de straat zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ strat ] Verbuigingen: straten (meerv.) 1) weg tussen huizen Voorbeelden: 'Ik woon op de hoek van de straat.' , 'op straat spelen' op straat liggen ((van informatie die niet openbaar hoort te zijn) bij iedereen bekend zijn) op straat zetten ((iemand) ontslaan) van de straat houden ((iemand...
1) Aangelegde weg 2) Baan 3) Baan voor voertuigen 4) Beis 5) Boulevard 6) Deel van een dorp 7) Deel van een plaats 8) Deel van een stad 9) Deel van een wijk 10) Deel van een woonplaats 11) Deel van een woonwijk 12) Deel van het adres 13) Geplaveide weg 14) Kaartterm 15) Laan 16) Openbare weg 17) Openbareweg 1) Baan 2) Boulevard 3) Engte 4) Fietspad 5) Nauw 6) Rue 7) Rijbaan 8) Rijweg 9) Steeg 10) Str 11) Straatweg 12) Weg 13) Zee-engte 
weg (toon de herkomst via de etymologiebank)
verharde weg tussen twee rijen huizen vb: in welke straat woon jij?zo kun je niet over straat [naar buiten]hij kwam op straat te staan [werd dakloos, had geen woning meer]dat past precies in zijn straatje [dat past bij zijn opvattingen en plannen]er moet meer blauw op straat komen [meer politie]
Zie `kanaal`.
Weg van zeer plaatselijk belang, gelegen binnen bebouwd gebied.
In de tijd van de fysieke beursvloer was een straat een aantal naast elkaar liggende beurshoeken. Het werd gebruikt om het deel van de beursvloer aan te geven dat was toegewezen aan een bepaalde hoekman.
[verharde weg] - Een straat (uit het Latijn (via) strata) is een verharde weg. Omdat verharde wegen veel in steden voorkwamen, heeft de aanduiding straat een urbane klank. Veel adressen eindigen dan ook op straat. De wegen (de verbindingen tussen de plaatsen) waren vaak onverhard. Werden ze verhard sprak men in Nederland van...
•de wegverharding tussen de huizen in een bewoonde plaats.
[I] weg [II] zee-engte
uitdr.: Voorbeeld: ‘tenden alle straten’: uitgeput, moe, afgemat - Voorbeeld: ‘Was Koornaert zwakzinnig geworden? Hij zag er tenden alle straten uit: zijn wimpers beefden en 't toppeltje van zijn neus zag wit’
weg - Jaar van herkomst: 1210-1240 (CG I 1, 14 )
Vlaams woord voor een korte plank in de buikdenning. Zie ook vullingplank.
Los gedeelte van de scènevloer van ongeveer één meter. Hierin bevinden zich de luiken. Zij worden afgewisseld met valse straten waarin zich geen luiken bevinden.