd of syn pylken forsketten; in het hd. sein Pulver oder seine Bolzen verschossen haben; eng. to have shot one's bolt; fr. avoir épuisé son carquois (pijlkoker). In Antw. hij heeft al zijn poeder verschoten (Joos, 98). Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |