voorleggen werkw. Uitspraak: [ 'vorlɛxə(n) ] Afbreekpatroon: voor·leg·gen Vervoegingen: legde voor (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft voorgelegd (volt.deelw.) (een vraagstuk) aan iemand vertellen en zijn of haar mening erover vragen Voorbeelden: 'Deze kwestie wil ik eerst even voorleggen aan mijn collega's.' , 'Wil je ook een vraag... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/voorleggen