uitpuilen werkw. Uitspraak: [ 'œytpœylə(n) ] Afbreekpatroon: uit·pui·len Vervoegingen: puilde uit (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft uitgepuild (volt.deelw.) bol naar buiten staan Voorbeelden: 'uitpuilende ogen' , 'De kast puilt uit van de rotzooi.' Synoniemen: bol staan puilen 2 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/uitpuilen