speculeren werkw. Uitspraak: [ spekyˈlerə(n) ] Afbreekpatroon: spe·cu·le·ren Vervoegingen: speculeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gespeculeerd (volt.deelw.) 1) dingen bedenken die misschien waar zijn of misschien gebeuren Voorbeeld: 'Je kunt er eindeloos over speculeren, maar de tijd zal het leren.' 2) ...
1) Agioteren 2) Gokken 3) Overdenken 4) Theoretiseren 5) Veronderstellen 1) Bouwen 2) Geld steken in aandelen 3) Gissen 4) Gokken 5) Kijken 6) Risicovol beleggen 7) Spelen 8) Verkopen 9) Veronderstellen 
Het kopen of verkopen van effecten om snel een winst te maken. Letterlijk betekent speculeren `ergens naar uitkijken`. ( > beleggen > algemene terminologie)
Speculeren is het nemen van risico's met als doel om relatief hoge winsten te behalen.
gissen; riskant kopen en verkopen (toon de herkomst via de etymologiebank)
Kopen of verkopen van waardepapieren of goederen in de hoop daar geld mee te verdienen als gevolg van prijsveranderingen tussen twee tijdstippen. Misconceptie: arbitrage. Misconceptie: beleggen.
aannemen dat het zo is, terwijl je dat niet zeker weet vb: hij speculeert erop dat ze wel weer bij hem terugkomt Synoniem: gokken
gokken (op)
Het zich bezighouden met zakelijke transacties met de verwachting van winst door veranderingen in de economische situatie.
zie beleggen
gokken op de beurs
Handelen in de verwachting winst te maken door stijging of daling van prijzen.
Bepaalde risico's nemen met als doel het behalen van relatief hoge winsten.
gokken; een bestemming geven aan gespaard of geleend geld, in de hoop op een snelle winst.