de zoetelaar zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: zoe·te·laar Verbuigingen: zoetelaars (meerv.) Verbuigingen: zoetelaartje (verkleinwoord) 1) iemand die levensmiddelen aan de soldaten van een leger levert Voorbeeld: 'Maar de zoetelaar is plots verdwenen achter de wagen. Ineens komt hij vanachter de wagen, grijpt de wachter bij de kr... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/zoetelaar
vleier uitdr.: Voorbeeld: ‘de zoetelaar scheren, afgeven’: vleien - Voorbeeld: ‘Zij was een kwade bette, braaf genoeg, maar niet om haar op de tenen te laten stampen. - Ik begon maar wat te lamoezen en de zoetelaar te scheren, hield staan dat ik haar overal gezocht had’ - Voorbeeld: ‘De pastoor bleef de zoetelaar afgeven... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0026.php