I overlopen werkw. Uitspraak: [ ˈovərlopə(n) ] Afbreekpatroon: over·lo·pen Vervoegingen: liep over (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is overgelopen (volt.deelw.) 1) (van een vat dat vloeistof bevat) zo vol zijn dat de inhoud eruit stroomt Voorbeeld: 'Het bad was zo vol dat het overliep toen ik erin stapte.' 2) (van ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/overlopen
zó vol zijn dat de vloeistof eruit stroomt vb: hij was vergeten de kraan dicht te doen, dus de emmer liep over overlopen van enthousiasme [heel enthousiast zijn] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=overlopen
•tot boven de rand van een vat of dijk gevuld raken. •in de strijd van zijde wisselen. •tweede betekenisomschrijving. •enz. Gevonden op https://nl.wiktionary.org/wiki/overlopen
Voor een ander schip langs varen. Als beide schepen over dezelfde boeg liggen, moet de overloper uitwijken voor de langzamere boot. Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10827