wisselen werkw. Uitspraak: [ ˈwɪsələ(n) ] Afbreekpatroon: wis·se·len Vervoegingen: wisselde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gewisseld (volt.deelw.) het ene geven voor het andere Voorbeelden: 'van baan wisselen' , 'dollars voor euro's wisselen' Synoniem: ruilen (tanden) wisselen (je melkgebit verliezen en er een volwassen gebit... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/wisselen
het een geven voor het ander vb: bij de grens moesten we geld wisselen ze hebben geen woord gewisseld [niets tegen elkaar gezegd] van gedachten wisselen [met elkaar praten om elkaars mening te horen] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=wisselen
•"(onovergankelijk)" veranderen. •"(onovergankelijk)" op een ander spoor overgaan van treinen. •"(overgankelijk)" het een voor het ander nemen of geven. •"(overgankelijk)" groot geld ruilen voor klein geld of geld ruilen voor andere valuta. Gevonden op https://nl.wiktionary.org/wiki/wisselen