I lelijk bijv.naamw. Uitspraak: [ ˈlelək ] Afbreekpatroon: le·lijk 1) als je iets niet fijn vindt om te zien of te horen Antoniem: mooi zo lelijk als de nacht (erg lelijk) 2) ongunstig Voorbeelden: 'lelijke dingen over iemand zeggen' , 'De toestand ziet er voor ons lelijk uit.' Synoniem: slecht II lelijk bijwoord ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/lelijk
vervelend of naar om te zien of te horen vb: ik vind dat een lelijk gebouw zo lelijk als de nacht [erg lelijk] een lelijke eend [een auto, type Citroën, ook genoemd: deux-chevaux] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=lelijk
uitdr.: Voorbeeld: ‘lelijk doen’: razen - Voorbeeld: ‘Het (kwaad) kwam als hij er 't minst aan dacht, en als hij het voelde opkomen, was het reeds te laat om het nog in te houden. Dan deed hij lelijk; alsof er een ander in hem aan 't batavieren ging’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0015.php