retrospectief bijv.naamw. Uitspraak: [ retrospɛk'tif ] Afbreekpatroon: re·tro·spec·tief wat betrekking heeft op één of meerdere dingen uit het verleden Voorbeelden: 'retrospectief onderzoek' , 'een retrospectieve tentoonstelling over de jaren zeventig' 3 definities...
1) Terugblikkend 2) Terugziend 
achteraf beschouwend (onderzoek)
terugblikkend (naar het verleden) Voorbeeld: Een retrospectief onderzoek instellen.
Een terugblik op het voorbije werpend. (van het Latijnse retrospicere = terugkijken)