Meehelpen? Ga naar etymologieWiki

 

Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.

 

faciliteit - (hulpmiddel, voorziening)

Etymologische (standaard)werken

M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam

faciliteit zn. ‘hulpmiddel, voorziening’
Vnnl. faciliteyt ‘gemak, zachtaardigheid, bereidwilligheid’ [1553; van den Werve], faciliteit ‘gemak, het gemakkelijk zijn’ in tot faciliteyt vande navigatie [1622; WNT Aanv.], faciliteit ‘bereidwilligheid, het gemakkelijk maken’ [1627; WNT wrevel], later vooral in het meervoud, bijv. nnl. faciliteiten toestaan ‘de regels versoepelen’ [1836; WNT Aanv.]; in al deze betekenissen meer of minder verouderd. Nnl. faciliteiten ‘hulpmiddelen, voorzieningen die bepaalde activiteiten mogelijk of gemakkelijker maken’ [1881; WNT Aanv.] en bijv. in onder het gebouw vindt men bergruimten en andere faciliteiten [1921; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans facilité ‘gemakkelijkheid’ [1455; Rey], ‘neiging om iets zonder moeite te doen’ [1559; Rey], en in het meervoud ook ‘toegevingen’. Het Franse woord is ontleend aan Latijn facilitās (genitief facilitātis) ‘gemakkelijkheid, vriendelijkheid, toegeeflijkheid’, een afleiding van facilis ‘gemakkelijk (te doen)’, dat weer is afgeleid van het werkwoord facere ‘maken’, verwant met → doen, en zie ook → feit.
De jongste en in het hedendaagse NN taalgebruik voornaamste betekenis ‘hulpmiddelen, voorzieningen t.b.v. bepaalde activiteiten’ is een niet-Franse metonymische ontwikkeling uit de oude betekenis. Die betekenis bestaat wel in het Engels [1872; OED] en hoewel niet zeker is of van betekenisontlening sprake is, is er in het hedendaagse gebruik zeker sprake van Engelse invloed.
Het BN kent het woord faciliteiten sinds de grondwetswijzigingen van 1963 vooral in de context van faciliteitengemeente (Belgisch-Frans commune à facilités) ‘gemeente met versoepelde regels’, ofwel een ‘niet-eentalige gemeente in de Brusselse periferie en langs de taalgrens, waar bepaalde administratieve handelingen ook in de andere taal gevoerd mogen worden’.

P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen

faciliteit [inschikkelijkheid, hulpmiddel] {1824 in de betekenis ‘inschikkelijkheid’; de betekenis ‘hulpmiddel’ na 1950} < frans facilité < latijn facilitatem, 4e nv. van facilitas [gemakkelijkheid, gewilligheid, toegevendheid], van facilis (vgl. faciel).

Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands

G.J. van Wyk (2003), Etimologiewoordeboek van Afrikaans, Stellenbosch

fasiliteit s.nw.
1. Maklikheid. 2. Iets wat vergemaklik.
In bet. 1 uit Ndl. faciliteit (1824). In bet. 2 uit Eng. facility (1809).

Uitleenwoordenboeken

N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015

faciliteit ‘hulpmiddel’ -> Indonesisch fasilitas, fasilitét, pasilitas ‘hulpmiddel’; Menadonees fasilitas ‘hulpmiddel’.

Dateringen of neologismen

N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdam

faciliteit hulpmiddel 1881 [Aanv WNT] <Frans

Overige werken

Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)

Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW.

Hosted by Instituut voor de Nederlandse Taal