de zitting zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ ˈzɪtɪŋ ] Afbreekpatroon: zit·ting Verbuigingen: zittingen (meerv.) 1) (van een stoel) het gedeelte waar je billen op rusten Voorbeeld: 'een rieten zitting' 2) vergadering van een vaste groep belangrijke mensen Voorbeelden: 'spoedzitting' , 'een zitting van de rechtbank'...
1) Bekleedsel van een stoel 2) Bijeenkomst 3) Buddyseat 4) Cessie 5) Deel van een meubel 6) Deel van een stoel 7) Iets om op te zitten 8) Madjelis 9) Manifestatie 10) Pianokrukje 11) Rechtszaak 12) Samenkomst 13) Seance 14) Sessie 15) Vergadering 16) Wc-bril 17) Zetel 18) Zitgedeelte 1) Bril 2) Bijeenkomst 3) Hangstelling 4) Manifestatie 5) Samenkomst 6) Seance 7) Sessie 8) Stoelzitting 9) Vacatie 10) Vergadering 11) Zadel 12) Zitplaats 13) Zittingsjaar 14) Zittingstijd 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Zitting``] Zie Paardentuig
gedeelte van stoel waar je op zit vb: de zitting van deze stoel is kapot
deel van een stoel waarop het lichaam rust bij het zitten; vergadering; sessie
gedeelte van de betimmering (in het vooronder) waarop gezeten kan worden. Zie ook bezaat.
procesrecht: veelal openbare, mondelinge behandeling van een rechtszaak. ...
Het deel van zitmeubelen waarop men zit