I a de zakenman zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'zakə(n)mɑn ] Afbreekpatroon: za·ken·man Verbuigingen: -nen (meerv.) I b de zakenvrouw zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'zakə(n)vrɑu ] Afbreekpatroon: za·ken·man Verbuigingen: -en (meerv.) iemand die zijn inkomen verdient door te handelen Synoniemen: koopman 4 definities...
1) Aannemer 2) Boer 3) Fabrikant 4) Factoor 5) Firmant 6) Grossier 7) Handelaar 8) Kleinhandelaar 9) Koopman 10) Leurder 11) Leverancier 12) Marktkoopman 13) Neringdoende 14) Ondernemer 15) Opkoper 16) Standhouder 17) Venter 18) Verkoper 19) Vertegenwoordiger 20) Winkelier 1) Beroep 2) Handelaar 3) Handelsman 4) Koopman 5) Neringdoende 6) Ondernemer 7) Winkelier 
wie iets koopt en weer verkoopt vb: hij is een echte zakenman Synoniemen: dealer handelaar koopman
iemand die, vaak op het gebied van handel en industrie, zelfstandig een zaak onderneemt; iemand die zelfstandig, voor eigen rekening een onderneming, bedrijf, zaak runt; iemand die een beroep zelfstandig, voor eigen rekening uitoefen; iemand die in zaken zit; ondernemer; ook iemand die geschikt is om zaken te doen
•iemand die met zakendoen zijn brood verdient. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
koopman