Meehelpen? Ga naar etymologieWiki
Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.
|
challe - (gevlochten brood voor de sabbat)Etymologische (standaard)werken
P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpenchalle [gevlochten brood voor de sabbat] {challa 1901-1925} < jiddisch challe < hebreeuws ḥallā. Thematische woordenboeken
J. van de Kamp en J. van der Wijk (2006), Koosjer Nederlands: Joodse woorden in de Nederlandse taal, Amsterdam; inclusief ongepubliceerde aanvullingen door de auteursgalle [chal’le] (mv.: -s), challe, gala (Sf.), galla (Sf.): feestelijk, gevlochten witbrood voor sabbat en feestdagen. Twee galles, soms met maanzaad bestrooid als zinnebeeld van overvloed, herinneren aan de dubbele portie manna die elke vrijdagochtend werd gevonden tijdens de veertigjarige zwerftocht door de woestijn. Ze worden bedekt met een galledekje of -kleedje, dat herinnert aan het beschermende laagje dauw waarmee het manna bedekt was en dat de galles aan het oog onttrekt om eerst de lofzegging (kiddesj) over de wijn te kunnen zeggen, schoon brood eigenlijk belangrijker is dan wijn. Vgl. tumpie | < Jidd. challe < Hebr. challo (Sf. challa): ringbrood voor offer. — De Joodse moeder is op Vrijdagmiddag klaar met haar bezigheden, vóórdat de Sabbat begint. De Sabbat kan op z’n vroegst om half vier ingaan, op z’n laatst om zeven uur. Zodra moeder klaar is, dekt ze de tafel en zet alles klaar, wat voor kiddoesj nodig is. Wit tafellaken, daarop twee broden (de bekende challes), over die broden het challekleedje. Eigenlijk moest moeder die zes broden voor de Sabbatmaaltijden zelve maken. Dat deed ze vroeger ook werkelijk. Vóórdat ze op Vrijdag gebakken werden, nam ze er een stukje af en verbrandde het onder het uitspreken van een lofzegging. Dat stukje heet nu eigenlijk challoh, in het Hollands “koek”. Tegenwoordig bakt de bakker al ons brood. In de Joodse bakkerijen wordt dan door de Joodse opzichter van ieder deeg “challoh” genomen en de lofzegging uitgesproken. Toch hebben vele Joodse moeders de gewoonte, om van één der challes op Vrijdagmiddag een bovenste korstje af te nemen en te verbranden. Toen wij nog een tempel hadden, werd dat brok challoh niet verbrand, maar aan de priester gegeven. (M. DE HOND, 1927) Zie ook gal, gallebrood, toonbrood, vlechtenbrood J. Meijer (1984), Tolk van 't olle volk: Joods supplement op het Nieuw Groninger woordenboek van K. ter Laan, Scheemdagalle TL 231: “Gaal, gale = een groot wittebrood (Stad). Gallechien = langwerpig kadetje. Gallechies wòrn ’t lekkerste bie ’n jeudnbakker bakt; jeudngallechies.” Tot zover citaat. Hebr. GALLA = “deeg-offer”. Een door de joodse wet vastgesteld deel van het voor bakken bestemd deeg, dat toen nog de tempel in Jeruzalem bestond, aan de priester moest worden afgegeven. Het woord GALLA Numeri 15:20 “van de eersteling van uw deeg moet ge GALLA afzonderen”. Nog altijd wordt er galla afgezonderd. Het behoort tot de drie voornaamste verplichtingen van de vrouw (mèt het aansteken van het sabbatlicht en de reinigingsvoorschriften bij menstruatie). Dat dit ook voor onze streek gold, bewijst een boekje, dat de godsdienstonderwijzer van Pekela M. M. Cohen Jr. in 1846 te Winschoten liet verschijnen over een Drietal ceremoniële gebruiken der Israëlitische vrouwen. Bij P. S. van der Scheer, een zoon van de befaamde drukker-uitgever te Coevorden. Een vroeg specimen van een drukwerk mèt Hebreeuwse karakters in onze provincie. En ook als zodanig opmerkelijk. Men hield vast aan zulke voorschriften. En in elk geval werden de vrouwen erop geattendeerd. Dit vormt de lexicografische achtergrond van onze JEUDNGALLE, het bekende vlechtbrood. En van het JEUDNGALLETJE, een soort groot kadetje zoals ze bij voorkeur op vrijdagmiddag door de jeudnbakker werden verzorgd. De galles werden op sjabbat gebruikt voor MOUTSE-MAKEN (zie aldaar). H. Beem (1975), Resten van een taal: woordenboekje van het Nederlandse Jiddisch, Assenchalle gevlochten brood voor sjabbat en feestdagen; de naam is ontleend aan het voorschrift om ‘challa’ van het deeg te nemen, d.w.z. een stukje deeg, voor men gaat bakken; vgl. Numeri XV, 19-21. gal bij niet-joodse bakkers voor challe z.a. H. Beem (1974), Uit Mokum en de mediene: Joodse woorden in Nederlandse omgeving, Assengalle < jidd. gevlochten brood voor sjabbat en feestdagen. De naam is ontleend aan het voorschrift “challa” van het deeg te nemen; zie Numeri 15 : 20. Dateringen of neologismen
N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdamchalle gevlochten brood voor de sabbat 1912 [KKU] <Jiddisch Overige werken
Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW. |