Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.
|
kijven - (heftig twisten)Etymologische (standaard)werken
M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdamkijven ww. ‘heftig twisten’ P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenkijven* [schelden] {kieven 1301-1350} middelnederduits kīven, oudfries zîvia, tzîvia (in het oudfries wordt de k voor oude palatalen gepalataliseerd), oudnoors kīfa (vgl. kibbelen, kiften); etymologie onzeker. J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leidenkijven ww., mnl. kîven ‘vechten’, mnd. kīven (> nhd. keifen) ‘vechten, kijven, kibbelen’, mhd. kīben ‘kijven, kibbelen’, ofri. kīvia, szīvia, tsīva ‘twisten met woorden, kijven’, on. kīfa ‘kijven, kibbelen’. Daarnaast oe. cāf ‘vlug, flink’. — Zie ook: kibbelen. Herkomst onbekend. Enerzijds denkt men aan een germ. wt. kiƀ ‘splijten; zijwaarts uitwijken’ (Torp, Sprachschatz 43), anderzijds aan samenhang met noorw. keik ‘buiging, scheefheid’ (Jóhannesson Isl. Etym. Wb. 298). Deze behoren echter beide tot de idg. wt. *gei (IEW 354). N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haagkijven ww., mnl. kîven “vechten (met woorden of met wapenen).” = mhd. kîben “kijven, kibbelen”, mnd. kîven (> mhd. kîven, kîfen, nhd. keifen) “id., vechten”, ofri. kîvia, szîvia, tsîva “twisten met woorden, kijven”, on. kîfa “kijven, kibbelen”. Met ablaut ags. câf “vlug, flink”; dit woord maakt het onwsch., dat kijven oorspr. thuis hoort in een woordfamilie, die “scheef zijn” beteekent en waarvan noorw. keiv “scheef” wordt afgeleid; misschien is dit wel een jonge formatie, naast skeiv (scheef) ontstaan. De oorsprong van kijven is onbekend. Als kîf-, kîƀ- op een korter kî- teruggaat, kan noorw. dial. kîpen “trotsch, weerspannig, uitgelaten” verwant zijn. J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gentkijven ono.w., Mnl. kiven + Mhd. kîben (uit Ndd. Nhd. keifen), On. kífa, wellicht van wrt. kif (z. kevel). Thematische woordenboeken
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, PurmerendKever, van den Germ. wt. kef: een kauwende beweging met den onderkaak maken. (Vgl. ons kevel: tandvleesch zonder tanden; en kieuw.) Alzoo wil kever eig. zeggen: het knagende dier. Van dit kef (met bijvorm kif) is ook gevormd ons keffen en kijven: de kaken bewegen. Vgl. Cats: „Uw wangen sonder blos, uw kibben (= kaken) zonder tanden”. Vandaar kibbelen, z. d. w. Uitleenwoordenboeken
N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015kijven ‘schelden’ -> Deens kives ‘kibbelen, schelden’ (uit Nederlands of Nederduits); Noors kives ‘kibbelen, schelden’ (uit Nederlands of Nederduits); Zweeds kivas ‘kibbelen, ruziën’ (uit Nederlands of Nederduits); Negerhollands kiev ‘schelden’. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamkijven* schelden 1301-1350 [MNW] Idioomwoordenboeken
F.A. Stoett (1923-1925), Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, drie delen, 4e druk, Zutphen2695. (Aanv.) Als de kok met de keukenmeid kijft, dan hoort men waar de boter blijft,als twee schelden, die het gewoonlijk eens zijn, twist krijgen, dan komen hunne boevenstreken aan het licht; vroeger ‘als de kok met den bottelier kijft, dan weet men waar de botter blijft, waar meede men seggen wil, dat als de Opperhoofden beginnen oneens te werden, dan hoord de gemeene man, waar het haaperd, en waar het Boefje schuild; want soo lang de kok met de Bottelier het eens is, soo kan de oorsaak van het quaalijk schaffen verhoolen blijven, omdat die twee malkander de Bal toe kaatsen’ (Winschooten, 116). Evenzoo bij Cats I, 458: Tuinman I, 146: Als kok en bottelier zamen kyven, hoort men waar de boter gebleven is.... Zo lang die vrienden zyn, konnen zy zamen ontrouw plegen: maar wanneer daar tusschen twist komt, dan beklappen zy malkanderen, en 't gepleegde komt aan den dag; Harreb. I, 83; Handelsblad 9 Januari 1925 (A) p. 1: Als de kok met de keukenmeid kijft; Ndl. Wdb. III, 738. Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |