Meehelpen? Ga naar etymologieWiki

 

Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.

 

kapsel - (haardracht)

Etymologische (standaard)werken

M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam

kappen 2 ww. ‘haar opmaken’
Vnnl. kappen ‘een kap op het haar zetten’ [1691; Sewel NE]; vnnl. kappen ‘het haar van een man opmaken’ [1732; WNT], ‘het haar van een vrouw opmaken’ [1765; WNT], in 't hair gekapt ‘met alleen het haar opgemaakt (dus zonder kap)’ [1784; WNT haar IV].
Afleiding van → kap 1 ‘hoofddeksel’.
Bij het ontstaan van het woord had het betrekking op de gewoonte vrouwen een sierlijke hoofdkap op te zetten, maar algauw werd het algemener ‘het haar opmaken (al dan niet m.b.v. een kap)’, en werd het ook toegepast op mannen.
kapper zn. ‘persoon die het kappen als beroep heeft’. Nnl. kapper ‘id.’ [1732; WNT]. Afleiding van het werkwoord met het achtervoegsel -er, zie → -aar. In België wordt ook wel haarkapper gezegd, onderscheiden van de kapper ‘hakker’ die hoort bij → kappen 1 ‘hakken’. ♦ kapsel 1 zn. ‘haardracht’. Vnnl. kapsel ‘vrouwelijke hoofdbedekking’ [1691; Sewel NE], met een wit kapsel van Kameriksdoek [1698; WNT]; nnl. kapsel ‘haardracht van een man’ [1732; WNT] ‘haardracht van een vrouw’ in een niet heel styf opgemaakt kapzel [1784; WNT], ook nog ‘hoofdbedekking van een vrouw’ in dat ... wansmakelyke kanten kapsel [1864; WNT]. Afleiding van het werkwoord met het achtervoegsel → -sel. ♦ kapsalon zn. ‘kapperszaak’. Nnl. kapsalon [1881; Groene Amsterdammer]. Leenvertaling van Frans salon de coiffure ‘id.’.

Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands

F. Debrabandere (2011), Limburgs etymologisch woordenboek: de herkomst van de woorden uit beide Limburgen, Zwolle

kebzel, zn.: spaander. Uit kapsel, afl. van kappen.

Thematische woordenboeken

J. van de Kamp en J. van der Wijk (2006), Koosjer Nederlands: Joodse woorden in de Nederlandse taal, Amsterdam; inclusief ongepubliceerde aanvullingen door de auteurs

kapsel (mv.: -s): wordt met een kapsel in het algemeen een haardracht bedoeld, onder joden gebruikt men het speciaal voor: pruik < vals (‘kunst’-)kapsel < kappen, eigenlijk: een kap opzetten.

— Daar was Judith Samuels, weduwe van Aron Arons, die, naar oude zede, het hoofdhaar verborgen hield onder een breed zwart haarlint. Daar was Hanna Marcus, huisvrouw van Salomon Levi, die, al wat moderner, in plaats van een lint een vals kapsel droeg. Daar stond ook in een hoek te snikken Schoontje Rubens-Polak, een oud schoolvriendin van de patiënte, zonder haarband of kapsel en dientengevolge door menig geloofsgenoot rijp voor de doop geacht. (I. MENDELS, 1907)
— In mijn kinderjaren zag men geen joodse getrouwde vrouw in haar eigen haar. Ze liet dit niet afknippen, maar bedekte dit volgens de rituele plicht. Al mijn tantes en lieve moeder droegen een bandeau over hun eigen haar. Dat was een pruik met in het midden een onnatuurlijk grote scheiding. Het haar van deze bandeau was gewoonlijk pikzwart. Ze deden het zonder dwang, want ze hadden nooit anders voor zich gezien. Vrouwen van joodse ambtenaren* vanzelfsprekend. Ofschoon onze wetten nooit zijn veranderd - dat mag niet - heeft dit zich vanzelf gewijzigd. Ofschoon de kapsels, zo men ze nu noemt, mooi zijn, ziet men ze zelfs bij vrouwen van ambtenaren nog maar zelden. Hier te Groningen is mijn vrouw nog de enige. Ze heeft er pas nog een nieuwe met grijs haar genomen, prachtig gegolfd volgens mode. (HARTOG SAMSON FRANK, 1948)

Zie ook bandeau, sjeitel, strijkband, strijklint, toer

* hier: mannen die in dienst zijn van de joodse gemeente.

Uitleenwoordenboeken

N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015

kapsel ‘haardracht’ -> Indonesisch kapsel ‘haardracht’.

Overige werken

Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)

Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW.

Hosted by Instituut voor de Nederlandse Taal