invullen werkw. Uitspraak: [ ˈɪnvʏlə(n) ] Afbreekpatroon: in·vul·len Vervoegingen: vulde in (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft ingevuld (volt.deelw.) 1) (gegevens) opschrijven op een lege plaats in een tekst, of lege plaatsen vullen met gegevens Voorbeelden: 'je naam invullen in een leeg vakje van het gastenboek' , 'een w...
1) Concretiseren 2) Inhoud geven aan 3) Intekenen 4) Nader inhoud geven aan 5) Open plaatsen beschrijven 1) Intekenen 2) Invulling 3) Uitschrijven 
gegevens opschrijven op opengelaten plaatsen vb: wilt u op dit formulier uw naam en adres invullen? Tegenstelling: vrijlaten
Invullen betekent vragen beantwoorden op een papier.
een leeg vak vullen met tekst