Meehelpen? Ga naar etymologieWiki

 

Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.

 

functie - (ambt; taak; afhankelijke veranderlijke (in de wiskunde))

Etymologische (standaard)werken

M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam

functie zn. ‘ambt; taak; afhankelijke veranderlijke (in de wiskunde)’
Vnnl. functie ‘ambt’ [1652; WNT], ‘specifieke werkzaamheid of taak van een levend organisme’ in een stil-stant van alle animale functien ‘stilstand van alle niet-vitale functies’ [1678; WNT zinvang]; nnl. functie ‘specifieke werkzaamheid of taak van een werktuig of onderdeel’ [1908; WNT]; als wiskundige vakterm ook ‘veranderlijke grootheid, afhankelijk van een of meer onafhankelijke veranderlijken’ [1809; WNT]. In het verleden soms ook wel in de vorm fonctie ‘ambt’ [1694; WNT pen II].
Ontleend via Frans fonction ‘ambt, betrekking’ [1566; Rey], maar met vormaanpassing aan Latijn fūnctiō, afgeleid van fūnctus, verl.deelw. van fungī ‘verrichten’, zie → fungeren.
De oudste Nederlandse betekenis ‘ambt, betrekking’ bestond ook al in het Laatlatijn. De klassiek-Latijnse betekenis is ‘vervulling, waarneming’; de jongere betekenis ‘specifieke werkzaamheid of taak’ is door het Nederlands hieruit ontwikkeld of overgenomen uit het Frans [1680; Rey]. De zeer specifieke wiskundige betekenis (eerst als wetenschappelijk Latijn fūnctiō) is toe te schrijven aan de Duitse wiskundige G.W. von Leibniz (1646-1716) en zijn tijdgenoten (OED).
functioneren ww. ‘zijn functie uitoefenen, correct werken’. Nnl. functionneren ‘een ambt uitoefenen’ [1824; Weiland], functioneeren ‘correct werken (van onderdelen in een organisme)’ [1895; WNT weefsel], het laten functioneeren van eene openbare instelling ‘goed laten werken, de taken laten vervullen’ [1911; WNT dienst]. Ontleend aan Frans fonctionner ‘zijn functie uitoefenen’, vroeger functionner [1637; TLF], met vormaanpassing aan het zelfstandig naamwoord. Oorspr. werd dit woord alleen gebruikt voor zaken, pas later, onder invloed van het zn. en misschien ook van het Engelse werkwoord function [1856; BDE], ook voor mensen. Voor dit laatste werd eerder het werkwoord → fungeren gebruikt.

P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen

functie [ambt] {1652} < latijn functio [vervulling, waarneming], van fungi [vervullen, verrichten, bekleden].

Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands

G.J. van Wyk (2007), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Supplement, Stellenbosch

funksie s.nw.
1. Werking of taak wat 'n persoon of saak verrig. 2. (wiskunde) Veranderlike grootheid. 3. Feestelikheid, geselligheid. 4. (rekenaar) Afgebakende program.
In bet. 1 en 2 uit Ndl. functie (1652 in bet. 1, 1808 in bet. 2). In bet. 3 en 4 uit Eng. function (1858 in bet. 3, 1947 in bet. 4).
Ndl. functie en Eng. function uit Latyn functio 'afhandeling van 'n taak', met lg. van functus, die teenwoordige dw. van fungi 'verrig, beklee'.
D. Funktion.

Thematische woordenboeken

N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboek

functie (Latijn functio)

E.J. Dijksterhuis (1939), Vreemde woorden in de wiskunde

Functie (< Lat. functio = vervulling, waarneming; < fungi = vervullen, zich kwijten van). Het woord werd in zijn spec. math. betekenis ingevoerd door Leibniz (1646–1716), die er aanvankelijk alle bij een vlakke kromme optredende (fungerende) veranderlijke grootheden (abscis, ordinaat, tangent, normaal, subnormaal enz.) mee aanduidde. Daarna kreeg het bij hem en de Bernoulli’s de betekenis van veranderlijke grootheid, die in haar afhankelijkheid van een andere veranderlijke grootheid wordt beschouwd.

Uitleenwoordenboeken

N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015

functie ‘ambt’ -> Indonesisch fungsi ‘ambt; bijzondere werking en verrichting’; Madoerees fungsi ‘ambt’.

Dateringen of neologismen

N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdam

functie ambt 1652 [WNT aanzienlijk] <Latijn

B. Hageman (2001), Barbarismenwoordenboek. Hoe Nederlands is uw Nederlands nog?, Amsterdam

in functie van – gall. ZN [ en function de] In functie van gezondheidspreventie is verplichte inenting noodzakelijk i.p.v. gelet op; met het oog op; op basis van; op grond van. Of als in Of die maatregel van kracht wordt, is in functie van de beslissing van de Kamer i.p.v. is afhankelijk van de beslissing enz.
functies – gall. ZN [fonctions] Iemand uit zijn functies zetten i.p.v. Iemand uit zijn functie zetten.

Overige werken

Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)

Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW.

Hosted by Instituut voor de Nederlandse Taal