sloven werkw. Uitspraak: [ ˈslovə(n) ] Afbreekpatroon: slo·ven Vervoegingen: sloofde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gesloofd (volt.deelw.) lange tijd erg hard en zonder rust werken Synoniem: zwoegen Synoniemen: aanpoten afbeulen afjakkeren afsloven buffelen hard werken kapotwerken pezen ploeteren sappelen zich afsloven zwoegen 3...
1) Aanpoten 2) Afbeulen 3) Afjakkeren 4) Afsloven 5) Beulen 6) Kapotwerken 7) Opschuiven 8) Pezen 9) Ploeteren 10) Sappelen 11) Stropen 12) Tobben 13) Wurmen 14) Zwoegen 1) Aanpoten 2) Afbeulen 3) Afjakkeren 4) Beulen 5) Blokken 6) Buffelen 7) Hard leren 8) Hard werken 9) Kapotwerken 10) Pezen 11) Ploeteren 12) Sappelen 13) Tobben 14) Werken 15) Wurmen 16) Zich afbeulen 17) Zwaar werken 18) Zwoegen 
zware arbeid verrichten, zwoegen (toon de herkomst via de etymologiebank)
hard werken in de huishouding, zonder ooit te rusten vb: haar moeder loopt maar te sloven
(opschuiven, stropen (VD) - Voorbeeld: ‘Dan liet zij zich van de oever in de gracht neêrrobbelen, spouterde er lichtvoetig weer op en terug naar beneden, robbelen dat de rokjes boven haar hoofd sloofden’
hard werken