vergiftigen werkw. Uitspraak: [ vərˈxɪftəxə(n) ] Afbreekpatroon: ver·gif·ti·gen Vervoegingen: vergiftigde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft vergiftigd (volt.deelw.) doodmaken door vergif Voorbeeld: 'iemand met arsenicum vergiftigen' een vergiftigd geschenk (iets dat een geschenk lijkt maar dat niet altijd is) 'een hogere funct...
1) Aanstoken 2) Bederven 3) Empoisonneren 4) Infecteren 5) Verbitteren 6) Vergeven 7) Verpesten 1) Aanstoken 2) Envenimeren 3) Infecteren 4) Verbitteren 5) Vergeven 6) Vergiften 7) Vermoorden 8) Verpesten 
doden met vergif vb: de tovenaar heeft de prinses vergiftigd
•blootstellen aan een voor het lichaam schadelijke vreemde stof.
door vergif doden